DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
BargmodscM te Altaar.
Mo. 156
Honderd en dertiende Jaargang.
1911.
WOENSDAG
5 JULI.
Handetsavoiidcursus
r.
IIIN NE.NL A JV D.
tijdelijk ieeraas*
De drie üsusketie^ii*
6
feïüilijB t oi\r
ALKM
aan de
Voor de afdeeling Handelsonderwijs aan de
Itnrgeravondscliool wordt opgeroepen een
voor de Bfederlandsche taal en correspondent
tie, 9 mar per week, op eene belooning van 1 1,50
per werkelijk gegeven lesuur. I
Inzending van stukken aan de Commissie van Toe
zicht op het Middelbaar Onderwijs, p. a. den Directeur
der Burgeravondschool alhier, vóór of op den 8 Juli 1911.
De aandacht van belanghebbenden wordt gevestigd
op het bepaalde bij art. 25 laatste lid der wet op het
Middelbaar onderwijs.
if In de vorige advertentie staat bij salaris
abusief vermeld per wekelijks gegeven lesuur; dit moet
zijn per werkelijk gegeven lesuur.
ALKMAAR, 4 Juli.
Marokko is weer actueel geworden zegt de Temps
en het blad voegt er aan toe: „Zoodra Marokko op
het speelplan verschijnt heeft het wereldtheater een
volle zaal."
Blijft men bij dit beeld, dan kan men er aan toe
voegen, dat er op het tooneel zooeven een coup de the
atre is ondernomen en dat daardoor de belangstelling
in het Marokko-spel dat een tooneelspel is, daar
het einde droef zal wezen is gestegen. In verband
met die wederom gewekte belangstelling geven we
bier nog eens een korte uiteenzetting van hetgeen er
aan het stadium, waarin de Marokkaansche kwestie
thans verkeert, is voorafgegaan. We moeten begin
nen bij het voorjaar 1904 toen de beide mogendheden
frankrijk en Engeland het eens waren geworden over
een reeks bestaande geschilpunten, -omdat beiden het
beter hadden gevonden samen te gaan dan met elkaar
te concurreeren. Frankrijk deed o.a. afstand van zijn
rechten op Egypte en Nieuw-Zeeland en kroeg in ruil
daarvoor de toezegging dat Engeland de republiek
geen stroobreed in den weg zou leggen bij de „péné
tration pacifiqueen bij hiermee gepaard gaande ad
ministratieve, economische, financieele en militaire
hervormingen. Om van Spanje geen tegenwerking te
krijgen werden ook aan dit land offers gebracht.
1 oen maakte Frankrijk -een begin met de vreedza
naar
ALEXANDRE DUMAS.
39) _0_
Wat de man betreft, deze droeg het musketiersge
waad. De kap der vrouw hing over haar aangezicht;
de man hield een zakdoek voor het zijne; die dubbele
voorzorg gaf duidelijk te kennen, dat beiden belang
hadden, niet herkend te worden. Zij gingen de brug
over; dat was d'Artagnan's weg, omdat hij-zich naar
het Louvre begaf; hij volgde hen.
D'Artagnan had nog geen twintig schreden afge
legd, of hij was verzekerd, dat die vrouw juffrouw Bo
nacieux was cn de man Aramis: Tegelijkertijd voelde
mj al ile droefheid, die de jaloezie doet ontstaan, in
zijn hart opwellen. Hij was van weerskanten verra
den vooreerst door zijn vriend en vervolgens door
haar, die hij reeds als zijn minnares beminde. Juf
rouw Bonacieux had bij alle goden gezworen Aramis
met te kennen, en een kwartier na -dien eed gedaan te
hebben, ontmoet hij haar aan den arm van Aramis
D Artagnan overwoog niet eens, dat het slechts drie
uien was geleden, dat hij met de schoone koopmans
vrouw had kennis gemaakt, dat zij hém niets anders
was verschuldigd, dan een weinig erkentelijkheid, om
dat hij haar bevrijd had uit de handen der zwarte
mannen, die haar wilden wegvoeren en dat zij hem
niets had beloofd. Hij beschouwde zich echter als een
gehoonden, verraden en bespotten minnaar; bloed en
toorn kleurden zijn aangezicht en hij besloot de zaak
op te helderen.
