DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 169
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DONDERDAG
20 J U L I.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
De dm Dluskefiers.
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 20 Juli.
Tu hooge mate belang-wekkend is hetgeen een proces
tegen camorristen van Mapeis, dat te Viterbo sinds
maanden wordt gevoerd, tot dusverre heeft opgeleverd.
Men Weet, dat de camorristen leden zijn van een ge
heim genootschap in Napels, een bende misdadigers
welke eertijds het verkeer belemmerde en de bevolking-
brandschatte, In de geschiedenis der vorige eeuw ont
moeten wij deze heeren herhaaldelijk. Zoo hadden zij
bijv. een invoexrechtenbelasting in het leven geroepen,
maakten als smokkelaars goede zaken, verdienden bij
misdaden veel geld. Hun uitstekende organisatie, wel
ke de leden tot eeuwig stilzwijgen, tot trouwen weder-
zijdseben steun en tot gehoorzaamheid jegens de lei
ders verplichtte, gaf hun groote macht. Koning Fer
dinand II duldde de eamorra uit politieke overwegin
gen, Frans II vervolgde hare leden en liet ze verban
nen. Later werd de org-anisatie aanhanger der Bour
bons ,en bezorgde koning Victor Emanuel van Italië
veel overlast. Tevergeefs trachtte men haar te gebrui
ken bij de politie. Zij wist grooten invloed op het be
stuur der stad te krijgen en daaruit voordeel te beha
len.
Hoe het thans met de eamorra gesteld is, leert het
proces te Viterbo, dat eerst matig interessant was,
„maar door het getuigenis van den als zeer bekwaam
bekendstaanden kapitein der Carabinieri Fabbroni,
die met de bestudeering en de bestrijding" was belast,
plotseling zeer belangwekkend is geworden. Het pro
ces, naar aanleidiag van een moord1 op een verraadjple-
genden heler en zijn vrouw ingesteld, toch leert, dat
het Napels van 1911 evenzeer onder den druk der Ca-
njorra was belast als het Napels der vorige eeuw.
Het prestige der bende, door haar driestheid met een
soort aureool omgeven, is nog altijd zoo groot, dat zij
als een populaire instelling moet worden beschouwd.
Zij is een net, dat zich met duizend mazen over de
geheele stad uitspreidt, waaraan de burgers zich niet
kunnen onttrekken. Kij bestaat uit mannen der laag
ste volksklassen, maar geniet een invloedrijke bescher
ming van uit de hoogere kringen. Zij is een soort po
litie, die zich toelegt op de uitoefening van alles wat
slecht en verwerpelijk is, als 'het maar geld' opbrengt.
Zij staat ter beschikking van alle geboefte, groot en
klein, dat in Aapels zaken wil doen, maar maakt op
haar beurt van dit gespuis weer gebruik. Zij beschermt
oneerlijke beambten, helpt anderen carrière maken, be
schermt de prostitutie, dwingt kooplieden geld af,
leent geld uit tegen woekerrente, stelt zich bij verkie
zingen beschikbaar en steunt dan het liefst de regee-
ring'seandidaten. Ze dragen dan groen en witte on
derscheiding-steekenen en benemen de oppsitie met ge
weld en dreigementen den lust, zich naar de stembus
te begeven. Fel zijn camorristen gebeten op het soci
alisme, dat te Napels en in geheel Zuid-Italië de par
tij van den vooruitgang- en de moraliteit heet te zijn.
Zij stellen zich tegen behoorlijke betaling gaarne
ter beschikking van lieden, die een of andere bloed-
wrank willen uitoefenen. Tegen vast tarief kan de
j naar
ALEXANDRE DUMAS.
51) o
„V elnu, het is waar," hernam Anna van Oostenrijk,
„de spionnen van den kardinaal hebben hem goedl ge
diend. Ik heb heden een brief geschreven; die brief
is niet vertrokken; de brief is daar."
