DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Aangifte van Mogen voer de nieuwe Cursnn. No. 235 Honderd en dertiende Jaargang. 19! DONDERDAG 5 OCTOBER. Alkmaarsche Huishoud- en Industrieschool. De drie Musketier». BINNENLAND. 1 November 1911. F»^SÜÏJL4XJ^STiOISr ALRMAARSCHE COURANT. nomische verhoudingen. De industrie werd bij de be raadslaging van dit ontwerp miskend'. Zijn grieven waren gericht tegen de verkorting van den arbeidsduur, de vele alg. maatregelen van bestuur en de voorschriften der inspecteurs van den arbeid. Spr. betoogde dat de werkgevers door deze metho de van wetgeving hoe langer zoo meer afhankelijk wor den van wisselende inzichten van oppermachtige amb tenaren en waarschuwt zijn medeleden op grond van zijn practise!)e ondervinding daartoe mede te werken. De heer Tan der Feltz (L.) ontwikkelde be zwaren van wetgevenden en staatsrechterlijken aard tegen het wetsontwerp. Het verbod van arbeid op zich zelf in deze wet opgenomen keurde spr. af. Hij volgde dén minister niet op dien weg, waardoor de vrijheid te gronde gaat en wij komen zouden tot een socialistische maatschappij. Het wetsontwerp laat te veel over aan algemeene maatregelen van bestuur, die bovendien in strijd zijn met de algemeene bepalingen onzer wetgeving, in het bijzonder met het voorschrift, dat een wet alleen door een latere wet voor het geheel of gedeeltelijk haar kracht kan verliezen. De inhoud der wet is overigens in het algemeen aan spr. zeer sympathiek. Hij weet dan ook nog niet, hoe hij stemmen zal. Hij gevoelde wel, dat in de ver werping van dit ontwerp eenig bezwaar is gelegen, omdat het beoogt uitvoering te geven aan de Berner Conventie. Doch spr. wist niet, of hij over zijn be zwaren wel zal kunnen heenstappen. De heer Hovy (A. E. had tot zijn leedwezen tegen dit wetsontwerp vele bezwaren. Alles wat de concur rentie kan bemoeilijken is zeer bedenkelijk. Den in- firmen arbeider j moet men beschermen maar de ar- beidswilligen moet men vrijlaten. Het kwam spr. voor dat het wetsontwerp bedorven is door1 de amende menten. Het beste ware, dat dit wetsontwerp werd verworpendan kon de minister terugkomen met een ander wetsontwerp, niet verslechterd door amende menten. Spr. wees op de vele adressen tegen deze re geling van allerlei bedrijven, alsmede van de vrouwen, die in hun arbeidsvrijheid belemmerd zijn. O.a. wees spr. op een adres, waarin betoogd wordt, dat de'goede was- scherijen door dit wetsontwerp zullen lijden. Ook de glasindustrie wordt door deze regeling geschaad, ge lijk de heer d'Aumale van Hardcnbroek heeft uiteen gezet. De jongens kunnen het vak niet beginnen te leer en als zij boven de 17 jaar zijn. Men had een modus gevonden, waarmede alle belanghebbenden zich ver- eenigdeneen tweeploegenstelsel- Daar kwam het amendement-Vliegen, dat aangenomen werd, terwijl 37 pet. der leden afwezig waren. Spr. moest zich zijn stem omtrent het ontwerp voorbehouden. Wellicht zegt de minister nog een wijziging van het ontwerp toe. De heer P e 1 i n c k (L.) behoorde tot de voorstan ders van sociale hervorming, doch betreurde 't, dat men thans overgaat tot partieele, speciale regelingen. Spr. wenschte een algemeene arbeidswetgeving en keurt af, dat men een afzonderlijke steenhouwerswet heeft ingediend. Dit onderwerp kon reeds geregeld worden krachtens de algemeene maatregelen van be stuur ter uitvoering van de arbeids- en de veilig heidswetten. Overigens treden ook die beide wetten op elkanders gebied, weshalve spr. liever één arbeids wet had. Heden voortzetting. Gemengd nieuws. KERMIS VIEREN! Bij gelegenheid