De jonge vrouw en de jongeling, bemerkende, dat zij
gevolgd werden, hadden hun schreden versneld. D'Ar
tagnan nam een loopje, liep lien voorbij en kwam hen
toen weder tegemoet, toen zij voor de „Samaritaine"
waren, verlicht door het schijnsel eener straatlantaarn
die over dat gedeelte der brug haar licht liet vallen.
me verovering van Marokko, dat echter niet veroverd
wilde worden, zoodat het destijds reeds zeer waar
schijnlijk was, dat Frankrijk in dit groote land met
zijn lastig volkje gewapender hand zou moeten optre
den. Engeland li-et de republiek inderdaad stilletjes
haar gang gaan, misschien wel uit de tweeledige bij
overweging, dat het, zoo Frankrijk zegevierde, wel een
flink aandeel van den buit zou krijgen, en zoo Frank
rijk verloor een lastigen tegenstander kwijt was.
De toestand was dus begin 1905 als volgt: Frank
rijk (met den heer Delcassé), oorlogszuchtig, Enge
land (onder de tory-regeering) belanghebbend onver
schillig. En Duitschland, dat aanvankelijk lijdelijk
had toegezien, verrastte op een gegeven oogenblik de
wereld door het bericht dat de keizer den 31sten Maart
Tanger zou bezoeken. Deze coup de theatre, die ge
vaarlijk was maar uitnemend gelukte, had geen and-na
doel, dan Marokko te laten zien, dat de sultan de
volle souvereiniteit nog bezat en dat de politiek van
de open deur voorloopig gehandhaafd kon blijven, en
I' rankrijk te toonen, dat Duitschland er ook nog was,
dat het ook belangen had in en rechten had op Ma
rokko en dat het daarvan geen afstand wilde doen.
Al is het nooit uitgesproken, Duitschlands begeerte
ging naar een haven in Marokko, omdat het een kolen
station noodig heeft voor zijn toekomst, welke over de
wateren, in Syrië, Klein-Azië en Mesopotamië ligt.
Frankrijk offerde toen de persoon van minister Del
cassé op om de zaak van Marokko te redden. Daar is
wel eens beweerd dat de minister-president Rouvier
in Juni 1905, na den val van den beer Delcassé
Duitschland een speciaal verdrag aanbood, dat uiterst
voordeelig was, maar de waarheid van die bewering- is
niet gebleken. In elk geval er werd een bijeenkomst
der mogendheden gehouden, de conferentie van Alge-
ciras. De mogendheden, die in 1880 deelnamen aan
de conferentie van Madrid, waren ook hier vertegen
woordigd (n.l. België, Duitschland, Engeland, Erank-
rijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Rusland,
Zweden, Spanje en de Vereenigde Staten).
De conferentie duurde van 16 Januari tot 1 April
1906 en ten slotte werd men het eens, zoodat het niet
tot een duel gelijk de Duitsclie keizer in een onbe
waakt oogenblik seinde behoefde te komen. De zelf
standigheid van -den sultan, de onaantastbaarheid van
Marokko en het principe van de open deur zouden ge
ëerbiedigd worden, terwijl Frankrijk en Spanje belast
werden met herstel van de orde en reorganisatie van
de politie in enkele havensteden. Voor de acte van Al-
geciras is 't ongetwijfeld van het grootste gewicht ge
weest, dat de Tory-regeering in Engeland door een
liberale was opgevolgd, welke vredelievender van aard
was.
