Openbare Verkooping
Lijnzaad koek en,
MERK (TC
■r. cross:,
De Boeken en Leermiddelen
Noordhollandsch
Landbouw crediet
SAFELOKETTEN.
D. HAASBROEK, Loodgieter.
KOOLTUIN 21.
K. LEIJEN van Winkel
gerookte Paling.
Bouwterrein
M. A. ERKAMP,
T)E menschel kenner.
Burgerzaak,
Van Nieuwkuijk's SdlOMapzlill.
ADVERTENTIE N.
Een Winkel- en Woonhuis,
J. VAN DER YEEN
Zuivere murwe
HoutdraaieriJ.
Café „Central"Hof, Alkmaar.
Aanbevelend, K WILLIG.
Hoogere Burgerschool.
en het Gymnasium,
bh. Herms. Coster Zoon,
Nederlandsch-
Amerikaansche
Hypotheekbank,
-ï- Baden, Closet®, -s
AaL bevelend, K. LEIJEN.
Banketbakkerszaak.
P. ÖUDE§, Ridderstraat,
aan den West er weg,
Nassaulaan en Egmonderstraaft
FNIUSEN 0 115, Alkmaar.
HOUTTIL 17, ALKMAAR.
De straf*
wg§
Gas», Waterleiding, s-s
te Egmond aan Zee,
Mr. A. P. H. DE LANGE,
in het openbaar te verkaopen
Fabrieksmerk gedeponeerd v&a
Koog a. d. Zaan.
HOUTDRA AI WERK.
Laat 32. A. A. KEIJZER.
M
r-
r g
S" is
Yoordam C 9, felef. no. 3, Alkmaar.
tegen den koers van 101 pCt.
- D. A. W1SSELINK. - -
mm* J 1 -
bericht zijne geachte begunstigers, dat hij ge
durende de KERMIS te ALKMAAR
ruim is voorzien van zijn bekende eerste soort
tussehen Waaggebouw en de bakkerij van VALK,
Gouden OORIJZERS, Juweelen STELLEN,
KRUISJES, KAPSPELDEN, KRUISEN en
KETTINGEN, in bet Goud-magaziju van
ALKMAAR.
3F». 'OXJ33S3S1
Te bevragen bij
A. G. DEN BOESTERD. Toussiintsfr,9.
BERN. LANDMAN,
PAYGLOP 9.
TELEFOON 59.
HEEREN8CH0EISEL
DAMESSCHOEISEL
JON GEN SSCHOEISEL
MEISJESSCHOEISEL
KINDERSCHOEISEL
Ingezonden Mededeelingen.
Dr. Kunze, de beroemde schrijver van het „Lehrbuch
für Studierende der Medizin" schrijft: Ik laat vrou
wen, die jaren lang* aan harden stoelgang* lijden, aoch-
tends en 's avonds telkens ongeveer 1/i wijnglas echt
Franz Joset-laxeerwater gebruiken en wel met
uitmuntend succes, zonder dat de patiënt ook maar 't
minste onaangename gevolg* ondervindt. Door het
natuurlijk Franz Josef-bitter wat er treedt telkenmale
een verhooging vaar den eetlust in, hetgeen in alle
gevallen met een algemeene verbetering in den toe
stand van den patiënt gepaard gaat.
Voor het hotel „Zum Anker" te Weenen hield een
rijtuig stil, waaruit drie voorname heeren stapten.
De pórtier ontving hen eerbiedig en vroeg wat ze ver
langden.
„Drie kamers le étage", sprak de een met een beetje
vreemd accent en op bevelenden toon.
De drie kamers waren spoedig aangewezen en de
kamerkelner legde den heeren het gastenboek voor,
waarin zij zich als ingenieurs inschreven, die zich in
opdracht van bun regeering tijdens de tentoonstelling
ten behoeve van hun studie eenige weken in Weenen
zouden ophouden. Men bemoeide zich verder niet veel
met de heeren, maar wel trof èn den hoteleigenaar èn
den portier het royale leven dat de heeren leidden.
