DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Damrubriek. ijf/i tm w No. 165 Honderd m dertiende jaargang. 1911 ZATERDAG 15 JULI. Brieven uit Marokko, iÉtii Bier en Spiritualiën Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. 1 üi I Telefoonnummer 3. ..if-Vr'V - - «gw*a»!BaaMBMg m mÊ mm wm. 'mm. ALKMAARSCHE COURANT tlAVl TAOURIRT, 6 Juli. De troepen die uit alle deelen van Algerië waren opgeroepen, zijn onverwacht door een bevel uit Pa rijs terug moeten trekken van de boorden der Mou- lonia, naar hunne oorspronkelijke garnizoensplaatsen, slechts een voldoende bezetting' achterlatende op de nieuw gevestigde posten ten Noorden langs de Mou- lonia uit Eoyid Za, ten Westen eveneens langs de ri vier, waar tevens een brug is gebouwd genaamd Mera- da, ten Zuiden der stad Debdou. Veel hebben de Franschen niet gewonnen met deze colonne, hun ge bied is niet meer dan hoogstens 36 K.M. verder uitge breid, doch werk is- er weer genoeg nu met de nieuwe posten, waarheen weer goede wegen moeten worden aangelegd, terwijl zij telegrafische verbinding moet hebben en de onmisbare waterputten. Wij hebben den generaal Toutée vergezeld op zijn reis van uit Taourirt naar Debdou. Die stad) was nog niet in handen der Franschen. Wel waren vroegere verschillende verkenningen gedaan in de vlakte voor de stad, doch altijd1 bleven wij op een eerbiedigen af stand, want er kwamen voortdurend berichten van spionnen dat de stad sterk bezet was met Marokkaan sche troepen. Nu evenwel zouden wij er op los gaan, van drie verschillende zijden zouden onze troepen zoo noodig oprukken en verzamelen op 12 K.M. voor de stad, om daarna met don generaal den aanval verder voort te zetten. Eene colonne vertrok in Zuidelijke richting, terwijl de twee andere den loop der Mouloniarivier zouden volgen. Wij met een kleine troepenmacht, bestaande uit afdeelingén der genie, namen direct dbn weg van uit Taourirt door de vlakte van Tavara. Op 18 K.M. afstand van bovengenoemden post vonden wij eenige waterputten en aldaar werd gekampeerd, om de waar heid te zeggen met een bang hart want- wat had er van ons moeten worden wanneer wij dien nacht over vallen waren door de Marokkanen, alleen in de vlakte met een zoo'n kleine troep. Doch gelukkig passeerde de nacht zonder dat. er iets bijzonders werd waargeno men, en reeds 's morgens om 5 uur vertrokken wij van die plaats die den naam Ericha draagt, naar een marabout die daar begraven ligt. Voor ons lag een openvlakte en gansch in de verte1 een bergketen waar in de stud Debdou moest liggen. In den geheelen om trek was geen menschelijk wezen te bespeuren, geen boom, geen doornenbosch, niets dan een kale dorre vlakte waarop het gras, dat in de wintermaanden, wanneer er veel regen valt, welig groeit. Nu was alles verdord1, de zon brandt als het ware op den dorren grond. Reeds 18 K.M. was1 afgelegd, toen werd er een klei ne halte gemaakt om iets te eten en tevens de paarden wat rust te geven. Ongelukkig moesten wij eensklaps maken dat wij weg kwamen, daar door de onachtzaam heid van den kok eensklaps het dorre gras was gaan branden. Aan blusscben viel niet te denken, water hadden wij niet in overvloed om dit te verspillen, en hoe wij ook kapten en sloegen, het vuur verspreidde zich als de wind', zoodat, wij ons nog moesten haasten om weg te komen. Het was des avonds zes uur toen wij de eerste ber gen bereikten waar wij water aantroffen. Er stonden vele boomen, doch van een stad was niets te zien. Ver der gaan was niet geraden, daar wij niet wisten in boeverre de streek veilig was. Wij besloten dus te blij ven waar wij waren, tenten werden niet opgeslagen, vuren mochten niet worden aangelegd; wij aten een stuk brood met een slok water en daarna legde ieder zich neder. Van slapen was geen sprake, ieder oogen- blik konden wij overvallen worden, doch ook die nacht verstreek zonder dat wij iets hadden waargenomen- Het werd dag en wij begaven ons weder op weg, met als doel een-ingang tusschen twee bergketens, waar wij dachten de andere troepen te ontmoeten. De gan- sche vallei was begroeid met boomen, hetgeen een mooi