Later sloot Frankrijk met Spanje en Duitschland
een overeenkomst-, In de Eransch-Duitsche (van 9
f ebruari 1909) verklarenj „de regeering der Eransche
Republiek, wier vaste vo'ornemen het is de integriteit
en de onafhankelijkheid van het Sheriffijnsche rijk te
behouden, èn die besloten is in dat rijk de economische
gelijkheid te waarborgen, en die. ten gevolge daarvan
aan de Duitsclie handels- en- industrieele belangen
geen hinderpalen zal in den weg leggen,
„en de keizerlijk Duitsclie regeering, die in Marok
ko slechts economische belangen najaagt, in de er
kenning dat de politieke belangen van Frankrijk met
de bevestiging van de orde en den inwendigen vrede
ten zeerste verbonden zijn, en vastbesloten die belan
gen niet in den weg te staan,
„dat zij geen enkelen maatregel zullen nemen of be
vorderen, die er toe zou leiden ten hunnen gunste of
ten gunste eener derde mogendheid een economisch
privilegie te doen ontstaan."
Nu heeft eerst Frankrijk en daarna Spanje bezit ge
nomen van verschillende deêl-en van het Marokkaan
sche rijk en thans heeft Duitschland een oorlogsschip
naar Agadir gezonden, zoodat alle drie mogendheden
do acte van Algeciras en de daaruit voortvloeiende
verklaringen hebben geschonden en elkaar in dit op
zicht niets hebben te verwijten.
Duitschland heeft thans als in 1905 zijn toe
vlucht genomen tot een coup de théatre. De Duitsche
daad van nu is echter niet van zoo groote beteekenis
als die van toen. Maar daar staat tegenover dat in
I rankrijk thans weer de heer Delcassé minister is, zij
het dan ook niet van buitenlandsche zaken, en dat
Duitschland thans een minister van buitenlandsche
zaken heeft, die Bismarck tot leermeester heeft gehad
en van diens neigingen schijnt te hebben overgenomen.
De Engelsche liberale regeering is gebleven, doch
voor den zakenman; die koning Eduard was, is een
koning in de plaats gekomen, die zich vermoedelijk
veel minder met de hooge politiek zal inlaten. Zooals
de zaken thans staan, is het advies dat Engeland zal
geven van het grootste gewicht op hetgeen Frankrijk
zal doen.
Echter dient niet vergeten te worden, dat Duitsch
land door het zenden van een oorlogsschip naar de
beste Marokkaa-nsche haven aan den Atlantischen Oce
aan niet slechts het verlangen uitspreekt naar onder
handelingen voor -een nieuwe modus vivendi, maar te
vens de aandacht vestigt op hetgeen het feitelijk be
geert.
Het is thans de vraag of er een nieuw- vergelijk zal
kunnen worden getroffen.
Kans op een oorlog als in 1905 schijnt er niet
in het minst te bestaan. Niet aannemelijk schijnt het,
dat Frankrijk na de inderdaad' zware offers, welke
werden gebracht en het succes, cfat werd behaald, ge
neigd zal zijn, thans zijn troepen terug te trekken, de
plek prijs te geven, waar het zich reeds aardig begon
te nestelen.
Vermoedelijk zal Frankrijk evenals Spanje wel eie
ren voor zijn geld kiezen, hetgeen neerkomt op het
.verdoelen van de huid onder de jagers en dengeen die
aanspraak op een deel van den buit laat gelden. Het
schieten va» den Marokkaanschen beer is dan nog
maar eén kwestie van tijd!
PRINS HENDRIK.
Prins Hendrik vertrekt a.s. Zondagavond voor
viertal dagen naar Mecklenburg.
een
EERSTE KAMER.
i De Eerste Kamer wordt bijeengeroepen tegen Dins-
dagavond 11 dezer, teneinde in de daarop volgende da-
gen de nog aanhangige wetsontwerpen af te doen.
j Het plan is om na deze bijeenkomst het zomerreces in
te gaan.
- Als candidaat voor lid der Eerste Kamer als op
volger van den heer Knol Welt wordt genoemd de heer
G. Zijlma, oud-lid der Tweede Kamer en oud-lid der
Prov. Staten van Groningen, te Westpolder.
