DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No- 151»
Honderd en dertiende jgiurgang.
1911
DONDERDAG
29 J U N I.
Publieke Werken.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondeilijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
VERSLAG v&n het verhandelde in
de gister gehouden raadsvergade
ring, betreffende het beleid bij de
afdeeliug publieke werken.
AL&MAARSGHE COURANT
De voorzitter zegt, dat; hij eergisteravond in
de bus een brief vond van de heeren Glinderman en
van Buijsen. Spreker heeft de motie, welke er in
bleek te zitten, zoo spoedig mogelijk laten afdrukken
teneinde ze tijdig- te kunnen laten rondzenden. Den
aanhef van de memorie van toelichting, welke bij de
ze motie was gevoegd), las spreker met bijzonder veel
sympathie. En al heeft hij geen bezwaar tegen de
instelling van een commissie van enquête, gelijk door
de voorstellers wordt verlangd, hij voor zich, had lie
ver gezien, dat een commissie, zoo deze mocht worden
ingesteld, uitsluitend uit deskundigen werd samenge
steld, welke dan een uitgebreide volmacht zouden krij
gen. Deze commissie van deskundigen zou eerst de
heeren Looman en Pot kunnen hooren en dan verder
een onderzoek kunnen instellen bij B. en W., bij de
commissie van publieke werken, bij de andere leden
van den Baad. Spreker wenscht dus een absoluut
neutrale commissie. Denkt de meerderheid) van den
Baad echter anders, dan zal spreker zich daartegen
natuurlijk niet verzetten, daar tenslotte dan toch het
zelfde doel zal wox-den bereikt.
De heer de Wit verklaart volkomen het gevoel
van den voorzitter te deelen. Waar het hier geldt een
aanval van den heer Pot op het beleid van den direc
teur van gemeentewerken, waarbij ook de commissie
van publieke werken en het college van B. en W. zijn
betrokken, lijkt het spreker beter geen commissie van
leden van den Baad in te stellen, waardoor misschien
eenigszins de schijn van partijdigheid zou kunnen
worden gewekt.
Het lijkt ook spreker beter, dat de zaak geheel bui
ten den Baad) om wordt- onderzocht en dat. mag niet
afstuiten op het geldelijk bezwaar, immers de zaak is
in liet stadium, waarin ze thans verkeert, te ernstig
om op te zien tegen de kosten van een onderzoek bui
ten de raadsleden om. De voorzitter zegt, dat, zoo de
meerderheid van den Baad zich daarmede niet kan
vereenigen, hij een commissie van enquête toejuichen
zou ook spreker staat op hetzelfde standpunt.
De heer Dorbeck herinnert er aan, dat er in
den Baad al een zeer zeker onaangename gedacthten-
wisseling- over deze zaak is gevoerd. Al heeft spreker
de motie der heeren Glinderman en Yan Buijsen niet
onderteekend, toch ziet hij tot zijn groote voldoening
en tevredenheid, dat er bij alle verschil van gevoe
lens, hetwelk zich niet alleen tot. de raadzaal beperkt
maar ook daarbuiten, in Alkmaar, bestaat, en eigen
lijk al veel te lang bestaat, dat men het er thans over
eens is geworden, d'at de zaak zal worden onderworpen
aan een commissie van enquête. Spreker juicht dit
voornemen toe. Graag had hij de motie onclertee-
kend, maar door een toevalligheid1 was. hij in dit voor
nemen verhinderd en heeft hij eigenlijk eerst heden
ochtend kennis kunnen nemen van deze bijlage.
De wethouder, de heer de Wi't, en de voorzitter heb
ben gezegd, dat zij hoe sympathiek zij deze bijlage ove
rigens ook vinden, liever zouden hebben een commissie
van deskundigen. Spreker gelooft niet, dat dit de
juiste lijn is, waarin Alkmaars raad zich moet bewe
gen. i
Het geldt hier het beleid van een hoofdambtenaar
en daarom is de raad) in do eerste plaats in meerdere
of mindere mate geroepen te onderzoeken de beschuldi
gingen, uitgebracht door den heer Pot en het soort
van verweer, gelijk spr. het zou willen noemen, van
den heer Looman. De raadl dient dan ook, naar spre
kers meening, het onderzoek aan zich te houden. Het
bezwaar dat tegen de enquête-commissie wordt geop
perd is, dat deskundigen zich vrijer zullen bewegen.
