DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Gemeentelijke Burgeravondschool Avondschool roer Handwerkslieden, Honderd en dertiende Jaargang. 1911 ZATERDAG 5 AUGUSTUS. Inschrijving van LEERLINGEN llvossdc&s ^sussen No. 183 Handeliavondcupsus De drie Ifluskefiers. Landweer* Hubert Pfeiffert* Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, .Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. ieder met 2-jarigen cursus, te ALKMAAR. aan de Burgeravondschool met 4-jarigen Cursus te Alkmaar. FEUILXjETON in hei Schoenmaken, Behangen en Stoffeeren en voor Gezellen in het Kieedermakersvak. ALKMAARSCHE COURANT. 'Ïiï-ftfifin met daaraan verbonden aan bovengenoemde inrichtingen voor den cursus .1911/1912 zal plaats hebben op DONDERDAG 17 AUGUSTUS voor leerlingen van den vorigen cursus en op VRIJDAG 18 AUGUSTUS voor hen, die de school voor het eerst wenschen te bezoeken, telkens des avonds van 79 uren, in het gebouw der Burger avondschool. Zij, die een bewijs kunnen overleggen, van met vrucht het lager onderwijs aan eene openbare of bij-* zondere school genoten te hebben, worden van het ver- eischte toelatingsexamen vrijgesteld. liet schoolgeld Bedraagt S.per leerling, 2.50 voor wien dit te bezwarend is en geheel vrij voor hen die geen schoolgeld betalen kunnen, ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Voor zoover er plaatsruimte is, kunnen oud-leerlingen die aan het einde van den vorigen cursus het diploma ontvingen, en leerlingen uit omliggende gemeenten de laatste teg'en het hoogste schoolgeld worden aangenomen. Tevens wordt nog medegedeeld, dat zij die meer dan tweemaal in de maand zonder noodzaak de lessen ver zuimen, van de inrichtingen kunnen worden verwij derd. Oudei's en voogden gelieve hiervan goéde nota te nemen. De Directeur, H. VAN DER IIEIJ. Iinschrijving van leerlingen, (jongens en meisjes), ook die van den vorigen cursus, aan bovengenoemde inrichting, zal plaats hebben op DINSDAG 15 AU GUSTUS 1910, des avonds van 79 uren, in het ge bouw der Burgeravondschool alhier. Zij, die een bewijs kunnen overleggen van met vrucht lager onderwijs aan eene openbare of bijzondere school genoten te hebben, worden van het vereischte toelatingsexamen vrijgesteld. Het schoolgeld bedraagt 5 per leerling, 2.50 voor wien dit bezwarend is en geheel vrij voor hen, die geen schoolgeld betalen kunnen ter beoordeeling van Burgemeester en Wethouders. Voor zoover er plaatsruimte is, kunnen leerlingen uit omliggende gemeenten tegen het hoogste school geld worden aangenomen. Het onderwijs zal omvatten: Boekhouden, Handels recht, Rekenen, Handelsrekenen, Handelsaardrijks- kunde, Noderla ridsche, Engelsche, Duitsche taal -en schrijven. De Directeur, H. VAN DER HELI. naa? ALEXANDRE DUMAS. 65) o „Gij hebt gelijk, mijnheer," antwoordde Bucking ham; „dan moet hij den koning zeggen, dat ik tot den oorlog besloten heb en deze maatregel mijn eerste vij andelijkheid jegens Frankrijk is." De geheimschrijver boog en verwijderde zich. „Van dien kant kunnen wij nu gerust zijn," zei Buc kingham, zich tot d'Artagnan wendende, „zij zullen er niet dan na u komen." „Hoe dat?" „Ik heb een embargo gelegd op al de schepen, die zich in dit oogenblik in de havens Zijner Majesteit be vinden, en zonder bijzonder verlof zal geen er van het anker durven lichten." D'Ai'tagman zag verbaasd den man aan, die de on begrensde macht, waarmede het vertrouwen des ko- nings hem bekleedde, ten dienste zijner minnarijen deed strekken. Buckingham bemerkte aan de uitdruk king' van het gelaat des jongelings, wat er in zijn ziel omging en hij glimlachte. „Ja," zeide hij, „ja, het is, omdat Anna van Oos tenrijk mijn eigenlijke koningin is; op één woord van haar, zou ik mijn vaderland', mijn koning verraden!.. Zij heeft mij verzocht de Protestanten van la Rochelle de hulp niet te zenden, welke ik hun had beloofd, en ik heb aan haar verlangen voldaan. Ik heb mijn woord verbroken; maar