DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1911.
ZATERDAG
2 SEPTEMBER.
N oodhulp -Kaasdragers.
BINNENLAND.
No. 207
Honderd en dertiende Jaargang.
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Dit nummer bestaat uit 2 bladen.
ALKMAARSCHE COURANT.
yvzc
^mATv!
KENNISGt E VING.
Het HOOFD van het Plaatselijk Bestuur te ALK
MAAR brengt, op grond van artikel 1 der Wet van
22 Mei 1845 (Staatsblad No. 22) ter kennis der inge
zetenen, dat bij hem ingekomen en aan den ontvan
ger der Rijks directe belastingen binnen deze gemeen
te ter invordering zijn overgegeven:
de KOHIEREN der BEDRIJFS BELASTING Nos.
7 tot en met 14, voor bet dienstjaar 1911/12, executoir
verklaard door den Directeur der directe belastingen
in Noordbolland te Amsterdam den 25 en 29 Augustus
1911;
dat ieder verplicht is zijn aanslag, op den bij de
Wet bepaalden voet, te voldoen en dat heden ingaat
de termijn van zes weken binnen welken daartegen be
zwaarschriften kunnen worden ingediend.
Alkmaar, den 81 Augustus 1911.
Het Hoofd van bet Plaatselijk Bestuur
voornoemd,
G. RIPPING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR roepen Sollicitanten nnar de betrek
king Tan Noodlinlp-Kaasdrager (waarvan ei-
Tier noodig zijn) op, zich vóór of op 6 SEPTEMBER
a.s. ter gemeente-secretarie aan te melden.
Alkmaar, 1 September 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
ALKMAAR, 2 September.
„Als men in het veen is, komt het op een turfje niet
aan."
Aldus een écht Nederlandsche zegswijze, waaraan
tweeërlei beteekenis wordt gehecht. In de eerste
plaats toch wordt zij gebezigd, wanneer iemand van
zijn overvloed wel iets aan een ander wil afstaan, die
minder ruim werd bedeeld. Maar ook, indien met een
of ander artikel, waarvan de voorraad aanzienlijk is,
een beetje al te royaal wordt omgegaan. Een actueel
voorbeeld van de laatste beteekenis in dezen tijd van
waternood mag zeker wel het normale waterverbruik
heeten. In een stad met een goede waterleiding zal
men veeleer verkwistend zijn met bet water dan in een
dorp, waar men op een soms niet al te grooten,
soms zelfs ook op eens buurmans regenbak is aan
gewezen en waar de nood als van zelf de moeder der
spaarzaamheid in het waterverbruik wordt. Waar de
capaciteit der waterleiding dezen zomer niet voldoen
de bleek en de bewoners moesten worden aangespoord
toch) vooral zoo weinig mogelijk water te gebruiken is
geconstateerd hoeveel water er onder gewone omstan
digheden wordt verspild, hoe de bewoners, of liever be
woonsters zich in overbodige (water)weelde baden -
figuurlijk natuurlijk. Misschien is dit lesje niet
kwaad geweest
Op menig gebied komt bet niet op een turfje aan,
•ook al is men niet in het veen, ook al) krimpt bet veen
in.
Met een enkel woord hebben we reeds medegedeeld,
dat Sir William Ramsay, de beroemde natuurkundige
een rede heeft gehouden, waarin hij voorspelde, dat
als men op den ouden voet doorging in 175 jaren de
Engelsche kolenvelden vrijwel uitgeput zouden zijn,
zoodat wettelijke maatregelen tegen de verkwisting
van brandstoffen gewenscht zijn evenals naar het
idee van den heer Roosevelt instelling eener com
missie, die voor het behoud der natuurlijke hulpbron
nen van het land zou hebben te waken.
