DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 162
Honderd m dertiende Jaargang,
1911
WOENSDAG
12 JULI.
Belmont'^ vrouw.
"STADSNIEUWS.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
.Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSCRE COURANT.
tfsTfr- t
\.rUAVi_i
't Waren verschrikkelijke oogenblikken geweest,
toen de taxi-auto, waarin de architect Belmont, naar
zijn kantoor reed, plotseling was geslipt en Belmont
onder het vernielde vehikel was bedolven.
Zijn eerste gedachte was toen geweest aan zijne nog
onvoltooide teekening, die hij misschien niet zou kun
nen afmaken, en aan den tijd, dien hij wellicht in zijn
eenzame woning zou moeten doorbrengen, geheel toe
vertrouwd aan de zorgen van enkel vreemden.
Hij had toen een oogenblik het ergste gewenscht,
want, och, zijn leven was toch al zoo- weinig gelukkig
geweest. Maar het lot had anders beslist en daar lag
hij- nu, inwendig gewond en met gebroken rechterarm,
terwijl zijn joviale vriend Parren naast zijn bed zat.
Is de dokter -er nog al niet? Hij is altijd even
laat!
Kom, hij zal zoo wel hier zijn. Vermoei je nu
niet, beste vriend. Bekommer je er nu maar niet om.
Ach, hoe kan ik het helpen, dat ik zoo lastig
ben
Ja, je denkt natuurlijk nog aan je plannen, niet
waar? Of, misschien.... Parren aarzelde.
Ja, mijne plannen! stemde Belmont na een korte
pauze haastig toe. Ik heb wel geluk, vind je niet. Hij
lachte toornig. Hier lig ik nu op mijn rug en kan
geen streep meer op 't papier zetten, terwijl in één
dag mijne teekening gereed' zoude zijn geweest.
Waarom zend je ze zóó niet1, in, al is ze nog niet
geheel gereed
Wat zou 't me baten, zeide Belmont. Dan zweeg
hij weer een oogenblik. Eindelijk wordt me een kans
geboden en nu kan ik ze niet benutten. En dat na
twee jaren van strijd.
Een teekening voor een stadhuis, zei je me, is 't
niet?
Ja, een prijsvraag tien duizend' gulden is de
eerste prijs. En ik kón hem gewonnèn hebben, Frits.
Ja, ik ben er zeker van, dat mijn kans groot zou zijn
geweest als dat verwenschte ongeluk niet was gebeurd.
En dan de reclame! De laatste twee maanden heb ik
aan niets anders gedacht.
Dat weet ik, zei Parren deelnemend. Ik herin
ner me nog den avond, toen ik je een bezoek bracht en
je juist met je vrouw over je plannen spraakt.
De architect bewoog zich onrustig op en neer.
Het spijt me, Herman, ik wilde je niet kwetsen.
Maar ze hielp je toch altijd1, is 't niet?
Ja, zij heeft 't wel eens gedaan.
Zijn toon was bitter en liij wendde het hoofd af.
Toe, Herman, wees nu niet dwaas, zei Parren,
kunt ge dat zaakje nu weer niet in orde brengen? 't
Was toch maar van jullie beiden een kwade bui. Heen,
deze scheiding, dit afzonderlijk wonen, lijkt me zoo
onnatuurlijk.
Zij heeft het voorgesteld, verklaarde Belmont
boos.
Maar jullie beiden doet het pijn, dat weet ik
maar al te goed. Mag ik haar gaan roepen? Kom,
Herman, laat je trots nu eeus varen. Later zult ge
er blij om zijn. Zij komt zeker terug.
Neenl antwoordde Belmont. Moet ik dan 't eerst
buigen? Zij heeft 't voorgesteld.
Maar waarom toch? Wil je me dat niet zeggen?
We zijn toch vrienden! Al jaren zijn we vrienden ge
weest; ik kan dien toestand niet langer zoo aanzien.
Och, wat baat je mijn opheldering*. Je snapt er
toch niets van, want je bent nog ongetrouwd'. Het is
de gewone geschiedenis we hooren niet bij elkaar.