gezicht opleverde voor ons die niet gewoon wa ren zoo'n boschrijke streek te zien in MarokkoWater vloeide er in overvloed, zoodat wij niet eens noodig achtten onze veldflesschen te vullen. Om twaalf uur des middags kwamen er eenige ruiters in 't zicht, die tot onze vreugde bleken te behooren tot een der colon nes. Om twee uur waren onze troepen verzameld aan den ingang tusschen de bergen. Zoo spoedig mogelijk werden loopgraven aangelegd rond bet geheele kamp, keukens gemaakt en op een der bergen een kleine post gezet, die den geheelen omtrek kon overzien. Na den middag werden door de goemi's (inlandsche ruiters) verkenningen gemaakt tusschen de bergen. Teg-en den avond keerden zij terug- met de mededeeling dat zij op eenige honderden meters van de stad waren ge weest, doch er viel niets bijzonders waar te nemen, alles was als uitgestorven. Verder verhaalden zij van vele kasba lis (vestingen) welke zij gezien hadden en verklaarden, dat alle terrein bebouwdl was, het zij als tuinen of als akkerland. Het. is te begrijpen boe nieuwsgierig wij waren en hoe wij verlangden om op te rukken naar ons doel, maar de generaal wilde wachten tot den volgenden morgen. Jwee der colonnes zouden achterblijven op die plaats en zoo doende den ingang bewaken, terwijl wij weder met de genie de voorhoede zouden vormen om den weg vrij te maken voor de artillerie en verdere troepen, 's Morgens zes uur gingen wij op marsch, gewapend met schop en houweel; wij dachten wel een w eg te vinden die naar de stad' voerde, doch deze was niet meer dan ecu smal voetpad. Wij waren dus ge noodzaakt een nieuwen weg te banen tusschen de vele boomen en struiken. Doch het zware werk vermoeide ons niet, voortdurend zagen wij iets nieuws, dan weer was het een vijgeboom beladen met rijpe vruchten, dan weer een amandelboom, die reeds zijn vruchten had late* vallen #n die vruchten zamelden wij in alle haast bijeen. Weldra kwamen wij in de akkers be groeid met rogge of haver, op enkele plaatsen reeds gesneden en op hoopjes gesteld, om te drogen. Ook werden eenige lieden gezien, die aan den arbeid wa ren, doch zoodra zij ons bemerkten lieten zij hun werk in den steek en verdwenen in het houtgewas. Eens klaps aanschouwden wij een kasbah, die, zoo het scheen, verlaten was. De poort was gesloten en van bewoners was geen spoor te zien, doch alvorens wij verdei' gingen wilden wij de achter ons zijnde afdee- lingen waarschuwen, want men kan nooit weten of er niet eenige honderden geweerloopen door de vele schietgaten zouden kunnen komen te steken. De kom- mandant werd gewaarschuwd! en zond! een afdeeling vreemdelingenlegioen voorwaarts. Zij beklom de mu ren, doch ook aan de binnenzijde was niets verdachts waar te nemen. Eenige vrouwen waren bezig graan te malen, terwijl een troep kleine kinderen achter een muur angstig voor ons wegkropen. Men kon zien dat hier nog niet vele Europeanen waren gezien, de vrouwen waren volstrekt niet hang, lachten onder elkander, bezagen ons van hoofd' tot de voeten, en riepen de angstige kinderen geruststellende woorden toe. Van de mannen was geen spoor te zien, noch minder van wapenen, zoodat wij weder de kas bah verlieten om onzen arbeid voort te zetten. De ge neraal wilde ons wat rust geven en wij vlijden ons in de schaduw der boomen en hielden rust tot twee uur des middags, waarna wij weder op weg gingen naar Debdou. Hoe wij daar aankwamen vertel ik u de vol gende maal. v. d. V. Probleem 139, van P. A. LAMARRE. Aan de Dammers. Met dank voor de ontvangen oplossingen ran pro bleem 138 en- vraagstuk 44. Stand van No. 138, dat vele oplossers zeer veel moeite veroorzaakt heeft: Zwart: 11, 12, 13, 15, 18, 22, 23, 25, 33. Wit: 24, 29, 32, 34, 37, 38, 40, 43, 44. Wit wint op de volgende schitterende wijze: 1. 37—31 1. 33 42 2.34—301! 2. 23 of 25: 45 3. 32—273. 25 of 23 34 4. 24—20 4. 15 24 5. 43—39 5. 34 43 6. 44—40 6. 45 34 7. 31—26 7. 22 31 8. 26 6(8 sell.) en wint. Vraagstuk 44 geleek in stand en ontleding zeer veel op 138, vandaar dat zij, die de ontleding van No. 138 vonden, met 44 niet veel moeite hadden. Alleen »r moesten twee ontledingen gezocht worden. Stand van No. 44: Zwart: 2, 6/10, 13, 18, 19, 28. 