DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 162
Mondtrd en dertiende Jaargang.
1911
WOENSDAG
12 JULI.
ENOELSCHE BRIEVEN.
BINNENLAND,
De drie iütiskefiers*
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- "en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
BEAMBTENREGLEMENT MEERENBERG.
EEN GERUCHTMAKENDE CIRCULAIRE.
ALKMAARSCHE COURANT.
lIAVti
I LONDEN, 10 Juli.
LONDEN's WATERFEEST.
De bekoring die uitgaat van dé Theems, „de r i-
vier" zeggen de Londenaars, alsof er slechts één ri
vier ter wereld1 is, die bekoring blijft immer onweer
staanbaar. Dit verklaart het feit, dat men telkens en
telkens weer geniet van de zoogenaamde-„Tlenley 11e-
gatta" en dat zooveel honderden, in de „Ilenley week"
er heen trokken; vooral wanneer het zulk schitterend
mooi weer is, als we nu hadden.
Laat mij eerst even vertellen ik bespeur telkens
dat dit niet overbodig is wat de Henley regatta is.
Henley is een stadje aan de Theems in Buckingham
shire gewoonlijk genaamd „Bucks" zoowat half
weg tusschen Londen en Oxford!. Eigenlijk is „stad
je" een wat grootsche naam, het is een ontwikkelde
straat, te veel ontwikkeld, de huizen te dicht naast
elkaar om 't. een dorp te noemen. De Theems, die zich
van Oxford tot Londen in tallooze bochten en krom
mingen tusschen de heuvels doorkronkelt, heeft op die
hoogte allerlei voordeelen. Zij is er vrij breed] en loopt
bij uitzondering van LTenley af tot ongeveer 2 KM.
stroom-af in. een zuiver rechte lijn, voor men er een
van de tallooze eilandjes tegen komt, van waar Aan
de verschillende roei wedstrijden beginnen.
In de tweede plaats heeft men er geen last van het
getij of van het verval, die, dichterbij Londen, den
bouw van een aantal sluizen hebben noodig gemaakt;
de stroom, is er dan ook-maar heel zwak en juist sterk
genoeg om het water frisch en helder te houden.
De rivier is niet breed1, men kan kennissen aan de
overzijde herkennen. Nu stelle men zich dat liefelijke,
rustige, heldere water voor, kabbelend als een beekje
tusschen mooie buitens en landgoederen, met- hun
verrukkelijke, prachtige bloemtuinen, schitterend van
kleurenweelde. Op den achtergrond de hooge heuvels
van Bucks, met zwaar geboomte bedekt, waar hier en
daar een wit, of rood landhuis uitgluurt; tusschen het
rustig groen der linden, het forsch roodbruin der beu
ken, den zilverglans van esp en esch en berk en wilg,
waart het somberder zwart van dennen, pijnen, lari'k-
sen en ceders. In den flonkerenden, fonkelenden zon
neschijn, onder de blauwe lucht, door enkele witte
wolkjes nog blauwer lijkend, is dat een tafereel vol
weelderig- welbehagen, liefelijk en toch grootsch; men
zou er zoo heerlijk kunnen droomen.
Maar van droomen is gedurende de „regatta" geen
sprake. Waarom en wanneer men den naam voor de
gondel wedstrijden uit Venetië naar Engeland' heeft
overgebracht zullen we vandaag- maar niet onderzoe
ken; t woord' klinkt niet kwaad en heeft iets gedistin
geerds en elegants over zich; 'tl is niet zoo bits, zake
lijk als t Engelsche „race," terwijl het 't languissante
mist, dat aan droomen doet denken.
Distinctie en elegance gaan best samen met gezon
de actie, die uitspanning blijft bij matige inspanning.
