DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 140
Honderd en dertiende Jatrgang.
1911
VRIJDAG
16 jUNI.
De drie ülusketiers.
BINNEN LAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Een eourantevurcliieft
Telefoonnummer 3.
FEUILH.BTOKT
ALKMAARSCHË COURANT
VIk
ALKMAAR, 16 Juni.
Een interessante proef is er in Duitschland geno
men, waar tegenwoordig pogingen worden aangewend
om een vereeniging tot oprichting en instandhouding
van een couranten-archief in het leven te roepen.
Kieuw is het denkbeeld niet. "Door historici en
journalisten werd op een dergelijke instelling reeds
herhaaldelijk aangedrongen. Eugène ITatin deed dat
in zijn bekende werk „Les gazettes de Hollande" zelfs
zeer nadrukkelijk. Wat. men er ook van moge zeggen,
aldus betoogt hij daar, de couranten vormen een der
kostbaarste historische bronnen, zoo niet de kost
baarste. De courant is voor de moraal der volkeren
wat de uitvinding van Daguerre is voor de materieele
vormen. En vele couranten, welke thans verloren ra
ken, zullen later wellicht hun gewicht in goud waard
zijn. Is 't dan niet vreemd, dat onze negentiende eeuw
deze kostbare foto's van den tijdgeest laat vernietigen
door den kaashandelaar en den kruidenier? Wanneer
zal men er dan toch eens1 aan gaan denken, een ar
chief, een museum voor couranten op te richten?, vroeg
de heer Hatin.
Ook al gaat men in zijn oordeel niet zoo ver als deze
enthousiaste Eranschmnn, dan nog kan men voor
stander zijn van zijn denkbeeld', dat tot dusverre niet
werd verwezenlijkt. Wel zijn er, ook in ons land, par
ticulieren en instellingen die te hooi en te gras cou
ranten, meestal curiositeitshalve, bewaren en er een
verzameling van aanleggen, wel is ons een archivaris
bekend, die reeds langer dan een halve eeuw aangetee-
kend heeft wat er voor belangrijks uit het leven der
stad door het stedelijk orgaan is bericht (wij behoeven
dezen zelfs niet ver te zoeken!), maar een inrichting,
waar de belangrijkste couranten zorgvuldig en gere
geld worden bewaard1, waar hun inhoud wordt- gecata
logiseerd, zoodat ze. ten allen tijde gemakkelijk kunnen
worden geraadpleegd bestaat er naar ons weten niet.
Er zullen natuurlijk menschen zijn, die liet nut van
een dergelijke instelling niet inzien, die sceptisch te
genover de journalistiek staan, haar beschouwen als
een noodzakelijk kwaad, dat nu eenmaal geduld moet
worden, maar dat vooral niet wetenschappelijk moet
worden behandeld.
Maar van het meerendeel der ontwikkelde lezers
van beschaafde couranten mag een heter oordeel wor
den verwacht. Zij zullen inzien, dat couranten-leggers
bronnen van studie-materiaal kunnen vormen voor ge
schiedkundigen, mits maar wordt in achtgenomen, wat
prof. Brugmaus eergisteren te Leiden in de vergade
ring der maatschappij der Nederland'sehe letterkunde
ook ten aanzien van de litteratuur aanried, voorzich
tigheid. En zij zullen ook wel van meening' zijn, dat
er dagelijks heel wat belangrijk studiemateriaal ver
loren gaat, omdat papieren „eendagsvlinders" het ver
spreiden en omdat het zoo goedkoop aan den man
wordt gebracht.
De Duitsche proef nu heeft dezulken volkomen in
het gelijk gesteld. Die proef strekte zich uit over de
voornaamste Duitsche couranten; alle daarin voorko
mende belangrijke artikelen zouden worden opgetee-
naar
ALEXANDRE DUMAS.
