DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Datnrubriek. lüü No. 189 Honderd tn dertiende Jaargang. 1911 ZATERDAG 12 AUGUSTUS. Een Zomernachtsdroom. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,— Afzondei lijke nummers 3 Cents. Trekhonden wei 1910» Prijs der gewone adverfentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Telefoonnummer 3. P m ÉH ALKMAARSCHE COURANT DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK- MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij hun col lege zijn ingekomen verzoekschriften van J. HUI- BERTS en J. M. A. KöSTERS, aldaar, om verlof tot den verkoop van alcoholhoudenden anderen dan ster ken drank, respectievelijk in de perceelen Laat A 179 en Nieuwesloot B 75, Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwa ren worden ingediend. Burgemeester en Wethouders voornoemd!, G. BIRRING, Voorzitter. I. VAN DER VEGT, lo.-Secretaris. Alkmaar, 9 Augustus 1911. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter kennis van houders van hou. deuk arren in die gemeente, dat de bovenge noemde wet met ingang van 1 September a.s. in werking treedt; dat van genoemden datum af het aan den HOU DER van een hondenkav zal verboden zijn die te ge bruiken lo. anders dan met inachtneming van de voorschrif ten omtrent de lichamelijke gesteldheid en de maat der honden, het tuig, de hondenkar en het geleide; 2o. tenzij hij als houder zij ingeschreven in een re gister, aangelegd door hun college; dat- onder hpndpnkar wordt verstaan een voertuig, met één of meer honden bespannen; dat bij dp inschrijving aan den houder zal worden afgegeven een \U.\1.M F.R BKW LIS; dat het. den GELEIDER van een hondenkar van bovenvermelden datum pf verboden zal zijn die te ge bruiken lo. anders dan met inachtneming van de voor schriften omtrent de bespanning, de bevrachting en de snelheid; 2o. zonder voorzien te zijn van het zooeven genoem de nummerbewijs; dat het verboden is als trekhonden te gebruiken of te doen gebruiken: lo. kreupele, schurftige, gewonde, zichtbaar drach tige of zoogende honden; 2o. nog niet volwassen honden; 80. hondep mef epne geringere schouderhoogte dan 00 centimeter, indien zij n a 1 September 1911 voqr de kar worden gespannen en 50 centimeter, in dien zij vóór 1 September 1914 vóór de kar, of indien zij onder de kar worden gespannen; dat tot het tuig moeten be,hooren een borstriem van minstens 4 centimeter breedte van zacht leder, reiken de tot achter de voorpoorten eu met strengen verhon den aan een spoorstok, onder de hondenkar vastge maakt tusschen de twee uiteinden van de hoornen, een draagriem van minstens 0 centimeter breedte en een buikriem van minstens 4 centimeters breedte; f dat de hondenkar moet voorzien zijn van steunsels, die voorkomen dat zij den hond drukt, wanneer hij in rust i®, alsmede van een drinkbak; dat op de kar goed leesbaar moeten voorkomen de naam van den houder en van de gemeente, waarin hij woonplaats heeft, alsmede het nummer van de kar; dat een persoon jonger dan 14 jaar geen geleider van een hondenkar mag zijn; dat bij bespanning met meer dan een hond, deze naast elkander moeten worden gespannen, zullende vóór de kar niet meer dan drie, onder der kar niet meer dan twee honden mogen worden gespannen, in het laatste geval met dien) verstande, dat de honden te rekenen van de schouderhoogte, rechtop onder de kar kunnen staan; dat niet meer dan twee personen op een hondenkar mogen