Spreker gelooft niet, dat hierop de benoeming- van een
commissie van enquête behoeft af te stuiten. Immers
de voorstellers willen, dat de commissie in overleg zal
treden met een of meer deskundigen, bevoegd is zich
deze desnoods te assumeeren. En het voordeel is-, dat
onder deze omstandigheden de Baad1 de leiding in
handen houdt. Eén ding is spreker echter nog niet
duidelijk en daarom zou hij gaarne een nader antwoord
hebben op de vraag of het de bedoeling' van de voor
stellers is, dat het onderzoek zoo uitgestrekt mogelijk
zal zijn of alleen zal geschieden op de speciale punten,
welke worden genoemd' door den heer Pot. en in het
verweerschrift, van den directeur van gemeentewerken.
Spreker gelooft dat in het eerste geval een te alge-
meene opdracht zou worden verstrekt. Behoudens de
ze inlichting kan hij zich overigens uitstekend1 met de
motie vereenigen.
De heer G li n derman meent, dat het wel van
zelf spreekt, dat de commissie bevoegd is zich deskun
digen te assumeeren. Het groote voordeel van een
enquête-commissie is, dat' zij, wanneer zij de leiding-
heeft, het recht heeft, raadsleden en andere personen
ter verantwoording te roepen, om te kunnen nagaan
op welke wijze de directeur van gemeentewerken zijn
taak heeft vervuld] en welke daarvan de gevolgen zijn
geweest. De zaak moet buiten B. en W. en buiten de
commissie van bijstand voor publieke werken om
worden behandeld!, om de eenvoudige reden, dat men
wel weet hoe die er over denken. Men moet zorgen
zelfs den schijn van partijdigheid te vermijden en de
zaak zakelijk in het oog houden, zonder persoonlijk of
partijdig te zijn. Er komt nog iets bij. Wie moet de
Baad als deskundigen nemen? De Baad staat even
goed voor deze moeielijkheidl als de commissie van en
quête en het lijkt spreker veel beter dat dit door een^
kleine commissie wordt uitgemaakt, dau dooi
den geheelen Baad.
Spreker kan hieraan toevoegen dat de lieereu Dor
beck en Zaadnoordijk, die aanvankelijk wel eenig be
zwaar had, hun sympathie met d'e motie hebben be
tuigd terwijl de heer Van der Eeen de Lille hem ge
machtigd heeft zijn naam hierbij te noemen.
Do heer de Groot zegt-, dat hij met groote ver
wondering- het smaadschrift van den heer Pot heeft
gelezen.
De voorzitter merkt op, dat dit thans niet
aan de orde is.
De heer de Gr oot zegt dat hij zich in zijn kwa
liteit van lid van de commissie van bijstand voor de
publieke werken wenscht te. verdedigen. Hij heeft al
les op schrift, en het zal niet zoo heel veel tijd in be
slag nemen.
De voorzitter zegt, dat de motie thans in be
handeling- is.
De heer de Groot zegt dat hij thans met genoe
gen zal zwijgen, als hij dan strakjes maar het woord
kan krijgen.
De voorzitter wijst er op, dat de Baad den
heer de- Groot straks het woord zal kunnen verleenen
voor een persoonlijk feit.
De heef de Lange meent, dat het beter is het
.onderzoek niet op te dragen aan een raadscommissie,
doch aan een zelfstandige commissie van deskundigen.
Hoe neutraal een commissie van raadsleden ook zal
willen zijn, nooit zal zij geheel en al onbevooroordeeld
kunnen wezen en zelfs den twijfel moet men in dezen
vermijden. Hij is van meening, dat de Baad moet
meegaan met het voorstel tot het instellen van een
commissie van deskundigen en verklaart, dat gelde
lijke overwegingen hier niet van invloed mogen zijn.
De heer Pot wijst er op, dat men thans discussi
eert over bijlage 53. Er is echter ook nog een bijlage
110. 52 van B. en W. Als hij de behandeling in omge
keerde volgorde moet voortzetten, dan wil spr. wel
zeggen, dat hij zich volkomen aansluit bij wat de heer
de Lange heeft gezegd. Hij zou gaarne een raadscom
missie willen uitschakelen. Wat heeft men noqdig?