van de driedaagsche kermis in het anders zoo rustige Oldemarkt, hebben thans ongere geldheden plaats gehad. De aldaar voor betrekkelijk korten tijd benoemde burgemeester schijnt zeer tegen de kermis en alles wat daarmee in verband staat, gekant te zijn. Geheel tegen vroeger gebruik in moesten thans alle herbergen en alle plaatsen van publiek vermaak een paar uur vroeger sluiten. Een groot deel der ingeze tenen was hierover zeer slecht te spreken. Zondag reeds begonnen de ontevredenen samen te scholen, doch men ging nog tot geen baldadigheden over. In den nacht van Maandag op Dinsdag nam de ontevre denheid een meer ernstig karakter aan, en werd het huis van den burgemeester door 'n samengeschoolde menigte met steenen gebombardeerd. Een groot aan tal ruiten werd ingeworpen. De burgemeester zelf werd door geworpen steenen verwond. IN WAANZIN. Dinsdagmiddag heeft de 50-jarige vrouw van den landbouwer J. Thomassen te Gemert eerst haar kinde ren en daarna zich zelve den hals afgesneden. Aanlei ding tot deze daad was, dat, terwijl de oudste zoon voor een maand onder de wapenen moest komen, ook de tweede zoon, doordat hij bij de loting had vergeten broederdienst op te geven, in militairen dienst moest. Dit trok zij zich zoo aan, dat ze in een vlaag van waanzin tot de hier boven vermelde treurige daad over ging. DIPHTHERITIS-BESTRIJDING. Op de agenda van de Donderdag te Bloemendaal te houden raadsvergadering komt als punt van behande ling voor het treffen van maatregelen ter bestrijding der diphtheritis. B. en W. zullen den Raad voorstel len, hun een buitengewoon crediet te verleenen van 10.000, waaruit kunnen bestreden worden de kosten voor desinfectie der schoollokalen en der woningen van ouders van besmette of van besmetting verdacht ge weest zijnde kinderen, voor wie desinfectie op eigen kosten te bezwarend zou zijn. Voorts zal op advies1 der gezondheidscommissie den Raad in overweging gege ven worden, toe te staan de inrichting van een leeg staande villa tot tehuis voor baocillendragende school kinderen of buisgenooten van schoolkinderen, wier isolatie in eigen woning bezwaarlijk gaat. NA DEN STORM. De Duitsche sleepboot „Thor," die 1.1. Zaterdag nacht den zeelichter „Moderne Kunst" verloor, liep Dinsdag weer te IJmuidten binnen na vergeefs naar het vermiste vaartuig te hebben gezocht. Kapitein Hansen vertelde den berichtgever van het Hbld. het volgende over zijne reis: „Van jongsaf ben ik op zee geweest, heb overal ge zwalkt, vele stormen doorgemaakt, maar zoo iets als Zaterdagnacht heb ik nog' nooit beleefd en hoop het ook nooit weer te beleven. Des Zaterdagsmorgens waren wij van ^Maassluis ge gaan met den lichter „Moderne Kunst," die onder be vel van kapitein G. Fitschen stond, 672 bruto en 606 netto register ton inhoud liad'en zes koppen beman ning telde. Het schip had te Rotterdam tufsteenenen geladen voor Stettin, waar nieuwe havenwerken ge maakt worden. Des middags gingen wij van den Hoek van Holland met een stijve bries', doch goed' weder. Hoe verder wij in Noordelijke richting kwamen hoe meer wind en zee er kwamen. Des avonds was het een ware orkaan. Wij konden nauwelijks vooruit komen en besloten daarom naar IJ-muiden te studiën, om daar voor noodhaven binnen te loopen. Des nachts om half een was het alsof alle duivels waren losgebroken en hoogtij vierden. Wij werden voor- en achteruit geworpen, alsof ons schip een leege klomp was. De stuurman en de machi nist werden door een stortzee opgenomen, doch konden gelukkig zich-zelve vastklemmen aan het eerste het beste dat onder hun bereik kwam en werden