DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en dertiende Jaargang,
1911
DONDERDAG
27 JULI.
Stemming Gemeenteraad.
Nationale Militie.
De drie Musketiers»
BINNENLAND.
No.
175
feuilleton
ALKMAARSCHE COÜRANT.
De BURGEMEESTER dei- gemeente ALKMAAR
brengt, overeenkomstig- art. 55 der Kieswet, ter alge
meens kennis, dat de stemming ter benoeming van een
lid van den Gemeenteraad in het &e kiesdistrict ter
voorziening- in de vacature, ontstaan door het bedan
ken alszoodanig van den heer M. Uitenbosch, zal
plaats hebben op DIKS DAG 1 AUGUSTUS a.s. van
des morgens 8 tot des namiddags 5 uur.
Candidaten zijn:
E K D E L, J. F. M.
T H O M S E K, A. E.
VERKERK, O. J.
Artikel 128 van het Wetboek van Strafrecht luidt
II ij, die opzettelijk zich voor een ander uitgevende,
aan eene krachtens wettelijk voorschrift uitgeschreven
verkiezing deelneemt, wordt- gestraft met gevangenis
straf van ten hoogste één jaar.
Alkmaar, den 26 Juli 1911.
De Burgemeester voornoemd,
JAK DE WIT Dz., lo.-Burg.
UEUUiLRUGSOEFMlN GEM.
De BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
gelast, krachtens bekomen aanschrijving, de onder
staande hier wonende verlofgangers, om zich ter bij
woning der herhalingsoefeningen, hij hun korps te
vervoegen als volgt:
4e compagnie hospitaal-soldaten, garnizoen Haar
lem, lichting 1910:
14 Augustus 1911: ADRIAMUS CORKELIS
MOOIJ.
4e compagnie hospitaal-soldaten, garnizoen Haar
lem, lichting 1907
4 September 1911: KLAAS BROUWER.
10e- Regiment Infanterie, garnizoen Hoorn, lich
ting 1908:
4 September 1911: JOHANNES PAAUW.
Den verlofgangers wordt hierbij gewezen op de na
volgende bepalingen:
lo. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig in de
plaats van opkonist, zich op den dag voor de op
komst bepaald, uiterlijk te 8 uur voormiddags bij
het korps of op de plaats van bestemming moe
ten aanmelden;
2o. dat de miliciens-verlofgangers woonachtig bin
nen 20 K.M. van de plaats van opkomst, op den
dag voor de opkomst bepaald, uiterlijk te 10 uur
voormiddags bij het korps of op 'de plaats van
bestemming aanwezig moeten zijn;
3o. dat de overige miliciens-verlofgangers zich bij
hun korps moeten aanmelden:
Voor zooveel zij binnen het Rijk gevestigd zijn,
op het tijdstip waarop zij aanwezig kunnen zijn,
indien zij zich op den dag voor de opkomst be
paald met het eerst vertrekkende middel van ver
sneld vervoer langs de op de vervoerbewijzen aan
gegeven route naar de plaats van- opkomst bege
ven;
voor zooveel zij buiten het Rijk gevestigd zijn,
op den dag voor de opkomst bepaald vóór 4 uur
namiddags.
Voor zooveel de miliciens door ziekte of om eene an
dere reden niet tot den werkelijken dienst kunnen
overgaan, .worden zij verzocht daarvan vóór het tijdstip
voor de opkomst bepaald, ter gemeente-secretarie me
dedeeling te doen.
De Burgemeester voornoemd,
JAK DE WIT Dz., lo.-Burg.
Allernaar, 26 Juli 1911.
ALKMAAR, 27 Juli.
Dezer dagen werd inzake de Marokko-onderiiandelin-
gen het beeld gebruikt van de deur, waarachter iets
gebeurt, en waarvoor menschen in spanning staan te
wachten, zenuwachtig geworden door het lange toeven
en door het opvangen van allerlei geluiden, welke ver
keerdi worden begrepen en uitgelegd.
a naar
ALEXANDRE DUMAS.
57) _o_
„Dien van den kardinaal 1" riep d'Artagnan in ge
lach uitbarstende, want, zooals men zich zal herinne-
len, was hem, tengevolge de.r uitgehaalde tegels, geen
woord) ontgaan van het gesprek des winkeliers met
zijn vrouw.
