DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
hïndërwet7
No. 154
Honderd en dertiende Jaargang,
1911.
MAANDAG
3 JULI.
HINDERWET.
ENGELSCHE BRIEVEV
BINNENLAND.
Musketiers.
De
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
FJBÜÏIjIjBTOr^
ALKMAARSCHE COURANT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat heden op
de gemeente-secretarie ter visie is gelegd het aan hen
ingediende verzoek met bijlagen van J. VERMEU
LEN aldaar om vergunning tot het uitbreiden van
zijne k o f f ie s t r o o.pf a b r i ek, door het plaatsen van een
gasmotor van 6 P. K., ter vervanging van den be
staande» motor van 2 P. K. in het perceel le Kabel-
straat. Wijk F Ho. 20.
Bezwaren tegen deze uitbreiding kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
ZATERDAG 15 JULI e.k., 's-voormiddags te elf urn
en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie
dagen vóór gemelden dag kan de verzoeker en hij, die
bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de terzake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Alkmaar, 1 Juli 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen .ter algemeene kennis, dat heden op de
gemeen te-secretarie ter visie is gelegd het aan hen in
gediende verzoek met bijlagen van G. VAK TIL, al
daar, om vergunning tot het oprichten van een lood
gieter.-.- en zinkwerkerswerkplaats in het perceel Rit-
m voort wijk A. Ho. 7.
Bezwaren tegen deze oprichting kunnen worden in
gediend ten raadhuize dezer gemeente, mondeling op
ZA1LLDAG 15 J1 1.1 e.k., s-voormiddags te elf uur
en schriftelijk vóór of op dien tijd. Gedurende drie
dagen vóór g-emelden dag kan de verzoeker en hij, die
bezwaren heeft ingebracht, op de secretarie dezer ge
meente van de terzake ingekomen schrifturen kennis
nemen.
Alkmaar, 1 Juli 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Londen, 30 Juni 1911.
De menscli herademt op liet oogenblik, na de drukte
der kroningsweek, waarin Londen of liever de Londe-
iiaars elkaar opwonden over alles wat ze wilden zien,
zouden zien en konden zien. Men weet, dat de stad al
weken lang langs de straten en de pleinen, die de Ko
ning1 zou doortrekken, betimmerd was; na de timmer
lui kwamen de behangers, die het hout listig verstop
ten onder katoen of zijde, of zelfs fluweel van alle mo
gelijke en, helaas, onmogelijke kleuren. Dag aan
dag kwamen de boeren, burgers en buitenlui uit Lon
don's voorsteden en omliggende gemeenten met vrouw
<m kinders het fraais bekijken, in steeds dichter drom
men, die bovendien nog vermeerderd werden door on
telbaar veel vreemdelingen en buitenlanders.
Om ons in goede stemming te brengen hielden de
voorstanders en voorstandsters van vrouwenkies- en
stemrecht den Zaterdag' vóór de kroning een grooten
optocht, waaraan tusschen de veertig- en vijftigdui
zend raenschen deelnamen. Daar nu 's Zaterdagsmid-
dags hier kantoren en fabrieken stil staan, winkels
gcsloteii worden, terwijl 's Zaterdags zoowat elke
school vacantie geeft, kan men begrijpen hoe onbe
schrijfelijk vol het toen was. Eeii half uur nadat het
laatste der rijtuigen, die den optocht besloten, ver-
dwenen was, waren de treinen van de ondergrondspo-
ren nog zoó vol, dat men er drie tot vier voorbij moest
laten gaan, omdat er eenvoudig geen menscli meer bij
kon. En gedurende dat wachten werd elk perron der
tusschenstations weer zóó vol, dat de directie eenvou
dig naar elk dier stations geheel leege treinen zond,
die achtereenvolgens de wachtende reizigers meena
men. En dat ging zoo uren achter elkaar door.