Een practisch- en een theoretisch deskundige, meer
niet. Twee deskundigen acht spr. voldoende. Zij kun
nen een rapport uitbrengen en als ze 't niet eens zijn,
brengt, ieder van hen een rapport uit. De zaak is zoo
eenvoudig mogelijk en daarover behoeft men niet veel
te spreken. Maar, mijnheer de voorzitter, zegt spr.,
uw bericht en raad is er ook nog en daarover zou ik
thans gaarne een enkel woord willen zeggen, daar ik
niet kan veronderstellen, dat het uw bedoeling kan
zijn geweest, dat enkel te laten drukken, zonder een
bespreking er over te houden
De voorzitter zegt dat de motie thans aan
de orde is en dat zij overeenkomstig het reglement
van orde, thans behandeld moet worden. Als de heer
Pot wil kan hij, evenals de heer de Groot, strakjes
aan den Baad het woord vragen.
Spreker wenscht thans de motie in stemming te
brengen.
De heer de W i t zegt eerst nog gaarne te willen
vernemen wat nu eigenlijk de bedoeling is, daar in de
motie steeds wordt gesproken van „een commissie van
enquête," waarmede hij zich wel vereenigen kan, in de
toelichting daarentegen is alleen sprake van een com
missie, alleen uit raadsleden bestaande, waar spreker
niet voor is.
De heer Glinderman zegt dat het natuurlijk
de bedoeling is een commissie van enkel raadsleden te
benoemen.
De voorzitter wil nog eens doen uitkomen,
dat hij zich niet kan voorstellen, dat een raadslid on
bevangen tegenover deze zaak staat. Er is reeds zoo
veel gebeurd, dat het niet meer mogelijk is in dezen
absoluut neutraal te zijn. Bij spreker zit niets anders
voor, dit wenscht hij er nog- aan toe te voegen, dan
een onpartijdig- onderzoek te bevorderen.
De heer Glinderman ziet niet in waarom
een raadscommissie niet objectief zou kunnen zijn,
wanneer zij heeft de rapporten der heeren Looman en
Pot en wanneer zij verschillende personen precies
kan laten vertellen, hoe de zaak staat. Is de Baad dan
op liet oogenblik wel in staat deskundigen te benoe
men
De voorzitter zegt dat de Baad best des
kundigen kan aanwijzen. Spreker heeft een vijftal
op het oog, waaruit een zeer goede keuze zou kunnen
worden gedaan.
De; heer Glinderman: Daar heb je liet al
Laadt u nu reeds niet den schijn van partijdigheid
op u?
De voorzitter wijst er op, dat de Baad de des
kundigen zal kunnen beoordeelen. Verder merkt spr.
op, dat wanneer er nu eens een commissie van raads
leden wordt benoemd en de heer Looman komt, wat
spr. hartelijk hoopt, schoon uit den strijd, wie waar
borgt dan, dat de heer Pot zich daarbij zal neerleg
gen; Is de waarborg- daarvoor niet veel grooter, in
dien het oordeel komt van buitenstaanders?
De heer Pot: Mijnheer de voorzitter, u weet, dat
ik voor een deskundig onderzoek üen. Maar IJ weet
ook, dat uw deskundige, die rapport zal uitbrengen in
de zaak der Kanaalkade, met bekwamen spoed daar
aan werkt en nu zou ik er wel voor zijn, het heele on
derzoek te laten wachten totdat die speciale deskundi
ge, ik bedoel den heer Cool uit Botterdam, met zijn
rapport gereed is. Misschien vindt' u in dat rapport
dan wel een-aanwijzing en die deskundige is1 boven al
le verdenking verheven. Ik zou zeggen: laat ons het
rapport afwachten en dan later do zaak verder behan
delen. Wanneer de zaak buiten een commissie van
raadsleden blijft, dan heb ik geen enkel bezwaar voor
lang uitstel, maar als er zoo'n commissie van raads
leden komt, dan stel ik er wel prijs op, zelf nog lid
van den Baad' te zijn als de zaak weer aan de orde
komt.