plaats nemen, zullende de lading, met inbegrip van den persoon of de personen, op de kar gezeten, zich in evenwicht, moeten bevinden en haar gewicht niet zoo groot mogen zijn, dat het trekken bovenmati ge inspanning vereischt; dat de snelheid) niet gfooter mag zijn dan yan een paard in dj-af. iUJ noodigen bonders Tan hondenkarren ttit z'.ch zoo spoedig mogelijk, uiterlijk 80 Augustus a.s. schriftelijk onder opgave van naam en woonplaats tot hup eollege te wen- den met verzoek om in het register te wor den iugesehreven. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. B. VAN DER VEGT, lo.-Secretaris. Alkmaar, 9 Augustus 1911. AAN DE DAMMERS. Met dank voor de ontvangen oplossingen volgt hier de bespreking der beide vorige opgaven. Probleem 142 had' den volgenden stand Zw. 3, 7, 10/13, 16/20, 29. 35. W. 22, 26, 27, 28, 30, 32, 38, 41, 43, 44, 45, 49. Wit wint op de volgende wijze: 1. 30—24 1. 19 30 2. 38—33 2. 29 38 3.44—40 3. 35 44 4- 49 40 4. 38 49 5. 28—23 5. 17 46 6. 40—34 7. 45 5 8. 26 9 9. 5:1 6. 18 40 7. 49 21 8. 46 14 9. 11—17 10. 16 en wint. Vraagstuk 48 van Blijdenstein had! dezen stand: Zw. 7, 9, 12, 14, 34 en dam op 3. W. 18, 27, 38, 42, 44, 48. Wit wint door 1. 27—21 1. 12 23 2. 44—39 2. 34 32 3. 42—3711 3. 3:42 4. 48 10! en wint, Wij ontvingen de laatste weken goede opl. van de hoerenG. Oloeck, D. Gerling, J. Houtkooper, S. de Jong, G. van Nieuwkuijk, allen te Allernaar; P. Bak ker te Schagerwaard!, S. Homan te Wijde Wormer en 11, E. Lantinga te Haarlem. LEERZAME STAND. (Van den blinden dammer Olsen). Het Augustus-nummer van het Bondsorgaan bevat een vijftal aardige slagzetteii van den heer Olsen. Een daarvan plaatsen wij hieronder als zijnde zeer leer zaam. Wit (Olsen) was aan zet en speelde 4439, hopende op een foutzet van zwart. Deze speelde 2025, wat in dezen stand niet goed) was en. waarop wit gehoopt had, want nu kon wit een schijf winnen door: 1. 44—39 1. 20—25? 2. 33—28 2. 25 3$ 3. 40 20 3. 15 r24 4. 28—22 4. 18 27 5. 32 21 5. 16 27 6. 35—30 24 35 1 4540 7. 35 33 8. 38 16. Schijf 27 gaat nu voor zwart verloren, Ter oplossing ditmaal een probleem en een. vraag stuk, ij hopen dat beide in den smaak zullen vallen. Probleem 143 van J. Vardon Caën. Zwart heeft 17-22 gespeeld! en nu wint wit. Zw. 3, 5, 7, 12, 14, 15, 18, 19, 20, 22, 23, 24. 26. W. 21, 27, 29, 33, 34, 35, 39, 42, 44, 47, 49, '50. Vraagstuk 49 van G. Bonne. Zw. 3, 7, 12, 15, 17, 18, 22, 28. W. 19, 20, 24, 29, 31, 37, 38. Opl. bureau v. d. blad voor of op 17 Aug. Aangezien- zij eerst met de laatste avondsneltrein aangekomen was en het nog wel een uurtje rijden was met den wagen naar slot Olbersdorp, verwonderde het Eva van Hildijk niets bij den aankomst in het slot al leen maar door haar nicht Herta van Gerdringen, bij wie Eva eenigen tijd) logeeren zou, ontvangen te wor den. Baron Gerdringen had h-aar van 't station afge haald en er haar reeds op voorbereid, dat het te laat zou worden om nog kennis- te maken met) de andere logeergasten die het slot herbergde. „Ten eerste gaat men op- Olhers-dorp om 10 uur naar bed" had de baron gezegd, „en bovendien had zijne vrouw Herta gemeend), dat Eva wel moe van de reis kon zijn en 't liefst dadelijk ter ruste zou verkiezen te gaan. Daarom hebben wc de aankomst geheim gehou den om den volgenden morgen sommige logeergasten eens goed' te kunnen verrassen." Dat met die sommige gasten slechts- een enkele be doeld werd', bekree-p Eva; heel wel. De