„De zak van den kardinaal," antwoordde juffrouw
Bonacieux, „gij ziet wel, dat liij zich onder een tame
lijk achtenswaardig uiterlijk voordoet.
„Verduiveld!" riep d'Artagnan uit, „het zal voor
mij dubbel vermakelijk zijn, de- koningin te redden met
het g-eld Zijner Eminentie."
„Gij zijt een beminnelijk en bevallig jongeling," zei-
de juffrouw Bbnacieux; ik geloof, dat Hare Majesteit
niet ondankbaar zal zijn."
„O ik ben al rijkelijk beloond!" riep d'Artagnan
uit; ik heb u liet, gij veroorlooft mij, u zulks te zeg-
gen, dat is al meer geluk dan ik durfde hopen
„Stil, zeide juffrouw Bonacieux verschrikt
„Wat?"
„Men spreekt op straat. Het is de stem van mijn
man. Ja, ik heb haar herkend."
D'Artagnan liep naar de deur en schoof den gren
del er op.
„Hij zal niet eer binnenkomen, dan wanneer ik mii
verwijderd heb zeide hij, „en dan kimt gij hem de
deur openen."
„Maar ik had ook moeten vertrokken zijn; en hoe de
vretiwijning van dien zak gelds te verklaren, indien ik
er nog ben?"
„Gij hebt gelijk, gij moet-ook van hier."
„Maar hoe, hij zal ons zien uitgaan."
„Dan moet gij in mijn kamer gaan."
„O! riep juffrouw Bonacieux, „gij zegt mij dit op
een toon, die mij verschrikt."
De beeldspraak voortzettende, zouden we kunnen
zeggen, dat er plotseling een andere deur werd ge
opend én dat in de opening iemand verscheen die
hard'-op iets zei, dat de zenuwachtigheid niet weinig
deed toenemen.
Inderdaad de mededeeling van den Engelscher.
minister van Llyod G-eorge moest wel den. indruk ves
tigen, dat er weer iets is voorgevallen, waarvan het
groote publiek nog niets afwist. Berichten over mari
ne-maatregelen, ove-r kabinetsraden over Lloyd verze
keringen tegen oorlogsrisico deden het vermoeden rij
zen, dat de toestand kritiek en de kans op militaire
verwikkelingen zeer groot was. Sindsdien zijn er ech
ter eenige kalmeerende berichten gekomen en vooral
hedenmorgen komt er uit Londen geruststellend
nieuws.
Zoo vernam Reuter, dat er geen, nieuwe factor is
gerezen, die de onderhandelingen bemoeielijkt. Voorts
seint dit nieuwsbureau, dat uit de beraadslagingen
van de ministers op het ministerie van biiitenlaudsche
zaken te Londen n.iet moet worden opgemaakt, dat En
geland op eenige wijze van plan is in te grijpen, om op
directe of actieve wijze deel te nemen aan de onder
handelingen, die thans door Frankrijk met Engeland
worden gevoerd.
Er. kan geen twijfel over bestaan, zoo wordt in een
telegram gezegd', of iedere oplossing buiten Marokko,
die door Frankrijk voldoende wordt geacht, maakt
vanzelfsprekend geen inbreuk op Engelsche belangen.
In de Duitsche pers heeft Engeland» plotseling op
treden begrijpelijke verontrusting gewekt en op zijn
minst beschouwt men het als een bewijs van een be
treurenswaardige slechte gezindheid.
De toestand zelf wordt in tal van bladen als hoogst
érnstig geschilderd. „Achter* diplomatieke verwikke
lingen van dezen aard staat altijd' de mogelijkheid, dat
zij uitloopen. op een appèl, dat zich tot een ieder, man
voor man richt," schreef de Kölnische Ztg.
„Wij zien in de taal van. den Engelschen minister
een ongeoorloofde inmenging in de- onderhandelingen,
wij kunnen geen goeden -raad) dulden- in den vorm van
een bedreiging," aldus de Miinchener Neueste Nach
richten.