En deze geest ligt over de menschen, die der Henley
regatta, in de vier dag-en, der Henley week, lyin stem
pel opdrukken. Londen, het elegante Londen, viert
hier zijn waterfeest, 't Is èn door omgeving èn door
publiek iets geheel anders dan de beroemde Oxford- en
Cambridge boat-race in 't voorjaar, die den kleinen 5
man bij honderdduizenden naar de voorstad Hammer- f
smitz trekt, die voor enkele stuivers en zelfs gemakke- j
lijk te voet te bereiken is. Een dag te Henley door- I
gebracht kost vrij wat; al behoeft het niet 'n kapitaal I
te wezen, de kleine winkelier en de werkman kan er i
niet aan denken er met vrouw en kinderen heen te f
gaan.
ITet publiek bestaat uit allerlei menschen. Daar zijn
er die voor deze week een huis in het stadje huren en
meer huur betalen dan hun tijdelijke huisheer voor 'u
geheel jaar. Dau heeft elk buiten een massa logé's en
logees, een aantal anderen laat hun „house boats,"
prachtig met bloemen en vlaggen versierd en van alle
mogelijke gerieven voorzien, naar of bij Henley de ri
vier opsleepen. Weer andereu zijn lid van dure clubs,
al of niet in Londen gevestigd1, die bij Henley een
groot buitenverblijf huren of koopen en dat als zo-
mer-club-huis inrichten. Eu dan is er eindelijk de ein-
delooze stroom „dagjesmenschen," die. men den geliee-
len dag door van het eindstation „Paddington" der
Great Western Railway kan zien vertrekken, van
s morgens half zeven af al. Ieder kwartier zoowat
stoomt zoo'n trein het station uit, tot tegen twaalf
uur 's middags Henley vol is met bezoekers. Honder
den, honderden schuitjes liggen daar bij het station te
huur en voor 0 tot 18 per dag kunt ge u laten
rondvaren. En dan is het een alleraardigst gezicht:
al die jonge meisjes en elegante mooie vrouwen in 't
wit, of crê'me, of ander lichtkleurige japon, met mooio
hoeden, met bloemen gegarneerd, op, een helkleurige
roode, groene, goudgele of andere pajong boven 't
hoofd, in da bootjes kussens van allerlei andere kleu
ren. De lieeren natuurlijk ook meestal in wit roei-
costuum. Eu dat krioelt dan in die heerlijke omge
ving op de rivier door elkaar. De meisjes hanteeren
riem of booms tok even flink als de jongelui en niets
is bevalliger dan een jonge dame, die met vlugge be
weging haar schuitje voortboomt, den langen stok met
Hinken g«-ep do,or de handen laat glijden en met een
lichten zwaai van het bovenlijf de boot voortstuwt.
Als dan de bel luidt, ten teeken dat weldra weer een
of andere „race" begint, gaan al die schuitjes achter
de boomen, die op eenigen afstand van de oevers de
„baan 1 afbakenen en spoedig- komen de concurreerende
ploegen de rivier op. De „cox" of bootsman geeft met
steeds schorrer stem en steeds angstiger zijn comman
do's, het publiek juicht toe of moedigt aan en, na en
kele minuten, is de rivier weer vrij en weer een krioe
lende massa van witte figuurtjes met vlokken vai.
kleur.
Aan den kant, vooral aan den rechteroever, die in
de provincie Berkshire, kortheidshalve „Berks," ligt, f
is het ook vol met menschen uit de buurt, of Londe- I
naars, die nu niet om en bij de twaalf gulden voor een
schuitje over hebben. Ook zij hebben hun luncheon in j>
mandje of courant meegebracht en zitten genoegelijk
in het gras. Er zijn kersenkooplui, stalletjes voor li-
monade, spuitwater en andere dranken, er staan ten-
ten waar men voor 1.50 een luncheon en, later, voor
00 cents zijn thee kan gebruiken. Daartusschen zan-
gers of waarzegsters, kunstenmakers en al zulke lui,
waar men naar kijkt of luistert. Een man verkoopt
lichte, houten stoeltjes voor hen, die 't liggen in 't 1
gras te stijf maakt. Voor negentig cents koopt gij er i
een en hij koopt liet u als ge naar huis gaat voor der-
tig cents weer af. De meesten nemen ze mee naar
huis, de anderen betalen dus. feitelijk een huur van
zestig cents voor den dag. Aan weerszijden der rivier
laten zich uitstekende muziekkorpsen hooren, die el
kaar afwisselen. En ook op de rivier hoort men mu
ziek maken. Jongelui, heeren en dames, in domino's
gehuld, met masker voor, hebben een piano aan boord f
en zingen en spelen niet onverdienstelijk: waarschijn- f
1 k menschen van goeden stand, die op deze manier 't
geld voor een vacantiereis ophalen. Goede zaken doen 5
ook de schuitjes vol fruit, uitstekend fruit, dat uit-
stekend duur is, dochi grif van de hand gaat; want het
is smoorheet en de dorst wordt onleschbaar.