1ste ontledin.g in 5 zetten: 1. 34—29 1. 28 39 2. 27—21 2. 18 36 3. 38—33 3. 39 28 4. 37—31 4. 36 27 5. 21 1 (6 sch.) wint. 2de ontleding (van den auteur) in 8 zetten 1. 34—29 1. 28 39 2. 16—11 2. 7 16 3. 27—21 3. 16 of 18 3C 4. 29—24 4. 18 of 16 27 5. 17—11 5. 6 17 6. 38—32 6. 27 38 7. 37—31 7. 36 27 8. 30—25 8. 19 30 9. 25 5 (8 sch.) wint. Wij ontvingen ditmaal goede oplossingen van de heerenG. Cloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, G. van Nieuwkuijk, J. K. te Alkmaar, S. Homan, Wijde Wor- mer, H. E. Lantinga, Haarlem. Slagzet in de partij. De volgende stand kwam deze week voor in een par- ijt, alhier op de Damclub gespeeld: Wit heeft als laatste zet 3530 gespeeld. Dit was echter een f ontzet, want de leider der zwarte stukken, de heer G., speelde nu als volgt Wit. Zwart. 1. 35—30 (1. zet) 1. 29—33! 2- 38 29 2. 16—21 3- 27 16 3. 18 38 I 29 18 4. 13 24 (5 sch.) waarmede de winst verkregen was. Ier oplossing voor week d« vol ge* el* opgaven: Zwart: 12, 13, 14, 19, 20, 22, 24, 25, 27, 31, 32. Wit: 29, 33, 34, 35, 39, 40, 41, 42, 44, 45, 50. Vraagstuk 45, van J. BOURQUIN. Zwart1, 2, 4, 6, 9, 11, 13, 14, 20, 22, 23, 29. Wit: 21, 25, 26, 31, 32, 34, 37, 38, 39, 44. In beiden wint wit. Aan vraagstuk 45 is een klein eenvoudig eindspelletje verbonden. Oplossingen vóór of op 20 Juli bureau van dit blad. N®. 39Ö, F. F. L. ALEXANDER. „British Chess Magazine" 1911. 8 7 6 5 4 3 2 1 abcdefgh Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 296 (W. J. SMITH). 1 D g8 g7 enz. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer en G. Imhiilsen te Alkmaar; G. van Dort te Leusden, Mr. Ch. Enschedé en P. Fa briek te Haarlem, J. Vijzelaar te 's-Gravenhage, P. Bakker, Jos. de Koning en H. Weenink te Amsterdam, G. II. B. Hogewind te Utrecht, J. Reeser te Voorburg, C. J. Oosterholt te Groenloo, J. Deuzeman te Frede- riksoord, IT. Strick van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kampen. Ad. 296. Wij zijn het geheel met Dr. de Jong eens, dat de hoofdVariant een verrassenden indruk maakt. Im mers men komt zoo gauw niet op het idee de Dame te verzetten, omdat die schijnbaar op g8 den pion op c4 moet blijven dekken na 1.t d6 (2 L g6 mat). Daarom vinden wij de matverandering in deze variant beslist merkwaardig. Wat het overige van den inhoud betreft, wellicht, dat wij het later daarover nog wel eens hebben als. wij niets beters te doen hebben. Ad. No. 299. Er is een tijd geweest, dat wij voor 2 zetten met dergelijke sleutelzetten een groote voorliefde hadden. Wij zijn daar van terug gekomen, omdat wij on machtig waren deze te verbinden aan een behoorlij ke afwikkeling. Dan weder was het onmogelijk er ook maar één goede matstelling in te krijgen, dan weder zat de 2zet vol met duals en bijna geregeld was het geheel veel te eentonig. Juist omdat wij indertijd met dergelijke 2zetten zooveel moeit» hadden, kijkeu wij de voorheelden, die wij er van tegenkomen, altijd nog met een zekere be langstelling door. Zoo ook No. 299, waarin wij met groote voldoening een econ, reine matstelling meenden te ontdekken. Want het is duidelijk, dat een derge lijke mat moeilijk aan te brengen is bij zulk een vrijgevigen sleutelzet. Toch wij durven het haast niet zeggen, waar wij de opgave in een Engelsoh vak blad aantroffen toch verbeelden wij ons, dat ook hier de duals niet ontbreken. En zoo schijnt No. 299 ook al weder te bewijzen, dat het onder de vroome wenschen behoort een 2zet met een dergelijken sleutelzet onberispelijk af te wer ken. Intusschen, wij hebben nog een flauwe hoop, dst wij ons met die duals vergisten. I ï3i5y:j.., v CORRESPONDENTIE. Jos. de K. te A. Zeker 6 Kzetten, 3 met de D. ea "1 met den gpion, niet waar? Ingezonden Mededeelingen. *nf tien een zeer schadelijke werking vit np*de nieren en Haa", en veroorzaken waterzucM, gra eel, steen, rheuma Hek, rugpijn en verlies vat de macht om d' urine op te houden. Alcoholische prikkeling ia verreweg in de meeete gevallen de oorzaak van nier- en blaaskwalen. De door alcohol geprikkelde en