om het even, ik gehoorzaam aan hare begeerte; ben ik niet grootelijks voor mijn gehoorzaamheid beloond, want het is aan die gehoor zaamheid, dat ik haar portret verschuldigd ben." D'Artagnan stond verstomd, de teedere en onzicht bare draden ziende, van welke somwijlen het lot van een volk en het leven van zoovele mensohen afhangt. Terwijl hij in deze overwegingen verdiept bleef, trad de goudsmid binnen; hij was een Ier, een der be De inschrijving van leerlingen, en gezellen, ook die van den vorigen cursus, in bovengenoemde vakken, zal geschieden op WOENSDAG 10 AUGUSTUS a.s., des avonds van 79 uren en op DONDERDAG 17 AUGUSTUS a.s., des namiddags van 24 urën, in het gebouw der school. De Directeur, II. VAN DER HEIJ. De BURGEMEESTER der gemeente ALK MAAR herinnert den Verlofgangers der Militie van de lich ting 1903, die bestemd] zijn om op 1 Augustus 1911 naar de Landweer over te gaan, aan hunne verplich ting om zich na 1 Augustus 1911, doch vóór of op 30 Augustus d. a. v„ ter Gemeente-Secretarie aan te mel den, onder overlegging van hun militair zakboekje. De Burgemeester voornoemd, JAN DE WIT Dz„ lo. Burgemeester. (Uit het Duitsche militaire leven). „Ja, Donnerwetter, luitenant, ik zeg u, de kerel, die Pfeiffert, moet en zal schieten leerenOnvoor waardelijk! De vent marcheert prachtig', exerceert met het geweer, dat je zoudt denken, dat hij de kolf stukslaat en turnt als een slingeraap en nu komt u mij vertellen, dat hij in zwijm valt als het schot af gaat i Ach, kom, hoe hij schieten leert is mij onver schillig, maar. leeren zal hij het! Verstaat u mij?" „Jawel, kapitein, maar...." „Geen maren als 't u blieft, zie maar dat ge het ge daan krijgt. 'Morgen luitenant!" Dit gesprek werd gevoerd1 tusschen den kapitein en den luitenant der compagnie over een. recruut, die met bewonderenswaardige vlugheid het exerceeTen had ge leerd, doch een bovennatuurlijke vrees had) voor een geweer en patronen. Met. trots blikte zijn sectie-commandant op hem, Hubert Pfeiffert, en stelde hem aan de andere recru- ten voor als een magazijn van militaire deugden, maar o wee, toen ITubertje voor het eerst moest schieten. De vlugge, vroolijke Pfeiffert stoned op de baan met een gelaat, dat door angst vertrokken en bleek als een doek was. De eerste schietoefeningen bestaan ge woonlijk in het vuren met losse patronen om, zooals het reglement luidt, „den recruut met den knal ge meenzaam te maken." Toen nu de beurt aan Pfeiffert was gekomen, trad hij met knikkende knieën voor de schijf. Bevende laadde hij zijn geweer en met de doodskleur op de ka ken legde hij aan; de tromp van het geweer maakte daarbij volgens den peleton-commandant dezelfde be weging als de staart van een kater. Bij het afgaan van het schot zeeg Pfeiffert naar rechts neder „als een padde," terwijl zijn. geweer links van hem lag. Dit was nu reeds bij alle schietoefeningen voorgekomen, zoodat de arme luitenant er aan begon te wanhopen, een bruikbaar soldaat van hem te maken. Wie onzen kwaamsten in zijn vak, en die met eigen mond verze kerde, dat hij jaarlijks honderdduizend pond sterling door den hertog van Buckingham verdiende. „Mijnheer O'Reilly!" zeide de hertog, hem in de ka pel geleidende, „bezie die diamanten gespen eens en zeg mij', wat elk hunner waard is". De goudsmid wierp een blik op den sierlijken vorm, waarin zij bewerkt waren, berekende door elkander de waarde der diamanten en zonder de minste aarzeling' antwoordde hij: Vijftienhonderd pistolen het stuk, my- lord." „Hoeveel dagen worden er vereischt om twee gespen te maken? Gij ziet, dat er twee aan ontbreken." „Acht dagen, mylord!" „Ik zal voor elk drieduizend pistolen betalen, indien ik ze overmorgen heb". „Mylord zal ze hebben." „Gij zijt een kostelijk man O'Reilly; maar dat is nog niet alles; die gespen mogen aan niemand worden toevertrouwd en moeten in dit hotel vervaardigd wor den." „Onmogelijk, mylord, ik alleen ben in