De voorzitter zegt het niet gewenscht te
vinden, dat de verschijning van het rapport inzake de
Handelskade wordt afgewacht. Gesteld' dat het rap
port aantoont, dat het werk kan geschieden voor bijv.
een tiende deel van de som, welke het plan volgens den
heer Looman zou moeten kosten, dan is dat nog maar
een op zich zelf staandl feit, In het belang van den
heer Looman meent spreker er op te moeten aan
dringen, de zaak niet op te houden. Voor diens ge
zondheid' is het beslist nadeelig dat de zaak hangende
blijft, en hoogst gewenscht, dat er een eind aan komt,
hoe het onderzoek ook moge uitvallen. Spreker blijft
inmiddels van meening, dat een commissie van des
kundigen het meest gewenscht ia.
De heer Van den B o s cli zegt, dat allen het
er over eens zijn, dat er een onderzoek moet worden
ingesteld, hetzij dan geleidi door deskundigen, hetzij
door een commissie van enquête. Er moet in deze zaak
echter een geest van vertrouwen worden getoond. Spr.
kan zich dan ook best voorstellen, dat bij een enquête
door de leden volkomen de eerlijkheid en de onpartij
digheid wordt betracht;. Waarom een enquête-commis
sie gewenscht is? Wel, zoodra er een commissie van
deskundigen is benoemd, moet deze gerecipieerd ont
vangen worden, de heeren zullen inlichtingen moeten
hebben en komen natuurlijk in de eerste plaats terecht
bij B. en W.
De voorzitter zegt dit absoluut niet met den
heer Van den Bosch eens te zijn. Spr. stelt zich den
loop der zaak aldus voor: de commissie hoort eerst uit
den mond van den heer Pot d'e beschuldiging, gaat
dan naar den heer Looman, B. en W. blijven er buiten
en de commissie heeft dus gelegenheid om zuiver ob
jectief te oordeelen. Een commissie van raadsleden zal
vraagpunten moeten ontwerpen. Een commissie van
deskundigen is veel vrijer en veel zelfstandiger.
De heer Van den Boseli merkt op, dat er
geen geformuleerd, scherp omschreven beschuldiging
is, slechts een algemeene critiek heeft de heer Pot ge
leverd, geen positieve beschuldiging uitgebracht, Is er
een commissie van enquête, waarin toch ook deskun
digen zitting- hebben, dan kan de voorzitter van die
commissie den heer Pot uitnoodigen een scherp om
lijnde beschuldiging in te dienen.
De voorzitter: Maar kan dan een commissie
van deskundigen datzelfde niet doen? Spreker gelooft
van wel en meent, dat de raadscommissie best kan
worden uitgeschakeld.
De heer Glinderman zegt dat een commissie
zonder raadsleden dit niet kan.
De, heer Dorbeck wijst op het gebeurde te
Steenwijk waar het beleid aan de gasfabriek aan dp
orde was. Daar heeft toen de, raad een commissie uit
zijn midden aangewezen en deze een zeer uitgebreide
volmacht gegeven, welke toen deskundigen lieeft be
noemd. Het ligt in den aard' der zaak dat bij niet-des-
kundigen in zoo'n commissie de meening der deskun
digen zal prevaleereq. Men kan de zaak eenvoudig
niet uit handen geveli en het gaat niet aan dat des
kundigen de zaak zouden beoordeelen naar een gefor
muleerde opdracht. Hoe moet die commissie werken?
Moet ze misschien met ee nadresboek in de hand van
het station komen om den heer Pot op te zoeken?
Deze zaak heeft een groote voorgeschiedenis in den
Baad gehad en het is, werkelijk niet juist gezien te
veronderstellen, dat de Baad' partijdig is.
De voorzitter: Dat heb ik ook niet gezegd,
mijnheer Dorbeck.
De heer Dorbeck Goed', laat ik dan zeggen: dat
men de kans zou kunnen loopen, dat de Baad partijdig
is. Bij de antecedenten zie ik dit niet in.
De voorzitter merkt op alleen te hebben ge
zegd, dat de commissie nit. den Baad) tegenover den
heer Pot den schijn van partijdigheid zou kunnen
hebben. Gesteld echter dat de commissie van en
quête een heele serie feiten lieeft te onderzoeken en
dat daarbij zijn, waarbij enkele raadsleden betrokken
zijn. Welke houden moeten nu die raadsleden aanne
men, zoo ze deel mochten uitmaken van de commissie.
