DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No- 151» Honderd en dertiende jgiurgang. 1911 DONDERDAG 29 J U N I. Publieke Werken. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzondeilijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERSLAG v&n het verhandelde in de gister gehouden raadsvergade ring, betreffende het beleid bij de afdeeliug publieke werken. AL&MAARSGHE COURANT De voorzitter zegt, dat; hij eergisteravond in de bus een brief vond van de heeren Glinderman en van Buijsen. Spreker heeft de motie, welke er in bleek te zitten, zoo spoedig mogelijk laten afdrukken teneinde ze tijdig- te kunnen laten rondzenden. Den aanhef van de memorie van toelichting, welke bij de ze motie was gevoegd), las spreker met bijzonder veel sympathie. En al heeft hij geen bezwaar tegen de instelling van een commissie van enquête, gelijk door de voorstellers wordt verlangd, hij voor zich, had lie ver gezien, dat een commissie, zoo deze mocht worden ingesteld, uitsluitend uit deskundigen werd samenge steld, welke dan een uitgebreide volmacht zouden krij gen. Deze commissie van deskundigen zou eerst de heeren Looman en Pot kunnen hooren en dan verder een onderzoek kunnen instellen bij B. en W., bij de commissie van publieke werken, bij de andere leden van den Baad. Spreker wenscht dus een absoluut neutrale commissie. Denkt de meerderheid) van den Baad echter anders, dan zal spreker zich daartegen natuurlijk niet verzetten, daar tenslotte dan toch het zelfde doel zal wox-den bereikt. De heer de Wit verklaart volkomen het gevoel van den voorzitter te deelen. Waar het hier geldt een aanval van den heer Pot op het beleid van den direc teur van gemeentewerken, waarbij ook de commissie van publieke werken en het college van B. en W. zijn betrokken, lijkt het spreker beter geen commissie van leden van den Baad in te stellen, waardoor misschien eenigszins de schijn van partijdigheid zou kunnen worden gewekt. Het lijkt ook spreker beter, dat de zaak geheel bui ten den Baad) om wordt- onderzocht en dat. mag niet afstuiten op het geldelijk bezwaar, immers de zaak is in liet stadium, waarin ze thans verkeert, te ernstig om op te zien tegen de kosten van een onderzoek bui ten de raadsleden om. De voorzitter zegt, dat, zoo de meerderheid van den Baad zich daarmede niet kan vereenigen, hij een commissie van enquête toejuichen zou ook spreker staat op hetzelfde standpunt. De heer Dorbeck herinnert er aan, dat er in den Baad al een zeer zeker onaangename gedacthten- wisseling- over deze zaak is gevoerd. Al heeft spreker de motie der heeren Glinderman en Yan Buijsen niet onderteekend, toch ziet hij tot zijn groote voldoening en tevredenheid, dat er bij alle verschil van gevoe lens, hetwelk zich niet alleen tot. de raadzaal beperkt maar ook daarbuiten, in Alkmaar, bestaat, en eigen lijk al veel te lang bestaat, dat men het er thans over eens is geworden, d'at de zaak zal worden onderworpen aan een commissie van enquête. Spreker juicht dit voornemen toe. Graag had hij de motie onclertee- kend, maar door een toevalligheid1 was. hij in dit voor nemen verhinderd en heeft hij eigenlijk eerst heden ochtend kennis kunnen nemen van deze bijlage. De wethouder, de heer de Wi't, en de voorzitter heb ben gezegd, dat zij hoe sympathiek zij deze bijlage ove rigens ook vinden, liever zouden hebben een commissie van deskundigen. Spreker gelooft niet, dat dit de juiste lijn is, waarin Alkmaars raad zich moet bewe gen. i Het geldt hier het beleid van een hoofdambtenaar en daarom is de raad) in do eerste plaats in meerdere of mindere mate geroepen te onderzoeken de beschuldi gingen, uitgebracht door den heer Pot