Toen hun rekening zoowat 300 gulden beliep, vond
de eigenaar het gewenschti hun die eens te presentee
ren.
„Franz", zeide hij tot zijn ober, „schrijf jij voor die
drie vreemdelingen de rekening eens uit. We zullen ze
eens een kleine domper opzetten; ik ben benieuwd of
ze betalen zullen."
Zoo gezegd zoo gedaan. De rekening werd aangebo
den en met een goede fooi betaald.
Maar meneer Schauderl, de eigenaar, vertrouwde
toch de heeren niet volkomen. Hij stak het geld bij
zich, ging daarmee naar den bankier en informeerde
of de bankjes echt waren. Hij kreeg een volkomen
bevredigende boodschap. De drie ingenieurs leidden
intusschen hun vroolijk leventje verder, dronken cham
pagne en aten oesters, reden met de fijnste rijtuigen
naar het Prater, kortom zij deden als menschen van
veel geld, die het leven weten te genieten.
Op zekeren dag hoorde men in een van de drie ka
mers een luide woordenwisseling*. De verschillende
kamerkelners en kamermeisjes slopen naderbij en luis
terden. Zij hoorden dat een der heeren in slecht
Duitsch zeide: „Help hem toch met. die paar gulden!
Hij geeft ze wel terug." Waarop een ander antwoord
de: „Ik bezit nog maar een biljet van 1000 francs.
Ik kan zelf ook in moeilijkheden komen en wat dan?
Zal mij een vreemde, in Weenen dan iemand
helpen? Gooi niet zoo onzinnig met geld om je heen,
dan kom je niet in moeilijkheden."
Het gesprek werd den hotelier precies overgebracht
en hij gaf order dat de kamerkelner en de portier van
heden af de drie vreemden nog scherper in het oog
zouden houden dan tot dusverre. Dat gebeurde.
Den volgenden dag kwam een der drie vreemden bij
den hotelier en vroeg hem om een biljet van 1000 fes.
te wisselen.
„Aha", dacht Schauderl, „dan heeft hij zich toch
laten vermurwen." Zijn tweede gedachte was evenwel,
het bankje te laten onderzoeken of het echt was, want
hij vertrouwde deze drie gasten nu eenmaal niet.
„Er is iets niet in den haak", zeide hij tegen den
ober, „pas maar op, of ik geen gelijk krijg. Ik ben een
mensehenkenner en wij moeten op onze hoede zijn."
Geen half uur nadat dit gesprek gevoerd was, kwam
de ober in de kamer van den hotelier en deelde dezen
mede, dat'een vreemde heer hem wenschte te spreken.
De heer Schauderl gingi dadelijk naar den kleinen,
wat somberen ontvangstsalon en vond daar een zeer
corpulent man van ongeveer veertig jaren met een
brilletje op de neus en naar zijn uiterlijk te oordeelen
een Franschman.
„Waarmee kan ik u van dienst zijn?" vroeg Schau
derl.
„Ik ben", antwoordde de vreemde in gebroken
Duitsch, „de commissaris van politie de la Roche uit
Parijs. Hier is mijn legitimatiebewijs."
Met deze woorden toonde hij den verbaasden hote
lier een groot stuk papier, aan het ondereinde waar
van zich een zegel bevond.
„En hier", vervolgde hij, „is de bevestiging van de
Weener politie, dat ilf inderdaad de commissaris de la
Roche ben."
„Uitstekend", zeide de hotelier. „Ik twijfel geen
oogenblik aan de juistheid van uw beweringen, maar
als ik vragen mag, waarmee kan ik u van dienst zijn?"
„Re ben drie misdadigers op het spoor, die ik geloof
hier in Weenen gevonden te hebben en die in uw ho
tel verblijf houden."
Met die woorden opende hij een portefeuille en
kreeg daaruit drie photographieën, die hij den hote
lier liet zien.
„Kent u die gezichten?"