daardoor van een wissen dood gespaard. Het werd op het laatst zoo erg, dat wij den sleeptros van den lichter moesten kappen uit lijfsbehoud, wilden wij zelf niet met ons schip omslaan. Hadden wij het nog anderhalf uur kunnen uithouden, dan waren wij binnen geweest. Van den lichter werden nog noodsignalen gegeven, doch het was ons totaal onmogelijk op dat oogenblik iets tot redding van onze kameraden te doen. Na vergeefs naar den lichter gezocht te hebben, be sloten wij naar Rotterdam terug te keerén Na aan komst aldaar meldden wij ons wedervaren aan de ree- derij en stoomden daarna weer naar zee om het schip te zoeken. Weer tevergeefs. De Scheveningsche bomschuit „Huis van Oranje," welke wij hulpeloos zagen ronddrijven, brachten wij naar den Hoek van Holland in veiligheid. Opnieuw voeren wij uit en zijn thans hier binnen Assistente in «le Huislionding. 2-Jarige cursus. Leergeld f 40 per jaar. Ind ustr iesehool. 31/2-Jarige cursus. Leergeld f 25 per jaar, leef tijd 12 k 13 jaar. Afzonderlijke cnrsnsscn voor Dames. 11 Cursus in nuttige of fraaie handwerken, 1 les per week. Leergeld f 15,per jaar. 20. Cursus in koken voor dames, 2 lessen per week. Leergeld f 25,per 20 lessen. 30. Cursus in huishouden, 2 lessen per week. Leer geld f 15,per 3 maanden. 40. Cursus in strijken, 2 lessen per week. Leergeld f 10,per 3 maanden. 50. Cursus in het costuumnaaien voor dames, 2 lessen per week. Leergeld f 25.per half jaar. 60. Cursus in het lingerienaaien, 3 lessen per week. Leergeld f 30.per jaar. 70. Cursus in het boekhouden, opleiding practijk exa- mes, 1 les per week. Leergeld f 30.en f 40 het 2e jaar. 80. Cursus in het teekenen, schilderen, stijleeren, ont werpen, 1 les per week. Leergeld f 25.per jaar. Zaterdagmiddag. Avondlessen. Onderwijs in handnaaien, breien, mazen, kousen stoppen, linnenstoppen, verstellen en naaien van on- derkleeding. Van 6—7 uur voor jonge meisjes. 71/291/2 voor ontleren en getrouwde vrouwen. 4 avonden per week, 5 cent per avond. Kookenrsns voor dienstho«len en getrouwde vrouwen. Leergeld f 5 per 20 lessen. Strjjkcursus, 1 les per week, f 1 per maand. Costnnmnaaienhet naaien van kinderjurk stofrok en katoenen japon2 avonden per week f 0.10 per avond. Inlichtingen verstrekt gaarne De Directrice M. W. ARBE1TER. ALKMAAR, 5 October. De Duitsche bladen mopperen op den bekenden Amerikaanschen uitvinder Edison, die, gelijk bekend is, in Europa vertoeft. De inderdaad' g-roote tijdgenoot heeft Berlijn bezocht en is er ontvangen met die hul debetuigingen, welke aan beroemde vreemdelingen worden gebracht ook wel aan onberoemden, mits het maar vreemdelingen zijn. De couranten hebben geestdriftige artikelen geschreven, dichters hebben menig „leefvers" op hem gemaakt, en de eene maal tijd na den andere werd hem aangeboden. En ondanks dit alles heeft Edison het gewaagd' aan het Amerikaansohe blad „the World" en daardoor aan de heele wereld een scherpe kritiek van de Duitsche werkmethode, de Duitsche intelligentie en het Duitsche zaken-doen te zenden. Edison laakt aan de Duitschers hun krenterigheid en hun zuinigheid, welke de wijs heid bedriegt. Zij gebruiken, zegt hij, veel te weinig machines en veel te veel mensohen. Wij dachten, dat het in Europa al heel aardig begon te wordende karn kan wel haast in het museum, de zaaiende landman vindt men spoedig alleen maar op een plaatjn, we laten nu ALEXANDRE DUMAS. 