Spreker blijft er bij, dat voor een objectief onderzoek
een commissie van twee of drie deskundigen de mees
te waarborgen biedt en al zeggen de heeren neen,
spreker zegt met hetzelfde recht ja.
De lieer d' e G ro o t zegt dat er te Amsterdam
indertijd ook een commissie uit den Baad is be
noemd.
De voorzitter antwoordt dat, het de vraag is of
daar het geval precies hetzelfde is.
De heeren Glinderman en Van den Bosch vragen te
gelijk het woord, waarop de voorzi tter den hee
ren aanraadt kalm te blijven.
De heer Van den Bosch zegt, dat wanneer
de veronderstelling van den voorzitter ten opzichte
van den heer Pot juist mocht zijn, dezè toch niet be
hoeft te gelden. Immers de deskundigen zullen in het
eene zoowel als in het andere geval inlichtingen kun
nen vragen. En wanneer leden der commissie wor
den gevraagd', wel die kunnen toch ook wel een eer
lijk antwoord geven. Spreker ziet dan ook niet in
waarom er in dezen verschil zou zijn. En het lijkt hem
beter dat een raadscommissie het onderzoek leidt,
voorgaat, rapport uitbrengt. Hij is overtuigd van de
onpartijdigheid van een raadscommissie en het gevaar
van partijdigheid behoeft niet te worden gevreesd.
Herhaalde malen hebben de leden wel eens gezegd:
„wij waardeeren dit of dat in den heer Pot," als ze
meenden dat hij gelijk had en wanneer ze dachten, dat
hij ongelijk had, hebben ze liet ook eerlijk gezegd. De
heer Pot kan dan ook wel overtuigd zijn, dat, hoe de
zaak ook moge loopen, een enquête-commissie eerlijk
en onpartijdig zal wezen. De heer Pot heeft zelf ge
zegd, dat het hem onverschillig was, welke commissie
ook onderzocht, als er maar een onderzoek wérd inge
steld. En de heer Looman heeft zelf om een onder
zoek gevraagd. Beide partijen zijn dus tevreden met
een commissie uit raadsleden en spreker hoopt dan
ook, dat er een meerderheid voor zal zijn te vinden.
De voorzitter wil nog eens zijn standpunt
uiteenzetten, dat hierop neerkomt: Er zijn verschillen
de leden van den Baad', van wie één een zeer ongunsti
ge opinie over den heer Looman heeft, anderen, die
weinig opinie over den directeur vau gemeentewerken
hebben, weer anderen die gunstig over hem denken.
Het lijkt spreker uiterst moeielijk, dat de raadsleden
hun gevoelens geheel onder stoelen en banken zullen
kunnen steken, geheel onbevangen zullen kunnen oor
deelen. Dit laatste nu voorkomt men, wanneer men
een commissie uit deskundigen bestaande benoemt.
Bovendien loopt het onderzoek over technische onder
werpen, waarover uitsluitend deskundigen kunnen oor
deelen, die niet kunnen worden onderworpen aan liet
oordeel van raadsleden.
Het is clan ook sprekers Overtuiging, dat men door
een commissie van raadsleden in te stellen, een scha
kel te veel maakt.
De heer Pot zou als deskundige wel willen noo-
men den heer Leguit, die bij de nieuwe ambachts
school thans ook deskundige is.
De voorzitter: Ik zou het toch beter vinden,
dat er in het openbaar geen namen werden genoemd.
De heer Fortuin: Waarom niet?
De voorzitter: „Omdat ik dit beter geschikt
acht in een z. g. n. onderonsje (gelach).
De heer Dorbeck. zegt dat op het oogenblik
slechts de motie in behandeling is. Hij meent de op
vatting van den voorzitter te moeten bestrijden, alsof
liet hier uitsluitend een kwestie van techniek is. Maar
sprekers overtuiging moet het geheele beheer van pu
blieke werken worden nagegaan, dé leiding, het adlmi-
nistreerend deel kortom, moet het onderzoek zoo ruim
mogelijk worden genomen.