De hotelier had maar één blik op de foto's te slaan
om uit te roepen
„Heb ik het niet gedacht? Ja, mijnheer de com
missaris, die drie spitsboeven wonen hier en leiden een
leven van vroolijken Frans. Ik heb", vervolgde hij,
„mijn oberkellner al meermalen gezegd, dat ik die drie
heeren'niet vertrouw. Weet u, mijnheer de commissa
ris, ik ben een mensehenkenner en als zoodanig in
heel Weenen bekend. Als hotelier moet men dat ook
wel wezen, hoe zou men zich anders tegenwoordig met
zooveel spitsboeven kunnen redden? Ik heb het zien
aankomen. Maar vertelt u mij eens: zijn die drie ke
rels valscbe munters?"
„Niet dat ik weet", antwoordde de commissaris.
„Ik dacht het. Ziet u, voor een half uur brengt een
van die kerels mij een biljet van 1000 francs om te
wisselen, wat ik ook gedaan heb. Excuseer mij
oogenblik, ik ben dadelijk terug."
Met die woorden ging hij de deur uit, maar kwam
een oogenblik later terug met een banhkiljet in de
handen, dat hij de la Roche overhandigde met de woor
den:
„Wilt u als 't u blieft eens onderzoeken of dit biljet
echt is?"
De commissaris bekeek het biljet van alle kanten,
draaide het links en rechts om, nam een loupe uit zijn
zak om het watermerk en het nummer na te kijken en
gaf den hot-elier het biljet terug met. de woorden:
„Dit biljet is echt. In dat opzicht behoeft u niet de
minste zorg te hebben. Die kerels hebben genoeg echt
geld. Maar ik zit ze achterna voor hun oplichterijen
en diefstal. Maar om nu tot de hoofdzaak te komen
hoe pakken wij ze?"
Schauderl haalde de schouders op.
„Ifc zal u een voorstel doen. Het eerste is, dat u de
kamers van die drie 'kerels streng laat bewaken, opdat
ze ons geen van drieën ontsnappenhet tweede is, dat
wo zorgen, dat u hedenmorgen geen voet buiten het
hotel zet, want uw aanwezigheid is onder alle moge
lijke omstandigheden dringend noodzakelijk. Wanneer
u er op een oogenblik, dat we moeten ingrijpen, niet
was, zou het g-eheele plan in de war kunnen loopen;
en het derde is, dat u niemand, ook uw vrouw niet,
een enkel woord zegt van wat we op hét spoor zijn en
dat ik hier in uw huis ben."
„Afgesproken", zeide de hotelier.
„Dan laat u de heeren rustig aan de table d'hóte
er mij van
Bij het des-
Ik zelf blijf
Enkele haas-
komen. Ik zal daar ook verschijnen en
overtuigen of ik d'e goeden voor mij heb
sert ongeveer zal ik ze dan arresteeren.
van nu af hier."
„Afgesproken", zeide Schauderl.
Het uur van de table d'hote naderde,
tigen namen hun plaatsen reeds in en wachtten gedul
dig; daarna kwamen er nog enkelen, eindelijk de groo-
te massa en toen de gong voor de tweede maal weer
klonk, kwamen ook de drie vrienden binnen, spoedig
gevolgd döór den commissaris vah politie.
Toen het dessert was opgedragen, stond de la Roche
van zijn stoel op, schraapte zich de keel en zeide
„In naam van de wet. Het spijt mij zeer, de hoog
geëerde aanwezigen te moeten meedeelen, dat zich in
ons midden drie groote misdadigers bevinden, die ik
in opdracht van mijn regeering bij deze arresteer."
Nauw hoorden de drie ingenieurs deze woorden of
zij sprongen van hun stoelen op en renden, alles wat
hen in den weg kwam, omverloopende, naar de deur.
Maar daarvoor stonden alle kelners, huisknechten en
koetsiers van het hotel, die er wel voor zorgden, dat er
niemand door kwam. In hun midden stond de hote
lier Schauderl en deelde met stentorstem zijn bevelen
uit.
„Een wagen van vier personen", brulde hij. „Breng
de schurken naar boven, opdat zij hun goed inpakken,
maar alleen onder toezicht. De commissaris en ik
wachten intusschen hier beneden."