115) -0- „Sedert dien tijd is u nog al wat gebeurd. Gij zijt op zekeren dag achter het Karttbuizeiklooster gaan wandelen, terwijl het beter ware geweest elders te zijn; vervolgens hebt gij met uw vrienden een reisje naar de baden te Forges gedaan. Zij zijn op weg achter g-e- bleven, maar gij hebt uw reis voortgezet. Dat is zeer natuurlijk, want gij 'hadt in Engeland zaken te doen." „Eminentie!" zeide d'Artagnan, geheel ontroerd, „ik ging. „Naar de jacht te. Windsor of elders, dat raakt nie mand. Ik weet het, omdat het mijn beroep is; alles te weten. Bij uw terugkomst werd gij door een doorluch tig persoon ontvangen; en ik zie met genoegen, dat gij het aandenken, hetwelk zij u heeft gegeven, be waard hebt." D Artagnan bracht de hand aan den diamant, dien hij van de koningin had gekregen en keerde 'haastig den steen naar binnen; maar het was te laat. „Den dag daarna hebt gij bezoek van den heer Ca- vois ontvangen, die u kwam verzoeken, aan het paleis te komen. Aan die uitnoodiging hebt gij niet beant woord en gij hebt niet wel gedaan." „Ik vreesde mij het ongenoegen Uwer Eminentie op den hals te hebben gehaald." „En waarom dat, mijnheer? Otndat gij de bevelen uwer meerderen met meer moed en beleid hadt uitge voerd; dan een ander zou hebben gedaan? Mijn onge nade op den hals halen, wanneer gij lof verdient? Het zijn de lieden, die niet gehoorzamen, welke ik straf en niet hen, die, zooals gij te goed. gehoorzamen. En om u te bewijzen, 'dat, gij niet wel hebt gedaan, be hoeft gij u slechts den dag te herinneren, dat ik u liet noodigen; herinner u, wat dienzelfden avond is voor gevallen." het graan reeds met behulp van electriciteit groeien, de blinkende sikkels zijn vervangen door maaimachi- nes en vlegels hebben we ook haast niet meer al thans niet om mee te dorsehen. En zooals het in het boerenbedrijf is, is het ook in andere bedrijven en vak ken. Maar Edison is niet tevreden. Hij vindt, dat de Duitschers en dit geldt ook ons niet slechts te weinig machines hebben, maar ook veel te lang met de machines doen. Nieuwe worden eerst gekocht als de oude versleten zijn in Amerika koopt men nieu we wanneer deze inderdaad beter zijn dan de oude, zonder zich angstig af te vragen, of men de oude nog niet" wat zou kunnen gebruiken. Een dergelijke op merking verdient overweging en daarover zijn de Duitsche couranten dan ook niet vertoornd1. Maar er is meer. „Toen ik onlangs", zoo vertelt Edison, „met Duitsche financiers aan tafel zat, werd toegegeven, dat de Duit sche zakenmoraal niet met de Engelsche kon worden vergeleken. Men zeide me, dat de Duitsche aristocra tie tegenwoordig te veel „in zaken gaat," om snel rijk te worden, en zich er niet druk over maakte, op welke wijze dit geschiedt. liet optreden van deze menschen moet de zaken-moraal naar beneden gehaald hebben." Deze uitlating neemt men hem in Duitschland zeer kwalijk. Men meent, dat zulk een oordeel niet mocht worden uitgesproken door iemand, die zoo hartelijk ontvangen werd. Maar een enkele vraagt, of deze beschimping van de Duitsche zaken-moraal en dezè verdachtmaking van de Duitsche aristocratie eigen fabricaat is van den grooten uitvinder, dan wel of er werkelijk mannen zijn geweest, die ze hem aan tafel hebben ingeblazen. Mocht Edison inderdaad waarheid spreken, wanneer hij verklaart, dat financiers hem dit verklaarden en-daaraan valt toch haast niet te twij felen dan is er „gefiihrlicher grober Unfug" ge pleegd. Hebben zoo wordt terecht gevraagd onze financieele specialiteiten, als ze met voorname vreem delingen aan tafel zitten, werkelijk niets beters te doen, dan zonder nood geachte en bekwame landgenoo- ten in de achting der wereld te doen dalen? Die vraag is geoorloofd. En zij mag ook wel eens ernstig worden overwogen in ons land. Wij zijn