En dan. ik heb zoo weinig geluk gehad. Ik kan
haar maar een nederige woning aanbieden, Frits....
maar geen weelde. Toen we twee jaren geleden trouw
den, toen droomde ik zoo over mijn toekomstig succes.
Maar het bleef uit en dat is natuurlijk hard voor haar
geweest.
Parren werd boos.
Je doet haar onrecht, zeide hij, als je meent, dat
dit de reden is, waarom ze van je is weggegaan. Er
moet iets anders geweest zijn.
Dat was er ook. Ik heb 't je gezegd. We konden
met elkaar niet overweg ons huwelijk is 'n vergis
sing geweest. De zaken zijn 't- best zooals ze nu zijn.
Je kunt er niet tusschen treden, Frits; je begrijpt het
toch niet.
Hij sprak met een zenuwachtige opgewondenheid
en wendde het hoofd opnieuw naar den muur. Parren
haalde de schouders op en begon over andere dingen
te praten. Geen van beiden hoorde eerst het zacht ge
klop op de deur. Toen het herhaald werd, snelde Par
ren naar de deur om ze te openen. Toen schrok hij en
legde den vinger op den mond.
Bent u 't, dokter, vroeg Belmont.
Aeen, antwoordde zijn vriend langzaam, neen,
het is de dokter niet. Maar ik moet weg, Herman.
Morgen kom ik je weer bezoeken.
Hij was vertrokken vóór Belmont het hoofd kon om
keer en. Aarzelend trad iemand op het bed toe.
Jij! mompelde hij. Jij!
Men had mij verteld, dat je een ongeluk had ge
haddat je in bed lag. 't Doet mij leed.
Dank je. 'k ind het heel aardig van je, dat je
me komt opzoeken, (Belmont sprak slechts met moei
te). 't Is gelukkig niet ernstig. Ik hoop weer spoedig
in orde te zijn.
Je rechterarm is 't- geloof ik? Maar wat moet 't
nu met je teekeningen die van het stadhuis! Ze
moeten toch deze week worden ingezonden?
Ja, stemde hij toe. Ik moet natuurlijk m'n plan
opgeven, dat is alles. Ga zitten.
Het is jammer. Je zult wel vreeselijk teleurge
steld zijn?
Och, ieder is op zijn beurt eens ongelukkig, ant
woordde Belmont onverschillig.
1 lotseling boog zij ziek over hem #n legde hare han
den in de zijne.
Ik blijf bij je, Herman. Je bent alleen en. en
nu zal ik hier blijven.
Tot ik weer het bed verlaten kan? Hij hief voor
een oogenblik het gelaat op, doch klemde de lippen
weer op elkaar, toen zijne oogen d'e hare ontmoetten.
Dank Edith, maar ik kan je aanbod niet aannemen.
Je bent erg goed, meer dan ik verdien. Maar, neen,
ik neem het niet aan. Je bent hier alleen om mijn
ongeluk, dat spreekt. Anders zou je niet gekomen zijn.
Dat heb je twee maanden geleden toch zelf gezegd.
Zij stond op en liep naar het venster. Zijne oogen
volgden haar.
Maar, tusschen twee haakjes, wie heeft je van
het ongeluk vertelt?
De dokter. Zij sprak op zachten toon. Ik ont
moette hem toevallig.
Zoo. Ik hoop, dat hij niet overdreven heeft,
want, werkelijk, ik zal spoedig weer in orde zijn.
Dat hoop ik. Zijn rijtuig staat juist voor. Ze
trad weer, even glimlachend, op het bed toe en stak
haar hand uit.
Ik vrees, dat. je boos bent, omdat ik gekomen
ben.
Boos? Neen! Hij beet «op zijn lip. Alleen wenseh-
te ik, dat de omstandigheden anders waren.
Ja, ja; maar zooals je zegt, is dat onmogelijk.
Vaarwel.
Door de half geopende deur kon hij hare haastige
begroeting van den dokter op de trap hooren. Het
hart bonste hem tegen de keel.
Neen! mompelde hij. Ik heb goed gedaan, 't Zou
voor ons beiden nóg pijnlijker zijn, als zij gebleven was.
't Is zóó beter.
De dokter bleef aan de deur staan en keek naar be
neden; daarna trad hij binnen en sloot de deur.