familie deed reeds sinds maanden al haar best om jonkheer v-an der Esch, die Eva openlijk het hof maakte, zooveel moge lijk ter wille te zijn. En zij was- daar alles behalve ge belgd over, hoewel zij op 't oogenblik geheel vrij ver koos te zijn en zich dit inderdaad! ook voelde. De flin ke ridderlijke jonker beviel haar wel en soms- dacht zij wel een beetje v-an hem te houden. Maar soms waren er oQgenblikken, d'at zij er geheel anders over dacht en hij lang niet haair ideaal voorstelde, 't Was geen dweepzuchtige minnaar, peinzerijen in hooger sfeeren waren hem vreemd. Voor kunst noch literatuur inte resseerde de jonker zich, doch een voortreffelijk paard rijder, tennisspeler en bovenal danser was! hij. De ontmoeting op het slot nu zou niet toevallig zijn, 't moest- een laatste proef wezen om de ware natuur van Egon van der Esch te ontdekken. Herta, haar nog knappe flinke- 32-jarige nicht, bracht haar spoedig naar een logeerkamer, waar de twee vrouwen zich nog ger-uimen tijd met gebabbel vermaakten. Eva zou en moest de namen van het zes tal gasten weten en trof er tot haar spijt niets dan oude bekenden onder aan. „Maar je man heeft mij toch verteld! dat Gerard Van Bruggen hier is- om je portret'te schilderen. Hij blijft zeker nog een heel poosje. W-ant juist zijn aanwezig heid verheugt mij meer dan dat van al de anderen." De jonge vrouw lachte. „Dat moest jonker van der Esch niet hooren. En ik wil hopen dat het met Egon erns-t is, want 't zou wat wezen als er zich hier op Olbersdorp een kunstenaars roman met jou en van Bruggen moest afspelen." „Nu ja, ^et moet ook geen rom-au worden. Maar 't is voor het eerst dat ik in de gelegenheid) kom om een -kunstenaar goed te leeren kennen, en ik wil 't niet verhelen, dat lijkt mij heel wat toe. Daar komt nog bij, dat 't hier Gerard) van Bruggen geldt," „Hoe zoo, ken je hem dan) reeds?" „Neen, alleen uit zijn werken. Maar dat is naar mijn meening het mooiste, wat d!e moderne schilder kunst voortgebracht heeft. En 't is niet moeilijk uit zijn geschriften een beeld van zijn persoonlijkheid te fant-aseeren." „Enfin, je kunt je morgen overtuigen of je fantasie goed was. Maar nog eens de raad!: „Pas op je hartje Kunstenaars blijven altijd gevaarlijke mensöhen en ik zou niet graag willen, dat 't slot van de roman een duel werd. Deze van Bruggen n.l. is een Vesuvius vol hartstocht, zooals je zeker wel in den eersten oogop slag zien zult." Eindelijk gaven zij elkaar- de afscheidskus en Eva zou nu eigenlijk naar bed! moeten gaan, maar zij was heelemaal niet vermoeid! en zij zette zich voor 't ge opend vens-ter, waardoor de koele zomernaohtwind1 de kamer binnenstroomde. Aan een met sterren bezaaide hemel stond! de- volle maan, die met zijn blauwachtig üclit de toppen der boomen van 't park eigenaardig uit deed komen. Eva kende ieder plekje- in dit oude park en plotse ling kwam bij haar het verlangen op naar een roman tische nachtelijke wandeltooht op de overbekende, door de maan belichte, wegen. Zij had niets te vreezen en a! te ver behoefde zij zich ook niet van het slot te ver wijderen. Gewend om aan iedere grillige inval te voldoen, wierp zij een shawl over haar reiskostuum en sloo-p door een van binnen gesloten zijpoortje in den toover- achtig mooien avond! naar buiten. Geen ander geluid! deedl zich hooren dan het fluis terende ruischen van de toppen der boomen en zoo nu en dan gepiep van een droomend' of uit den slaap ge wekt