24)
„Al wel, al wel!" riep de koning uit, die deze plicht
plegingen voor de deur had aangehoord, „zeg hem al
leen nog, Tréville, daar hij vermeent tot uw vrienden
te behooren, dat ik ook een der zijnen zou willen zijn;
maar dat hij mij veronachtzaamt, zijnde het nu bijna
drie jaar geleden, dat ik hem het laatst heb gezien, en
nu alleen door hem te verbieden. Zeg hem dat uit
mijn naam, want het zijn van die zaken, die een ko
ning zelf niet zeggen kan."
„Ik dank u, Sire", zeide de hertog, „maar Uwe Ma
jesteit zij verzekerd!, dat het niet altijd diegenen zijn,
die zij elk uur van den dag ziet, die haar het trouwste
zijn."
„Zoo gij gehoord! hebt, wat ik heb gezegd, des te be
ter", zei de koning, tot aan de deur komend. „Ha
zijt gij daar, Tréville! Waar zijn uw musketiers? Ik
had u eergisteren gezegdi, ze mij voor te stellen, waar
om hebt ge het niet gedaan?"
„Zij zijn beneden, Sire, en met uw verlof, zal la
Chesnaye hen gaan zeggen, beven te komen."
„Goed, goed, laat hen onmiddellijk komen; het is
dra acht uur en om negen uur wacht ik bezoek. Ga,
mijnheer de hertog, maar kom vooral terug. Tréville,
kom binnen
De hertog groette en vertrok. Op het oogetiblik dat
hij de deur opende, verschenen de drie musketiers- en
d'Artagnan, door la Chesnaye voorafgegaan, boven
aan de trap.
„Kom nader, dapperen!" zeide de koning, „ik moet
U beknorren."
kend met vermelding van den korten inhoud. Zij
werd genomen gedurende de maand) Januari 1911.
En de resultaten?
In de eerste plaats bleek dat de 60 grootste Duit
sche couranten in een maandl tijds niet minder dan
8454 artikelen bevatten, welke waard waren gere
gistreerd te worden. Daarvan had slechts een vierde
gedeelte betrekking op de politiek.
Volgens deze proef zou, zoo wordt berekend, de oogst
over een geheel jaar ongeveer 67000 verschillende arti
kelen bedragen, welke kort samengevat, zes dikke
boekdeelen zouden vullen.
Men kan zich- voorstellen dat het oprichten en in
standhouden van een couranten-archief dus heel wat
moet kosten. De personen, die het initiatief namen
zullen thans trachten van openbare en bijzondere in
stellingen en particulieren de noodige gelden te krij
gen, teneinde tot oprichting der instelling over te
kunnen gaan, dat gerust oen „persmonument" zou mo
gen worden genoemd.
Wordt hun denkbeeld verwezenlijkt clan zal immers
het werk der beste Duitsche journalisten, evenals dat
der grootste tooneelspelers en beroemdste zangers
(fonograaf en kinematograaf!) voor het. nageslacht
bewaard blijven. Het voetstuk is er het is nu maar
de vraag of het dure standbeeld zelf zal worden opge
richt.
Intusschen leek ons de poging belangwekkend ge
noeg, om er de aandacht eens op te vestigen, nu de
resultaten dezer dagen werden bekend gemaakt.
DE RIJKSMIDDELEN.
Een zeldzaam mooie Mei-maand was het dit jaar
voor de schatkist, zegt de N. Ct. Niet alleen kon een
flink meevallertje worden geboekt voor de successie
rechten, maar ook de minder wisselvallige baten gaven
goede cijfers.
De vergelijking met Mei van verleden jaar toont dit
duidelijk aan. Was- Mei 1910 reeds een gunstige
maand voor de opbrengst van 's Rijks middelen ge
weest, daar toen ruim 7 ton meer werd ontvangen dan
in Mei 1909, de afgeloopen maand overtrof haar
naamgenoot van verleden jaar met een som van
1,873, 344,33, een vermeerdering- die naar wij mee-
nen nog niet, of hoogst zelden, is voorgekomen. De
opbrengst was 17,410,440,915, tegen 15,537,096.585
in Mei 1910.