Vlak bij Henley voert een mooie, oude steeneu brug
over de Theems; daarachter ziju de tenten en loodsen
voor de booten; en het is niets ongewoons om de jon
gelui, als ze hun „race" hebben afgeroeid1, warm, meer
dan warm, in het lauwe rivierwater te zien springen,
ten einde daar weer te bekomen van de ontzettende
hitte.
Doch na theetijd wordt het koeler; om zeven uur
zijn de wedstrijden afgeloopen, velen gaan naar Lon
den terug. Nog meer blijven echter in Henley dinee-
ren en, als 't dan donker is, worden de house-boats en
de clubs en do tuinen geïllumineerd', men gaat heerlijk
spelevaren. Cupido viert zijn victories en een godde
lijke avond besluit een heerlijken dag, tot de onverbid
delijk en onherroepelijk laatste trein u 's nachts om
half twaalf weer naar Paddington brengt.
EERSTE KAMER,
Gisteren vergaderde de Eerste Kamer onder voor
zitterschap van den heer J. E. N. baron Schimmelpen-
ninck van der Oye.
Ingekomen was bericht van overlijden van mr. J.
Sickenga, lid der Eerste Kamer voor Friesland.
De voorzitter zei dat wederom op hem de droeve
taak rust te herdenken het overlijden van een onzer
geachte medeleden.
ITet onverwacht overlijden van mr. Sickenga is voor
de Eerste Kamer een gevoelig verlies. De ijver waar
mede hij aan onze werkzaamheden deelnam werd door
uns zeer gewaardeerd en de adviezen, welke hij uit
bracht en die hun beteekenis ontleenden, zoowel aan
zijn gewichtige rechterlijke betrekking, als aan zijn
helder oordeel en zijn ervaring op velerlei gebied zul
len wij noode missen.
Zijn heusche vormen en aangename omgang, waar
van men de beteekenis in een politieke vergadering als
deze niet kan -miskennen, maken zijn heengaan tot
een gevoelig verlies.
De kennisgeving van overlijden werdi reed® met een
adres van rouwbeklag "Beantwoord.
Hierna ging de Kamer over tot het trekken der af-
deelingen.
Vervolgens begaf de Kamer zich in de afdeelingen
voor het kiezen van voorzitters, en ondervoorzitters.
Alvorens de openbare; vergadering te sluiten deelde
de voorzitter mede dat het zijn voornemen is Donder-
dnm 's morgens om 11 uur een openbare vergadering
te houden waar o.m. in behandeling komen de Eeds-
wet en het wetsontwerp tot reorganisatie van het hoo-
ger landbouwonderwijs.
Aan Provinciale Staten van Noords-Holland! is een
adres gezonden, waarbij de voorzitter en secretaresse
van den „Algenieeneu Nederlandsehen Ambtenaars-
bond'' te Amsterdam te kennen geven, dat zij met te
leurstelling hebben kennis genoinen van het antwoord
van de Commissie van Toezicht over het provinciale
krankzinnigengesticht! ,-,Meerenberg" te Bloemendaal
op het rapport, hetwelk door de afdeeling „Bloemen
daal en Omstreken" werd ingediend naar aanleiding
van de uitreiking in April 1910, van een nieuw be
ambten-reglement; en waarbij zij het college Verzoeken
het daarheen te willen leiden dat:
I. alsnog de salaris-regeling zooals deze in 1910
door de Comissie van Toezicht over het gesticht „Mee-
renberg" is vastgesteld worde herzien en bij die her
ziening rekening worde gehouden met de door de af
deeling „Bloemendaal en Omstreken" gemaakt opmer
kingen
II. dat gunstiger regeling ook toepassing moge
vinden voor de beambten van het gesticht „Duin en
Bosch" te Castricum, met dien verstande, dat voor de
beambten van beide gestichten zijnde ambtenaren
in dienst van ééne provincie eenheid worde verkre
gen in de regeling van arbeidsvoorwaarden voor ge
lijksoortige betrekkingen
III dat nogmaals in overweging worde genomen het
verzoek door adressant© reeds bij request d.d. 2 Juli
gedaan om de beambten van beide gestichten door
Gedeputeerde Staten te doen benoemen en ontslaan.