En de koningin bracht hare schoone hand aan haren
boezem.
„Geef mij dan dien brief, mevrouw," zei de kanse
lier.
„Ik zal dien aan niemand dan aan den koning ge
ven," zeide Anna.
„Indien de koning begeerd) hadde, dat de brief hem
werd overhandigd, mevrouw, zou hij dien in persoon
hebben gevraagd. Maar ik herhaal u, hij heeft mij
je ast dien van u te. vorderen en indien gij hem niet
overgaaft
„Welnu?"
„Ben ik het wederom dien hij heeft belast u dien te
ontnemen.
„Wat wilt gij zeggen?"
„Dat mijn bevelen zeer ver gaan, mevrouw en dat ik
volmacht heb dien brief, zelfs op de persoon Uwer Ma
jesteit te zoeken."
„Hoe afschuwelijkriep de koningin.
„Gelieve daarom, mevrouw, door dien te geven
„Dat is een afschuwelijke geweldadigheidweêt"»'ii
dat, mijnheerJ
„De koning beveelt, mevrouw, verontschuldig mij."
„Ik zal het niet ondergaan, neen, neen, liever ster
ven! nep de koningin uit, bij wie het onstuimige
bpaansche en Oostenrijksche bloed) aan het gisten
werd gebracht.
De kanselier maakte een diepe buiging, vervolgens
niet. het blijkbaar besluit- geen duimbreed te wijken, in
de vervulling van den last dien men hem had opgedra-
vijand dan een snee over zijn gezicht of een steek in
het hart krijgen.
Iloe komt de door het volk evenzeer als door de
overheid gevreesde bende aan geld? Zij heft belasting
op alles, wat hot openbare leven betreft. Bootwerkers,
landverhuizers, café's, groote en kleine financieele-,
handels- en andere ondernemingen, bordeelen, kooplie
den, ieder draagt zijn penning bij. De electriciteits-
maatschappij betaalt jaarlijks een vaste som. De mees
te kooplieden, winkeliers enz. offeren, om zich in ze
kere mate tegen brand, diefstal enz. te verzekeren.
Een zakenman had eens een portefeuille met 12.500
gulden „verloren." Hij geeft het verlies aan niet
bij de politie, maar bij de camorro. Een paar uur la
ter heeft hij de portefeuille met inhoud terug- de
bescherming van den grooten koopman is de bende
meer waard dan het genoemde bedrag. Zij plukt de
jeugd, werkt met valsche wissels en woekerrente,
houdt er een eigen, verboden loterij op na, welke zeer
gezien is en den staat wekelijks een schade van
100.000 gulden berokkent. Als het zijn moet en na
tuurlijk tegen goede belooning beschermt de eamorra
ook. de zeden! Zij weet bijv, dat een vrouw haar
echtgenoot bedreigt, en vraagt daarom van haar een
boete. Merkt een caféhouder dat zijn gasten niet be
talen of zich onbehoorlijk gedragen, dan wendt hij
zich niet tot de politie, die niet beteekent, maar tot-
de eamorra, die dadelijk klaar staat.
Een typische gebeurtenis is de volgende: Een meis
jesschool wordt lastig gevallen door de omgeving, zoo
dat de jongedames in de donkere straten niet veilig
zijn. De directrice doet, nadat de stedelijke politie
heeft getoond machteloos te zijn, een beroep op de ca
niorra, een enkele camorrist, die één keer op de plaats
verschijnt, is voldoende bet terrein voor altijd te zui
veren. De directrice en de familieleden der, meisjes
zweren nu natuurlijk bij de eamorra
De getuige Fabbroni somde verder verschillende
staaltjes op, waaruit bleek, dat de justitie ook al on
der den invloed der camorro staat en noemde rechters,
die haar leden vrijspreken. Bij verkiezingen trekt de
camorro in gesloten gelederen voor haar candidaten
op. Die het waagt, tegen haar op te treden krijgt ei
van langs. Een eerlijk en moedig man, Sgarg-aglia ge-
lieeten, die tegen de machtige organisatie durfde spre
ken, had den volgenden dag een geheel gekerfd ge
zicht. Hetzelfde lot trof een stationschef, die den
strijd tegen de eamorra had aangebonden. Eu de ea
morra beroemt zich steeds op haar vriendschap voor
de regeering, omdat zij in hoofdzaak voor regeerings-
gezinde candidaten „werkt." Van deze soort valt n.l.