vogeltje. Het onderwerp- harer gedachten was Gerard van Bruggen, de beroemde kunstenaar, die se dert twee jaar uitverkoren was door de mooiste en ele gantste vrouwen der hoofdsteden voor b schilderen van hun portret en die trots alle afbrekende kritiek, die zij over hem gelezen had, haar hoogste bewonde ring wegdroeg. Zij liet in haar gedachten de bekendste portretschil ders de revue passeeren en vroeg zich af op wien hij toch wel lijken zou. Yan Dijk, Rubens; Dürer al dezen moesten ideaal mooie mannen geweest zijn. Hoe zou dan Gerard van Bruggen anders kunnen zijn, als een ideaal knappe man! Geheel door haar gedachten in beslag genomen, was Eva op het- kleine rondeel aangekomen, dat sedert zij het slot Olbersdorp kende, steeds haar lievelingsplekje geweest, was. Juist wilde zij op ee-n steenen bank ga^n uitrusten, toen zij plotseling merkte, dat zij niet al leen was. Een mannengestalte stond! toen zij naderde, op. Een breedgerande lichte vilten hoed) werd) door een opvallend1 fijne blanke hand afgenomen en voor haar verbaasde blik bemerkte zij een. met lang donker haar bedekt moo-i gevormd hoofd, een hoofd als een uit de lijst gesneden Rafael's- zelfportret. Gerard van Bruggen! dacht zij plotseling. Onder duizenden zou ze hem herkend! hebben. Dat. hij echter nog zoo jeugdig uitzag en zoo'n slanke gestalte had, was iets dat zij niet verwachtte. Nu eerst begreep zij de vrees en de waarschuwingen van haar nicht. Wat beteekende het glad geschoren, zonverbrande gelaat van jonker van der Esch naast dit kunstenaarsprofiel. Wat.zou hij in zijn ruiterpakje afsteken bij deze in een sierlijk fluweelen jasje gehulde slanke gestalte. „Ik bid u duizendmaal om verschooning, mejuf frouw", zeide hij onder herhaalde buigingen. „Ik ge loofde niet, dat nog iemand' behalve mij het verlangen kon voelen van dezen toovernacht te genieten. Ik geef toe, dat het stoutmoedigheid was, maar Zijn bescheidenheid! maakte indruk op Eva. Dapper haar eigen verlegenheid verbergende, kwam zij hem op voorkomenden toon te hulp. „Zoo niet toch, mijnheer! Het park is voor alle gasten van 't slot disponibel. En dat juist een kun stenaar zich tot het park in dezen prachtigen nacht aangetrokken gevoelt, begrijp/ ik heel goed." Hij zag' haar met schitterende oogen aan, en zijn meisjesachtige mooie hand bracht hij naar een plaats, waar hoewel niet geheel zeker vermoedelijk zich zijn hart bevond. „Ik dank u, lieve juffrouw! Dat n mij een kunstenaar noemt maakt mij trots. Ja, meer dan dit, het maakt mij gelukkig. Wanneer men zoo veel verachting en geringschatting moet verdragen-" Dat een man van zijn beteekenisi zich zulk een paar afbrekende kritieken k-on aantrekken, was voor Eva een nieuwe Verrassing. En 'ft klonk van harte ge meend toen zij antwoordde: „O, omi die paar hatelijk heden moet u niets geven. Mijn vriendinnen, en ik zelf, wij zijn steeds verrukt over $\v werk geweest." Weer boog hij als een page-- voor zijn koningin. „Ach ja, de dames zeide hij dweep end. „Zij alleen zijn het, die mijn kunst recht doen wedervaren. Mijn geheele leven wijdt ik dan ook aan hun verheerlijking. O, lieve juffrouw- wanneer ik mocht hopen, dat u mij veroor loven wilde, mijn kunst ook in dienst uwer schoonheid te gebruiken Eva voelde zich gevleid, maar als welopgevoed meis je, werd zij zich tegelijk va n de noodzakelijkheid be wust een einde te maken aan een nachtelijk alleenzijn met een man, die zij voor 't -eerst