Bijna alle middelen hebben tot die goede resultaten
medegewerkt. In de vorige maand brachten meer
op dan in Mei 1910 de grondbelasting 182.000, het
personeel 119.000, de bedrijfsbelasting 219.000, de
vermogensbelasting 26.000, de invoerrechten
201.000, van de accijnzen die op het gedistilleerd
60.000, op het- zout 4000, en op 't geslacht 13000,
de belasting op- gouden en zilveren werken 6000, de
zegelrechten 39.000, de registratierechten 112.000,
de hypotheekrechten 20.000, de succesie-rechten niet
minder dan 721.000, de posterijen 149.000, de rijks
telegraaf 42.000 en de--loodsgelden 23.000. Slechts
uit- enkele baten werden luttele bedragen m inde r
ontvangen en wel op den suiker-accijns 45.000, den
wijn-accijns 1000, den bier- en azijn-accijns eveneens
J 1000 en de domeinen 26.000.
Bij een vergelijking van de opbrengst over de eerste
vijf maanden van dit jaar met'die in gelijk tijdperk
van 1910 blijkt, dat alleen minder opbrachten de
De musketiers naderden al buigende; d'Artagnan
volgde hen.
„Hoe duivel, is het mogelijk", ging de koning' voort,
„met u vieren zeven gardes van Zijne Eminentie in
twee dagen tij da buiten gevecht te stellen!.Dat is
te erg,_ mijne heeren! Dat is te erg. Als1 dat zoo
voortging, zou Zijne Eminentie genoodzaakt zijn, zijn
kompagnie binnen drie weken te hernieuwen, en ik,
de edikten in al hun strengheid te doen uitvoeren. Zoo
ééns, bij toeval, daar wil ik niet van spreken, maar ze
ven in drie dagen tij dis, ik herhaal het, dat ia te erg."
„Gij ziet dan ook, Sire, dat zij, vol berouw en leed
wezen, Uwe Majesteit om vergiffenis komen smee-
ken."
„Vol berouw en leedwezen, zoo", zeide de koning,
„ik vertrouw hunne huichelachtige gezichten niet veel,
vooral niet dat' van dien Gaskonjer, die daarachter
staat. Koan eens hier, mijnheer!"
D'Artagnan, die begreep, dat- het kompliment aan
zijn adres was\, naderde, a.an zijn gelaatstrekken de
wanhopigste uitdrukking gevende, die hem mogelijk
was.
„Wel, wel! wat zeidet ge toch, mijnheer de Tréville,
dat hij een knaap was? Het is nog slechts een kind,
niets meer dan een kind. En is hij het, die aan Jus-
sac den geweldigen s-toot heeft toegebracht?"
„En aan Bemajoux die twee andere fraaie stooten."
„Inderdaad?"
„Zonder nog' te rekenen, dat, indien hij mij niet uit
de handen van Biscarat- Lad1 gered", zei Athos, „ik
thans de eer niet zou genieten Uwer Majesteit mijn
zeer onderdanige groeten te brengen."
„Maar, werkelijk, dan is die Bearnees de- duivel zelf,
voor den duivel, mijnheer de Tréville, en op die wijze
zal hij in niet weinig kleedings-tukken gaten maken en
menigen degen breken. En de Gaskonjers1 zijn immers
altijd arm, nietwaar?"