„Wij moeten op den betreden weg zonder aarzelen
voortgaan. Onze regeering eischt haar goed recht en
daarvan moet zij zich zoo min door verlokkingen als
bedreigingen laten afbrengen, meent de Berliner Bör-
sen Courier en voegde er aan toe: „Duitschland be
geert een vergoeding, die opweegt tegen de vermeerde
ring van macht van Frankrijk, een herstel dus van den
algemeenen toestand van evenwicht, en' het stelt deze
eisehen in het bela,ng van den wereldvrede. Het voort
durend1 uitschakelen van een- groot, rijk moet, tot een
ramp leiden. Duitschland) moet dezen eisch stellen,
om niet in diplomatiek en politiek aanzien te dalen,
zondereen krachtproef te hebben gewaagd. In Duitsch
land is een oorlog even onwelkom als elders, maar wij
behoeven dien ook niet meer dan eenig ander volk te
vreezen."
Verscheiden couranten maken stemming tegen het
aanvaarden van schadeloos-stellingen buiten Marokko,
die b rankrijk in Marokko de vrije hand verzekeren,
anderen wekken op de regeering' krachtig' te steunen,
liet aan haar overlatend- wat ze noodig' acht.
Alleen de bekende lieer Theodoor Wolff van het Ta-
geblatt vraagt- aan da regeering het Duitsche volk,
dat met zijn goed en bloed bij de onderhandelingen be
trokken is, iets mede te deelen van wat er eigenlijk ge
beurt..
Juffrouw Bonacieux sprak deze woorden uit met
tranen in de oogen. D'Artagnan zag die tranen en
ontroerd, verteede ld, wierp bij zich voor haar op de
knieën.
„In mijn kamer zult gij zoo veilig als in een tempel
zijn, op mijn woord van edelman!"
„Laat ons dan gaan", zeide zij, „ik vertrouw mij aan
u, mijn vriendI"
D Artagnan schoof wederom den grendel van de
deur en beiden, licht als schimmen, slopen door de
binnendeur in de gang-, klommen stil de trap op en
traden de kamer van d'Artagnan binnen. Zoodra zij
in de kamer waren, grendelde de jongeling tot meer
zekerheid de deur; vervolgens naderden beiden bet
venster en door een reet van het luik zagen zij den
heer Bonacieux, die met een man in een mantel gewik
keld in gesprek was.
Op het zien van den mantel sprong d'Artagnan op
en zijn degen ten halve uittrekkende, snelde hij naar
de deur.
liet was de man van Meiuig.
„Wat wilt gij doen?" riep juffrouw Bonacieux uit;
„gij zult ons in het verderf storten!"
„Maar ik heb gezworen, dien man om het leven te
brengen!" zeide d'Artagnan.
„Uw leven is yoor het oogenblik aan den dienst eens
anderen gewijd en behoort u niet. In naam der ko
ningin, verbied) ik u volstrekt, u in eenig gevaar te be-
geven, dat vreemd aan uw reis is."
„En beveelt gij niets uit uw naam?"
„In mijn naam", zeide juffrouw Bonacieux, met le
vendige aandoening. „In mijn naam smeek ik u er
om. Maar luister, het schijnt, dat zij over mij spreken."
D'Artagnan naderde het venster en luisterde.
Bonacieux had de deur geopend, maar het vertrek
ledig ziende, was hij naar den man met den mantel
teruggekeerd, welken hij een oogenblik te voren veria-
ten had.
„Zij is vertrokken zeide hij, „zij zal naar liet Lou
vre zijn teruggekeerd."
„Gij zijt immers zeker antwoordde de vreemdeling,
„dat zij nopens het oogmerk van uw uitgaan niets
Zooals in den aanvang van dit artikel reeds werd
gezegd) is het juist de geheimzinnigheid, welke de ge
moederen verontrust. En daarvoor is trouwens te meer
reden omdat men eigenlijk den Duit-schen staatssecre
taris Kiderlen Wachter weinig vertrouwd. Veelbet-ee-
kenendl wordt hij een leerling vaif Bismarck genoemd.
Zijn grofheid is spreekwoordelijk, en zij wordt vooral
gevreesd) tegenover den fijnen, geslepen Eranschen
gezant Cambon. De staatssecretaris moet prikkelbaar
en ontstemd wezen en die eigenschappen komen hem
natuurlijk erg te onpas en zijn- slecht voor de onder
handelingen, waarbij zoo veel op het spel is.