PROVINCIALE STATEN VAN NOORD-HOL
LAND.
De Provinciale Staten van Noord-Holland' kwamen
gisteren in zomervergadering bijeen. Voorzitter was
het lid van Gedeputeerde Staten, de heer P. B. J.
Ferf.
De griffier las een schrijven voor van den commis
saris van II. M. de Koningin, inr. O. van Tienhoven
1) Artagnan bleef voor hen staan en zij bleven voor
hem staan.
„Wat wilt gij, mijnheer?" vroeg de musketier, een
sehiede achteruit tredende, met een vreemden tong
val, die d Artagnan bewees, dat hij zich tenminste. in
een gedeelte van zijn veronderstellingen bedrogen had.
„Het is Aramis niet!" riep hij uit.
„Neen, mijnheer, het is Aramis niet -en volgens uw
uitdrukking bespeur ik, dat gij mij voor een ander
hebt aangezien en ik vergeef u."
„Gij^ vergeeft het mij riep d'Artagnan.
„Ja antwoordde de onbekende, „laat mij dus voor
bij, dewijl ik heb niet ben, met wie»" gij iets te doen
hebt."
„Gij hebt gelijk, mijnheer!" zeid© d'Artagnan, „het
is niet met u, dat ik iets heb uit te staan, maar wel
met de juffrouw."
„Met de juffrouw? Gij kent haar niet", zei de
vreemdeling.
„Gij vergist u, mijnheer! Ik ken haar."
„O zei juffrouw Bonacieux op verwijtenden toon,
„o, mijnheer, gij hebt mij, op uw krijgsmanseer, op- uw
woord van edelman beloofd. Ik had gehoopt er op
te kunnen rekenen
'.'®n ik, juffrouw", hernam d'Artagnan verlegen,
„gij hadt mij beloofd
„G'e©f mij den arm, juffrouw, en gaan wij onzen
weg."
Intusschen bleef d Artagnan, ontsteld, als verplet
door al hetgeen hem wedervoer, met over elkander ge
slagen armen voor den musketier en mejuffrouw Bo-
nacieux staan. De musketier deed twee schreden
vooruit en verwijderde d'Artagnan met de hand. D'Ar
tagnan sprong achteruit en trok den degen. Tegelij
kertijd en met bliksemsnelheid trok de vreemdeling
den zijnen.
„In 's hemels naam, my lord!" riep juffrouw Bona
cieux uit, zich tusscben de strijders werpende en de
degens met heide handen grijpende.
„Mylord riep d'Artagnan, door een plotseling
denkbeeld verlicht; „mylord, mijnheer, ik vraag u om
vergiffenis! Zoudt gij zijn de
waarin deze mededeelde zijn ontslag bij H. M. de Ko
ningin te hebben aangevraagd. Mr. Van Tienhoven
schreef daarin o.m. dat het hem een weemoedige ge
dachte was de hem dierbare betrekking te moeten neer
leggen. de betrekking, die hij getracht heeft zoo goed
mogelijk te vervullen, gesteund door zijn trouwe amb
tenaren en door de welwillende medewerking van de
leden der Staten.
De voorzitter sprak daarna een woord van waardee
ring namens de vergadering aan het adres van den
hoer Van Tienhoven, verklaarde dat met mr. G. van
Tienhoven een man het publieke leven verlaat, die
zich reeds op jeugdigen leeftijd lauweren wist te ver
werven. Vervolgens schetste spr. den levensloop van
den scheidende en wees er op, dat zijn1 gestel helaas
ondermijnd werd door de zware slagen, welke hem en
zijn getrouwe gade gedurende de laatste 10 jaar trof
fen.