TIET BEZOEK VAN PRESIDENT FALLIèRES.
De Fransche journalisten te Parijs teruggekeerd,
zeiden allen zonder uitzondering, dat hun nimmer een
zoo beleedigende en brutale behandeling ten deel ge- j
vallen was, als door den hoofdcommissaris van politic
te Amsterdam.
MISDADIGHEID.
Uit „crimineele statistiek over het jaar 1909," uit
gave van het Centraal-Bureau voor de statistiek blijkt,
dat het totaalcijfer van de onherroepelijke veroordee-
lingen wegens rechtbankzaken in dat jaar bedroeg
15073. Het totaalcijfer vertoont ondanks soms zeer
sterke schommelingen op den duur geen bepaalde
vermeerdering of vermindering. Daar de bevolking-
gestadig wast beteekent deze stilstand] in zekeren zin
een daling. Het blijkt, dat het aantal veroordeelden
wegens mishandeling in de laatste jaren zeer belang
rijk is afgeloopen, terwijl men bij de winst-delicten
(diefstal, verduistering, heling), een soortgelijke be
weging niet meer vindt.
Een voortgezette daling geven, wat de winst-delic
ten aangaat, alleen het misdrijf strooping, voorzoovev
door de rechtbanken in eersten aanleg berecht, en
minder sterk oplichting.
Het aantal kantonrechterszaken sinds vele jaren
snel toenemend', is in 1909 gedaald'.
Het aantal gerechtelijk geconstateerde misdadige
levensberoovingen beliep sind® 1900: 34, 44, 36, 37, 46,
48, 35, 53, 56, 55, dat der gerechtelijk geconstateerde
zelfmoorden414, 423, 453, 462, 482, 515, 471, 483, 526,
535.
Naar aanleiding der dezer dagen bekend geworden
circulaire van den inspecteur der Maatschappij tot
Exploitatie van Staatsspoorwegen te Breda aan het
personeel, betreffende hef bij voorkeur in dienst ne
men van ongehuwde mannen of huisvaders zonder
kinderen, zijn door den afgevaardigde ter Tweede Ka
mer voor Beverwijk, den heer Passtoors, enkele vragen
gericht aan den minister van waterstaat'.
e zullen dus binnenkort over deze geruchtmakende
zaak meer te hooren krijgen.
(Centrum.)
naar
ALEXANDRE DUMAS.
44) o
De bank was behoorlijk gepolsterd, de muur met
een fraai, Cordova^msch lederen behangsel bedekt, en
voor de vensters'hingen groote, roode damasten gordij
nen, die^ door gouden knoppen werden opgehouden,
zoodat hij begreep, dat zijn angst ongegrond was, en
hij van lieverlede het hoofd links en rechts en de
armen van beneden naar omhoog begon te bewegen.
Op die beweging, welke niemand belette, vatte hij
moed en waagde eerst het eene, toen het andere been
tot zich te trekken; eindelijk, zich met beide handen
ondersteunende, stond hij van de bank op en bevond
zich op zijn voeten. Tegelijkertijd lichtte een officier
an zeer goed voorkomen het voorhangsel eener deur
op, bleef nog eenige woorden wisselen met den per
soon, die zich in het naaste vertrek bevond en wendde
zich daarop tot den gevangene.
„Zijt gij 't die Bonacieux heet?"