„Sire, ik moet zeggen, dat men nog geen goudmij
nen in hun gebergten heeft ontdekt, hoewel de hemel
zout-accijns 47.000 en de domeinen 36.000, doch
alle andere middelen gaven dit jaar meer, en wel:
de grondbelasting 122.000, de personeele belasting
150.000, de bedrijfsbelasting 347.000, de vermogens
belasting 317.000, de invoerrechten 296.000, de sui
ker-accijns 601.000, die op den wijn 38.000, op het
gedistilleerd 56.000, de bier- en azijnaccijns 15.000,
en die op het geslacht 49.000, de belasting op gouden
en zilveren voorwerpen 4000, de zegelrechten
30.000, de registratierechten 486.000, de hypotheek
rechten i 53.000, de successierechten 193.000, de pos
terijen 360.000, de rijkstelegraaf 101.000, de
staatsloterij 2000 en de loodsgelden 87.000.
Het totaal-generaal over de eerste vijf maanden
van 1911 is 68.985.612.50. In 1910 werd over hetzelf
de tijdperk ontvangen 65.759.391.82, zoodat het. ae-
oi'ès bedraagt 3.226.220.68.
TWEEDE KAMER.
In parlementaire kringen gelooft men niet dat de
Tweede Kamer nog voor het a.s. reces de behandeling-
der Bakkerswet zal hervatten.
Aan de lijst van werkzaamheden zal echter nog een
groot aantal ontwerpen en andere zaken van niet in
grijpenden aard welke afdoening eischen, worden toe
gevoegd.
Het plan bestaat de laatste vier dagen dezer maand
L bestemmen voor het onderzoek der Tariefwet in de
nfdeelingen der Tweede Kamer.
HET VERKEER MET VLIEGTUIGEN.
Men meldt aan de Tel. uit 's-Gravenhage
Naar wij vernemen, heeft de minister van Water
staat het ontwerp van wet tot voorloopige regeling
van het verkeer met vliegtuigen om advies gezonden
naar de overige departementen, daarbij betrokken.
Gemengd nieuws,
AANRANDING.
In verband met de aanranding van een dame in het
bosch van Bredius te Hilversum, is zekere H. aldaar
aangehouden. Ilij is reeds door de dame herkend als
den aanrander. Hij werd door den burgemeester van
Huizen ook gezocht in verband met een gepleegde op
lichting. De man is ter beschikking gesteld van den
Officier van Justitie te Amsterdam.
VOORTVLUCHTIG.
De kellnei' H„ in dienst hij den caféhouder W„ te
Hengelo (O.), is voortvluchtig met medeneming van
een bedrag van ruim 300, toebehoorende aan zijn
patroon. Opsporing en aanhouding wordt verzocht
door den commandant der marechaussee te Hengelo.
OVERREDEN.
Gistermorgen is. het vierjarig kind van P. op de
Hagengracht te Almelo door een vrachtwagen overre
den. Het hoofdje werd geheel verpletterd.
Te Nieuw-Beerta (Gr.) is gisteren vrouw J. II.
onder een wagen geraakt eu gedood-.
VERDRONKEN.
Woensdagavond is te Haarlemmermeer van den ar
beider B., wonende aan den ringdijk nabij Buvgerveen,
een zesjarig jongetje iii de ringvaart- verdronken.
VERPLETTERD.
Woensdag is te Finsterwold de vrouw van den veld-
arbeider TI. in eene sloot onder een neervallende
wagenvracht gebonden roggestroo geraakt, De vrouw
is levenloos uit het water opgehaald'.
ARME KLEINE.
Een driejarig dochtertje van den landbouwer M. te
Gomderen bij Terborg, dat voor eenige dagen in een
hun dit wonderwerk wel verschuldigd is, ter beloo-
ning van de wijze, waarop zij de eischen van den ko
ning, uwen vader, ondersteund hebben."
„Dat wil zeggen, dat het de Gaskonjers zijn, die mij
zelf tot koning hebben gemaakt, dewijl ik de zoon
mijns vaders hen, nietwaar Tréville? Maar het zij zoo,,
ik zeg niet neen. La Chesnaye, doorzoek eens al mijn
zakken, of gij er een veertigtal pistolen in kunt vin
den; zoo ja, breng ze mij dan. En nu, jongeling, ver
haal mij nu eens met de hand op het hart hoe zich een
en ander heeft toegedragen?"