Het rijtuig kwam voor.
Na een paar minuten kwamen ook de drie boeven
met arme zondaarsgezichten langzaam de trap af, ver
gezeld van een leger kelners en huisknechts.
„Instappen 1" commandeerde de la Roche. „A pro
pos, mijnheel*, hebben de kerels hun rekening al be
taald?"
„Neen, nog niet."
„Hoeveel zijn zij schuldig?"
„Ongeveer 600 gulden."
„Goed, ik zal hen op het politiebureau laten onder
zoeken en u laten betalen met het geld, dat op hen
gevonden wordt. Tot weerziens. Voorwaarts, koetsier.
Naar het politieposthuis Schakenriug."
Het rijtuig reedl weg en in het „Anker" keerde de
gewone rust weldra terug maar niet voor lang.
Want nog op denzelfden dag moest het oude en so-
liede huis Schauderl ervaren, dat het het slachtoffer
was geworden van een zeer brutale oplichting.
De drie levenslustige vrienden waren, zoo goed als
de commissaris van politie, geraffineerde oplichters,
die sedert lang door de politie gezocht werden, even
wel zonder succes.
Het zegevierende lachje van den heer Schauderl
verdween langzamerhand; tegen zeven uur 's avonds
was er angst op zijn gezicht te lezen en nog* een uur
later had hij de uitdrukking van iemand, die een ramp
heeft ondervonden. En toen het nacht was geworden
en hij zijn bed opzocht, begon de twijfel hem te plagen
en hield hem geruimen tijd uit dien slaap.
Na een slechten nacht stond hij den volgenden mor
gen vroeger op dan gewoonlijk. Haastig kleedde hij
zich aan en ging dadelijk naar zijn bureau. Daar nam
hij uit zijn portefeuille een blauw papier en stak dat
in zijn zak. Toen ging hij naar een bankier, deze nam
het bankbiljet van hem aan en onderzocht het. Hij
draaide het rechts en links; hij nam ook een loupe om
het watermerk en het nummer te onderzoeken
kortom, hij deed precies zooals mijnheer de la Roche,
alleen met dit onderscheid, dat hij tot een ander resul
taat kwam dan de commissaris, want hij gaf het den
mensehenkenner terug met de woorden, dat het bank
biljet niets waard was.
Georges Privat wist nu hoe hij zich wreken moest.
Met de handen aan het stuur van zijn auto, deelde hij
zijn plan mee aan zijn jonge vrouw, die naast hem zat.
De eerste de beste straatjongen, die met een steen
naar zijn auto gooide, zou hij een lesje geven; hij zou
den deugniet pakken, in den wagen sleepen, meene
men en eerst 15 K.M. verder weer loslaten. Dan zou
die aap mogen gillen en schreeuwen zooveel hij ver
koos, hij zou alleen te voet naar huis mogen gaan en
dat zou zijn welverdiende straf wezen. Den bengel zou
dan zeker voor langen tijd de lust vergaan zijn met
steenen naar een automobiel te gooien. Privat was
daartoe vast besloten en hij verlangde naar de gele
genheid om zijn plan te kunnen uitvoeren.
De gedachte aan zijn wraak begeleidde hem op zijn
tocht door de Vogezen, waar de kinderen je auto heel
bedaard met steenen gooien, als gold het een heiligen
plicht te vervullen. Zij steenigen de auto, die men
hen leert verafschuwen, evenals ze heiligebeelden
groeten, waarvoor hun vereering geleerd wordt. Hun
ouders hebben hen met haat grootgebracht. De weg
behoort aan de menschen van het land. En hen al
leen. Hij is er voor hun koeien, hun zwijnen, hun kip
pen. En wie er wat anders van den weg verlangt, is
een indringer, een vijand. In die traditie voeden de
menschen in de Vogezen hun kinderen op. En dus
dacht Georges Privat het een goed! werk zijn rechten
als sportman te verdedigen en den bengels te toornen
dat hij zich niet straffeloos liet gooien.