staat ze zoo danig te maken, dat men geen oonderseheid tusschen de "oude en de nieuwe zal zien." „Derhalve, mijn beste O'Reilly, zijt gij mijn gevan gene, en al wildet gij in dit oogenblik dit hotel verla ten, zoudt gij het niet' kunnen.schik u dus naar de omstandigheden. Noem mij diegene uwer knechts, die gij noodig mocht hebben en geef de werktuigen op, die zij moeten medebrengen." De goudsmid] kende den hertog, hij wist wel, dat elke tegenwerping nutteloos was en onderwierp zich dus zonder aarzelen. „Het zal mij toch wel geoorloofd zijn mijn vrouw te doen verwittigen?" vroeg hij. »0< gij moogt haar zelfs spreken, mijn waarde mees ter O'Reilly, uw gevangenschap zal niet streng zijn, wees gerust, en daar elke moeite een belooning waard is, zie hier, behalve den prijs der twee gespen, een bil jet van duizend pistolen, om u het verdriet te doen vergeten, dat ik u veroorzaak." „D'Artagnan kon ai#h van zijn verwondering niet Pfeiffert bij het exerceeren had gezien of bij het tur nen, waar hij de halsbrekendste toeren met onbegrijpe lijke juistheid uitvoerde, zoodat men van angst den adem inhield, zou het nieti geloofd hebben, dat hij de zelfde soldaat, was, die zich bij het schieten zoo laf aanstelde. Ook bij het zwemmen was het niet veel beter dan met het schieten; bij den aanblik der kalme bassins in de zwemschool, betrok plotseling Pfeiffert's lachend gelaat en zijne oogen staarden angstig naar den zwemmeester, die hem op onbeschrijfelijk liefderij ken toon uiinoodigde tot het nemen van een bad. Als hij dan eindelijk na alle vergeefsche toespraken van dezen, aan den haak werd geslagen en in het water geworpen, clan spartelde hij zoo, wanhopig aan het lijntje, dan schreeuwde en smeekte hij zoo hartver scheurend', dat men hem, na eenige vergeefsche on derdompelingen, weer op het droge haalde. Zoo ston den de zaken tijdens het vermelde gesprek tusschen kapitein K. en den dikken luitenant M. Dientengevol ge beproefde de luitenant nogmaals alles, wat zijn veeljarige ondervinding hem had geleerd op het gebied van het overwinnen van schiet- en zwemvrees, doch het bleef zonder de gewenschte resultaten. Acht dagen later. „Kapitein, ik heb mij met Pfeiffert de grootste moeite gettoost, maar de kerel kan niet schieten zon der te vallen." De aderen op het voorhoofd van den kapitein zwol len bedenkelijk. „De duivel bale den kerel centimetersgewijze, als liij hoor eens, luitenant, ik zeg je, de vent leert het, hij moet en zal het leeren, verstaat ge?.... En anders zal ik hem zelf aan het verstand brengen, ik zelf, zijn eigen kapitein! Wanneer en op welke baan wordt er weer geschoten?" „Morgenochtend, baan zes, acht uur het eerste schot, kapitein." „Dank u, adieu!" Daarna ging de overigens goedhartige compagnies commandant heen en de luitenant liet Pfeiffert op het bureau roepen. „Luister eens, Pfeiffert, de hoofdpijn, die je mij bezorgd hebt, is meer waard1, dan honderd zulke ezels als jij bent. Morgen vroeg komt de kapitein zelf naar de schietbaan om je schieten te leeren. Man, kind, ke rel houd je goed en schiet voor mijn part zoo'n gat hierbij een liandbeweging in den hemel, houd je zinnen bij elkander, dat je niet neervalt als eene jon gejuffrouw, op het zien van een rat! Begrepen?" „Jawel luit'n'nt," antwoordde Pfeiffert in de onbe- rispelijkste militaire houding, maakte daarna prachtig „rechtsomkeert" en ging naar de compagnie, om zich voor den volgenden dag behoorlijk voor te bereiden. Toen den volgenden morgen de afdeeling, waartoe Pfeiffert behoorde, op de baan kwam, liep de kapitein daar reeds sedert geruimen tijd met groote schreden op en neer, en peinsde, volgens welke nieuwe, methode hij Pfeiffert zou leeren schieten. „Hm," mompelde hij, „misschien is hij door het scheldlen en razen dei' onderofficieren zóó bang geworden, dat hij zijne kalm te verloren heeft, en kalmte is de eerste plicht van den soldaat, ja zoo zal het wel zijn, nu, we