en het soort van verweer, gelijk spr. het zou willen noemen, van den heer Looman. De raadl dient dan ook, naar spre kers meening, het onderzoek aan zich te houden. Het bezwaar dat tegen de enquête-commissie wordt geop perd is, dat deskundigen zich vrijer zullen bewegen. Spreker gelooft niet, dat hierop de benoeming- van een commissie van enquête behoeft af te stuiten. Immers de voorstellers willen, dat de commissie in overleg zal treden met een of meer deskundigen, bevoegd is zich deze desnoods te assumeeren. En het voordeel is-, dat onder deze omstandigheden de Baad1 de leiding in handen houdt. Eén ding is spreker echter nog niet duidelijk en daarom zou hij gaarne een nader antwoord hebben op de vraag of het de bedoeling' van de voor stellers is, dat het onderzoek zoo uitgestrekt mogelijk zal zijn of alleen zal geschieden op de speciale punten, welke worden genoemd' door den heer Pot. en in het verweerschrift, van den directeur van gemeentewerken. Spreker gelooft dat in het eerste geval een te alge- meene opdracht zou worden verstrekt. Behoudens de ze inlichting kan hij zich overigens uitstekend1 met de motie vereenigen. De heer G li n derman meent, dat het wel van zelf spreekt, dat de commissie bevoegd is zich deskun digen te assumeeren. Het groote voordeel van een enquête-commissie is, dat' zij, wanneer zij de leiding- heeft, het recht heeft, raadsleden en andere personen ter verantwoording te roepen, om te kunnen nagaan op welke wijze de directeur van gemeentewerken zijn taak heeft vervuld] en welke daarvan de gevolgen zijn geweest. De zaak moet buiten B. en W. en buiten de commissie van bijstand voor publieke werken om worden behandeld!, om de eenvoudige reden, dat men wel weet hoe die er over denken. Men moet zorgen zelfs den schijn van partijdigheid te vermijden en de zaak zakelijk in het oog houden, zonder persoonlijk of partijdig te zijn. Er komt nog iets bij. Wie moet de Baad als deskundigen nemen? De Baad staat even goed voor deze moeielijkheidl als de commissie van en quête en het lijkt spreker veel beter dat dit door een^ kleine commissie wordt uitgemaakt, dau dooi den geheelen Baad. Spreker kan hieraan toevoegen dat de lieereu Dor beck en Zaadnoordijk, die aanvankelijk wel eenig be zwaar had, hun sympathie met d'e motie hebben be tuigd terwijl de heer Van der Eeen de Lille hem ge machtigd heeft zijn naam hierbij te noemen. Do heer de Groot zegt-, dat hij met groote ver wondering- het smaadschrift van den heer Pot heeft gelezen. De voorzitter merkt op, dat dit thans niet aan de orde is. De heer de Gr oot zegt dat hij zich in zijn kwa liteit van lid van de commissie van bijstand voor de publieke werken wenscht te. verdedigen. Hij heeft al les op schrift, en het zal niet zoo heel veel tijd in be slag nemen. De voorzitter zegt, dat de motie thans in be handeling- is. De heer de Groot zegt dat hij thans met genoe gen zal zwijgen, als hij dan strakjes maar het woord kan krijgen. De voorzitter wijst er op, dat de Baad den heer de- Groot straks het woord zal kunnen verleenen voor een persoonlijk feit. De heef de Lange meent, dat het beter is het .onderzoek niet op te dragen aan een raadscommissie, doch aan een zelfstandige commissie van deskundigen. Hoe neutraal een commissie van raadsleden ook zal willen zijn, nooit zal zij geheel en al onbevooroordeeld kunnen wezen en zelfs den twijfel moet men in dezen vermijden. Hij is van meening, dat de Baad moet meegaan met het voorstel tot het instellen van een commissie van deskundigen en verklaart, dat gelde lijke overwegingen hier niet van invloed mogen zijn. De heer Pot wijst er op, dat men thans discussi eert over bijlage 53. Er is echter ook nog een bijlage 110. 