De gelegenheid liet niet lang op zich wachten. Aan
het einde van een dorp, niet ver van Neuchateau, hief
een kleine straatjongen, die op den weg stond, toeval
lig de auto zag, een steen op, waarmee hij rustig en
zeker mikte. IPet projectiel vloog langs bet gezicht
van mevrouw Privat, en trof toen het achtergedeelte
van den wagen. Privat, die tamelijk langzaam reed,
liet de wagen nog een paar meter loopen, remde,
sprong op den grond, sloeg het ondereind van zijn au-
tojas op om vlugger te kunnen loopen. en rende naar
den jongen. Hij was werkelijk verontwaardigd bij dd
gedachte, dat zijn vrouw gewond had kunnen worden.
Hij verlangde er naar de^e euveldaad te zullen wreken
en hij was blij, dat hij zijn plan zoo spoedig kon uit
voeren, waarbij nog kwam de voldoening, te weten, dat
hij er in zijn autojas en zijn stofbril voor den jongen
schrikwekkend moest uitzien.
Hij pakte den bengel bij den schouder en schudde
hem flink heen en weer. Het was een kereltje van
omstreeks 10 jaar, wiens vol en tamelijk guitig gezicht
er bij deze afstraffing verschrikt uitzag*.
Nog nooit waren auto's stil blijven staan, naar wel
ke men met steenen had geworpen. Steeds waren ze
kalm doorgereden en nu vandaag liep dat heel anders.
„Vervloekte kwajongen, ik zal jou leeren met stee
nen te gooien. Je dacht, dat je maar zoo ongestraft
met steenen kondt gooien. Maar dan vergis je je. Ik
neem je mee
Een paar minuten later zat de misdadiger, te ver
baasd om zich te verzetten, op de achterste bank van
de auto, midden tussehen de bagage en de wagen
reed verder.
Privat reed nu heel snel. Een boosaardige, wraak
zuchtige vreugde maakte zich van hem meester, als
hij dacht aan den kleinen, angstigen boerenjongen
achter hem.
Wat een schrik voor den jongen, zoo plotseling weg
gerukt te zijn uit zijn gewone omgeving* en met zoo'n
razende snelheid ontvoerd te worden, ver van zijn
woonplaats, liet onbekende tegemoet. De weg* was
vlak en goed. Privat reed zoo snel hij kon. Maar
niets is vervelender dan op te houden, als de weg goed
is en de motor mooi loopt. Bij de eerste noodzakelijke
halte zou hij den kleine afzetten. Hij zou hem dan
reisgeld geven om met den trein terug te gaan. An
ders zou de afstand te groot en de straf te hard zijn.
De daken van het eerste dorp werden zichtbaar: die
waren het signaal voor langzaam rijden en voor bevrij
ding' van den gevangene.
Privat was zóó in beslag genomeri door het sturen
en door den prachtigen weg, dat hij den bengel bijna
vergat. En toen hij zich den jongen herinnerde, maak
te hij zich vrolijk over het gezicht van den jongen.Hij
hnd ongeveer 100 K.M. meegereden.
Toen de wagen stilstond, zat de jongen muisstil tus
sehen de koffers, met open mond en schitterende
oogen.
Privat zocht naai* wat geld en zeide op den toon
van een cipier, die een gevangene vrijlaat:
„Ziezoo, nu kun je je vrijheid terugkrijgen. Maar
doe nu zoo iets nooit weer."
Maar welk een verrassing en welk een verbazing,
het doel zoo absoluut gemist te hebben: de jongen zat
daar, verrukt over die snelle rit, met een stralend ge
zicht, met- van geestdrift tintelende oogen en hij zeide
met een vriendelijke stem:
„Als u er niets op tegen hebt, rij ik nog een eindje
mee."
op VRIJDAG, den 8 SEPTEMBER 1911, des mor
gens 10% uur, in het koffiehuis van den heer Jb.
HOPMAN, ten overstaan van den te Alkmaar geves
tigde» Notaris
van;
met Werkplaats- en Erf, aan de Kerkstraat te Egmond
aan Zee, nabij de R. K. Kerk en het Station der
Stoomtram, voorzien van gasleiding en van alle ge
makken voor alle zaken geschikt kadaster, sectie
A, no. 1850, groot 1 are, 90 centiaren.