er zoo gauw bij, tegenover vreemdelingen een afkeurend oordeel over landgenooten en nationale instellingen en ondernemingen uit te spreken, denken er dan niet aan, dat wij daardoor ons eigen aanzien verlagen en in andere landen gansch verkeerde indrukken vestigen. Vooral hier mag er wel#eens aan worden gedacht, dat andere naties vreemde landen voornamelijk zien door de oogen van touristen, die voor hun genoegen reizen, maar weer thuis gekomen, op allerlei wijzen hun ervaringen en waarnemingen bekendheid geven. EERSTE KAMER. In de vergadering van gisteren van de Eerste Ka mer ontstond gisteren allereerst discussie over de wij ziging- van de Arbeidswet, waarbij de heer v a n L a n- s c h o t (R. K.) beschouwingen gaf over de strafrech telijke aansprakelijkheid) van den ondernemer, en de heer de Au male van Har den broek (a.-r.J het wetsontwerp bestreed, daar de voorgestelde bepa lingen werkgevers noch arbeiders bevredigen. Hij somde eenige bezwaren op tegen de ontworpen regelin gen met betrekking tot den landbouw, vrouwenarbeid, nachtarbeid, glasindustrie. De heer Laan (L.) motiveerde zijn stem, die te gen het, ontwerp zal zijn gekant, daar dit te ingrijpen den staatsbemoeiing wil en de wet na de behandeling- in de Tweede Kamer onbekookt zal ingrijpen in de eco- Het was dienzelfden avond1, dat juffrouw Bonacieux was ontvoerd geworden. D'Artagnan 'beefde en hij herinnerde zich, dat een half uur tevoren de arme vrouw hem was voorbijgereden, waarschijnlijk nog déor dezelfde macht voortgesleept, die haar had1 doen ver dwijnen. „Kortom", ging de kardinaal voort, „dewijl ik sedert eenigen tijd niet meer van u hoorde spreken, wilde ik weten, wat gij uitvoerdet: Bovendien, gij zijt mij nog wel eenigen dank verschuldigd; immers; gij moet ge zien hebben, 'hoe men u bij alle gelegenheden heeft ge spaard." D'Artagnan maakte een eerbiedige buiging. „Zulks", vervolgde de kardinaal; „ontsproot niet al leen uit een gevoel van billijke rechtvaardigheid, maar nog meer tengevolge van een plan, dat ik te uwen aanzien had beraamd." D Artagnan was al meer en meer verwonderd'. „Ik wilde", hernam de kardinaal, „u dat plan voor leggen op den dag, toen gij mijn eerste uitnoodiging ontving!; maar gij kwaamt niet. Gelukkig is nog- niets door dat uitstel verloren en heden zult gij mijn plan vernemen. Ga daar zitten, mijnheer d'Artagnan, gij zijt een te goed edelman om staande naar mij te luis teren." De kardinaal wees een stoel aan den jongeling, die zoozeer was verwonderd over hetgeen er voorviel, dat hij, alvorens te gehoorzamen, een tweeden wenk van Zijne Eminentie wachtte, „Gij zijt moedig, mijnheer d'Artagnan", ging de kardinaal voort, „en daarbij voorzichtig, wat nog beter is. Ik, ik houd veel van stoutmoedige en verstandige lieden. Wees niet bevreesd", zeide hij glimlachend, „onder stoutmoedige mannen versta ik mannen zo-oals gijintussdhen hebt g-ij, hoe jong- ook, en hoe kort ge leden gij in de wereldi verkeert, vermogende vijanden. Indien gij niet voorzichtig zijt, zullen zij u ten verder- ve brengen." „Helaas, Eminentie", hernam de jongeling, „zij zul len dit voorwaar gemakkelijk ten uitvoer kunnen bren gen, want zij zijn sterk en goed ondersteund, terwijl ik alleen ben." „Dat is waar, maar alleen hebt gij echter reeds veel verricht en g-ij zoudt nog meer doen, hieraan twijfel ik niet. Echter geloof ik, dat gij een gids noodiig hebt in deze avontuurlijke loopbaan, die gij u gekozen hebt, want, indien i'k mij niet vergis; zijt gij te Parijs geko men' met het eerzuchtig oogmerk om fortuin te ma ken." „Ik hen in den ouderdom der