naderhand het meeste te halen*" ook uit een oogpunt
"Van bescherming is zij het meest gewenscht. De heer
I abbroni had bij de laatste verkiezingen opgemerkt,
hoe de camorristen zich openlijk als verkiezingsagen
ten der regeering gedroegen en hoe pastoor Vitozzi en
maestro Rapi, de groote mannen der beweging, onge
lofelijk vrijmoedig waren. De laatste liep met brieven
rond, waarin de regeering hem, naar hij beweerde, be-
gen en zoo als een beulsknecht had kunnen doen in de
folterkamer, naderde hij Anna van Oostenrijk, uit wier
oogen mcu_ onmiddellijk tranen van woede zag ont
springen. Zij deed) een schrede achteruit, zoo bleek,
dat men zou hebben gemeend', dat zij zou sterven en
met hare linkerhand) leunende op een tafel, die achter
haar stond, teneinde niet te vallen, haalde zij met de
rechterhand een papier uit haren boezem, dat zij den
zegelbewaarder toereikte. „Ziedaar, mijnheer, ziedaar
den briefriep de koningin met een afgebrokene en
bevende stem, „neem Kern, en bevrijd mij van uw ver-
foeilijke tegenwoordigheid."
De kanselier nam den brief, boog zich tot op den
grond en verwijderde zich.
Nauwelijks was de deur achter hem gesloten, of de
koningin viel half in onmacht in de armen harer hof
dames.
De kanselier bracht den brief den koning zonder er
een woord van gelezen te hebben. De koning nam dien
aan met een bevende hand-, zocht 't adres, dat ontbrak,
werd bleek, opende hem langzaam en, vervolgens aan
de eerste woorden bemerkende, dat hij vooor den ko
ning van Spanje was bestemd, las hij dien vluchtig
door.
Hij bevatte een uitvoerig plan tegen den kardinaal;
de koningin verzocht haar broeder en den keizer van
Oostenrijk, door dei staatkunde van Richelieu gekwetst
wiens eeuwig- streveu het was het huis van Oostenrijk
te vernederen, den schijn aan te nemen Frankrijk den
oorlog te^ verklaren en als voorwaarde van vrede de
verwijdering van den kardinaal te eischen; maar van
liefde werd in dien brief geen enkel woord gerept.
Geheel verblijd, deed de koning onderzoek, of de
kardinaal nog in het Louvre was. Men zeide, dat Zijne
Eminentie in het schrijfkabinet de bevelen Zijner Ma
jesteit wachtte.
De koning begaf zich onmiddellijk tot hem.
„Zie, hertog", zeide hij hem, „gij hadt gelijk en ik
was het, die mij bedroog; de geheele intrige is van
staatkundigen aard en er is volstrekt van geen liefde
sprake in dezen brief. Maar in de plaats hiervan,
wordt daarin veel over u gesproken."
loofde, uit dankbaarheid voor bij de verkiezingen be
wezen diensten, tot vice-consul te Oaïro te benoe
men. En eerstgenoemde verklaarde ronduit heer en
meester van geheel Napels te zijn.
Deze onthullingen van den kapitein wekten, volgens
den Tageblatt-correspondent in Italië niet alleen be
langstelling, maar ook verontwaardiging, wijl zooiets
mogelijk kan zijn in de mooiste stad van het konink
rijk. En men verlangt algemeen naar den Hercules
die dezen Augiusstal zal reinigen. Maar deze reini
ging vereischt een energie en consequentie der centra
le regeering, welke men tot dusverre gemist heeft.