Te aanvaarden bij de betaling der kooppenningen.
Eigendom van den heer H. KRUIJDENBERG.
Inlichtingen worden gegeven ten kantore van ge
noemden Notaris aan d-e Breedstraat A 10.
Notaris te Alkmaar,
is voornemens op MAANDAGEN 35 SEPTEM
BER lOll hij opbod, en 3 OKTOBER 1»1I bij
afslag, telkens des voormiddags te 11 ure, in het
café „DE DRIE EGMONDEN", van den Heer O. AK
KERMAN te Egmond aan den Hoef,
1. De zeer gunstig in de bebouwde kom van Egmond
aan den Hoef en in de onmiddellijke nabijheid van
de abri van den stoomtram EgmondAlkmaar
Bergen, staande IJuisinanswonlug met Sclinur
en Ert, groot 10 A. 60 cA.
2. Het aan het vorige perceel grenzende en, teuge
volge van zijn gunstige ligging in de bebouwde
kom van Egmond aan den Hoef, voor bouwterrei
nen en aan te leggen tuinen zeer geschikte perceel
Weiland, genaamd „Hanswijk", groot 1.46.02 H.A.
Te veilen in 17 perceelen,
3. Het perceel Weiland- genaamd „de Sluike", in
den Sammerspolder, gemeente Egmondbinnen, lig
gende aan het Zomerdijkje, groot 3.97.80 H.A.
Te veilen in 4 perceelen.
4. Twee perceelen Weiland, genaamd „de Goeweide"
in denzelfden polder, groot respectievelijk 1.17.20
H.A. en 1.81.80 H.A.
Eigendom van Mevrouw de Wed. J. BAKKER
SCHUT te 's-Gravenhage en in huur, tot Kerstmis
1911 en 1 Mei 1912, bij den Heer II. ROZING te
Egmond aan den Hoef,
Inlichtingen worden verstrekt ten kantore van ge
noemden Notaris J. VAN DER VEEN, Oudegracht
289 te Alkmaar.
Verkoopers en gebruikers hebben op aanvrage steeds
toegang tot mijne stoomfabriek „de Wachter", om zich
van de zuiverheid te overtuigen.
Ondergeteekende beveelt zich beleefd aan voor het
leveren van
in gebruik op de
zoomede voor de andere inrich
tingen van onderwijs te dezer
stede zijn in ruime mate voor
banden bij de N.V. Boek- en
Handelsdrukkerij
iK
1 B
crq
gevestigd te UITHUIZEN (Prov. Groningen.)
Geplaatst kapitaal
Gestort kapitaal
reseives ruim
3.600.001).—
1.400.000.
1.300.000.
uitstaande pandbrieven c.a. 10.300.000.
De Bank geeft A>/2 ptJt. pandbrieven uit, groot
JOOO.en F 500.met coupons per 1 Mei en
1 November,
Te ALKMAAR ten kantore van de firma
Wegens ziekte zoo spoedig mogelijk ter overna
me aangeboden een florissante
aan den hoofdweg van een zeer volkrijke buurt. Be
wijzen van omzet voorhanden. Koopsom van huis en
zaak f 9000. Br. fr. lett. P aan den Boekhandel J.
HUIBERS, Nachtegaalstraat, Utrecht.
Eet s.v.p. op naam en winkel van
Inkoopen of ruilen. Hoogste waarde.
I Magazijn van Huishoudelijke en Luxe Artikelen. I
I Groote voorraad Emailfe en Allumininm
I Uenkenbenoodigdlieden, giftvrij en vuur-1
I vast.
Prachtige sorteering gegarandeerd Nikkel
en Lux Koperwerk.
Koperslagerij en Reparatieinrichting.
Foto-Artikelen.
Ieder, die er naar streeft
Schoenen tekoopentegen
zeer concurreerende prij
zen, gepaard aan fijne af
werking en zeer moderne
modellen, doet zijn in
koopen in