Bij dezen staat van zaken is men geneigd zich af te
vragen of het plotselinge optreden van de Engelsche
rëgeering- niet als vredelievend is bedoeld. Door open
lijk Erankrijks partij te kiezen en daaraan tegelijker
tijd een waarschuwing aan Duitschland te verbinden,
kan Engeland' de bedoeling hebben gehad, Duitschland
tot matiging van haar houding te dwingen, tot- inbin
ding der eisehen te doen besluiten.
Mocht deze veronderstelling juist zijn dan is het de
kwestie hoe men een dergelijk o-ptreden in Berlijn op
vat, niet in Je couranten-bureaux, maar in de Wil-
helmstrasse of men daar belangen, eenige waardig
heidi en desnoods- een staatssecretaris zal willen opof
feren. Willen of misschien ook wel moeten, waar
men wel een krachtig- leger doch nog: geen vloot heeft
welke voor een grooten, beslis-senden oorlog gereed is
DE MINISTER VAK JUSTITIE.
De minister van justitie, mi*. E. Regout, vertrok gis
teroehtend naar 's-Hertogenbosch, vergezeld van mr
Dresselbuijs1, directeur-generaal' van het Rijks- 'lucht
en Opvoedingswezen en den heer Metzelaiar, hoofdin
genieur bij het beheer van de gevangenis- en rechtsge-
bouwen, vermoedelijk in verband) met de bestemming,
te geven aau een der justitiegebo-uwen aldaar.
EEK STAATSCOMMISSIE.
Bij kon. besluit is ingesteld) een Staatscommissie,
welker taak het zal zijn om van advies te dienen om
trent de vraag, welke maatregelen genomen kunnen
worden om t-e bevorderen, dat in de behoefte aan elec-
trische kracht, welke in verschillende streken des
lands en met- name ten plattelande bestaat op zo,o doel
treffend en zoo economisch mogelijke wijze worde
voorzien.
H. M. DE KONINGIN TE BRUSSEL.
Om kwart over twaalf kwamen gisteren op het perron
te Brussel, waar de koninkl. gasten zouden arriveeren,
burgemeester Max en gouverneur Beco aan. Even la
ter stoomde de trein met het Belgisch koningspaar
binnen. Terwijl de vorsten uitstapten, speelde de ka
pel der grenadiers de „Brabangonne". Koningin Eli
sabeth droeg een keurig toilet van wit satijn, kwistig'
met kanten versierd en een lossen- zijden mantel vat
koniugspurper. Over haar borst droeg zij een Oranje
lint.
Een oogenblik daarna weerklonk liet Wilhelmus en
reed de trein van koningin Wilhelmina binnen.
De Koningin en de Prins stonden recht bij het'por
tier van het groote salonrijtuig. Nog vóór de trein
stopte hadden ze reeds met een vriendelijk hoofdknik
ken de Belgische vorsten begroet. Een lakei deed) do
deur open en stak een liand) uit, om de, Koningin te
helpen uitstappen, maar reeds- was Zij met lichten
voet op het perron gewipt. Zij drukte den koning- d'e.
hand, hartelijk en eenvoudig, en toen omhelsden de
beide vorstinnen elkaar glimlachend. Koningin Wil-
helmina droeg een toilet van parelgrijze zijde, zonder
mantel, en een toque van) witte en groene tulle met
aigrette, en over baai* borst het amaranthen grootlint
van de Leopoldsorde. De Prins was in ad'miraalsuni-
foim, zijn heele borst verdween onder de eereteekenen.
Koning Albert leidde de Nederlandsche vorstin tot bij
heeft vermoed?"
„Neen", antwoordde Bonacieux vol vertrouwen; „zij
is een al te onnoozele, vrouw."
„Is de kadet der kardes thuis?"
„Ik geloof neen; zooals gij ziet, is het raam zijner
kamer gesloten en men ziet niet het minste licht dooi
de reten schijnen."
„Dat doet er niet toe, wij moeten er ons: van over
tuigen."
„Op welke wijze?"
„Door aan zijn deur te kloppen, terwijl ik zijn
knecht zal ondervragen."