52 van B. en W. Als hij de behandeling in omge keerde volgorde moet voortzetten, dan wil spr. wel zeggen, dat hij zich volkomen aansluit bij wat de heer de Lange heeft gezegd. Hij zou gaarne een raadscom missie willen uitschakelen. Wat heeft men noqdig? Een practisch- en een theoretisch deskundige, meer niet. Twee deskundigen acht spr. voldoende. Zij kun nen een rapport uitbrengen en als ze 't niet eens zijn, brengt, ieder van hen een rapport uit. De zaak is zoo eenvoudig mogelijk en daarover behoeft men niet veel te spreken. Maar, mijnheer de voorzitter, zegt spr., uw bericht en raad is er ook nog en daarover zou ik thans gaarne een enkel woord willen zeggen, daar ik niet kan veronderstellen, dat het uw bedoeling kan zijn geweest, dat enkel te laten drukken, zonder een bespreking er over te houden De voorzitter zegt dat de motie thans aan de orde is en dat zij overeenkomstig het reglement van orde, thans behandeld moet worden. Als de heer Pot wil kan hij, evenals de heer de Groot, strakjes aan den Baad het woord vragen. Spreker wenscht thans de motie in stemming te brengen. De heer de W i t zegt eerst nog gaarne te willen vernemen wat nu eigenlijk de bedoeling is, daar in de motie steeds wordt gesproken van „een commissie van enquête," waarmede hij zich wel vereenigen kan, in de toelichting daarentegen is alleen sprake van een com missie, alleen uit raadsleden bestaande, waar spreker niet voor is. De heer Glinderman zegt dat het natuurlijk de bedoeling is een commissie van enkel raadsleden te benoemen. De voorzitter wil nog eens doen uitkomen, dat hij zich niet kan voorstellen, dat een raadslid on bevangen tegenover deze zaak staat. Er is reeds zoo veel gebeurd, dat het niet meer mogelijk is in dezen absoluut neutraal te zijn. Bij spreker zit niets anders voor, dit wenscht hij er nog- aan toe te voegen, dan een onpartijdig- onderzoek te bevorderen. De heer Glinderman ziet niet in waarom een raadscommissie niet objectief zou kunnen zijn, wanneer zij heeft de rapporten der heeren Looman en Pot en wanneer zij verschillende personen precies kan laten vertellen, hoe de zaak staat. Is de Baad dan op liet oogenblik wel in staat deskundigen te benoe men De voorzitter zegt dat de Baad best des kundigen kan aanwijzen. Spreker heeft een vijftal op het oog, waaruit een zeer goede keuze zou kunnen worden gedaan. De; heer Glinderman: Daar heb je liet al Laadt u nu reeds niet den schijn van partijdigheid op u? De voorzitter wijst er op, dat de Baad de des kundigen zal kunnen beoordeelen. Verder merkt spr. op, dat wanneer er nu eens een commissie van raads leden wordt benoemd en de heer Looman komt, wat spr. hartelijk hoopt, schoon uit den strijd, wie waar borgt dan, dat de heer Pot zich daarbij zal neerleg gen; Is de waarborg- daarvoor niet veel grooter, in dien het oordeel komt van buitenstaanders? De heer Pot: Mijnheer de voorzitter, u weet, dat ik voor een deskundig onderzoek üen. Maar IJ weet ook, dat uw deskundige, die rapport zal uitbrengen in de zaak der Kanaalkade, met bekwamen spoed daar aan werkt en nu zou ik er wel voor zijn, het heele on derzoek te laten wachten totdat die speciale deskundi ge, ik bedoel den heer Cool uit Botterdam, met zijn rapport gereed is. Misschien vindt' u in dat rapport dan wel een-aanwijzing en die deskundige is1 boven al le verdenking verheven. Ik zou zeggen: laat ons het rapport afwachten en dan later do zaak verder behan delen. Wanneer de zaak buiten een commissie van raadsleden blijft, dan heb ik geen enkel bezwaar voor lang uitstel, maar als er zoo'n commissie van raads leden komt, dan stel ik er wel prijs op, zelf