DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 158 Honderd m dertiende Jaargang, 1911. V R IJ D A G 7 JULI Vlaatsein ke^eiastiü geu Verkiezing Gemeenteraad. BINNENLAND. De drie Musketiers. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. VERORDENINGEN OP HET HEFFEN EN INVORDEREN VAN HAVEN- EN KA AI- GELDEN IN I)E GEMEENTE ALKMAAR. Hoofdelijke Omslag. FEUILLETON PER VLIEGMACHINE VAN DORDT NAAR DEN HAAG. I ALKMAARSCHE COURANT v BURGEMEESTER 011 WETHOUDERS van ALK- HAAR brengen ter algemeene kennis, dat in bet Ge meenteblad van Alkmaar, No. 356, is opgenomen het besluit van den Raad dier gemeente van 1 Maart 1911 waarbij zijn vastgesteld: Welke verordeningen, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing zijn nedergelegd en aldaar tegen betaling van 0.25 in afdruk verkrijgbaar zijn gesteld. Alkmaar, 4 Juli 1911. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz., Voorz. loB. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat het primi tief kohier van den hoofdelijken omslag, dienst 1911, door den Gemeenteraad vastgesteld den 14en JUNI j.l. en door Gedeputeerde Staten goedgekeurd den 28en W1N1 d. a. v., heden aan den Gemeente-ontvanger ter invordering is uitgereikt en gedurende vijf maanden Ier secretarie in afschrift voor een ieder ter lezing is nedergelegd. Bezwaren tegen den aanslag kunnen op ongezegeld papier worden ingediend binnen drie maanden na den dag der uitreiking van de aanslagbiljetten. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz., Voorzitter, lo Burg. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 3 Juli 1911. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR Gelet op art. 9 der Gemeentewet Brengen ter algemeene kennis, dat de verkiezing van een lid van den Gemeenteraad in liet 3e kiesdistrict, ter vervulling der vacature, ont staan door liet bedanken als zoodanig van den heer M. UITENBOSCHzal plaats hebben op Dinsdag 35 Juli a.s., en dat de stemming en herstem ming zoo noodig zijn bepaald op Dinsdagen 1 en 8 Augustus a.s. De tot invulling bestemde formulieren voor de op gaven van eandidaten zijn kosteloos ter Secretarie dei- gemeente verkrijgbaar. Alkmaar, 6 Juli 1911. Burgemeester en Wethouders voornoemd, JAN DE WIT Dz., Voorzitter R B. DONATHSecretaris. i ALKMAAR, 7 Juli. Koningin Maria Pia, wier overlijden wij reeds meldden, heeft een veelbewogen leven gehad. Zij werd den 16den October 1847 te Turijn geboren als de doch ter van Victor Emanuel II. Nog geen vijftien jaar, trad zij in het huwelijk met koning Lodewijk van Por tugal. Het huwelijk werd den 17den September 1862 te Turijn gesloten en voor den bruidegom figureerde een plaatsvervanger. Den 6denOctober werd. het hu welijk met koning Lodewijk zelf te Lissabon voltrok ken. De eerste tientallen jaren van haar verblijf iti Portugal vormden een gelukkigen tijd. De koningin ALEXANDRE DUMAS. 41) o „Heftog!" zeide de koningin, „spreek niet meer over dien avond." „O, spreken wij er integendeel van; het is de geluk kigste, de heerlijkste avond mijne levens geweest. Her innert ge u dien heerlijken avondstond' niet meer? Hoe zacht en balsemgeurig was de lucht, hoe blauw de met sterren bezaaide hemel. O, toen, mevrouw! heb ik een oogenblik met u" alleen kunnen zijn; toen waart gij gereed mij alles te vertrouwen; de eenzaamheid uws levens, uw harteleed. Gij hingt aan mijn arm Zie, aan dezen. Ik voelde, mijn hoofd naar uw zijde nijgende, uw schoone lokken mijn gezicht streelen en telkens wanneer ze mij raakten, voelde ik eentrilling mijn gansche lichaam doorloopen. O, mevrouw, Uwe Majesteit weet niet, wat hemelsche zaligheid, wat aardsch geluk zoodanig oogenblik bevat. Zie, mijn schatten, mijn roem, mijn overige levensdagen zou ik voor zulk een nacht willen geven; want in dien nacht mevrouw, in dien nacht, ik bezweer het