Deze waarschuwing beeft indruk gemaakt. Het
zwarte diamant immers maakt voor een groot deel
Engelands rijkdom uit, zoodat uitputting van de ko
lenmijnen Engelands overheersching op handelsterrein
zou doen verdwijnen en groote ellende tengevolge zou
hebben. De spreker voorspelde de termijn van uit
putting op 175, een koninklijke commissie, die in 1906
baar rapport uitbracht, kwam tot de slotsom, dat bet
nog vier eeuwen zou duren. Maar wat beteekent in
het leven vau een natie zulk een periode, welke voor
•een individu lang lijkt? Slechts een korte spanne tijds!
Practisch komt de zaak dus volgens den geleerde hier
op neer, dat Engeland, als in bet fabeltje, bezig is de
ben, welke gouden eieren legt, te slachten.
De Engelsche bladen houden zich natuurlijk druk
bezig met dit door den beer Ramsay weer aan de orde
gebrachte vraagstuk. Zij trachten hun lezers gerust
te stellen. Zij wijzen er op, dat de mannen der weten
schap bet er nog niet over eens zijn, hoe groot de wer
kelijke voorraad steenkolen in den bodem wel is. Zij
spreken verder de verwachting uit, dat er middelen ge
vonden zullen worden om ook tot de thans niet ont-
ginbare lagen door te dringen. Zij verkondigen ten
slotte, dat in de toekomst wellicht de kolen niet meer
de eenige brandstof voor industrieele doeleinden zul
len zijn. Gesteld dat er een andere brandstof werd ge
vonden (bijv. olie) dan zou zeker Engeland zijn plaats
verliezen, welke bet thans in de brandstofproductie
inneemt, dan zouden de meeste Westersche natiën in
industrieel opzicht in een positie van gelijkheid wor
den gebracht, maar geen hunner zou met den on
dergang worden bedreigd. Yoor ongerustheid is er dus
uog geen reden.
De mannen van wetenschap en techniek mogen op 't
oogenblik nog geen surrogaat voor steenkool kennen,
zij kunnen, evenmin als de man in de straat, zeggen
wat wetenschap en fechniek zullen brengen.
De Westm. Gazette hoopt niet dat de nieuwe steen
kool-angst door de rede van Sir William' opnieuw over
de natie gevaren, zal leiden tot het heffen van uitvoer
rechten op steenkool. Men late de productie onbe
lemmerd en late de toekomst zorgen. Het bezit van
uitgestrekte kolenvelden is zeker êen enorm voordeel
voor Engeland en het heeft een ontzaglijken invloed ge
had op den aard' van zijn industrie en zijn economische
positie. Maar de energie en de vindingrijkheid van
zijn volk is ook wat waard en als wij de uitputting
daarvan slechts weten te verhinderen, mogen wij,
meent het blad, aan de toekomstige geslachten over
laten in hun eigen nooden te voorzien.
Toch blijft het gewenscht het gebruik tot het» aller
noodzakelijkste te beperken en verspilling zooveel mo
gelijk te voorkomen dat zal iedereen wel met Sir
William Hamsay eens zijn.
EEN GESCHENK VAN PRINS HENDRIK.
Onlangs is melding gemaakt van een geschenk (een
driewieler)] van Z. K. H. Prins Hendrik aan een onge-
lukkigen jongen op het eiland Urk. Over deze knaap
en dit geschenk schrijft men uit Urk aan het N. v. d.
D. nog het volgende:
Toen bij het bezoek van den Prins aan het eiland op
3 Juni j.l. de schoolkinderen hem vóór het schoolge
bouw een welkomstlied toezongen, was daar op het
speelplein ook een ongelukkige leerling, Jan Brands
geheeten, een jongen met een goed verstand en heldere
kijkers, maar met lamme beenen en een onbruikbare
rechterhand. Deze knaap, als gewoonlijk in een zeer
primitief karretje gezeten, trok daardoor de aandacht
van den Prins, die hem nu vriendelijk toesprak.