Nu was die optocht buitengemeen mooi. Een aan
tal dames stelden beroemde vrouwen uit de geschiede
nis voor, een groote, historische groep. Anderen had
den lipt yerpleegsters-costuum aan of liepen in docto
rale toga's: en overigens waren ze bijna allen in het
wit gekleed, eenvoudig en smaakvol, wat een aller
aardigst effect maakte. De stoet lieeft een zeer die
pen indruk gemaakt en, als men niet reeds vooraf ze
ker ware geweest dat het vrouwenkies- en stemrecht
oor bet Parlement hier weldra zal worden ingevoerd,
zou deze uitstekend georganiseerde reusachtige betoo
ging ongetwijfeld een krachtigen stoot aan de bewe
ging- hebben gegeven.
Een politie-agent merkte op: deze betooging is veel
belangrijker dan de kroningsoptocht en ik sprak hem
niet -tegen. Hij noch ik hadden den kroningsoptocht
gezien, al wat we er van kenden was de afzichtelijke
versiering van straten en huizen, later gevolgd door
een schamele illuminatie, waar ik verder niet bij stil
behoef te staan. Ook is bet niet noodig- verder over
den stoet en zijn praal uit te weiden, doch wel is het
wensclielijk even de beteekenis van dit feest in het al-
g'ouiGen tian te roeren. JVIen moet het in vier deelen
verdeelen: eerst de eigenlijke kroning, waarbij Koning
George en Koningin Mary aan den oenen kant een
schakel voegden in den historischen keten door de
Britsdie monarchie gevormd, een keten, die zich over
eeuwen uitstrekt en welke nieuwe schakel alleen waar
de krijgt door het groote aantal dat er aan vooraf
ging, zoonis de ouderwetsclie kroningsdienst deed uit
komen.
Aan den anderen kant moest liet reusachtig' gevolg
i an buitenlandsche Luropeesdie en Aziatische vorsten
en vorstinnen aan „het volk" begrijpelijk maken, wel
ke plaats de Britsche souvereiu in de wereld inneemt.
liet: tweede deel moet ook weer in twee onderdeelen
gesplitst worden. In het eerste zag men het Britsche
Koningspaar met een gevolg- van de ministers dei-
verschillende zelfbestur'ende koloniën en van de Indi
sche vorsten enz., die aan Groot-Britannië onderwor
pen zijn. Met dat gevjolg reden zij langs de vorstelijke
vertegenwoordigers eter vreemde mogendheden; met
dat gevolg en met detachementen van alle legerafdee-
lingen en alle wapens.
Het tweede onderdeel vormde de vlootrevue; die
diende om den vreemden bezoekers Groot-Britanniij's
macht ter zee te toonen, zooals het eerste die macht
te land als 't ware symboliseerde.
Het derde deel is de tocht van Koning en Koningin
naai de City: een dienst in de hoofdkerk, de St. Paul's
kathedraal, en een luncheon in de Gildenhal, als gas
ten van het gemeentebestuur der City. Hier verdwijnt
het politieke en militaire element zoo goed als geheel
en treedt de souverein op als hoofd van den grootsten
en machtigsten handelsstaat der wereld. Als zoodanig
beteekent Groot-Britannië dan ook het meeste, in elk
opzicht. Al die militairen en oorlogsschepen zijn
franje, volgens den een noodig, volgens den ande;
overblijfselen uit een grauw en onbeschaafd verleden.
Het vierde deel eindelijk, ook al weer een symbool,
is het bezoek van Koning en Koningin met hun
kroost aan Crystal Palace, waar zij als g-astheer en
gastvrouw optreden van 100.000 kinderen van het volk.
Honderd treinen voeren elk duizend aanstaande onder
danen van den jongen Prins van Wales aan. Het ge
heele treinenverkeer in hfet zuiden van Londen staat
stil, elk kind brengt zes uren door in-de ruime tuinen
van Londensch gewezen Paleis van Volksvlijt en elk
bewaart zijn leven lang een prettige herinnering aan
de wijze waarop bet in aanraking kwam met de demo
cratische zijde, de meest moderne van het eeuwenoude,
traditioneele, door en. döor ouderwetsche Britsche ko
ningschap.