De beer Pot verwijst naar bijlage 52, die wel niet
in behandeling is. De eerlijkheid enz. heeft hij niet
bedoeld, hij heeft enkel het oog gehad! op zuiver tech
nische kwesties, de behandeling' en het gebruik van
materiaal qtc.
De voorzitter: Ik geloof niet, dat de heer Pot
en ik elkaar ooit zoo goed begrepen hebben als dezen
middag.
De heer Pot: Wees voorzichtig, mijnheer de voor
zitter, bijlage 52 komt nog.
De voorzitter brengt in stemming de m o-
I i e van de heeren Glinderman en Van Buijsen, die
wordt aangenomen met' 9 tegen 4 stemmen.
Vóór de heeren: Luiting, de Groot, Zaadhoordijk, v.
Buijsen, Glinderman, Van den Bosch, Govers, Portuin
en Dorbeck.
Tegen de heeren: de Lange, Pot, Meienbrink en de
Wit.
De voorzitter zegt, dat hij na afloop dér be
handeling der reclames in hooger beroep tegen aan
slagen in den hoofdelijken omslag, dienst 1911, zal
voorstellen tot de benoeming van leden der commissie
over te gaan.
De heer de Groot wenscht nu gaarne het
woord voor een persoonlijk feit, dat hij als lid der
commissie van bijstand vindt in bijlage 52.
De voorzitter: Heeft de Baad geen bezwaar,
dat de heer de Groot in de gelegenheid gesteld wordt,
zich te-verdedigen?
De heer Van den Bosch is hier niet tegen,
maar zou gaarne in overweging willen geven, nu zoo
even werd besloten een commissie van enquête te be
noemen, welke al wat in bijlage 52 is gezegd, wat er
verder is gedrukt en in couranten is geschreven kan
nagaan, dat de heer Pot zoowel als de heer de Groot
de discussie over deze zaak thans gingen sluiten. De
commissie zal straks worden samengesteld, door den
Baad, zij zal ook do commissie van bijstand', zooals de
ze de laatste jaren was samengesteld, kunnen hooren
en mocht dit niet geschieden, dan kan de heer de
Groot zich zelf bij de enquête-commissie aanmelden
en alles, wat dé kwestie raakt, daar in behandeling
brengen. Daarom wil spreker beide heeren
verzoeken: spaart ons al de animositeiten en onaange
naamheden, waardoor allicht persoonlijkheden worden
gezegd, heete hoofden worden gemaakt en de zaak nog
onverkwikkelijker wordt.
De heer Pot, zegt spr., krijgt volledig zijn zin, de
heer de Groot krijgt gelegenheid te spreken, waarom
zullen de heeren dan thans nog spreken? Er is nie
mand, die er belang bij heeft, er is geen enkel ge
meentelijk of persoonlijk belang bij betrokken, laat
ons dat ernstig overwegen. En wanneer de heer de
Groot aan den Baadl het woord vraagt, dan wil ik wel
verklaren, dat ik daartegen ben, niet omdat ik de zaak
in den doofpot wil stoppen, maar omdat, ik den Baad
niet wil gebruiken om elkaar persoonlijkheden te zeg
gen.
De heer de Groot zegt, dat hij toch graag du
aanvallen van den heer Pot wil beantwoorden. Als
lid der commissie van bijstand, voor welke commissiu
hij zich altijd veel heeft geïntereseerd', wil hij zich
gaarne tegenover de gemeente verdedigen tegen de be
wering-, alsof hij niet het ware lid dei' commissie ge
weest is.
Wensclit de Baad hem niet het woord te verleenen,
dan spijt het hem. Maar hij heeft, wat hij zeggen wil
de, opgeschreven. Gaarne zou liij het. gedrukt zien
hij wil liet zellf wel laten doen opdat het bekend
worde, het publiek er kennis van kan nemen, want hij
wenscht een helder licht in deze zaak.
De voorzitter wenscht in stemming te bren
gen de vraag, of den heer de Groot het woord zal
worden verleend'.
De heer Dorbeck acht het zeer juist, gezegd,
dat do heer de Groot zich tot de commissie kan wen
den, waar zijn verdediging meer op haar plaats is en
spreker is er tegen dat den heer de Groot op dit