dwaze hoop, Eminen tie!" zeide d'Artagnan. „Alleen voor de dwazen bestaat er een dwa-ze hoop, mijnheer, en gij zdjt verstandig. Wel, wat zoudt gij zeggen, indien ik u een vaandrigsplaats hij mijn gar des aanbood en een compagnie na den veldtocht?" „O, Eminentie!" „Gij neemt aan, nietwaar?'' „Eminentie!" hernam d'Artagnan met een verlegen houding. „Hoe, gij weigert?" riep de kardinaal verwonderd. „Ik behoor bij de gardes Zijner Majesteit, Eminen tie en héb geen reden ontevreden te zijn." „Maar ik meen", zeide de kardinaal, „dat mijne garde ook die Zijner Majesteit is en dat, in welk corps men ook dient, men den koning dient." „Uwe Eminentie heeft mijn woorden kwalijk ver staan." „Gij verlangt een voorwendsel, nietwaar? Ik begrijp zulks; maar g-ij hebt een voorwendsel. Het avancement, de aanstaande veldtocht, de gelegenheid, die ik u aan bood, ziedaar voor het oog der wereld; en wat u be treft, gij hebt een zekere bescherming noodig. Want gij moet weten, mijnheer d'Artagnan, dat mij ernstige klachten tegen u zijn gebracht. Gij wijdt- uw da gen en nachten niet uitsluitend den dienst des ko- nings." D'Artagnan bloosde. „Overigens", vervolgde de kardinaal, de hand op een pak papieren leggende, „hier heb ik een verzame ling van stukken, u betreffende. Maar alvorens ze te lezen, heb ik met u eens willen praten. Ik weet, dat gij iemand van een vasten wil zijt, terwijl uwe dien sten, goed geleid, u, in plaats van tot nadeel, tot een groot voordeel zouden strekken. Kom; overweeg en neem een besluit." „Uw goedheid; Excellentie, maakt mij beschaamd'', antwoordde d'Artagnan, „en ik erken in Uw Eminen tie een grootheid van ziel, die mij als een aardworm zoo klein maakt; maar dewijl Uwe Eminentie mij in ieder geval veroorlooft mij rondborstig' te verkla ren..!" j D'Artagnan ziweeg. „Ja, spreek!" „Welnu, dan moet ik aan Uwe Eminentie zeggen, dat al mijn vrienden tot de musketiers en de garde des konings behooren en mijne vijanden, door een onbegrij pelijke noodlottigheid, in den dienst Uwer Eminentie zijn. Ils zou dius hier slecht ontvangen worden, in dien ik het aanbod Uwer Eminentie aannam." „Zoiudt gij u reeds verbeelden, d'at ik u niet aan bied', wat gij waard zijt, mijnheer?" vroeg de kardi naal met een veraohtelijken glimlach. „Uwe Eminentie is honderdmaal te goed jegens mij en integendeel, ik geloof nog niet genoeg gedaan te hebben, o-nr die goedheid te verdienen. Het beleg van la Rochelle is aanstaande. Excellentie, ik zal onder uw oogen dienen en indien ik het geluk heb; mij bij dat beleg- derwijze te gedragen, van door u te worden onderscheiden, welnu, dan zal ik ten minste de een of andere kloekmoedige daad hebben verricht, die mij de bescherming waardig maakt, waarmede gij mij wel wilt vereeren. Alles heeft zijn tijd. Later zal ik mis schien het recht 'hébben mij te geven, terwijl ik in dit oogenblik den schijn zou hebben, mij te verkoopen." „Hetgeen wil zéggen-, dat gij-weigert in mijn dienst te gaan, mijnheer!" zeide de kardinaal spijtig, terwijl echter eenig blijk van achting in zijn woorden door straalde. „Blijf dan -vrij en getrouw aan uw haat en uwe vriendschap." „Eminentie „Het is wel", zeide de kardinaal', „ik ben u niet vij andig', maar gij begrijpt: men heeft genoeg te doen, met zijn yrienden te verdedigen en te beloonen en aan zijn vijanden is men niets verschuldigd. En no-chtans wil ik u een raad geven, wees op uw hoede, d'Artag nan, want van het oogenblik, dat ik mijn hand van u heb afgetrokken, geef ik geen oortje meer voor uw* le ven." (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1