zullen eens zien, of het mij niet gelukken wil. Nadat alles voor het schieten en het aanwijzen der punten in gereed heid was gebracht, trad Pfeiffert op commando van den kapitein het eerst voor de schijf. „Ja, kind," begon de kapitein, „kind waarom zie je er zoo bleek uit? Hemel je behoeft toch geen mensch te vermoorden, nietwaar? Kijk eens hier, en hij klopte den recruut vertrouwelijk op den schouder, „er ge beurt niets, de kogel gaat er van voren uit en hoven- dien sta ik, je eigen kapitein, naast je, dus er kan je herstellen, bij hem door den minister veroorzaakt, die zoo ruimschoots over millioenen gouds en menschen kon beschikken. De goudsmid schreef intusschen aan zij 11 vrouw, haar tegelijkertijd het briefje van duizend pistolen zendende, met het verzoek, hem daarvoor in de plaats te doen geworden zijn behendigsten werkman en een keuze van diamanten, van welke hij haar 't gewicht en de namen opgaf, alsmede een lijst der werktuigen die hij noodig had. Buckingham geleidde den goudsmid in de kamer, die voor hem) was bestemd en welke, na verloop van een half uur, in een werkplaats was ver anderd; vervolgens plaatste hij voor de deur een schildwacht, die niemand, wie dan ook, mocht binnen laten, behalve zijn kamerdienaar Patrick. Het is on- noodig hierbij te voegen, dat het aan den goudsmid O'Reilly en aan zijn knecht volstrekt verboden was uit te gaan, onder werk voorwendsel dan ook. „Thans, mijn jonge vriend",zeide Buckingham tot d'Artagnan, „thans behoort Engeland aan ons bei den wat wilt gij, wat begeert gij „Een bed," antwoordde d'Artagnan, „dat is voor 't oogenblik, ik beken het,- datgene waaraan ik het meest behoefte heb." Buckingham1 gaf aan d^Artagnan een kamer naast do zijne. Hij wilde den jongeling onder zijn bereik houden, niet, omdat hij hem wantrouwde, maar ten einde iemand te hebben, met wien hij onafgebroken over de koningin kon spreken. Een uur later werd in Londen het bevel afgekon digd, uit welke haven ook, geen schip, naar Frankrijk bestemd, te laten vertrekken, zelfs niet- de paketboot met brieven. .Iedereen zag hierin een oorlogsverkla ring tusschen beide koninkrijken. Twee dagen later, tegen elf uur, waren de twee dia manten gespen gereed en zoo nauwkeurig nagebootst en zoo volkomen gelijk, dat Buckingham de nieuwp uit de oude niet kon herkennen en dat zelfs de kundig- sten in dat vak, zooals hij, er zich in vergist zou heb ben. Dadelijk liet hij d'Artagnan roepen. „Ziedaar", aside tij, ,,de diamante* geapeu, welk» volstrekt niets overkomen! Doe mij nu eens het genoegen en sta zoo niet te beven; geef mij' nu als 't u belieft uw geweer eens en geef u mij dan een patroon zoo ziet u, nu doet u juist zoo als ik, open den grendel, heel kalm, nu de pa troon in de kamer, heel rustig" nietwaar?..-., zoo nu den grendel sluiten - zoo ziet u wel, nu is he» geladen, nietwaar?" Pfeiffert knikte bij iedere vraag met het jammer- 1 ijkste gezicht van de wereld „en nu neemt u het ge weer in den aanslag, daar, zoo, nu legt u rustig aan Pfeiffertje, rustig, rustig, zoo, nu gemikt, langzaam, heel langzaam doordrukken, heel kalm, maar niet zoo met je geweer staan te hengelen, wees toch bedaard enpang! daar knalde het schot daar lag Pfeiffert recht met armen en beenen in de lucht en met wijd opengesperde glazige oogen. Eerst stond de kapitein een oogenblik als versteend te kijken naar den grond op den liggenden soldaat, daarna echter barstte de bom los. „Honderd duizend millioen klewangs! daar heb ik nu met, dien naren vent zoo vriendelijk gesproken als met een meisje, heb mij bijna schor gepraat voor dien ber. dien akeligen doodskop en nu. nu. ha, wacht maar kereltje, ik zal je die streken wel aflee- ren! Ingerukt, marseh! uit mijn oogen." Des namiddags van denzelfden dag ontmoette d» kapitein den luitenant op de binnenplaats der kazer ne. „Neen, luitenant, met dien vent is, geloof ik, geen eer te behalen in het schieten. Ik