nog lid van den Baad' te zijn als de zaak weer aan de orde komt. De voorzitter zegt het niet gewenscht te vinden, dat de verschijning van het rapport inzake de Handelskade wordt afgewacht. Gesteld' dat het rap port aantoont, dat het werk kan geschieden voor bijv. een tiende deel van de som, welke het plan volgens den heer Looman zou moeten kosten, dan is dat nog maar een op zich zelf staandl feit, In het belang van den heer Looman meent spreker er op te moeten aan dringen, de zaak niet op te houden. Voor diens ge zondheid' is het beslist nadeelig dat de zaak hangende blijft, en hoogst gewenscht, dat er een eind aan komt, hoe het onderzoek ook moge uitvallen. Spreker blijft inmiddels van meening, dat een commissie van des kundigen het meest gewenscht ia. De heer Van den B o s cli zegt, dat allen het er over eens zijn, dat er een onderzoek moet worden ingesteld, hetzij dan geleidi door deskundigen, hetzij door een commissie van enquête. Er moet in deze zaak echter een geest van vertrouwen worden getoond. Spr. kan zich dan ook best voorstellen, dat bij een enquête door de leden volkomen de eerlijkheid en de onpartij digheid wordt betracht;. Waarom een enquête-commis sie gewenscht is? Wel, zoodra er een commissie van deskundigen is benoemd, moet deze gerecipieerd ont vangen worden, de heeren zullen inlichtingen moeten hebben en komen natuurlijk in de eerste plaats terecht bij B. en W. De voorzitter zegt dit absoluut niet met den heer Van den Bosch eens te zijn. Spr. stelt zich den loop der zaak aldus voor: de commissie hoort eerst uit den mond van den heer Pot d'e beschuldiging, gaat dan naar den heer Looman, B. en W. blijven er buiten en de commissie heeft dus gelegenheid om zuiver ob jectief te oordeelen. Een commissie van raadsleden zal vraagpunten moeten ontwerpen. Een commissie van deskundigen is veel vrijer en veel zelfstandiger. De heer Van den Boseli merkt op, dat er geen geformuleerd, scherp omschreven beschuldiging is, slechts een algemeene critiek heeft de heer Pot ge leverd, geen positieve beschuldiging uitgebracht, Is er een commissie van enquête, waarin toch ook deskun digen zitting- hebben, dan kan de voorzitter van die commissie den heer Pot uitnoodigen een scherp om lijnde beschuldiging in te dienen. De voorzitter: Maar kan dan een commissie van deskundigen datzelfde niet doen? Spreker gelooft van wel en meent, dat de raadscommissie best kan worden uitgeschakeld. De heer Glinderman zegt dat een commissie zonder raadsleden dit niet kan. De, heer Dorbeck wijst op het gebeurde te Steenwijk waar het beleid aan de gasfabriek aan dp orde was. Daar heeft toen de, raad een commissie uit zijn midden aangewezen en deze een zeer uitgebreide volmacht gegeven, welke toen deskundigen lieeft be noemd. Het ligt in den aard' der zaak dat bij niet-des- kundigen in zoo'n commissie de meening der deskun digen zal prevaleereq. Men kan de zaak eenvoudig niet uit handen geveli en het gaat niet aan dat des kundigen de zaak zouden beoordeelen naar een gefor muleerde opdracht. Hoe moet die commissie werken? Moet ze misschien met ee nadresboek in de hand van het station komen om den heer Pot op te zoeken? Deze zaak heeft een groote voorgeschiedenis in den Baad gehad en het is, werkelijk niet juist gezien te veronderstellen, dat de Baad' partijdig is. De voorzitter: Dat heb ik ook niet gezegd, mijnheer Dorbeck. De heer Dorbeck Goed', laat ik dan zeggen: dat men de kans zou kunnen loopen, dat de Baad partijdig is. Bij de antecedenten zie ik dit niet in. De voorzitter merkt op alleen te hebben ge zegd, dat de commissie nit. den Baad) tegenover den heer Pot den schijn van partijdigheid zou