„Ja, mijnheer de. officier!" stamelde de winkelier,
meer dood dan levend; „om u te dienen."
„Ga binnen", zei de officier.
En hij ging- ter zijde om Bonacieux door te laten.
Deze gehoorzaamde, zonder eenige tegenspraak en
ging de kamer binnen, waar hij scheen verwacht te
worden
Het was een groot vertrek, welks muren voorzien
waren van allerhande soort van wapens, dicht beslo
ten. en zeer warm, daar er reeds vuur brandde, hoewel
men nauwelijks tegen het einde der maand September
*was. Een vierkante tafel, met hoeken .en papieren be
laden, en waarop een zeer groote plattegrond der stad
La Roehelle lag uitgespreid, stond midden in het ver
trek. Voor den schoorsteen stond een man. van mid
delbare grootte, van een zeer forsch en fier voorko
men, met doordringende oogen, breed voorhoofd, ver
magerd gezicht, dat nog verlengd werd door een snor
baard en een paar knevels. Hoewel die man nauwe
lijks zes- of zevenendertig jaar oud was, begonnen
snorren en baard reeds te vergrijzen. Die man, zonder
degen aan, liaid het voorkomen van een krijgsman, en
zijn buffellederen laarzen, nog eenigszins met stof be
dekt, duidden aan, dat hij dien dag te paard had ge
reden.
Die man was Ai-mand Jean Duplessis, kardinaal de
Richelieu, niet zooals men lierp ons voorstelt, gebukt
als grijsaard, lijdende als een martelaar met verbrij
zeld lichaam, zwakke stem en begraven in een groeten
leuningstoel, als in 'n voorafgaand graf, in strijd, al
leen, met Europa, dien hij alleen volhield door de on-
afgebrokene inspanning zijner denkkracht; maar zoo
als hij werkelijk op dat tijdstip was, 'n aardig- en
smaakvol cavalier, wel reeds, verzwakt van lichaam,
maar ondersteund door die zielskracht, die hem tot
een der meest buitengewone menschen maakte, die er
ooit bestaan hebben; eindelijk zich voorbereidende, om
na den hertog de Nemours in zijn hertogdom van
Mantua te hebben bevestigd, na Nimes, Castrès en
Uzes te hebben ingenomen, de Engelschen van het ei
land Ré te verdrijven, en de belegering van La Ro
ebelle aan te vangen.
Op het eerste gezicht deed niets den kardinaal ver
moeden, en het was hun, die zijn gelaat niet kenden,
niet mogelijk te raden, wien zij voorhadden.... De
arme winkelier bleef voor de deur staan, terwijl de
blik van den persoon, dien] wij hebben beschreven, zicli
op hem vestigde «en in het diepste zijner gedachten
scheen te willen doordringen.
„Is dat die Bonacieux?' vroeg li ij na. een ooogenblik
zwijgens.
„Ja, Excellentie I" hernam de officier.
„Het is wel; geef mij zijn papieren en iaat ons al
leen."
De officier nam van zijn tafel de gevraagde papie
ren, stelde ze den vrager ter hand, boog zich tot den
grond en vertrok.
Bonacisux herkend» in de papieren zijn verbooren
der Bastille. Van tijd tot tijd hief de man, die vooor
den schoorsteen stond, de oogen van de papieren op
en liet ze als een paar dolken in het. hart van den win
kelier dringen.
Na verloop van tien minuten lezing en tien secon
den beschouwing, was de kardinaal in zijn denkbeeld
bevestigd.
„In dat hoofd is nooit een samenzwering gebroed",
mompelde hij; „maar om het even, laat ik den man
eens uithooren."
„Gij zijt van hoogverraad beschuldigd", zei de kar
dinaal langzaam.
„Men heeft mij dit reeds gezegd, Excellentie I" riep
Bonacieux uit, aan zijn ondervrager den titel gevende,
dien hij van den officier had gehooord; „maar ik
zweer u, dat ik er niets van wist."
De kardinaal onderdrukte een glimlach.
„Gij hebt samengespannen met uw vrouw, met me
vrouw de Chevreuse en met Mylord den hertog van
Buckingham."