Goeden morgen. Hoe voelt ge u? Hebt u veel
pijn?
Neen, niet veel. Dank u.
Dat doet mij genoegen. Maar u ziet er niet erg
opgeruimd uit, mijnheer Belmont. Laten we even het
verband afnemen.
Belmont liet den dokter zijn" gang gaan, zonder iets
te zeggen.
U moet trachten opgeruimd'te zijn. Hebt u be
zoeken gehad?
- Ja, twee of drie.
Ik ontmoette mevrouw Belmont. Is zijDe
dokter hieldi plotseling op en kuchte. U bekommert
u toch zeker niet meer om uw teekening naar 'k hoop?
- Natuurlijk doe ik dat! Wie zou het niet doen?
't Is van zooveel belang, 't- Beteekent zooveel voor
mij!
Maar het is absoluut onmogelijk, dat u het af
werkt, 't spijt mij, dat ik zulks moet zeggen. Tracht
daarom, mijnheer Belmont, er u over heen te zetten.
Met het lot valt toch niet te twisten, zooals u weet.
U hebt toch vandaag niet meer naar die papieren ge
keken
Belmont keerde weer het hoofd om.
Ja> dat heb ik wel! Ik heb me de teekeniugen
hier laten brengen en.
Tegen mijne orders, mijnheer Belmont.
~,En.ik heb ze bekeken hulpeloos liggende hier
en mij niet kunnende verroeren ik heb 'berekend hoe
lang ik noodig zou hebben om ze af te werken als
ik kón. Vijf of zes uren, dat is alles, 't Is om iemand
gek te maken.
De dokter zweeg eenige oogenblikken en hield zich
niet zijn onderzoek bezig.
O, alles gaat prachtig. Een beetje koortsig* na
tuurlijk. Dat was te verwachten. Maar, mijnheer
Belmont, nu moet ik heel strenge maatregelen nemen.
U zult nimmer goede vorderingen maken als die tee
keningen hier in huis zijn. Ik verlang niet dat ze
verbrand worden
Dat zou ik gelooven!
De dokter schonk geen aandacht aan dezen uitroep.
Omdat zij misschien voor een ander doel kunnen
dienen. Maar ik mag u niet toestaan, dat u ze dag
aan dag bekijkt, zooals u dat noemt. Daarom oordeel
ik het beter, ze onder mijne berusting te nemen, totdat
u weer beter zijn.
Zoo! Ik....
Dat is het verstandigste .wat gij doen kunt,
drong de dokter aan. U zult het zelf moeten toegeven.
Het gezicht ervan alleen reeds maakt u opgewonden.
Ik zal ze goed bewaren, dat beloof ik u. Wilt u mij
toestemming geven?
Neen, nooit! Ik zie niet in waarom.
Antwoord niet zoo snel. Denk er kalm over na,
terwijl' ik uw arm verbind.
Zijn kalme aandrang had uitwerking.
Hu goed, stemde Belmont eindelijk, niet erg
vriendelijk, toe. Vraag ze beneden maar. Misschien
hebt u gelijk. Hij zweeg een minuut en zeide toen
met moeite: Ik dank u
Geen dank. Herinner u nu wat ik gezegd heb,
dat gij oppgpepwekt moet zijn. Ontvang iedereen, die
u bezoeken komt. Bonjour.
Alleen gelaten, scheen Belmont kalm en gelaten.
Doch inwendig verwenschte hij zijn onverdiende te
leurstellingen en zijne gedachten keerden vaker tot
zijne vrouw terug dan hij sinds lang gedaan had.
l egen den dag, dat de uitslag van de prijsvraag be
kend zou worden, kon hij in huis op en neer loopen.
In den morgen ging hij naar beneden om te ontbijten.
Verscheidene brieven lagen voor hem gereed. Op zijn
last opende de meid als gewoonlijk de enveloppen en
legde die bij de brieven.
De bovenste scheen onbelangrijk; hij wierp er een
vluchtigen blik in en begon daarna langzaam te eten.