u, bemindet gij mij." „Mylord! ja het is mogelijk, dat de indruk, het ro mantisch oord, de bekoorlijke avondstond, de toover- kracht van uwen blik, kortom, dat die duizenden bij zonderheden, welke zich vaak vereenigen om eene vrouw ten verderve te brengen, mij in dien noodlotti- gen nacht bestormden; maar gij hebt het gezien, my lord! de koningin kwam de zichzelve vergetende vrouw te hulp; op bet eerste woord, dat ik moest beantwoor den, op de eerste stoutheid, die gij u veroorloofdet, heb ik geroepen." „O, ja, ja, dat is waar, een andere liefde dan de mij was wegens haar goed en mild karakter zeer bemind, maar die eigenschappen deden haar later de buiten- i sporige uitgaven doen, waarover door het Portugee- sehe volk veel werd gesproken men betreurde het, dat zij in het arme land zulke groote sommen verspil de. Met haar echtgenoot had zij vele neigingen ge meen en gaarne' gaf de koning aan haar verlangens toe, wanneer zij hervormingen voorstelde. De ophef fing der slavernij in de Portugeesche koloniën moet aan haar initiatief te danken zijn. Men schreef haar destijds een grooten invloed op den gang van politieke zaken en op de regeering toe. Terecht of te onrecht wie zal het zeggen? Wie zal uitmaken of ze, gelijk veelvuldig Werd beweerd, een werktuig in de hand der Jezuieten was? In elk geval zij was zéé populair. Wanneer ze, hetgeen dikwijls gebeurde, een volksfeest bezocht, werd ze met gejubel begroet en de menigte drong ,dun zoo dicht om haar hielen, dat ze slechts met groote moeite weer weg kon komen. Een onweerstaanbare bekoring ging er van haar uit, maar daarnevens bezat ze moed. Als een staaltje daarvan, wordt het volgende verhaald: Kort na haar huwelijk eischte maarschalk Saldanha vau den koning, dat bij zijn ministers zou ontslaan. De koning ontving haar minzaam, maar toen de oude veteraan bij haar zijn opwachting maakte, zeide zij: „Indien ik de koning was, zou ik u hebben laten dood schieten 1" Ilaar moed verliet haar niet, toen de revolutie uiV brak. Ze wilde beslist niet vluchten en bezweek eerst onder den aandrang toen men haar zeide, dat haar kleinzoon, koning Manuel, gevaar zou loopen. Een correspondent van de Times, die haar vertrek bijwoonde, schrijft daarover: „Ofschoon haar schoonheid was verwelkt, had het arendsoog zijn uitdrukking en zijn oud vuur behouden en het energieke gelaat herinnerde aan portretten van koningin Elizabeth maar zij had niet dien boosaardi- gen trek, die de „Virgin Queen" kenmerkt.e. Men voel de te doen te hebben met een karakter. Hoewel naar lichaam en geest gebroken zag zij eruit „every inch a Queen." Een ander blad vertelt, dat een Portugeesche dame, die haar goed kende, haar aldus beschreef: „Zij was niet mooi, maar had een volmaakte figuur, een gracieuze houding,-'prachtig haar en al het lieflij ke van een sprookjesprinses. Deze koninklijke vrouw, die gemaakt scheen om hulde te ontvangen en het le ven te genieten als -een kind, had rampen te lijden van een heldin uit een oude tragedie. Zij gaf de wereld een vizioen van majesteit en koninklijke gratie zooals de vorstinnen van de groote volkeren het haar niet na doen." f Zij is zeker niet het noodlot van de dynastie Bra- ganza geweest, want deze dynastie heeft nooit in het volk geworteld en is nooit bemind geweest. Hoogstens kan zij den val van het koningshuis hebben verhaast. Zeker heeft ze voor een deel schuld aan de financieele rampen gehad, welke het land tijdens de regeering van liaar gemaal en haar zoon getroffen hebben en welke de financieele operaties van den dictator Fanco niet hebben kunnen overwinnen. Maria Pia was na den dood van dom Carlos meer dan een millioen aan de schatkist van den staat schuldig, haar neef Victor Emanuel heeft echter deze en nog andere schul den voor de koningin betaald. Maar desondanks vormden de