Men vreest dan ook dat de dapperheid van den heer
Fabbroni en zijn wakkere Carabinieri (een korps, dat
elk land eer zou aandoen^ op niets zal uitloopen.
Z. K. H. PRINS HENDRIK.
Z. K. H. de Prins der Nederlanden heeft aanvaard
het beschermheerschap van het 4de Intern. Congres
voor Godsdienstgeschiedenis, dat in September 1912
te Leiden zal gehouden worden.
DE REIS VAN PRESIDENT EALLIèRES.
Aan het Hbld. wordt uit Parijs gemeld:
De Echo de Paris bevat het verhaal van een onder
houd van verschillende Franschen nfet den heer Pellet,
den Franschen gezant te 's-Gravenhage. De gezant
zeide
„De Koningin zal den President een contra-bezoek
brengen, maar de datum is nog niet vastgesteld.
Waarschijnlijk zal .de reis plaats hebben iii het vol
gende voorjaar, mogelijk in Mei. Prins Hendrik zal
natuurlijk de Koningin vergezellen."
Sprekende over de voorgeschiedenis van de reis van
den president zeide de gezant: Toen ik verleden jaar
het voornemen van president Eallières aankondigde
om van de reis naar Brussel gebruik te maken en ook
Nederland' te bezoeken, zeide Koningin Wilhelmina:
„Ik wilde dat de president mij opzettelijk kwam bezoe
ken en een afzonderlijk bezoek bracht aan Nederland."
Gevolg gevende aan dit koninklijk verzoek heeft de
President over zee de reis naar Amsterdam gemaakt
aan boord van een kruiser. Het Nederlandsche volk
heeft dat begrepen en gewaardeerd, als een Fransche
hulde aan Holland.
De Echo de Paris- dit mededeelend, wijst op de sym
pathie van Koningin Wilhelmina voor Frankrijk en
voegt er bij dat H. M. waarschijnlijk ook over zee zal
komen en te Duinkerken aan land zal gaan.
PROVINCIALE STATEN VAN NOORD-
IIOLLAND.
Gisterochtend half elf is de geschorste vergadering
heropend en kwam-aan de orde het voorstel van Gede
puteerde Staten, het gestichtspersoneel van Meeren-
berg en Duin en Bosch op 65-jarigen leeftijd' te ont
slaan, doch de mogelijkheid te openen, daarvan dispen
satie te verleenen, wanneer naar hun oordeel het ge-
stichtsbelang dit vordert.
De commissie uit de Staten wenschte te lezen; wan
neer het gestichtsbelang zich daartegen niet verzet, en
verder te bepalen, dat de dienstbetrekking in ieder ge
val eindigt op den zeventigjarigen leeftijd, welke be
paling dan echter niet zóu gelden voor hen, die op
heden in dienst zijn van een der gestichten.
Overeenkomstig het voorstel van de commissia werd
De kardinaal nam den brief en las dien met de
grootste aandacht; vervolgens, toen hij dien voleind
had, herlas hij hem voor de- tweede maal.
„Welnu, Uwe Majesteit!" zeide hij, „gij ziet, hoe ver
mijn vijanden gaan; men bedreigt u met twee oorlo
gen, wanneer gij mij niet wegzendt. Waarlijk, in uw
plaats, Sire, zou ik aan zoo dringende aanzoeken ge
hoor geven en van mijn kant, ik zou met wezenlijke
vreugd van mijn ambt afstand) doen."
„Wat zegt gij daar, hertog?"