„Goed."
Bonacieux keerde in huis terug, ging- dezelfde deur
binnen, door welke de beide vluchtenden waren ver
trokken, klom de trap op: tot aan de kamer van d'Ar
tagnan eij klopte.
Niemand antwoordde. Porthos had, om meer pracht
ten toon te spreiden, Planchet dien avond in zijn
dienst genomen. Wat d'Artagnan betreft, deze zorg
de er wel voor niet het minste teeken van leven te ge
ven.
Op het oogenblik dat de vinger van Bonacieux op
de deur klonk, voelden de jongelieden hun harten
kloppen.
„Er is niemand, in zijn kamer", zeide Bonacieux.
„Het doet er niet toe, gaan wij liever in huis, wij
zuilen daar vertrouwelijker kunnen spreken dan voor
de deur."
„Ach, mijn hemel", fluisterde juffrouw Bonacieux,
„wij zullen nu niets meer hooren."
„Integendeel", zeide d'Artagnan, „wij zullen nu be
ter kunnen hooren."
I) Artagnan lichtte de- drie of vier vloersteene-n op,
spreidde een tapijt over den grond, ging op de knieën
liggen en wenkte- juffrouw Bonacieux, om zicli over
de opening te buigen, zooals hij deed.
„Zijt, gij zeker, dat ons niemand kan beluisteren?"
„Niemand, dat verzeker ik u", antwoordde Bona
cieux.
„En gij denkt, dat uwe vrouw naar het Louvre is
tei uggekeerd, zonder iemand anders gesproken te heb-
de personen van zijn hofhouding en stelde Haar die
voor; ook de gouverneur van Brabant en de burge
meester van Brussel werden door den koning aan zijn
vorstelijke gasten voorgesteld.
Toen was het de beurt aan dezen laatsten, om de
personen, die met hen uit den trein waren gestapt aan
het Belgische vorstenpaar voor te stellen-, intusschen
meldde 't kanongebulder al aan gansch het wachtende
Brussel, dat de vorstelijke gasten precies op tijd) waren
aangekomen. Nadat de voorstellingen waren afgeloo-
pen, bood de koning aan Koning-in Wilhelmina den
arin en de Prins den zijnen aan koningin Elisabeth, en
verliet de stoet bet station, terwijl de kapel der grena
diers nog eens het Wilhelmus aanhief.
Een trein met salonwagens die vlak tegenover hei
spoor stond, waar de vorstelijke treinen aankwamen,
was ter beschikking gesteldi van de journalisten, die
van daaruit, alles rustig en gemakkelijk konden waar
nemen.
Nadat de vorstelijke personen met hun gevolg in de
rijtuigen waren gestegen, werd' onder luide toejuichin
gen naar het Paleis gereden.
Zoódra Hare Majesteit' zich wat van de vermoeie
nissen der reis hersteld had, liet zij om de koninklijke
kinderen vragen. Toen kwamen beide' prinsjes, Leo
pold en Karei, en het prinsesje, Marie José, haar bloe
men brengen. Moederlijk kuste en streelde onze Ko
ningin de kleinen, en sprak hun over de kleine prinses
Juliana. Zij schonk den Belgischen koningskinderen
speelgoed en versnaperingen.
Koningin Wilhelmina heeft koning- Albert als ge
schenk aangeboden een zeer schoone origineel-oude,
Hollandsche arreslede in Bodewijk XV-stijl, met licht
groene bebloemde paneelen, afgezet dioor verguld or
nament met donkergroene vullingen. Het is een bui
tengewoon fraai type van onze nationale sleden uit
dien tijd, terwijl zij aan hare Koninklijke Gastvrouwe
een sierlijken, door Wilm Steelink geschilderden, en in
Parijs gemonteerden waaier aanbood.
Om 4 uur ontving- II. M. ten Paleize des konings
het corps-diplomatique, daarna de Hollandsch-Belgi-
sc-he commissie.