„Wij mogen het besluit van zijn heengaan betreu
ren", aldus eindigde spr., „wij hebben het te eerbiedi
gen -en in 't belang zijner gezondheid achten1 wij het
een wijs besluit. Gelukkig, zooals uit den afscheids
brief aan uwe vergadering bl kt, mag de commissaris
zich verheugen in toenemende beterschap, in herwin
ning z ner krachten, en wij verheugen ons met hem
en de zijnen, want ik draag de overtuiging, dat een
ieder hem gaarne zal toewenschen, nog jarenlang, vrij
van zijn ambtelijke lasten en zorgen; een kalm en rus
tig leven, maar tevens ben ben ik ten1 volle overtuigd,
en dit zij voor hem de grootste vertroosting, wanneer
hij terugziet op zijn afgelegden levensweg, dat ieder
zal herkennen; dat hij met rechtmatigen trots mag
wijzen op een welbesteed leven en dat wij allen met
groote waardeering zullen blijven gedenken hetgeen
door hem in het belang der provincie Noord-IIolland
is verricht en aan zijn persoon zullen blijven toedragen
warme gevoelens van vereering, achting en vriend
schappelijke toegenegenheid."
De leden, die zich bij het uitspreken der rede van
hun zetels hadden verheven, betuigden luide instem
ming met de gesproken woorden.
Het oudste lid der Staten, de heer Calkoen, meende
de tolk van de Staten te zijn, wanneer hij zei, dat de
zen het groote verlies volkomen beseffen, dat zij lijden
door het aftreden van- dezen commissaris. „Wij eer
biedigen," vervolgde spr. „zijn besluit, ook omdat wij
hebben meeget-reurd in zijn leed. Moge zijn levens
avond lang en vriendelijk zijn."
De voorzitter deelde daarna de ontslagaanvrage me
de van mr. Zublie, lid voor de Haarlemmermeer.
De geloofsbrief van den heer J. Met, lid voor Scha-
gen, werd onderzocht en goedgekeurd, waarna hij zit
ting nam.
Verschillende punten werden van de agenda afge
voerd en alle andere commissoriaal gemaakt.
IU
„Mylord, hertog van Buckingham", zeide juffrouw
Bonacieux half luid, „en thans kunt gij ons beiden in
het verderf storten."
.Mylord, mejuffrouw, vergeeft mij, ik vraag u
duizendmaal om vergiffenis! Ik bemin haar, mylord!
En ik was jaloerscli; gij weet, wat liefde is, mylord;
vergeef mij dus, en zeg mij, op welke wijze ik u mijn
leven kan ten offer brengen."
„Gij zijt een dapper jongeling", zeide Buckingham,
d Artagnan zijn hand reikende, die deze e erbiedig
drukte; „gij biedt mij uw diensten, ik neem ze aan;
volg ons op twintig schreden afstand, tot aan het Lou
vre. en indien iemand ons bespiedt, stoot hem dan ne
der."
D'Artagnan nam zijn blooten degen onder den arm,
het juffrouw Bonacieux en den hertog twintig" schre
den vooruitgaan en volgde hen, gereed naar de letter
der bevelen van den edelen en schoonen minister van
Karei 1 te volvoeren. Maar gelukkig vond de opge
wonden jongeling niet de minste gelegenheid, om aan
den hertog dat bewijs zijner toewijding te geven; en
de jonge vrouw en de schoone musketier traden het
Louvre binnen, door het poortje der Ladderstraat,
zonder verontrust te zijn geworden.
D'Artagnan begaf zielf toen onmiddellijk naar de
herberg „de Pijnappel", waar hij Porthos en Aramis
vond, die hem wachtten. Maar zonder hun eenige an
dere inlichtingen te geven omtrent de stoornis, die hij
hen had veroorzaakt, dat hij alléén de zaak had ten
einde gebracht, voor welke hij een oogenblik gemeend
had. hun hulp noodig te zullen hebben.
En nu, medegesleept door ons verhaal, zullen wij
onze drie vrienden elk naar hunne woning laten gaan
en den hertog van Buckingham en zijn gids in de
kronkelingen van het Lonvre volgen.