schulden van Maria Pia tot aan bet uitbreken van de revolutie het onderwerp van het gesprek te Lissabon en even Voor de revolutie had een kleedermagazijn de koningin in rechten aangesproken voor de betaling van 48.000 gulden voor geleverde toi letten. Zware slagen hebben deze koningin getroffen en sinds den «TooJ van haar echtgenoot, 19 October 1889, scheen ze door het ongeluk te worden achtervolgd. In 1900 werd haar broeder, koning Humbert van Italië vermoord, toen volgde in 1908 het bloedige drama, waarbij koning Carlos en zijn oudste zoon het leven lieten, daarop kwam in 1910 de revolutie. Eenige da gen geleden den 25sten Juni overleed haar oud ste zuster, prinses Oiotilde. De ernstige ziekte van deze prinses had de gewezen koningin doen besluiten, naar Turijn te gaan, maar haar zusters dood greep haar zoo. sterk aan; dat ze de begrafenis niet eens meer kon bijwonen. Een plotselinge verergering van een oude kwaal noodzaakte haar op het kasteel Stupig- ni te blijven, waar ze tenslotte den dood heeft gevon den. Als een schaduw van vroegere heerlijkheid is zij heengegaan. Haar leven was een bevestiging van de aloude spreuk, dat men den dag, boe schoon, hij ook moge zijn begonnen en op het middaguur nog moge zijn, niet voor den avond mag prijzen. DE BACOVEN CULT UUR IN SURINAME. Door het departement, van Koloniën is aan belang hebbenden bij de Surinaamsche bacovencultuur mede gedeeld, dat van de United Fruit Company telegra fisch bericht ontvangen is, dat zij zal voortgaan met, liet opkoopen van de in de kolonie gewonnen bacoven, zonder evenwel financieelen steun aan de planters te verleenen. Gemengd nieuws. EEN ONTROUW HOOEDCONDIJOTEUR. Voor de Utrechtsche Rechtbank stond gisteren te recht J. W. B„ hoofdconducteur der Ned. Gentraal- spoor, beklaagd van diefstal van lijfgoed uit een pakje, verzonden van Amsterdam naar Groningen. Er waren zes getuigen. Verdediger was tnr. Duquesne. Het openbaar ministerie eischte 8 maanden gevan genisstraf, met aftrek der voorhechtenis. Uitspraak over 8 dagen. AANBESTEDING. Het provinciaal bestuur van Noord-Holland heeft aanbesteed: het verbetereu van den noordelijken af- sluitdani der Pettemerzeewering. Er was echter geen enkele inschrijver. EEN KIEZER IN DEN DOP. Men schrijft uit Vlaardingen aan de N. Ct. Bij de gisteren gehouden stemming voor leden van den gemeenteraad stapte in een der stembureau's heel parmantig een nauwelijks 12-jarige knaap het stem lokaal binnen, richtte zich tot den voorzitter en vroeg ne zou door deze proef bezweken zijn; maar de mijne, mijn liefde werd er te vuriger, te onverdelgbaarder j door. Gij meendet mij te ontgaan-, door naar Parijs terug te keereu; gij meendet, dat ik den schat, waar over mijn meester mij had belast te waken, niet zou hebben durven verlaten; o, wat raken mij al de schat ten der wereld, al de koningen der aardeAcht dagen later was ik terug, mevrouw! Toen kondet gij mij niets zeggenik had de gunst des konings, mijn leven er aan gewaagd, om u ééne seconde te zien; ik mocht zelfs uw haud niet drukken, en gij hebt mij vergiffe nis geschonken, mij zoo onderworpen, zoo berouwvol ziende." „Ja, maar de laster lieeft zich bij al die dwaasheden gemengd, waaraan ik geen deel had, dat immers weet gij, mylordDe koning, door den kardinaal aange hitst, beeft er een vreeselijke ruchtbaarheid aan gege ven; mevrouw de Vernet is weggejaagd geworden, Pu- tange gebannen, mevrouw de Chevreuse is in ongena de gevallen, en toen gij als ambassadeur naar Fran krijk wildet- terugkeeren, heeft de koning, herinner 't- u wel, mylord, heeft de koning zich hiertegen verzet." „Ja, Frankrijk zal met een oorlog de weigering zijns konings boeten. En dewijl ik u niet meer mag zien, mevrouw, wil ik, dat elke'dag u van mij doet hooren spreken. Wat oogmerk, vooronderstelt gij, dat