Te half acht ving het diner aan, door den Koning
der Belg-en ter eere van zijn Hoog© Gast- gegeven. Het
had plaats- in de: groote balzaal, die een grootscben
aanblik opleverde. In de met goud versierde Louis
XIV-zaal, belicht door twee en twintig- kroonluchters,
waren de tafels in hoefijzervorm geplaatst. Het rijke
servies van goud en zilver en kristalwerk schitterde in
het licht-. Het diner bestond uit honderd1 en tachtig-
couverts.-
Aan de eeretafel' hadden plaats genomen H. M. de
Koningin, met aan haar rechterhand Koning- Albert
en ter linkerzijde Prins Hendrik en Koningin Elisa
beth. Tegenover onze Koningin zat de opperhofmaar
schalk, graaf De Mérode.
Na het vierde gerecht verhief Koning Albert zich
van zijn zetel en het glas ter eere van zijn gast ophef
fend sprak hij Haar in1 het Fransch toe, het een geluk
achtende Haar te mogen welkom heeten.
„De zeer gewaardeerde tegenwoordigheid van Uwe
Majesteit te Brussel zeide Z. M. o. a. is- een nieuw en
kostbaar onderpand! voor de gevoelens van vriendschap
en wederzij dsch vertrouwen, die onze betrekkingen
met de bevolking van Nederland kenmerken.
„De Belgen, die Uwe Majesteit toejuichen, achten
het een bijzon-der g-eluk, thans de gelegenheid te heb
ben Uwe Majesteit hunnen eerbied' te betuigen en hun
diepgevoelde sympathie t-e kennen te geven voor het
Nederlandsche volk.
„Ik wensch van ganscher harte, dat onze twee dap
pere en werkzame volkeren zic-h hoe langer hoe meer
bewust zullen worden van hun gemeenschappelijke as
piraties en van hun solidariteit, in het leven geroepen
door de talrijke belangen, die: hen als vanzelf nader tot
elkander brengen."
Koningin Wilhelmina antwoordde, eveneens in het
Fransch en zeide o.m.
„De uitstekende betrekkingen, die gelukkig' bestaan
tusschen onze beide landen, de gevoelens van vriend
schap en wederzijdsch vertrouwen liggen mij te na
aan het hart, dan, dat ik nog met groote waardeering-
alle middelen zou begroeten welke kunnen leiden tot
versterking dezer gevoelens.
.„De schoone eigenschappen- van het Belgische volk,
z'An intelligentie en zijn beschaving vinden
bij mij en mijn landslieden de grootste bewondering en
ebii dan u?"
„Daarvan ben ik zeker."
„Gij begrijpt, dat het een gewichtig punt is."
„Dus heeft het nieuws, dat: ik u heb medegedeeld,
eenige waarde?"
„Een zeer groote, mijn waarde Bonacieux, dat ont
veins ik u niet."
\,Dan zal de kardinaal ook zeker tevreden over mij
zijn."
„Daar twijfel ik niet aan."
..Dia groote kardinaal!"
>>Zijt gij zeker, dat uw vrouw, met u sprekende, zich
geen namen heeft laten ontvallen?"
„Ik meen van neen."
„Heeft zij mevrouw de Chevreuse, noch den hertog
van Bucking-ham of mevrouw de Yerné genoemd?"
„Neen, zij heeft, mij niets anders gezegd, dan dat zij
mij naar Londen wilde zenden, met een boodschap van
n doorluchtig personage."
„De verrader!" mompelde juffrouw Bonacieux.
„Stil", zeide d'Artagnan, hare hand nemende, die zij
hem gedachteloos overliet.
„Wat er van zij'-, ging de man met den mantel
voort, „gij hebt dwaas gehandeld, den schijn niet aan
genomen te hebben, die boodschap te willen doen, dan
zoud't gij thans den brief hebben; de Staat, die' be
dreigd is, zou gered zijn, en gii.
„En ik?"
„Wel, de kardinaal zou u brieven van adeldom heb
ben verleend."
„Heeft hij het u gezegd?"
„Ja, ik weet, dat hij u hiermede wilde verrassen."
„Wees gerust", hernam Bonacieux, „mijne vrouw
aanbidt mij en het is nog tijd."
„Die^zot mompelde juffrouw Bonacieux.
„Stil herhaalde d'Artagnan, haar nog sterker de
hand drukkende.
„Hoe! Is het nog tijd?" hernam de man met. den
mantel.
(Wordt vervolgd).