kunnen hebben. Gesteld echter dat de commissie van en quête een heele serie feiten lieeft te onderzoeken en dat daarbij zijn, waarbij enkele raadsleden betrokken zijn. Welke houden moeten nu die raadsleden aanne men, zoo ze deel mochten uitmaken van de commissie. Spreker blijft er bij, dat voor een objectief onderzoek een commissie van twee of drie deskundigen de mees te waarborgen biedt en al zeggen de heeren neen, spreker zegt met hetzelfde recht ja. De lieer d' e G ro o t zegt dat er te Amsterdam indertijd ook een commissie uit den Baad is be noemd. De voorzitter antwoordt dat, het de vraag is of daar het geval precies hetzelfde is. De heeren Glinderman en Van den Bosch vragen te gelijk het woord, waarop de voorzi tter den hee ren aanraadt kalm te blijven. De heer Van den Bosch zegt, dat wanneer de veronderstelling van den voorzitter ten opzichte van den heer Pot juist mocht zijn, dezè toch niet be hoeft te gelden. Immers de deskundigen zullen in het eene zoowel als in het andere geval inlichtingen kun nen vragen. En wanneer leden der commissie wor den gevraagd', wel die kunnen toch ook wel een eer lijk antwoord geven. Spreker ziet dan ook niet in waarom er in dezen verschil zou zijn. En het lijkt hem beter dat een raadscommissie het onderzoek leidt, voorgaat, rapport uitbrengt. Hij is overtuigd van de onpartijdigheid van een raadscommissie en het gevaar van partijdigheid behoeft niet te worden gevreesd. Herhaalde malen hebben de leden wel eens gezegd: „wij waardeeren dit of dat in den heer Pot," als ze meenden dat hij gelijk had en wanneer ze dachten, dat hij ongelijk had, hebben ze liet ook eerlijk gezegd. De heer Pot kan dan ook wel overtuigd zijn, dat, hoe de zaak ook moge loopen, een enquête-commissie eerlijk en onpartijdig zal wezen. De heer Pot heeft zelf ge zegd, dat het hem onverschillig was, welke commissie ook onderzocht, als er maar een onderzoek wérd inge steld. En de heer Looman heeft zelf om een onder zoek gevraagd. Beide partijen zijn dus tevreden met een commissie uit raadsleden en spreker hoopt dan ook, dat er een meerderheid voor zal zijn te vinden. De voorzitter wil nog eens zijn standpunt uiteenzetten, dat hierop neerkomt: Er zijn verschillen de leden van den Baad', van wie één een zeer ongunsti ge opinie over den heer Looman heeft, anderen, die weinig opinie over den directeur vau gemeentewerken hebben, weer anderen die gunstig over hem denken. Het lijkt spreker uiterst moeielijk, dat de raadsleden hun gevoelens geheel onder stoelen en banken zullen kunnen steken, geheel onbevangen zullen kunnen oor deelen. Dit laatste nu voorkomt men, wanneer men een commissie uit deskundigen bestaande benoemt. Bovendien loopt het onderzoek over technische onder werpen, waarover uitsluitend deskundigen kunnen oor deelen, die niet kunnen worden onderworpen aan liet oordeel van raadsleden. Het is clan ook sprekers Overtuiging, dat men door een commissie van raadsleden in te stellen, een scha kel te veel maakt. De heer Pot zou als deskundige wel willen noo- men den heer Leguit, die bij de nieuwe ambachts school thans ook deskundige is. De voorzitter: Ik zou het toch beter vinden, dat er in het openbaar geen namen werden genoemd. De heer Fortuin: Waarom niet? De voorzitter: „Omdat ik dit beter geschikt acht in een z. g. n. onderonsje (gelach). De heer Dorbeck. zegt dat op het oogenblik slechts de motie in behandeling is. Hij meent de op vatting van den voorzitter te moeten bestrijden, alsof liet hier uitsluitend een kwestie van techniek is. Maar sprekers overtuiging moet het geheele beheer van pu blieke werken worden nagegaan, dé leiding, het adlmi- nistreerend deel kortom, moet