die on derneming op Ré en dat bondgenootschap met de Pro testanten van la Rochelle, welke ik tracht te bewer ken, hebben? Alleen 't genot u te zien: Ik heb de macht niet om gewapenderhand Parijs binnen te drin gen, dat weet ik wel; maar op dien oorlog zal een vre de volgen; die vrede zal een onderhandeling verei- schen, en de onderhandelaar zal ik zijn. Dan zal men mij niet meer durven weigeren en ik zal te Parijs tc-rugkeeren, ik zal u 'wederzien en een oogenblik ge lukkig zijn. Het is waar, duizenden menschen zullen mijn geluk met hun leven betaald hebben; wat raakt mij dat, wanneer ik u slechts wederzie. Dat alles is misschien zeer dwaas, zeer onverstandig; maar, zeg nrij, welke vrouw heeft immer een meer verliefden minnaar, welke koningin ooit vuriger dienaar gehad?" „Mylord! mylord! gij brengt te uwer verdediging za ken te berde, die uw seliuld nog vergrooten, mylord, al de liefdebewijzen, welke gij mij wilt geven, zijn bij na misdaden." „Omdat gij mij niet bemint, mevrouwIndien gij mij bemindet, zoudt gij ze alle met een geheel ander oog beschouwen; indien gij mij bemindet, ach, indien gij mij bemindet, zou ik te gelukkig zijn en krankzin nig worden. O, mevrouw de Chevreuse, van wie gij daareven spraakt, mevrouw de Chevreuse is minder wreedaardig dan gij zijt. Lord Holland beminde haar, en zij heeft zijn liefde beantwoord." „Mevrouw de Chevreuse is geen koningin", zuchtte Anna van Oostenrijk, onwellekeurig overwonnen door de uitdrukking eener zoo innige liefde. „Gij zijt inij dan beminnen, indien gij het niet waart, mevrouw? Spreek, gij zoudt mij dan bemin nen? Ik kan dus gelooven, dat alleen de waardigheid van uw rang u wreed voor mij doet. zijn; ik kan mij dus vleien, dat, wanneer gij in de plaats van mevrouw de Chevreuse waart geweest, de arme Buckingham had mogen hopen Ik dank u voor die zoete woorden, schoone koningin 1 Ik dank u honderd malen." „Ach, mylord, gij hebt niet goed verstaan, kwalijk begrepen; dat heb ik niet willen zeggen. „Stil, stil", hernam de hertog, „indien een dwaling- mij gelukkig maakt, wees dan zoo wreed niet mij die te ontnemen. Gij hebt liet, zelf gezegd, men heeft mij in een valstrik gelokt; ik zal er het leven misschien in verliezen; want, zonderling, sedert eenigen tijd heb ik een voorgevoel, dat ik weldra zal ophouden te le ven." De hertog glimlachte, droefgeestig en bevallig te vens. „Ach, mijn hemel!" riep Anna van Oostenrijk uit op verschrikten toon, die bewees, dat hare belangstelling in den hertog grooter was dan zij het wilde doen schij nen. „Ik zeg u zulks niet om u angst aau te jagen, me- of hij in de plaats van zijn baas mocht stemmen. Toen hem daarop te kennen was gegeven dat dit moeilijk gaan zou, vroeg hem een der leden van het stembu reau, wien hij dan had willen stemmen. „Meneer De Bordes," was bet besliste antwoord. Wat zal onze jeugdige kiezer in zijn nopjes zijn nu zijn begeerde candidaat in twee kiesdistricten gekozen is Erits Lütge is gisteren van Dordrecht, waar hij eeni' ge dagen, Achtere-en demonstratievluchten gehouden had, naar Den Haag komen vliegen. Tien minuten voor acht steeg hij te Dordrecht, op en steeg dadelijk tot een aanzienlijke hoogte. Volgens den altimeter is hij 1800 M. hoog geweest, doch Lütge schat dat hij gemiddeld op 1500 M. heeft gevlogen. De bekende Dordtsche sportmaecenas de heer J. Weyera volgde hem met zijn auto, waarin eveneens hadden plaatsgenomen de luitenant De Jong en Lütge's me canicien. Spoedig, schrijft de N. Ct., kreeg de aviateur Rot terdam in het gezicht, dat zich opdeed ver in de diepte als ceu dubbeltje. Daar hij voornemens was naar Den Haag te vliegen vervolgde hij nu zijn weg in noord westelijke richting. Hij moest echter zich uitsluitend op zijn kompas verlaten, daar de zonbol hem recht in het gezicht scheen en hem elk uitzicht