Dat het in Londen in de kroningsweken druk was
en is met allerlei festiviteiten, partijen, recepten, di
ners, bals enz. spreekt van zelf. Al is het niet interes
sant genoeg daarover te schrijven, wil ik toch een©
uitzondering- maken omtrent één bijzonderheid, die
mijne,lezeréssen zal interesseeren. De R.-K. aarts
bisschop Bourne hield in zijn paleis een receptie ter
et-re van s Pausen vertegenwoordiger, Monsigneur
Grasvito di Belmonte.
Au heeft Z. II. de Paus indertijd den wensch te
k< mien gegeven, dat dames bij plechtige gelegenheden
geen hoed, doch de Spaansche mantilla over het hoofd
zouden dragen en ook de aartsbisschop had op de invi
tatie-kaarten voor zijne receptie eene aanwijzing daar
omtrent laten drukken. Zoo doende zag men gen
gnoot aantal dames naar het aartsbisschoppelijk paleis
rijden of wandelen, met genoemden zeer on-Engel-
schen hoofdtooi.
Men zag dan ook slechts zeer weinig dameshoeden
dragen. Om bekende redenen waren verreweg de
meeste dames in het zwart gekleed en de statige En-
gelsche vrouwen, vooral als ze grijs zijn, staat dit goed.
Juist, de zwarte kanten mantilla deed het grijze haar
mooi uitkomen. Ai en toe zag men een grijs zijden
of -satijnen japon en ook een enkele mantilla van
witte kant; doch zwart was de meest gedragen kleur.
Dat de Katholieke leden van het ministerie, zooals
Lord Oranard en de heer Runciman, de minister van
Onderwijs, de receptie bezochten, spreekt van zelve.
In verband met de kroning kwam, naar men weet,
Prins Hendrik over. Hij bevestig'de ook nu den zeer
aarigenamen i nd rukdien hij reeds op dn Nederland-
sch-e kcjonie in Londen gemaakt had. Doch ook zijn
bezoek aan de Nederlandsch© afd'eeling- der rubber-
tentoonstelling zal landgenooten, die dat hijwoonden,
niet spoedig uit de herinnering gaan. De Prins nam
elk onderdeel hoogst nauwkeurig op en liet zich alles
tot in de kleinste bijzonderheden uitleggen door de
verschillende leden der tentoonstellings-commissie,
zooals mr. Swart, de lieeren van Hemert en Moens, dr.
1 romp de Haas. Ook de heeren Musly (W-eis-e ©n Co),
Merens, Craandijk (de Bussy) en anderen zagen dat
<k Prins waarlijk veel belang stelde in de zaken en er
van op de hoogte was- ook. Dit bleek onder anderen
uit een opmerking, die ik hem hoorde maken tegen
den heer Craandijk, dat diens firma, J. H. de Bussy
te Amsterdam, zich zoo bijzonder verdienstelijk maakt
met uitgaven op mercantiel-koloniaal gebied.
naar
ALEXANDRE DUMA8.
37) _o-
„Dèi weet ik zelve nog niet."
„Dan zal ik het weten."
„Hoe dat?"
„Ik zal wachten, totdat gij er uit komt."
„In dat geval, vaarwel!"
„Waarom?"
„Ik heb u niet ïioodig."
„Maar gij hebt mij gevraagd u een arm te geven.
„Ik heb om de hulp eens edelmans, maar niet de be-
loering eens spions verzocht."
„Gij zijt hard."
„Hoe noemt men hen, die do lieden tegen hun wii
volgen
„Nieuwsgierigen."
„Dat woord is te zacht."
„Welaan, juffrouw! Tk zie wel, dat men zich aan u
moet onderwerpen."