Niet weinig trotsch was „lamme Jan" zooals de
jongens hem noemen op deze onderscheiding; maar
nog grooter steeg zijne blijdschap, toen de burgemees
ter hem namens den Prins, kwam verrassen met de
toezegging van een fraai nikkelen driewielig voertuig
met handbeweging, geheel naar zijne behoeften en
krachten berekend.
Toen dezer dagen het fraai afgewerkte voertuig op
Urk aankwam, was onze Jan afwezig. Zijn vader, een
Noordzeevisscher, had gehoor gegeven aan zijn wensch
om hem eens met den botter mee te nemen naar de
Noordzee en de leergierige knaap had gedurende de
vacantie de duinen en sluizen bij IJmuiden gezien en
zelfs door Amsterdam getramd! Maar weldra na zij
ne terugkomst reed hij terwijl de politie voor alle
zekerheid nog een oog in 't zeil hield het dorp door,
omstuwd door de schooljeugd en toegelachen door de
ouderen, die zich ingenomen toonden met dit onge
vraagd bewijs van menschlievendheid en medelijden
van den ook hier zoozeer beminden gever.
Geiuengd Nieuws.
TREURIG.
Te Delft is Donderdagavond aan den Oostsingel
een vierjarig meisje door een fietsrijder aangereden en
enkele uren daarna aan de gevolgen bezweken.
ERNSTIG VERZET.
Donderdagavond omstreeks half tien waren op de
Martelaarsgracht te Amsterdam een paar mannen aan
het vechten. Een hunner was de 20-jarige steenhon
ver J. W. Wintering, wi-ens aanhouding in het „Po
litieblad" verzocht was, omdat hij nog een gevangenis
straf van zes maanden moest ondergaan wegens verzet
tegen de politie. Een paar agenten grepen Wintering
vast, ten einde hem over te brengen naar het politie
posthuis Centraal-Station, doch daartegeu verzette de
arrestant zich hevig. Het publiek trok zijn partij, en
er werd daarbij zelfs met steenen geworpen naar de
politie, die daarop van de wapens gebruik maakte.
Twee rechercheurs van het hoofdbureau schoten toe
om de agenten te adsisteeren. Een hunner trok zijn
revolver om daarmede te dreigen, doch hij werd tegen
den grond geworpen en zijn vuurwapen werd hem ont
rukt. De andere rechercheur dreigde toen ook met
zijn revolver, en hem gelukte het daardoor de menigte
eenigszins in bedwang te houden. Ten slotte slaagde
men er in, Wintering geboeid naar het posthuis Cen
traal-Station en van daar naar het politiebureau in de
Warmoesstraat over te brengen. Gistermorgen is
Wintering ter beschikking der justitie gesteld ten ein
de de hem wegens vroeger gepleegde wederspannigheid
opgelegde gevangenisstraf te ondergaan.
Hij is dezelfde, die bij het gebeurde in de Warmoes'
straat in den vroegen morgen van Zondag 9 Juli een
uitdagende houding móet aangenomen hebben tegen
de patrouille infanterie, die daarop van haar wapens
gebruik maakte en bij welke gelegenheid ook Winte
ring getroffen werd.
DE, PARADIJS-APPEL.
Wij hoorden vertellen van een ondernemend dames
kleermaker, die het publiek verbaasde door in zijn uit
stalkast niets anders uit te stallen dan één appel.
Men vroeg hem de beteekenis daarvan.
„Wanneer er geen appel in het Paradijs ware ge
weest," antwoordde hij, „wat zou er dan terecht zijn
gekomen van het vraagstuk der vrouwenkleedimg."
(Hbld.)
EEN MELKOORLOG.
Te Losser heerscht een melkoorlog tusschen melk-
slijters en afnemers.