D'Artagnan verhaalde het voorgevallene in alle
kleuren; hoe hij, van blijdschap Zijne Majesteit te zul
len zien, niet kunnende slapen, zijn vrienden drie
uren voor de audiëntie een bezoek was gaan brengen;
hoe zij te zamen naar 't kaatsspel waren gegaan, en
hoe. tengevolge der vrees-, die hij had! laten blijken, een
Lal in het aangezicht té krijgen, hij door Bemajoux
bespot was geworden, die deze scherts bijna met zijn
leven had geboet en de heer de la Trémouille, wiens
schuld het niet was, met liet verlies van zijn hotel.
„Het is wel zoo", mompelde de koning; „ja, de her
tog heeft mij volkomen hetzelfde verhaald. Are kar
dinaal! Zeven mannen in twee dagen tijds en nog
wel zijn getrouwstenmaar hoort gij, heeren, het moet
hierbij blijven, hoort gij? Het is al wel; gij hebt- u
een meer dan voldoende genoegdoening verschaft voor
het gebeurde in de straat Eérou, gij moet nu voldaan
ziju."
„Indien Uwe Majesteit het is", zeide- Tréville, „zijn
wij het."
„Ja, ik ben het", voegde de koning er hij, een hand
vol gouds uit de handen van la Chesnaye nemende en
aan d'Artagnan overreikend.
„Ziedaar", zei-de hij, „een bewijs mijner tevreden
heid."
In dien tijd waren de denkbeelden van trotschheid,
welke in onze dagen gelden, nog niet in de mode. Een
edelman ontving uit 's konings eigen handen een ge
pot met heet water viel, is aan de bekomen wonden
overleden.
HET LAATSTE SPEELHUIS TE AMSTERDAM.
Zooals men weet, traden gisteren den 15en Juni, de
zgn. zedelijkheidswetten in werking,
ITet laatste speelhuis te Amsterdam in de Graven
straat, is niet tot het allerlaatst, opengebleven. Hoewel
er de laatste dagen drukker dan ooit gespeeld werd,
tot diep in den nacht, en het voornemen bestond dat
tot gisternacht voort- te zetten, is reeds eergisterna-
middag de affaire gesloten.
Naar het N. v. d. D. verneemt, is tot deze vervroeg
de sluiting overgegaan, omdat de directie onregelma
tigheden en herrie van de zijde van het spelend pu
bliek op den allerlaatsten avond vreesde.
Dinsdagmiddag kon men dan ook voortdurend de
spelers onverrichterzake en teleurgesteld de Graven
straat zien verlaten.
EEN BRUTALE DIEFSTAL.
Een zeer brutale diefstal heeft in de Stieltjesstraat
te Rotterdam plaats gehad. Daar heeft men op klaar
lichten dag met een koevoet een spoorwagen, die voor
loods 20 op den openbaren weg stond, opengebroken.
Uit den spoorwagen zijn gestolen 3 'blokken tin, ieder
wegende 51.8 kilogram, en een gezamenlijke waarde
van ruim 300 vertegenwoordigende.
DOOR DEN BLIKSEM GETROFFEN.
Tijdens eene zware onweersbui is Woensdagmiddag
de bliksem geslagen in een watermolen, „de Kamper
molen" genaamd, in den veenpolder van Echten, gem.
Lemsterland. De molen is geheel in asch gelegd.
DIEFSTAL MET BRANDSTICHTING?
Gisternacht ontdekte de slager A. Dijkzeul in de
Anthoniestraat te Haarlem, dat er in de achterkamer
van zijn woning brand! was ontstaan. Met behulp van
eenige personen werd, het vuur aan behangsel en gor
dijnen gebluscht, Later bleek den slager dat uit een
ongesloten doos 230 aan bankpapier was verdwenen.