„Waarom hebt gij u de verdienste ontzegd, zulks
onmiddellijk te doen?"
„Is het er dan niet eene, berouw te hebben?"
„En hebt gij wezenlijk berouw?"
„Dat weet ik zelf niet; maar wat ik weet, is, dat ik
u beloof, alles te zullen doen, wat gij begeert, indien
gij mij veroorlooft u te vergezellen tot daar waarheen
gij gaan wilt."
„En zult gij mij daarna verlaten?"
„Ja."
„Zonder mij verder te bespieden?"
„Ja."
„Op uw woord van eer?"
„Op mijn woord van edelman!"
„Geef mij den arm en laat ons gaan."
D Artagnan bood zijn arm aan juffrouw Bonacieux,
die, halt iaehende, half bevende, hem aannam. Bei
den bereikten alzoo het einde der straat la Harpe.
Daar scheen de jonge vrouw te aarzelen, zooals in de
straat augirard. Echter meende zij aan zekere ken-
teekeneu een deur te herkennen en die deur naderende
zeide zij
„Hier, mijnheer, is liet, waar ik zijn moet; duizend
maal dank voor uw vereerend gezelschap, dat mij ge
vrijwaard heeft voor al de gevaren, waaraan ik alleen
zou zijn blootgesteld; het oogenblik is nu gekomen,
uw woord te houden. Ik ben ter plaatse mijner be
stemming."
„En hebt gij, terugkeerendc, niets meer te vreezen?"
„Niets anders dan de dieven."
„Is dat dan niets?"
j„Wat kunnen zij mij ontnemen? Ik heb geen pen
ning iu mijn zak."
„Gij vergeet dien fraaier), met een wapen gebor-
duurden zakdoek."
„Welken
„Dien ik aan inv voeten gezien en in uw zak heb
gestoken."
„Zwijg, zwijg, ongelukkigeriep de jonge vrouw;
„wilt^gij mij iu liet verderf storten?"
„Gij ziet wel, dat er nog gevaar voor u aanwezig
is; \vant één enkel woord doet u beven en gij bekent,
dat indien hetzelve gehoord werd, gij verloren zoudv
zijn. O! kom juffrouw!" ging' d'Artagnan voort, hare
hand nemende en op haar een gloeienden blik vesti
gende. „Kom, wees edelmoediger, stel in mij vertrou
wen; liebt gij dan niet in mijn oogen kunnen lezen,
dat alleen van liefde en toewijding aan u, mijn "hart
is vervuld?"
„O, ja!" antwoordde juffrouw Bonacieux, „vraag
mij daarom ook naar mijn geheimen en ik zal ze u
zeggen; maar die van anderen, dat is iets anders."
„Het is wel", zeide d'Artagnan, „ik zal ze ontdek
ken; opdat deze geheimen invloed op uw leven kun
nen hebben, moeten die geheimen de mijne worden."
„Wacht er u wel voor!" riep de jonge vrouw, met
een einst, die d Artagnan onwillekeurig een huivering
op liet lijf joeg. „O! bemoei u met niets, wat mij be
treft; tracht mij niet te helpen in hetgeen ik wil ten
uitvoer brengen; ik vrgag u dit, in naam van het be
lang, dat ik u inboezem, in naam van den dienst, wel
ken gij mij hebt bewezen en dien ik zoo lang ik leef,
niet zal vergeten. Geloof liever aan hetgeen ik u zeg.
Bemoei u niet meer met mij, laat ik voor u niet meer
bestaan en laat liet zijn, alsof gij mij nimmer gezien
hebt."
„Moet Aramis even zoo doen als ik, juffrouw?"
vroeg d'Artagnan verstoord.
Ziedaar reeds twéé of drie malen, dat gij dien
naam hebt genoemd, mijnheer I Ik heb u echter ge
zegd, dat ik hem niet kende."
„Kent gij hem niet, aan wiens venster gij hebt ge
klopt Kom juffrouw! Gij beschouwt mij toch niet
voor al te lichtgeloovig?"