De slijters waren van plan met ingang van 28 Au
gustus den prijs van de melk te verhoogen van 7 tot
8 cent per liter. Daarop werd door de koopers een
vergadering belegd en besloten, als de verkoopers hun
plan doorzetten, geen melk meer te koopen. En waren
ze later toch genegen om voor 7 cent per liter de melk
te verkoopen, indien ze zagen dat ze voor 8 cent de
melk niet kwijt konden, dan nog verkozen de verbol
gen afnemers niet van de melkslijters te koopen en
willen hen boycotten. Algemeen wordt nu ook aldus
gedaan en de slijters blijven met hun melk zitten.
Reeds hebben de koopers zelf een melkventer aange
steld, die hij verschillende veehouders de melk op
koopt en die voor 7 cent per liter verkoopt.
Bij een der personen, die in deze beweging vooraan
staat, zijn de ruiten ingeworpen.
Wie het zal winnen in dezen strijd is nog niet te
voorzien; beide partijen willen van gee»overleg weten.
WOESTELINGEN.
Koninginnedag te Hilversum is niet zoo geheel on
schuldig afgeloopen. In! den laten avond kwamen hier
en daar vechtpartijtjes voor, en in enkele gevallen deed
het mes weder zijn treurige diensten. Zoo stak een
boerenknecht uit Soest zonder eenige aanleiding met
zijn mes naar een rustig voorbijganger, gelukkig zon
der hem ernstig te treffen. De onverlaat werd gear
resteerd.
In den vroegen ochtend, van gisteren ging het zeer
rumoerig toe. Eenige personen kregen onderling he
vige ruzie, waarvan een vooraf plaats gehad hebbende
vechtpartij tusschen twee hunner de aanleidende oor
zaak was. Door drie man werd zekere R. aangevallen,
dié uit noodweer een revolver trok en drie schoten los
te, waardoor zijn tegenstanders allen een schampschot
opliepen.
De politie maakte een einde aan dit tooneel en ar
resteerde R.
HEIDEBRAND.
Te Wijnjeterp nabij Heerenveen is een groote heide
brand uitgebroken, welke niet gebluscht kan worden
bij gebrek aan water. Men vreest voor de uitgestrekte
bosschen in de nabijheid.
DE TREKHONDENWET.
Men schrijft aan de N. Ct.
Het was gisteren de dag waarop de wetsbepalingen
ter bescherming van trekhonden (Trekhondenwet) in
werking traden. Aan iederen houder van een honden
kar zijn verschillende wettelijke bepalingen voorge
schreven, w.o. verplichtend wordt gesteld het in bezit
hebben van een bewijs van inschrijving,^ afgegeven
door Burgemeester en Wethouders van de plaats waar
de eigenaar woonachtig is. Dit bewijs wordt den hou
der van een hondenkar, blijkens de bijlage der Trek
hondenwet bij besluit van 6 Februari 1911 kosteloos
verstrekt.
Alle eigenaren van honden zijn dus verplicht geweest
vóór den len September dat bewijs te gaan afhalen.
Velen vonden het vreemd, dat zjj voor het bewijs, in
plaats van kosteloos, 75 cent zegel moesten betalen,
mopperden daartegen, doch moesten ten slotte zich
daaraan onderwerpen.
Doch wat blijkt thans? Blijkens een nieuwe aan
schrijving van Z. Exc. den minister van Financiën
d.d. 81 Augustus is aan de ontvangers der registratie
bericht, dat voor deze nummerbewdjzen geen zegelrecht
verschuldigd is.
Men begrijpt, dat een dergelijke aanschrijving op het
allerlaatste oogenblik verzonden, thans groot nadeel
berokkent aan belanghebbenden, welke meerendeels
kleine luiden zijn, w.o. armlastigen. Op de vraag echter
of zij die gelden terug konden bekomen kreeg men
ten antwoord Zeker, u schrijft een verzoek om terug
gaaf op een zegelije van 221/2 centvolgt alsdan een
gunstige beslissing, dan zal u dat besluit worden uit
gereikt tegen betaling der zegelkosten a f 0.75. Zoo
dat men alzoo 97i/2 cent moet uitgeven om 75 cent
terug te bekomen.