Hij vond liet nog afschuwelijk, dat hij alleen zijn lin
kerhand kon gebruiken.
i Eerst nadat hij zijn ontbijt gebruikt en een ochtend
blad gelezen had', keek hij de rest van zijne eorrespon-
I dentie in. Twee zaken-brieven werden terzijde gewor
pen; bij den derden brief gaf hij een gil en staarde
met groote oogen.
Dat was een vergissing; dat kón niet waar zijn.
„....Wij hebben het genoegen U mede te deelen,
j dat aan LT door de jury de prijs van 10.000 gulden is
j toegekend...
Het duurde eenigen tijd' vóór hij verder kon lezen,
t Iemand had dus zijn werk ingezonden. Hij zelf zou
het nooit zoo, onafgewerkt,als 'b was, gedurfd hebben.
En nu.... 'twas ongelooflijk.... wonderbaar!
Voor dit succes had hij dus zijn dokter te danken,
tegen wien hij nauwelijks een 'beleefd' woord gesproken
had, die zijn kwaad) humeur had voorbij gezien en hem
altijd met vroolijke vriendelijkheid) en hoffelijkheid
had gegroet en die er op bedacht was geweest hem de
zen dienst te bewijzen. Waarschijnlijke had hij de jury
in kennis gesteld van den hulpeloozen toestand! van
zijn patiënt, -eene bijzondere overweging verzocht en
een kleine afwijking van de gebruikelijke reglementen
durven vragen. Beschaamd steeg Belmont het bloed
naar het hoofd.
Hij kon niet wachten, doch snelde naar de telefoon.
Allo! Is de dokter thuis? Mag ik hem even spre
ken?
't Spijt mij, mijnheer, maar....
Ik moet. Mijn naam is Belmont.
- De dokter is op patiënten-bezoek, mijnheer. Van
middag komt hij ook bij u.
O, dank u, antwoordde Belmont, teleurgesteld.
Nauwelijks had hij het toestel opgehangen of er
werd wederom gebeld.
Ja?
Ben jij 't, Herman? Parren sprak snel. Ik meen
de je stem te herkennen. Blij dat je weer beneden
bent, zeg!
Wel?
Je vrouw is ziele, Lierman. Wilt ge haar gaan
bezoeken. Moogt ge al uit gaan? Neen, zij laat je
niet roepen, maar bedenk eens, beste jongen, lioe ze
kwam, toen jij
Ja, antwoordde Belmont. Maar. Edith ziek?
Ik had er niets van gehoord'. Ik had 't niet kunnen
denken
Ze is bij haar zuster. Ik vernam het van haar
zwager. Ga je er dadelijk heen? Dat doet me genoe
gen. Neem je zelf in acht, hoor, beste vriend. Adieu!
Er werd afgebeld vóór Beknont nog* over zijn pas
behaalden prijs had! kunnen praten. Een oogenblik
aarzelde de architect.
Neen; dat kan wachten, mompelde hij. Edith.
Edith
Llij riep den huisknecht, dien hij verplpicht was ge
weest tijdelijk in dienst te nemen.
-- Ik ga uit. Roeps even een rijtuig aan.
Maar, mijnheer. uw overjas. u kunt zoo
niet.
Bemoei je daar niet mee. Een rijtuig. vlug!
Hij schreeuwde het 'bevel bijnaen nu hij op weg
was naar zijne vrouw, leek het hem of het rijtuig
voortkroop.
Eindelijk bij het huis aangekomen, wenkte hij een
dienstbode.
Mevrouw Belmont.mijne vrouw. Vraag of ze
mij ontvangen wil; of is je
JJa, mijnheer. Laat me u even helpen.
Uw arm,
Vertreuzel je tijd) nu niet, riep Belmont wat
ruw. Ik kan 't alleen wel.
Hij wachtte ongeduldig tot zijn schoonzuster kwam.
Gij, Herman!
Ik kom haar bezoeken. Zij is ziek, zooals men
mij gezegd' heeft, 't Is tochi niet ernstig, hoop ik?
Er is toch geen gevaar?
Het ergste is voorbij.
Toen veranderde haar houding. Zij stond tusSchen
hem en de trap.
Ik begrijp niet, waarom je hier komt. Jij bent
van alles de oorzaak. Ze was verre van sterk dien dag,
dat ze jou bezocht.