„Beken, dat liet is, om mij uit te hooreii, dat gij
dien ïjaam en die historie verzint."
„Ik verzin niets, juffrouw, ik, spreek de zuivere
waarheid,"
„En gij zegt, dat een uwer vrienden in dat huis
woont?"
„Tk zeg en herhaal het voor die derde maal in dat
is woont mijn vriend en die vriend heet Aramis."
„Dit alles zal zich later ophelderen," sprak nu de
jonge vrouw; „zwijg er nu over, mijnheer!"
„Indien gij in mijn hart kondt lezen," zei d'Artag
nan, „zoudt gij er zooveel nieuwsgierigheid in zien,
dal gij medelijden met mij zoudt- gevoelen en zo#veel
liefde, dat gij onmiddellijk die nieuwsgierigheid zoudt
voldoen. Men heeft niets te yreezen van hen, door
wie men woïdt bemind,"
..Gij spreekt al zeer spoedig- van liefde, mijnheer,"
zeide de jonge vrouw, het hiJofd schuddende.
„Het is, omdat nyg de liefde eensklaps overvallen is,
en voor de eerste maal, en omdat ik nog geen twintig
jaar oud ben."
De jonge vrouw zag hem van terzijde aan.
„Luister, hernam d'Artagnan, „ik ben reeds op het
spoor. Drie maanden geleden, had ik bijna -een twee
gevecht aangegaan met Aramis, uit hoofde van een
zakdoek, op dien gelijkende, welken gij die vrouw hebt
vertoond, die zich in zijn kamer bevond, en die, ik
ben er zeker van, even zoo gemerkt was."
„Mijnheer!" zeide de jonge vrouw, „gij verveelt mij
<»i'g, dat verzeker ik u, met al die praatjes."
„Maar gij, juffrouw, die zoo voorzichtig zijt, zoudt
gij, Wanneer gij met dien zakdoek werd aangehouden
HET BEZOEK VAN PRESIDENT FALLIèRES.
Zaterdag- is te Amsterdam aangekomen een detache
ment van het 10e reg. inf. uit Haarlem, sterk 150
manschappen, ten einde dienst te doen bij de komst
van den President der Fransche Republiek. Tot het
zelfde doel zouden heden komen een eskadron
huzaren'en ongeveer 1500 manschappen van liet wapen
der infanterie.
Ook van Amersfoort zijn naar Amsterdam vertrok
ken een bataljon van het 5e regiment infanterie, een
vierhonderd man sterk, ondter commando van luite
nant-kolonel H. J. Indeweij, en een peleton van het 1e
regiment huzaren.
De stoet, waarmede de Koningin, de Prins en Pre
sident Eallières met- wederzijdsch gevolg te 's-Graven-
hage zullen rijden van het Staatsspoor, bij aankomst,
naar liet Koninklijk Paleis en 's avonds van het Pa
leis naar het lornooiveld, waar de taptoe wordt gehou
den en van daar weer naar het Staatsspoorstation
voor het vertrek, zal uit ongeveer 50 personen bestaan,
ongerekend de detachementen bereden politie, mare
chaussee en huzaren, di© voor, in en tot sluiting van
den stoet mederijden.
INDISCHE BEGROOTING.
Lit liet ontwerp van de Indische begrooting' voor
1912 dat thans is gepubliceerd, blijkt, dat de dienst
over 1910, waarvoor een nadeelig saldo was geraamd
van f 6,568,358 na aftrek van de uitgaven voor de
economische ontwikkeling, een voordeelig saldo heeft
opgeleverd van f 11,566,479.
De dienst over 1911, waarvoor een nadeelig saldo
van 245/2 millioen was geraamd, wordt nu verwacht
met een tekort van f 10,750,000 te zullen sluiten, ten
gevolge van hoogere inkomsten uit belastingen (41 2
millioen) en uit de bedryven (8l/2 millioen).