aangetaste nieren verliezen hun kracht om het bloed te filtreeren en om de niergiften af te voeren, die waterzucht, rheumatiek, graveel, len denjicht en zoovele andere noodlottige ziekten veroor zaken. Indien gij eenig kenteeken van een nier- of blaas- aandoening hebt, en vooral wanneer gij aanleg hebt voor nierzwakte, dient gij liet gebruik van alcohol na te laten en onmiddellijk te beginnen met een geregelde kuur met Foster's Rugpijn Nieren Pillen. Gij dient met dit geneesmiddel door te gaan, totdat de geringste sporen der verschrikkelijke ziekte verdwenen zijn, want zoolang gij nog de geringste verschijnselen kunt op merken, zijt gij nooit veilig voor vernietiging der nie ren, en kan de blaas haar macht over de urine ver liezen. Hoe langer gij uw kwaal veronachtzaamt, des te dieper schiet deze wortel, en krijgt gij misschien last van blijvende hartzwakte. Het kan zijn, dat uw ziekte zich reeds meer ontwikkeld heeft dan gij vermoedt en uitstel van behandeling is zeer gevaarlijk, zoodat gij niet spoedig genoeg beginnen kunt met het gebruik der echte Foster's Rugpijn Nieren Pillen, die door mannen en.vrouwen geroemd worden, welke genazen en genezen hieven. Op elke doos échte Foster's Rugpijn Nieren Pillen komt de handteekening van James Foster voor. Zij zijn te Alkmaar verkrijgbaar bij de heeren Nierop Slothouber, Langestraat 83. Toezending geschiedt franco na ontvangst van postwissel f 1.75 voor één of f 10.voor zes doozen. VOOR DAMES. Kijkjes in de Modewereld. De mode in de voiles, die dezen zomer gedragen worden, kan men op z'n zachtst uitgedrukt „excen triek" noemen. Of men ze met evenveel gemak hei predicaat „elegant" kan geven, is een andere vraag. In elk geval staan zij „gekleed" en is de manier waar op zij gedragen worden, berekend op het groote-stads- en badplaats-leven. Zij zijn zeer breed en omvangrijk. Nadat zij over den randl van den hoed! en om het ge laat getrokkdn zijn, blijft er nog zooveel over, dat zich onder de kin een dikke plooienmassa vormt. De voile wordt vervolgens heel strak om het gelaat getrokken, dicht langs den hals en op den achterkant van den hoed.rand bij elkaar gebonden. Vlak onder den rand van achteren neemt men de beide zijden van de voile nog eens met een gesp bij elkaar, zoodat1 het haar ook bij den hevigsten wind geheel beschermd is1 en de hoed zoo stevig- op het hoofd staat, dat een windstoot zelfs den hoed met den grootsten rand niet in gevaar brengt. De gesp, die gebruikt wordt om de voile bij elkaar te houden, moet in overeenstemming zijn met de knoppen van de lioedënspelden, die in den hoed ge bruikt worden. Bestaat de voile uit effen tule of tule met kleine moesjes; dan maakt zij op bovenge noemde wijze om groote hoeden gedragen, een heel aardig effect. Maar deze voiles worden helaas niet door de mode begunstigd, integendeel zij bevoorrecht die, waarin allerlei in het oog vallende patronen zijn geweven. Het allermeest begunstigd zij de heele dich te witte tule voiles met daarop geborduurde figuren, die weliswaar de dames het zien niet onmogelijk ma ken, maar op de buitenwereld' toch den indruk maakt, alsof de schoo'ne draagster, die zich in dit „masker" gehuld heeft, blind is en om litteekens, wonden of iets anders wat de harmonie van het gelaat verstoort, t» bedekken, dit zoo verborgen heeft. Nog erger dan deze witte tulen voiles zijn derge lijke zwarte of gekleurde, waarin vlinders, bloemen enz. gewerkt zijn. Zij geven dooor de onregelmatig» vlekken, die nu eens op het voorhoofd, dan eens op d« kin of op de wangen schijnen, den indruk alsof hek gelaat met brandvlekken ontsierd is. Voor Hutomobielsluiers worden groote gazen shawls gedragen, die evenwel ook veel op reds worden ge bruikt. Men houdt er van ze zoo over de kleine, strooien hoedjes te drapeeren, dat deze tot op den randi toe, geheel bedekt zijn. Twee gespen, die op groote, platte knoppen van hoedenspelden gelijken, houden op zij dp sluier bij elkaar en van daaruit flad deren de einden, die van onderen met, fereedan zoom versierd aijn, vroelijk d» lucht ia.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 9