Bcdmont boog het hoofd.
De dokter keek haar na, ik herinner 't me, hij
bleef staan. Ik had' het moeten weten! -
En toen je haar de deur hebt gewezen.,-.
Hij nam haar arm.
Och, toeZiet ge dan niet hoe 't me spijt. Ziet
ge dan niet, dat ik gekomen ben om haar vergeving
te vragen. Dat zult ge me toch niet willen weigeren?
Zij gingen samen naar-boven. Bij de deur der
slaapkamer beefde zijn hand. Hij' zag het kleine, blee-
ke gelaat op het kussen en sprak haar naam zachtjes
uit. Dan waren ze alleen.
Herman, je had je nog niet- buiten mogen wa
gen. Ik. ik wilde niet, dat jt 't wist. Ik deed den
dokter beloven.
Llij hield zijn woord. Doch iemand anders
Parren was 't.
Je komt hier alleen omdat ik ziek ben, dat
spreekt-. Dat weet ik wel.
Zij zeide hem zijn eigen woorden na en hij herin
nerde ze zich, vol berouw zich afwendend
Edith!
Zij lachte een medelijdend lachje.
Anders zou je niet gekomen zijn..,..
Neen, neen! Ik ben hier gekomen, omdait ik. .-.
ik het niet langer kon uithouden, Edithomdat ik
je zoo lief heb, lieveling!
Zij wachtte even en zei dan:
Daarom ook kwam ik twee weken geleden bij
jou. Ik had niets van het ongeluk gehoord toen ik
an huis ging. Onderweg hoorde ik het van den dok
ter, Herman. Ik wilde je vragen mij weor hij je te
rug te nemenJ 'V
Hij boog zich over haar heen. Zij nam zijne linker
hand in hare beide handen, terwijl hunne lippen el
kander kusten.
We zullen nooit meer van elkander scheiden.
nooit weer, zei hij, snikkend. En.... Edith, ik heb
wonderbaar nieuws! Die teekening van me....
Heeft den prijs gewonnen? Werkelijk. Herman?
O, wat ben ik gelukkig. Ik heb daar zoo naar ver
langd. Tien duizend gulden; is het wezenlijk waar?
Je wist dus, dat de dokter ze had ingezonden?
J. Ja, dat wist ik, liefste.
- En dat niettegenstaande het niet gereed was..
Hij hield op met een kreet van verbazing, toen zij
het hoofd schudde en nu gelukkig lachte.
Edith, jij hebt ze afgemaakt! Jij!
Ik zag den dokter nog vóór hij wegging. Ik wat
i n de keuken en ik
Maar waarom waart ge daar gebleven?
Ik wilde zien. of men goed) voor je zorgde.
En toen hoorde ik den dokter weggaan. Hij had- de
papieren in zijn hand. Ik vroeg ze hem', omdat mij
plotseling een plan te binnen schoot. Je weet, dat ik
je altijd hielp. Ik wist dhs precies, wat je idee was.
En zoo maakte ik de rest af. Er was niet veel meer
aan te doen.
Belmont hield haar in zijne armen gesloten.
Dat heb jij voor mij gedaan! fluisterde hij, ont
roerd. Ik heb het niet verdiend, Edith. O, ik durf j»
niet. aanzien. Ik ben diep, diep beschaamd.
Maar zij sloeg hare armen om zijn hoofd en lief-
koozend richtte zij zijn gelaat op tot het hare, om er
een warmen kus op te drukken
LOON VAN DE KAASDRAGERS.
De gezamenlijke kaasdragers hebben zich bij adres
d.d. 9 Juni 1.1., in verband met de oprichting van een
nieuw veem ter kaasmarkt, waaTaan door het college
van B. en W. de naam van „Oranjeveem" gegeven is,
tot den Raad gewend met het verzoek het draagloon
in dier voege te willen regelen, dat zij door d'e uitbrei
ding van het personeel der dragers geen schade zullen
ondervinden. Bedoeld adres werd in de vergadering
van 14 Juni 1.1. om bericht en raad in handen van B.
en W. gesteld.