Wij vragen nu: waartoe al die narigheid Waarom
niet eenvoudig op een aan de ministers van Justitie
eu Financiën gedane vraag, in de maand Augustus
door een uitgever tot hem gericht, eerst deze zaak
grondig onderzocht, in plaats van hem te berichten
dat zegelkosten verschuldigd waren In elk geval is
het billijk, daar thans blijkt, dat van regeeringswege
een fout is gemaakt, de gestorte gelden zonder eenige
kosten aan belanghebbenden worden teruggegeven.
DÉRAILLEMENT.
De tram uit Den Haag, die 's avonds te 8.50 te Lei
den aankomt, is aldaar Donderdagavond) bij den over
weg van de Staatsspoor gederailleerd, waarschijnlijk
tengevolge van baldadigheid met den wissel gepleegd
Aangezien de telefonische verbinding met Voorburg
na 8 uur is opgeheven, bleef aldaar de volgende tram
uit Den Haag wachten op die uit Leiden tot het be
richt van het ongeval per fiets de directie had bereikt
Zoodoende ondervond' de dienst belangrijke vertraging,
ook omdat op den terugreis de waggons niet door de
locomotieven werden voortgetrokken, doch voortge
duwd. De laatste tram, die anders uit Leiden te .10.50
vertrekt, vertrok toen 's nachts half twee. Persoonlijke
ongelukken hadden niet plaats,
GESTIKT.
De bijna 74-jarige II. Onderweegs te Paasloo werd
Donderdagmorgen door zijn dochter met het hoofd
voorover in een kuil gevonden, waaruit het vee ge
drenkt werd. Bij het ophalen bleken de levensgeesten
reeds geweken. Waarschijnlijk heeft de man met een
puthaak een emmer water willen ophalen, om de ton
nen te vullen voor het vee in de weide geplaatst, en is
toen, door een duizeling bevangen, voorover gestprt.
Er was, door de langdurige droogte, zoo weinig water
in den kuil, dat de kiel opi den rug nog niet eens nat
was.
VAN EEN GESTOORDE BRUILOFT.
Men meldt uit Amsterdam aan de N. R. Ct.
Van een gestoorde bruiloft of eigenlijk is ze niet
gestoord, maar verhinderd door den sterken arm bij
overrompeling.
Het geval ligt zoo
Gisteravond zouden Solser en ILesse met hun en
semble, in het Grand Théatre de eerste opvoering ge
ven van eene September-klucht, tot titel dragend de
suggestieve vraag: „Kom j' ook op de bruiloft van
Mietje?" Zij hadden daartoe van de heeren van Lier
den schouwburg in de Amstelstraat gehuurd tot 1 Oc
tober a.s., op welken datum de huur zou beginnen van
direktor Hans Edmund, die eveneens met de drie ge
broeders als directeuren van de Naaml. venn. tot ex
ploitatie van het Théatre van Lier een contract had
gesloten en die het geheele seizoen met zijn bekend
operetten-gezelschap „Het Duitsche Tooneel" voor
stellingen zou geven.
Er broeide echter al lang wat!
Het schijnt dat een der voornaamste, zoo niet de
voornaamste aandeelhouder in de naaml. vennoot
schap, de heer Rudolf Lehmann, zijne rechten heeft
overgedaan aan de bekende bioscoopfirma Albert
Frères, en in ieder geval beweert de* chef dier firma de
heer B. A. Müllens, dat hij thans is directeur der ven
nootschap. Gebrs. van1 Lier zouden dna als directeu
ren ontslagen zijn. Zoo stonden de zaken.
Gisteravond om half zeven waren in het nog geslo
ten Grand Théatre aanwezig Gebr. van Lier om straks
hun taak in het bureau op zich te nemen en op en om
het tooneel troffen de leden van het ensemble toebe
reidselen voor de „Bruiloft." De machinist was op
zijn post, „de kleedsters" waren aanwezig en de zaal
Was zoo goed als uitverkocht.