„Ik zeg, Sire, dat mijn gezondheid' wordt onder
mijnd, in deze, voor mij te vinnige worsteling en in
die eeuwigdurende werkzaamheden. Ik zeg u, dat ik,
volgens alle waarschijnlijkheid', de vermoeienissen van
la Roebelle niet zal kunnen doorstaan en het beter is
dat gij den heer de Cond'é of den heer de Bassompier-
re of een ander moedig man, wiens vak het is, oorlog
te voeren, verkiest en niet mij. Gij zult in uw rijk ge
lukkiger zijn, Sire en ik twijfel niet, of buitenslands
zuil gij er grooter door worden."
„Mijnheer de hertog!" zeide de koning, „ik begrijp
u ,wees gerust; al wie in dezen brief genoemd worden,
zal men straffen, zooals zij verdienen, zelfs de ko
ningin 1"
„Wat zegt gij, Sire! De hémel beware mij, dat te
mijnen gevalle de koningin eenige onaangenaamheden
ondervinde; zij heeft in mij -altijd haren vijand meenen
te zien, Sire, hoewel Uwe Majesteit kan getuigen, dat
ik steeds met warmte hare belangen heb voorgestaan,
zelfs tegen u zeiven. O, indien zij Uwe Majesteit ten
aanzien harer eer verried, dat ware iets anders, en ik
zou de eerste zijn te zeggen: Geene genade, Sire, geen
genade voor de schuldige! Maar gelukkig is dit vol
strekt het geval niet en Uwe Majesteit heeft er een
nieuw bewijs van verkregen."
„Het is waar,.mijnheer de kardinaal!" zei de ko
ning, „en gij haflt gelijk, zooals gewoonlijk, maar de
koningin verdient niettemin al mijn gramschap."
„Gij zijt het Sire, die de hare verdient, en waarlijk,
ik zou het kunnen begrijpen, indien zij verstoord op
Uwe Majesteit ware; Uwe Majesteit heeft haar met
trengheid behandeld."
besloten.
Het' salaris van den griffier werd vastgesteld op
- 5500.
De heer Prins stelde voor, een memoriepost op d#
begrootiug te brengen voor de drankbestrijding in
haar geheel.
Prof. Van Hamel was van oordeel, dat dit voorstel
nu niet kan worden behandeld^ waarom de heer Vlie
gen voorstelde, het te renvoyeeren aan Ged. Staten om
advies. AlduSvWerd besloten.
Aan die orde kwam de motie van prof. Van Embden
over de progressie. Hij lichtte die nu nog eens uit
voerig toe.
De voorzitter deelde mede, dat Gedeputeerde Staten
bij hun gevoelen bleven, dat de wet zich verzet tegen
deze progressie.
De heer Wiebaut zag- in de motie wel progressie,
maar door een verkleinglas bezien, omdat zoolang d#
opcenten op de ongebouwde eigendommen niet waren
verhoogd, er van progressie op de opcenten op het per-
soneen toch niets kon komen.
Prof. Van Embden voegde nog in zijn motie de
woorden: De Staten spreken de wenschelijkheid ran
progressie-heffen uit.
Prof. Fabius voerde aan, dat er tweeërlei in de mo
tie zat, ten eerste, verhooging der grondbelasting, en
ten tweede daarna nog eens progressie op het perso
neel.
De motie werd verworpen met 38 tegen 15 stemmen.
Bepaald werd, dat zullen worden geheven 12 opcen
ten op de hoofdsommen der belasting- op de gebouwds
en ongebouwde eigendommen en elf opcenten op di»
van de personeelen.
Goedgekeurd werd' de begrooting voor de proviucis
over 1912 tot een bedrag van 2.228.729.96.
Goedgekeurd werd een reglement van bestuur voor
het hoogheemraadschap van Zeebprg en Diemerdijk.
Ged. Staten stelden voor goed te keuren dat de ex
ploitatie der spoor- (tram-) wegen in de Haarlemmer
meer en haar omgeving- zou geschieden door de II. IJ.
S. M. onder voorwaarde dat de te dezer zake tussehen
die Maatschappij en de Hollandsche Electrisehs
Spoorwegmaatschappij te sluiten overeenkomst door
Ged. Staten zou worden goedgekeurd.