..Inderdaad, Excellentie!" antwoordde de winkelier,
„ik heb haar al die namen hooren noemen."
„En bij welke gelegenheid?"
„Zij zeide, dat1 de hertog de Richelieu den hertog
van Buckingham te Parijs had gelokt, om hem te ver
derven en.met hem de koningin."
„Zeide zij datriep de kardinaal met hevigheid uit.
„Ja, Uwe Excellentie; maar ik antwoordde, dat zij
ongelijk had dergelijke gesprekken te voeren en dat
Zijne Eminentie niet in staat was.
„Zwijg! Gij zijt een dwaas!" hernam de kardinaal.
„Dat is juist, wat mijn vrijuw mij heeft geantwoord,
Uwe Excellentie
„Weet gij wie uwe vrouw heeft ontvoerd?"
„Neen, Uwe Excellentie!"
„Gij verdenkt echter iemand?"
„Ja, Uwe Excellentie, maar dat vermoeden schijnt
den heer commissaris onaangenaam te zijn geweest en
nu vermoed ik niets meer."
„Wist gij, dat uw vrouw ontvlucht was?"
„Neen, Uwe Excellentie. Ik heb dit niet eer ge
hoord dan in de gevangeuia en altijd door tussciien-
Gemengd nieuws.
SAMENWERKING TUSSCHEN INDISCHE
GEMEENTERADEN.
t it Bandoeng werd! aan de Java-Bode gemeld:
„De heer Van Kol stelt voor het houden van een
algemeene vergadering van de leden van verschillende
gemeenteraden met hem ter bespreking van raads-
quaesties."
Het gold hier een door anderen reeds beproefden po
ging om tot samenwerking tusschen de gemeenteraden
in Indië te komen.
UITVOERING VISSCHERIJWET.
Men meldt uit Finsterwolde aan de N. R. Ct.
Het bericht in de Lokal Anzeiger over het optreden
komst van den heer commissaris, een zeer beminnelijk
man."
De kardinaal onderdrukte een tweeden glimlach.
„Dus gij weet niet, wat er van uw vrouw is gewor
den sedert haar vlucht?"
olstrekt niet, Excellentie; maar zij moet naar het
Louvre zijn teruggekeerd'."
„Ie een uur na middernacht was zij ei- nog niet."
„Maar, mijn God! wat is dan van haar geworden?"
„Men zal dit wel vernemen, wees gerust, men ver
bergt den kardinaal niets; de kardinaal weet allés."
„Als diat zoo is, Uwe Excellentie, gelooft gij dan,
dat het den kardinaal zal believen, mij te zeggen, wat
er van mijn vrouw geworden is?"
„Misschien, maar eerst .behoort gij alles te vertel
len, wat- gij nopens de betrekkingen van uw vrouw
met mevrouw de Chevreuse weet."
„Maar, Uwe Excellentie! Ik weet er niets van, ik
heb haar nooit gezien."
„Wanneer gij uw vrouw van het Louvre gingt ha
len, keerde zij dan rechtstreeks naar huis terug?"
..„Bijna nooit, zij had altijd zaken met) linnenkoopers,
bij wie ik haar geleidde."
„En bij hoeveel linnenkoopers begaf zij zich wel?"
„Bij twee, excellentie!"
„Waar wonen ze?"
„De eene in de straat Vaugirard, de andere in d«
straat la Harpe."
„Volgde gij haar in huis?"
„Nooit, Excellentie, ik wachtte haar voor de deur."
„En. wat voor reden gaf zij u, oan dus alleen binnen
te gaan?"
„Zij gaf mij geen reden, en zeide mij alleen, dat ik
zoude wachten, en ik wachtte."
„Gij zijt een zeer toegevend echtgenoot, mijn waarde
Bonacieux", .zeide de kardinaal.
Hij heeft mij „zijn waarde" genoemd:, dacht de win
kelier bij zichzelf, duiveiseh, de zaken nemen een goe
de wending.
„Zoudt gij die huizen herkennen?"
„Ja."
(Wordt vervolgd,)