Plots komt echter eeu gezelschap ongenoode gasten
het gebouw binnen. Het is een deurwaarder met zijne
mannen.
Wat er toen gebeurd is, weten wij alleen van hooren
zeggen.
De heeren van Lier beweren, dat zij (waarschijnlijk
niet door den dienaar van het recht, maar door een
of meer leden van de tegenpartij) op ruwe wijze zijn
aangegrepen. „Men vatte mij" aldus vertelde de heer
Leon van Lier, die erg onder den indruk van het gé-
beurde was en snikkend aan de toegesnelde persmen-
schen een verhaal van het gebeurde trachtte te doen.
„Men vatte mij' bij den keel en wilde ons uit het ge
bouw gooien, maar wij hielden voet bij stuk, en nu
zitten wij hier, en we zijn met kettingen en sloten
verzekerd,en als wij er uit gaan, mogen we er niet
weer in. Ziedaar het einde van de van Liers
't Klonk tragisch, maar wij wilden er meer van we
ten. Tot dusver was het gesprek gevoerd in den ach
teruitgang aan de zijde van den Binnen-Amstel, waar
in wij eerst na veel vijven en zessen door de bewaar
ders waren toegelaten. Nu noodigde dp beer Leon van
Lier ons uit hem te willen volgen naar den foyer, waar
zijne beide broeders wachtten.
Zij waren namelijk van plan den nacht in hun thea
ter door te brengen, tenzij het hun advocaat, mr. God
fried Parsser, gelukte van den president der rechtbank
opheffing van het beslag te krijgen. Maar het voldoen
aan die uitnoodiging viel den journalisten niet ge
makkelijk. Een man schreeuwde: „Wie hier niets te
maken heeft, gaat er uit!" en vatte eenigen onzer bij
den arm. En de heer Leon van Lier, daartegen in: „Ik
ben directeur van het Grand-theater, en ik noodig de
heeren uit, mee te gaan. Hier is de pers; de heele
Amsterdamsche pers. Die zal schrijven in de krant
wat de waarheid is. Ze willen ons het huis uitzetten,
en geen cent zijn we hnn schuldig; geen cent! Giste
ren nog hebben we drie weken huur betaald!"
En wij volgden. Natuurlijk, welk goed verslaggever
zou zich onder die omstandigheden laten beletten zijn
plicht te doen? En bovendien: waren niet inderdaad
de heeren van Lier heer en meester in het Grand-
Theatre?
'tWas een open vraag, en wij kunnen er nog altijd
niet het antwoord op geven.
Want de heer Mullens, die, met zijne mannen, aan
de voorzijde van het gebouw, de deuren bewaakte, hul
de zich in een voorzichtig* stilzwijgen. In dezen stand
van zaken achtte hij het, op advies van een naast hem
staand heer, beter, geene inlichtingen aan de pers te
verstrekken. Later zou hij zijn gelijk bewijzen.
Om kwart over negen versoheen andermaal een deur
waarder, wederom met eenige trawanten, te hulp ge
roepen door de heeren Solser en' Hesse. Op verzoek
van dezen constateerde hij, dat alles gereed was om de
voorstelling te geven, maar dat de heeren van Lier,
door overmacht gedwongen, niet in staat waren, het
gebouw ter beschikking van het ensemble te stellen.
Daarna vertrok hij weder.
En wij hieven wachten, wachten op de komst van mr.
Godfried Parsser, die wellicht de blijde tijding der ver-
lossing zou brengen.
In den foyer de artisten van het ensemble, terneer
geslagen door den tegenspoed; ze hadden zich gouden
bergen beloofd van de klucht; Director Edmund met
radden tong en levendigheid van gebaren betoogend,
dat hij in ieder geval op tijd spelen gaat. Immers zijn