XII.
GEORGE VILLIERS, HERTOG VAN
BUCKINGHAM.
Juffrouw Bonaioeux en de hertog werden zonder de
Gemengd nieuw».
WIJNMALEN IN LEVENSGEVAAR.
De Parijsche correspondent' van de N. R. Ot. seint:
De Parijsche ochtendbladen melden; dat Wijnmalen
Maandagmorgen bij zijn val in levensgevaar verkeerd
heefthij had nog de tegenwoordigheid van geest een
riem, die aan zijn zitbankje bevestigd was, tijdig door
te snijden, waardoor hij uit het toestel kon springen
inplaats van eronder verpletterd te worden.
UIT OTERLEEK.
Alhier is een werkman, die geregeld de koeien
melkt, en vóór eenige dagen een licht wondje aan de
hand kreeg, door klauwzeer aangetast. Handen en
armen zwollen op en jeukten bijna ondragelijk. Nu
vertoonen zich ontstekingen bij het zieke vee. Voor
zichtigheid zij dus ook hier aanbevolen I
HET BEZOEK VAN PRESIDENT FALLIèRES.
Over het een uur te vroeg aankomen van het Eran
sche eskader te IJmuiden, schrijft de Tel.:
Dat het Fransche eskader ruim een uur te vroeg
voor de pieren te TJmuiden verscheen, gaf een groote
consternatie, vooral onder de officieele personen, voor
zoover die zich daar bevonden. Zij snelden allen naar
het sluishoofd. 't Werd een ware wedloop. Jammer,
dat een officieele tijdopnemer ontbrak, om hen, die de
eere-pahn in dien edelen wedstrijd wegdragen, naar
verdienste te doen beloonen. De vaart van het Fran
sche eskader was zeer voorspoedig. De President zag,
toen we hem in de sluizen van nabij konden aanschou
wen, er zeer welvarend uit.
minste zwarigheid het Louvre binnengelaten; dewijl
juffrouw Bonacieux bekend stond tot de dienaressen
der koningin te behooren, en omdat de hertog het kos
tuum droeg der musketiers, die, zooals wij gezegd
hebben, dien avond' de wacht hadden. Bovendien was
Germain de belangen der koningin toegedaan en
mocht er iets zijn voorgevallen»? dan zou juffrouw Bo
nacieux beschuldigd zijn geworden; haar minnaar het
Louvre te hebben binnengebracht, en alles zou zich
daarbij bepaald hebben; zij nam de schuld op zich; zij
was weliswaar onteerd, maar welke waarde hechtte de
wereld aan de eer eener geringe winkeliersvrouw?
Eenmaal op de binnenplaats gekomen, volgde de
vrouw en de hertog den muur, langs een uitgestrekt
heid van vijfentwintig schreden, waarop juffrouw Bo
nacieux een kleine achterdeur opendte, welke op den
dag geopend, doch gewooplük des nachts was gesloten
en den bedienden tot doorgang verstrekte. Beiden
gingen de deur binnen en bevonden zich in de duister
nis; maar juffrouw Bonacieux kende al de kronkelin
gen en omwegen van dat gedeelte van het Louvre,
hetwelk voor de bedienden bestemd was. Zij sloot de
deur achter zich, nam den hertog bij de hand, deed al
tastende eenige schreden voorwaarts, greep een leu
ning', zette den voet op een trede en begon een trap op
te klimmen.
loen sloeg zij links om, volgde een lange gang;
daalde een verdieping lager, deed nog eenige schreden,
stak een sleutel in een slot, opende een deur, en stiet
den hertog i;n een vertrek, dat slechts door een nacht
lamp werd verlicht, hem zeggende: „Blijf hier, my
lord, men zal dadelijk bij u zijn."
Toen verwijderde zij zich door dezelfde deur, welke
zij op slot draaide, zoodat de hertog letterlijk gevan
gen zat.
Wordt vervolgd.