belemmerde. Bovendien kwam over het land een nevel opzetten, welke alles onder hem deed schijnen als de zee. Toen Lütge weer een groote stad onder zich zag achtte hij het dan ook maar het beste om te landen. Hij kwam neer met een pracht.igen vol plane op eeu weiland aan den Moerweg bij de Paul Krügerlaau, zoodat hij tot zijn eigen verrassing bemerkte inder daad bet doel dat hij zich bad voorgesteld, te hebben bereikt. Om klokke tien minuut voor balfnegen stapte hij uit het toestel, zoodat hij over de geheele reis van Dordt naar Den blaag juist een half uur bad gedaan. DOOR EEN AUTO DOODGEREDEN. De 45-jarige zeer hardlioorige en ietwat gebrekkige II. Riksen, koopman in fruit te Amersfoort, keerde gisternacht terug van de markt te Utrecht. Ter hoogte van het vliegkamp bij Soesterberg werd hij op den Utreehtscheweg ingehaald door een auto. De chauffeur 'deed al het mogelijke om R., die zonder licht reed, te waarschuwen. Op 't laatste oogenblik haalde deze uit, doch week daarop weer naar den ver keerden kant en geraakte nu onder de auto. Een in allerijl uit Amersfoort ontboden geneesheer trachtte nog hulp te verleenen, doch R. gaf weldra den geest,. Hij was ongehuwd. HET BEZOEK VAN EALLIèRES. Gistermorgen om lialftien is H. M. de Koningin" Moeder uit Soestdijk aan het Centraalstation te Am sterdam aangekomen en onmiddellijk naar het paleis op den Dam gereden. Om half elf reden de President en de vorstelijke per sonen uit, om zich te begeven naar de diamantslijperij van de firma Asscher aan de Tolstraat. H. M. was gekleed in eeu grisperle wandelpak, ge garneerd met soutache. Zij droeg een ronden hoed met witte veeren opgemaakt. Het Ilooge gezelschap werd aan den hoofdingang evenals de vestibule smaakvol versierd, ontvangen door de heeren J. en A. Asscher. H. M. de Koningin stelde deze heeren aan President Eallières voor. Er werd een rondwandeling door het gebouw ge maakt. Eerst werd de zagerij bezichtigd waar juist het za gen van eenige groote steenen beëindigd' werd. Op de bovenverdieping werd het slijpen der dianian ten gedemonstreerd. En vervolgens begaf men zich door het als salon ingerichte privé kantoor naar het groote sorteerkantoor, waar een bijzonder belangwek- vrouw, o, neen; het is zelfs belachelijk, dat ik er over spreek; geloof, dat ik mij met soortgelijke droomerijen niet bezighoud; de woorden intussehen, welke gij mij hebt doen hooren, die hoop, die gij mij bijna hebt ge geven, is mij alles waard, zelf» het offer mijns levcus." „Welnu", zeide Anna van Oostenrijk, „ook ik, her tog, heb voorgevoelens, ook ik heb droomen. Ik droom de u in uw bloed wentelende, gewond ter aarde te zien uitgestrekt." „Aan de liukerzijde, nietwaar, een messteek?" viel Buckingham haar in de rede. „Ja, juist, mylord! Juist, in de linkerzijde, een messteek. Wie heeft u kunnen zeggen, dat ik dus ge droomd heb „Het is mij om het even, mevrouw! Gij bemint mij, en dat is voor mij genoeg." „Ik bemin u?" „Ja, gijZoudt gij dezelfde droomen hebben als ik, indien gij mij niet bemindet? Zouden wij dezelfde voorgevoelens hebben, indien onze harten niet met el kander overeenstemden? Gij bemint mij, o koningin, en gij zult mij bewee-nen!" „O, mijn hémel, het is meer dan mijn krachten ge- doogen. Hoor, hertog, in 's hemels naam, verwijder u; ik weet niet, of ik u al dan met bemin; maar wat ik weet is, dat ik niet meineedig wil wezen. Heb dus me delijden met mij en ga. Ach, indien gij in Fran krijk werd getroffen, indien gij in Frankrijk het leven verloor, indien ik kon veronderstellen, dat uw liefde voor mij de oorzaak van uw dood moest zijn, o, ik zou mij nimmer kunnen troosten; ik zou krankzinnig- wor den. Vertrek dus, smeek ik u." „O, wat zijt gij schoon, hoe vurig bemin ik u zóó", riep Buckingham uit. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1