heb met dien kerel, dien Pfeiffert, gesproken als met een meisje, maar ik heb geen hoop meer, dat wij hem schieten zul len leeren." „Kapitein, daar geloof ik sinds lang niet meer aan, en zijn angst voor het water is bijna nog erger." „Halt, M. daar heb ik een prachtig idéé, mis schien kunnen wij hem langs homoeopathi'schen wég genezen!. Begrijp je, door den eenen angst den an deren genezen. Hé, wat?" „Jawel, kapitein," haastte zich de luitenant te zeg gen, hoewel hij in de verste verte niet begreep, wat zijn chef bedoelde. „Morgenochtend om negen uur staat Pfeiffert in schiettenue aangetreden met een pakje losse patronen bij zich, vóór de zweminrichting. Gij en een onderoffi cier met vier man en een kleine schijf zijn daar even eens present, dan zullen wij eens kijken hé?" „Zeer goed, kapitein," knikte de dikke luitenant M. met een veelbeteekenend glimlachje. Nadat kapitein K. zich had verwijderd, bleef M. nog een poosje staan nadenken wat zijn kapitein wel bedoeld mocht hebben met.zijne homoeopathische kuur. Daar hij echter geen liefhebber'van mijmeren was, ging hij onder het mompelen van: „we zullen maar afwachten," naar het bureau der compagnie. Op den vastgestelden tijd verschenen des anderen morgens de gecommandeerde personen in de zweminrichting en eenige minuten later ook de kapitein. „Zoo, oude vriendwendde hij zich tot den „bloedzwetenden" Pfeiffert, „nu zullen wij het eens op eene harde ma nier probeeren, als het langs den zaohtmoedigen weg niet gaan wil. Van het water ben je ook geen vriend, hé „Neen, kapitein," klonk het sidderend en nauwelijks hoorbaar tusschen de lippen van Pfeiffert. „Jelui vier," zeide kapitein K. tot de aanwezige ja gers, „zet die schijf eens op aan den wal recht tegen over de springplank, zoo, meer naar rechts! halt! zoo, goed, nu op zij, jelui. En nu Pfeiffertje, kom nu eens hier," ging hij voort, terwijl hij zich begaf naar de ver over het water uitstekende springplank, en ga eens zoo ver op de plank staan als je kunt, verder, nóg ver der! tot aan den rand; marseh! Zoo, maak nu eens rechtsomkeert. Ziezoo, kereltje, nu zullen we eens een los patroontje of wat naar de sohijf schieten, hé? Als je nu weer na het schot valt, oude jongen, dan tuimel gij komt halen; gij zijt nu getuige geweest dat al wat menschelijke macht heeft kunnen doen, gedaan is ge worden." „Wees gerust, mylord; ik zal zeggen, wat ik hel) gezien; maar Uwe Genade, geeft mij de diamanten zonder het kistje." „Tiet kistje zou u hinderlijk zijn; buitendien, het kistje is mij te kostbaarder geworden, omdat het mij alleen overblijft. Gij zult zeggen, dat ik het behoud." „Ik zal uw boodschap woordelijk overbrengen, my lord!" „En thans", hernam Buckingham, den jongeling strak aanziende, „hoe zal ik dit u ooit kunnen vergel den D'Artagnan werd rood tot in het w*t, zijner oogen. Hij begreep, dat de hertog een middel zocht, om hem iets te doen aannemen en het denkbeeld, dat het bloed zijner vrienden en het, zijne door Éngelsch g'oud zou betaald worden, stiet hem geweldig tegen de borst. „Verstaan wij elkander wel, mylord!" hernam hij, „en beschouwen wij van te voren de zaken uit het ware ooogpunt teneinde er geen vergissing plaats hebbe. Ik ben in dienst van den koning en de ko ningin van Frankrijk e,n behoor bij de compagnie der gardes van den heer des1 Essarts, die, zoowel als zijn schoonbroeder, de heer de Tréville, aan Hunne Majes teiten zeer gehecht is. Ik heb dus alles voor de ko ningin en niets voor Uwe Genade gedaan. Wat meer is, misschien zou ik van dat alles niets hebben gedaan, indien ik niet in de gelegenheid ware geweest iemand welgevallig te zijn, die mijne dame is, zooals de ko ningin de uwe." „Ja", zeide de hertog glimlachende, „en ik geloof zelfs die andere persoon te kennen; het is. „Mylord, ik heb haar niet genoemd", viel de jonge ling hem haastig in de red». Wordt vervolgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5