De begrootingscijfers voor 1912 zijn
Uitgaven f 262,414,061.
Inkomsten f 231,543,910,
ongerekend 21 millioen voor voorstellen, waaromtrent
het overleg met de regeering in Nederland nog' niet
is afgeloopen.
Voor buitengewone uitgaven is uitgetrokken 25,8
millioen; voor economische uitgaven I01/4 millioen.
Het totaal der Indische schuld zal gestegen zijn tot
104s millioen. waarvan 57i/? millioen gedekt is door
vroegere leeningen.
Voorgesteld wordt een leening van 41'/2 millioen
aan te gaan.
De opbrengst der producten wordt geraamd op 15
millioen.
Aangevraagd wordt f 1,018,000 voor aanleg van
spoorwegen op Zuid-Sumatra, 3 ton voor lotsverbete
ring van inlandsche ambtenaren, D/2 ton voor de in
lijving van Pegatan Koesan, en 2 ton voor afkoop
van lieerendiensten.
Gemengd nieuws.
UIT SCIIERMERHORN.
Bij Kon. Besluit is aan onzen Burgemeester, den
heer K. Rodenburg, op zijti verzoek met 1 Juli eervol
ontslag verleend.
Het zal Z.Ed. Aehtb., die zooveel jaren aan deze ge
meente verbonden was en waaraan hij zijn beste
krachten en gaven naar vermogen heeft gewijd- moeite
gekost hebben tot dit besluit te komen. Zijn liooge
leeftijd is daartoe wel aanleiding geweest.
Onze beste w-enschen vergezellen hem in zijn verder
leven als ambteloos burger.
niet in gevaar verkeer-en?"
„Waarom zou het naamcijfer het mijne niet zijn 0.
B. Constance Bonacieux?"
„Oi Camille de Bois-Tracy?"
„Stil mijnlieer, nogmaals stil! Maar, dewijl de ge
varen, die ik voor mij zelve loop, u niet weerhouden,
denk dan aan die welke gij kunt loopen."
„Ik
„Ja, gij! Gij waagt in de gevangenis t-e komen, gij
waagt zelfs uw leven, door mij te kennen."
„Dan verlaat ik u niet meer."
„Mijnheer smeekte de jonge vrouw, met gevouwen
ilanden, „mijnheer, in hemelsnaam, op nw eer als
krijgsman en uw beleefdheid als edelman, ik bid u, ver
wijder u! Hoor, daar slaat het middernacht, het Uur,
waarop me mij wacht."
„Mejuffrouw!" zei de jongeling zich buigende, „ik
kan niets aan haar, die mij op deze wijze een verzoek
doet, weigeren; wees gerust, ik verwijder mij."
„En gij zuil mij niet volgen, mij niet bespieden?"
„Tk ga onmiddellijk naar huis."
„O, ik wist wel, dat gij een braaf jongeling waart,"
riep juffrouw Bonacieux, hem de eene hand toereiken
de, terwijl zij de andere op den klopper der kleine, bij
na onzichtbare deur van den muur, voor welken zij
stonden, legde.
D Artagnan greep de hand, die men hem aanbood
en drukte er vurige kussen op.
„Oik had u liever nooit gezien!" riep d'Artagnan
met die eenvoudige heftigheid uit, welke de vrouwen
gewoonlijk boven een gemaakte wellevendheid verkie
zen, omdat zij de inwendige gedachte bloot legt en
ten bewijs strekt-, dab het gevoel het verstand be-
heerscht*
„Welnu," hernam juffrouw Bonacieux met bijna
vleiende stem en de hand van d'Artagnan drukkende,
die de hare nog vasthield, „welnu, ik wil dan zeggen
wat heden is uitgesteld, is voor het vervolg niet verlo
ren. Wie weet of, indien ik eenmaal van mijn geheim
ontheven zal zijn, ik uw nieuwsgierigheid niet zal vol
doen."
Wordt vervolgd.