van haar leven zag en hoorde spreken. Met een dankende buiging zeide zij bewijst mij meer eer, dan ik verdien. En bo vendien^ bent u voor zoover ik goed! op de hoogte ben, voorloopig nog met de verheerlijking der kunst bezig en wel in den vorm) mijner nicht, mevrouw Herta van Gerdringen." „Zeer zeker!' maar dat doet er niets toe. Er blijft nog genoeg tijd' over voor u. O, u vermoedt niet, wat ik van u maken zou een Venus, een Juno, een" was het ten hoogste tijd voor den terugtocht. „>V ij zullen morgen of bij passende gelegenheid daar wel eens verder over spreken", viel Eva hem in de rede. „Ik wil u heden niet langer in uw natuurgenot storen. Goeden nacht, mijnheer van Bruggen!" Zonder antwoord af te wachten liep zij snel! in de lichting van het slot- en wierp zich in haar kamer ge komen met verhitte wangen en kloppend hart' te bed. JJe.ze nachtelijke ontmoeting met den g-rooten kunste naar, was de meest romantische gebeurtenis uit haar gansche leven en met open -oogen droomend fantaseer de zij al meer en meer, met vreugde en tegelijkertijd met angstige voorgevoelens- den komenden dag tege moet- ziende, die voor Egen van der Esch waarschijn lijk een niet zeer vroolijke worden zou. Zoo lang had Evai geslapen en zoo la-at had1 zij zich de chocolade op 't bed laten brengen, dat zij eerst met de lunch met haar speciaal voor dezen dag keurig toilet gereed was. in de ontbijtkamer waren de overige s-lotbewoners ïeeds verzameld, allen oude bekenden, op een na, die Eva nog nooit eerder gezien had, een zeer kleine en zeer dikke oude heer met sterk grijzende baa-rdi e<n een verdacht rooduitziend'e neus." r'i'^ 111 een mon®Ier"' Jacht zij. In 't volgende «ogen blik echter kon zij slechts- met d'e grootste moeite -een kreet van hoogsten schrik ternauwernood onderdruk ken, want' haar nicht had schalks lachend haar de onbekende voorgesteld als „Onze hoogvereerde mees- tor Gerard van Bruggen, die- mij op hoogst sympathie ke wijze het offer gebracht, heeft-, zich eenige weken yan gade en kinderen te scheiden om mijn portret te kunnen schilderen." De kleine dikke maakte een lichte onbeholpen bui ging. Eva s ooge-n zochten etehter vergeefs het voor- welp harer liefelijke zomernachtedlroom. Hij was- er met en werd klaarblijkelijk niet verwacht- ook, want, ei was niet voor hem gedelct en men ging zonder hem aan tafel. Jonkheer van der Esch had dien middag in zijn aangebeden Eva ee,n zeer onopmerkzame en ver- si rooide tafelgenoot en t-oen men daarna ging tennis spelen, maakte zij zich van 't medespelen af, onder voorwendsel van hoofdpijn. Herta geleidde haar naar haar kamer, maar plotseling op den gang gekomen, schrok Eva hevig. Want. aan 't einde van den gang- had zij den jongen man met het Rafaël-gezioht zien staan, die daar in devote houding op iets scheen te wachten. 'Om hemelswil, Herta, wie is diei heer?" fluisterde zij. „Die (fear?" vroeg haar nicht zachtjes. „Een zekere Mulder, die ik voor een paar dagen heb laten komen, omdat Hij mij voor gezicht-massage en andere kleine bezigheden aanbevolen is. Een beetje vreemd mensch, met kwaad en heel geschikt in zijn vak." „Ik wil toch ma-ar liever gaan tennis spelen", zeide Eva met afgewend gelaat-, om het brandend' rood ha rer wangen niet te laten zien. „De jonker scheen zich gekrenkt te voelen, dat ik niet mee deed. EiTaan mij, heeft hij het niet verdiend; dat ik hem pijn doe."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 9