Daaraan voldoende heben zij de eer te berichten, dat
in October 1903 werd besloten de draagloonen, door
de aanvoerders a'an de kaasdragers te betalen, tot.
dien tijd 20 centen per 100 K.G. bedragende, tot 10
centen per *100 K.G. terug te brengen, met dien ver
stande, dat voorshands 5 eenten per 100 K.G. draag
loon aan de dragers uit de gemeentekas zal worden
gesuppleerd.
Tot dit laatste werd overgegaan om de verminde
ring van ontvangsten voor de kaasdragers op dat
oogenblik niet al te zwaar te doen drukken. Een
draagloon van 20 centen per 100 K.G. werd te hoog,
een van 10 centen billijk geacht. De kaasdragers
moesten 5 centen per 100 K.G. derven en de gemeente
kwam vrijwillig, d.w.z. zonder daartoe in het minst
verplicht te zijn, met de overige 5 centen per 100 K.G.
tegemoet. De gemeente deed dit -echter „voorshands",
d.w.z. zij wilde zich niet verbinden daarmede tot in
lengte van dagen door te gaan. De omstandigheden
zouden moeten uitmaken, wanneer daaraan gereedelijk
een einde zou kunnen worden gemaakt.
Zoo heeft de gemeente, wegens draagloon ii 5 cent
per 100 K.G., aan 28 kaasdragers uitbetaald:
in 1904 3162.10; in 1905 3318.66; in 1906
3534.38; in 1907 3996.74; in 1908 4143.41; in
1909 4129.34; in 1910 3941.85, over de laatste 6
jaren gemiddeld 3844.06%.
Bedroêg dus het uit de gemeentekas in 1904 wegens
draagloon gesuppleerde 3162.10, dit bedrag hebben
de kaasdragers gedurende de zes laatste jaren zien
aangroeien tot een gemiddeld bedrag van 3844.06V2.
Tweemaal dit. bedrag of 7688.13, weï»d door de aan
voerders aan de kaasdragers betaald; zoodat het duU
delijk is dat de 28 kaas-dragers over de laatste zes ja
ren eene som van 11532.19% of gemiddeld per man
411.86 's jaar-s hebben genoten; voor eene bijbetrek
king, om welke te bekleeden slechts lichamelijk»
kracht vereischte is, zeker geen onaanzienlijk bedrag.
Hiermede hield natuurlijkerwijs gelijke tred d»
aanvoer ter markt. Immers jui'st deze vermeerderde
aanvoer was de aanleiding tot het instellen van een
nieuw veem, dat voorloopig slechts werkzaam zal zijn
gedurende de maanden Mei tot en met September. De
oude kaasdragers konden het werk binnen den tijd, die
daarvoor redelijkerwijs mocht worden gesteld, niet
meer af en uitbreiding van dragerspersoneel was dien
tengevolge, uit een oogpunt van algemeen belang,
noodzakelijk.
Waar nu de oude dragers van het overmatige werk
zullen worden ontheven, is het, zeggen B. en W.,
geenszins onredelijk, dat hunne inkomsten als dragers
naar evenredigheid -eene vermindering ondergaan. In
geen geval achten zij het raadzaam het draagloon met
meer dan 5 centen per 100 K.G. uit de geldmiddelen
der gemeente te verhoogen. Eerder zou er, in ver
band met de meerdere aanvoer ter markt, aanleiding-
bestaan tot. vermindering der bijdrage uit de gemeen
tekas. Zelfs dan zou nog een behoorlijk loon aan d#
dragers zijn gewaarborgd. En daar het evenmin aan
beveling* verdient het draagloon ad: 10 centen per 100
K.G., door de aanvoerders te voldoen, die eertijds op
eigen verzoek 20 centen betaalden, doch later dit be
drag te hoog* noemden, wederom op een hooger bedrag-
te bepalen, zoo stellen zij den Raad voor te besluiten:
aan P. Ris c. s-., kaas-dragers, als beschikking op
hun adres d.d. 9 Juni 1.1. te berichten, dat uit vermin
dering van werk, in verband met, de oprichting van
het Oranjeveem, eenige vermindering van loon voor
d» oud» kaasdrag»ï8 als va» z«lv» voortvloeit, wat