het onderzoek zoo ruim mogelijk worden genomen. De beer Pot verwijst naar bijlage 52, die wel niet in behandeling is. De eerlijkheid enz. heeft hij niet bedoeld, hij heeft enkel het oog gehad! op zuiver tech nische kwesties, de behandeling' en het gebruik van materiaal qtc. De voorzitter: Ik geloof niet, dat de heer Pot en ik elkaar ooit zoo goed begrepen hebben als dezen middag. De heer Pot: Wees voorzichtig, mijnheer de voor zitter, bijlage 52 komt nog. De voorzitter brengt in stemming de m o- I i e van de heeren Glinderman en Van Buijsen, die wordt aangenomen met' 9 tegen 4 stemmen. Vóór de heeren: Luiting, de Groot, Zaadhoordijk, v. Buijsen, Glinderman, Van den Bosch, Govers, Portuin en Dorbeck. Tegen de heeren: de Lange, Pot, Meienbrink en de Wit. De voorzitter zegt, dat hij na afloop dér be handeling der reclames in hooger beroep tegen aan slagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1911, zal voorstellen tot de benoeming van leden der commissie over te gaan. De heer de Groot wenscht nu gaarne het woord voor een persoonlijk feit, dat hij als lid der commissie van bijstand vindt in bijlage 52. De voorzitter: Heeft de Baad geen bezwaar, dat de heer de Groot in de gelegenheid gesteld wordt, zich te-verdedigen? De heer Van den Bosch is hier niet tegen, maar zou gaarne in overweging willen geven, nu zoo even werd besloten een commissie van enquête te be noemen, welke al wat in bijlage 52 is gezegd, wat er verder is gedrukt en in couranten is geschreven kan nagaan, dat de heer Pot zoowel als de heer de Groot de discussie over deze zaak thans gingen sluiten. De commissie zal straks worden samengesteld, door den Baad, zij zal ook do commissie van bijstand', zooals de ze de laatste jaren was samengesteld, kunnen hooren en mocht dit niet geschieden, dan kan de heer de Groot zich zelf bij de enquête-commissie aanmelden en alles, wat dé kwestie raakt, daar in behandeling brengen. Daarom wil spreker beide heeren verzoeken: spaart ons al de animositeiten en onaange naamheden, waardoor allicht persoonlijkheden worden gezegd, heete hoofden worden gemaakt en de zaak nog onverkwikkelijker wordt. De heer Pot, zegt spr., krijgt volledig zijn zin, de heer de Groot krijgt gelegenheid te spreken, waarom zullen de heeren dan thans nog spreken? Er is nie mand, die er belang bij heeft, er is geen enkel ge meentelijk of persoonlijk belang bij betrokken, laat ons dat ernstig overwegen. En wanneer de heer de Groot aan den Baadl het woord vraagt, dan wil ik wel verklaren, dat ik daartegen ben, niet omdat ik de zaak in den doofpot wil stoppen, maar omdat, ik den Baad niet wil gebruiken om elkaar persoonlijkheden te zeg gen. De heer de Groot zegt, dat hij toch graag du aanvallen van den heer Pot wil beantwoorden. Als lid der commissie van bijstand, voor welke commissiu hij zich altijd veel heeft geïntereseerd', wil hij zich gaarne tegenover de gemeente verdedigen tegen de be wering-, alsof hij niet het ware lid dei' commissie ge weest is. Wensclit de Baad hem niet het woord te verleenen, dan spijt het hem. Maar hij heeft, wat hij zeggen wil de, opgeschreven. Gaarne zou liij het. gedrukt zien hij wil liet zellf wel laten doen opdat het bekend worde, het publiek er kennis van kan nemen, want hij wenscht een helder licht in deze zaak. De voorzitter wenscht in stemming te bren gen de vraag, of den heer de Groot het woord zal worden verleend'. De heer Dorbeck acht het zeer juist, gezegd, dat do heer de Groot zich tot de commissie kan wen den, waar zijn verdediging meer op haar plaats is en spreker is er tegen dat den heer de Groot op dit

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5