Het vermoeden is dat een inbreker het'geld heeft- weg
genomen en toen met opzet of toeval brand gesticht
heeft.
SPOORWEG GROOTEBROEK—HOORN.
Binnen niet te lang tijdsverloop (men zegt nog in
dit najaar) kan tegemoet worden gezien de openbare
aanbesteding' van den aan te leggen spoorweg van
Grootebroek via Yenhuizen naar Hoorn.
(Hbld.)
DE ZEELIEDENSTAKING.
De stand van zaken heeft te Amsterdam geen noe
menswaardige veranderingen ondergaan, schrijft het
H b 1 d.
De Maatschappij „Nederland" riep per briefkaart
haar menschen op om te komen monsteren. Een deel
der opgeroepenen gaf geen gehoor aan dien oproep en
leverde de kaarten bij den Zeemansbond in.
De „Nederland" en andere maatschappijen gaan
met het reisklaar maken van haar schepen voort en
alle zijn van meening, dat geen vertraging in de eerst
volgende uitreizen gevolg van den toestand zal zijn.
Ter beurze hebben wij, schrijft het blad verder, een
onderhoud met een Amsterdamschen reeder gehad.
Deze schreef het uitbreken van het conflict in de
Amsterdamsche haven aan het drijven der bestuurders
toe. De zeelieden zelf hebben na de jongste verbete
ringen in hun positie in het algemeen zeker te weinig
te klagen, dan dat zij voor de inwilliging van wen-
schen van ondergeschikten aard de risico van staken
zouden willen loopen.
Onze zegsman bleek van het fiasco der beweging
overtuigd. Het zwaarte-punt ligt bij de- maildiensten
schenk in geld', en zulks was hem volstrekt niet tot
oneer. D'Artagnan bergde dan ook de veertig pisto
len in zijn zak, zonder de minste plichtplegingen;
maar integendeel, grootelijks Zijne Majesteit er voor
bedankende.
„Zoo, reeds half negen, verwijdert u nu, want, zoo
als ik gezegd heb, ben ik te negen uur bezoek wach
tende. Ik dank u voor uw trouw, heeren! En ik
kan er op blijven rekenen, nietwaar?"
„O, Sire!" riepen eenparig de vier vrienden, „wij
zouden voor Uwe Majesteit ons in stukken doen hak
ken."
„Goed, goed; maar blijf heel, dat is beter, gij kunt
mij op die wijze nuttiger zijn.... Tréville!" voegde
de koning er half luid bij, terwijl de anderen zich ver
wijderden, „dewijl er bij uw musketiers geen plaats
open is, en wij bovendien, om in dat korps te worden
aangenomen, bepaald hebben, dat men reeds in dienst
moet- zijn geweest, moest gij dien jongeling in de kom
pagnie der gardes van den heer des Essarts, uw
schoonbroeder, inlijven. O, Tréville! Verduiveld! Ik
kan mijn lachen niet inhouden, wanneer ik denk aan
het leelijke gezicht, dat de kardinaal zal zetten; hij zal
woedend zijn, maar dat is mij onverschillig, ik heb het
recht aan mijn zijde."
De koning- groette met de handl den heer de Tré
ville, die vertrok en zich bij zijn musketiers voegde, die
hij met <1 Artagnan bezig' vond, de veertig pistolen on
der elkander te verdeelen.
En de kardinaal, zooals- de koning had gezeg'd, was
werkelijk zoo woedend!, dat hij gedurende acht- dagen
met den koning niet speelde, hetgeen Lodewijk echter
niet belette, hem het vriendelijkste gezicht der wereld
te toonen en telkens wanneer liij hem ontmoette, met
een vleiende, belangstellende stem te vragen: „Wel,
1 we Eminentie, hoe gaat het met uw armen Bema
joux, en met dien armen Jussac?"
(Wordt vervolgd.)