De meerderheid van de commissie van rapport
wenschte, voor zoover de gelegenheid daartoe open
stond
lo. aan de II. IJ. S. op te leggen zooveel mogelijk
nieuw materiaal te gebruiken op de in exploitatie ove»
te nemen lijnen;
2o. haar te verplichten, het bij de H. E. S. M. in
dienst zijnde personeel over te nemen;
3o. haar wat betreft- het personeel, nu of later iu
dienst op de in exploitatie over te nemen lijnen
verbieden
a. ongevraagd eervol ontslag van personeel te ont
trekken aan de beslissing van hel scheidsgerecht; b.
om (zooals men dit noemde) de permanentie van het
scheidsgerecht te weigeren.
De heer Smeenge vroeg, hoe het staat met het in
exploitatie brengen van het deel1 der lijn Aalsmeer
Haarlem, drong aan op het in dienst stellen van nieuw
materiaal en vroeg, hoe het stond met de overneming
van personeel, nu reeds hij de E. S. M. in dienst.
Prof. Van Embden wenschte de door de commissi#
gestelde wenschen als eischen te stellen. Het lid van
Gedeputeerden, mr. Kappeyne deelde mee, dat de lijn
AalsmeerHaarlem in 1912 gereed kan zijn. Hij ont
kende de rechtmatigheid van "het nu stellen van nieu
we voorwaarden en beriep zich' daarbij op tal van ko
ninklijke besluiten. Hij ontraadde, de goedkeuring
van de overeenkomst aan de Staten te onderwerpen:
deed men dit, dan bestond er kans, dat het jongste lid
der Staten den eersten trein niet zou zien rijden. Vast
personeel voor <je exploitatie heeft de E. S. M. niet,
„Op die wijze zal ik steeds mijn vijanden en de uwen
behandelen, hertog, hoe hoog zij ook mogen geplaatst
zijn, en wat gevaar ik ook loope, door mijn strengheid
jegens hen."
„De koningin is mijn vijandin, maar niet de uwe,
Sire; integendeel, zij is een trouwe, onderdanige en
onberispelijke echtgenoot©veroorloof mij dus, Sire,
haar bij Uwe Majesteit tot voorspraak te zijn."
„Dat zij mij het eerst tegemoet kome."
„Integendeel, Sire, gij moet het voorbeeld geven;
gij hebt het eerst ongelijk gehad, omdat gij het zijt,
die de koningin verdacht hield."
„Ik de eerste zijn?" zeide de koning, „nooit!"
„Sire, ik bid u."
„Buitendien, hoe zou ik het doen?"
„Door iets te doen, waarmede gij weet, haar aange
naam te zijn."
„Wat?"
„Geef een bal, het is bekend, hoeveel de koningin
van dansen houdt; ik verzeker u, dat hare verstoord
heid1 voor een dergelijke oplettendheid zal verdwijnen."
„Mijnheer de kardinaal, gij weet wel, d!at ik van die
wereldsche vermaken niet houd."
„Dejïoningin zal ër u te meer dankbaar voor zijn,
daar zij uw afkeer voor dat vermaak kent; daarenbo
ven is het voor haar een gelegenheid zich met dia
fraaie diamanten gespen te tooien die gij haar op ha
ren verjaardag hebt ten geschenke gegeven en waar
mede zij tot hiertoe zich nog niet heeft kunnen sie
ren."
„Wij zullen zien, mijnheer de kardinaal, wij zullen
zienzeide de koning, die verblijd! was, de koningin
schuldig te vinden aan een misdaad, waarover hij zich
weinig bekreunde, maar onschuldig ten aanzien van
een misdrijf, voor hetwelk hij zeer bevreesd was; hij
toonde zich gansch bereid zich met haar te verzoenen.
„Wij zullen zien. maar op mijn woord', gij zijt al te toe
gevend."
(Wordt vervolgd.)