DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1911
DONDERDAG
BINNENLAND.
No. 246
Honderd en dertlendt jaargang,
19 OCTOBER.
drie SliMskeiïersu
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,!0. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
3yjtLÏTJXX.JXJXi5B'X^O>^T
ALKMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 19 October.
Wanneer we heden eens weer wat meer aandacht j
vragen voor den Ttaliaausch-Turksehen oorlog, dan is
dat niet om nieuwe oorlogsfeiten, mede te deelen. De
oorlog blijft, wat de operaties te land en te zee betreft,
nog steeds weinig interessant. Berichten zijn er i
eigenlijk genoeg, maar ze zijn tegenstrijdig en war- j
den spoedig' tegengesproken. Gisteren was er bijv. j
een belangwekkend bericht, meldende, dat Moenir I
Pasja, de bevelhebber der uit Tripolis weggetrokken
troepen, was afgezet maar heden wordt het alweer
tegengesproken.
Vandaag wordt gemeld, dat de Turksche vloot met
verzegelde orders is uitgeloopen, men zegt, om te
trachten het Italiaansche eskader aan te vallen, maar
morgen zal het wel weer worden tegengesproken.
Zoo zal er ook wel geen waarde toe te kennen zijn
aan allerlei berichten over Italiaansche dreigementen.
Wil Turkije zoo beet- het zoodra Italië alle kust-
havens van Tripolis heeft bezet en de mogendheden
kennis gegeven heeft van de inlijving van het vilayet,
deze niet binnen 2 etmalen erkennen, welnu dan
worden Mytïlene, Smyrna en de zeeëngten van de
Aegeïsche zee geblokkeerd. Gesteld dat Italië zulke
booze plannen koesterde, dan zouden zeker de mo
gendheden de verwezenlijking wel trachten te voor
komen. Waarom zou Italië dan niet dichter in rle
buurt, bijv. aan de Adriatische zee, fia11 het blokkecren
gaan
Hoe schaarseh het eigenlijke oorlogsnieuws is,
blijkt bijv. wel hieruit, dat het eenige. „oorlogsfeit''
van de heden ontvangen Pavijsehe bladen het volgende
telegram uit Tripolis is: „Vanmorgen kwam een
Turksch officier bij de ftaliaansche voorposten en
vroeg om geneesmiddelen. Hij werd geblinddoekt
naar het hospitaal geleid. Daifr kreeg hij wat hij
vroeg'. Daarna, werd. hij naar de voorposten terugge
leid, vanwaar hij weer de Turksche troepen bereikte.'
Bij gemis aan actueel oorlogsnieuws moeten we ons
dus wel tevreden stellen met berichten over andere
feiten. In een buitenlancLsch blad vinden we enkele
aardige bladzijden uit een „Tripolitaansch oorlogsdag
boek," waaraan wc heden het een en ander willen
ontleenen.
Wo beginnen met 3 October, een Dinsdag. Als alle
Dinsdagen was het marktdag in Tripolis. De straten
werden ook als gewoonlijk, gereinigd. Toch had de be
velvoerende Italiaansche admiraal officieel aange
kondigd, dat hij om twee uur 's namiddags het bom
bardement beginnen zou!
Het begin van het bombardement schetst de schrij
ver aldus:
Na'drie uur ging ik wat liggen, om uit te rusten.
Voor er een half uur verloopen was, werd ik door
een schot uit mijn droo'merijeu gewekt, Ik sprong
overeind. Juist boven mijn huis hoorde ik het krach
tig suizen, dat aanhield, totdat de granaat achter
mijn huis, in de buurt, maar niet vlak nabij, insloeg'.
Dat was ernst! Enkele minuten daarna kwam een
granaat onmiddellijk bij mijn huis terecht. De gehee
le omgeving werd in een kruitdamp gehuld en toen
ik het venster opende, om te kijken, waar zij ingesla-
nasu?
ALEXANDRE DUMAS.
126) -o—
„Welnu, zoodanige vrouw, door het mes van Jac
ques Clement of van Ravaillac in de handen van een
geestdrijver te stellen zou Frankrijk redden."
„Ja, maar zij zou de medeplichtige van een moor
denaar zijn."
„Heeft men ooit de medeplichtigen van Ravaillac
of van Jacques Clement gekend?"
„Neen, want zij waren misschien te hooggeplaatst,
om hen te durven zoeken, waar zij waren. Men zal
het gerechtshof niet voor iedereen in den brand ste
ken, Uwe Eminentie!"
„Gelooft gij dan dat de brand van het gerechtshof
door een andere oorzaak dan het toeval heeft plaats
gehadvroeg Richelieu op den toon, alsof hij een
vraag van niet het minste belang- zou hebben gedaan.
„Ik, Uwe Eminentie!" antwoordde milady, „ik ge
loof niets. Ik haal een daadzaak aan, meer niet. Ik
wil alleen zeggen, indien ik mademoiselle de Mont-
pensier of Maria de Medieis heette, ik minder voor
zorgen zou nemen dan ik doe, omdat ik eenvoudig la
dy de Winter heet."
„Dat is waar", zeide Richelieu. „Wat begeert gij
dan
„Ik begeer een volmacht, die vooraf alles goedkeurt
wat ik tot het welzijn van .Frankrijk noodzakelijk acht
te doen."
„Maar ik zou eerst de vrouw moeten hebben gevon
den, waarvan ik spreek, een die zich op den hertog-
zon willen wreken."
..Deze is gevonden", zeide milady.
„Vervolgens zou die ellendige geestdrijver worden
gevonden, die der rechtvaardigheid Gods tot 'n werk
tuig moet strekken."
„Men zal hem vinden."
gen was, rook ik kruitlucht. Op straat zag ik Turk
sche vrouwen en kinderen vluchten.
liet bombardement nam een tamelijk levendig ver
loop, elke minuut viel er een of een tweetal schoten.
Ik merkte spoedig', dat de granaten meest ten westen
van mijn huis vlogen, zopd-at de Italianen de richting
wijzigden, tenzij de eerste schoten richtschoten wa
ren. Slechts enkele granaten vielen in de nabijheid.
Tiet voortdurende gerinkel der vensterruiten alleen
had echter zenuwachtige mensehen wel vrees kunnen
inboezemen.
Maar op wie geen vrees kent, maakt de beschieting
geen indruk. Arabieren, die de markt bezochten, kee-
ren kalm huiswaarts. Zij kennen misschien niet eens
het onderscheid tusschen vredelievende saluutschoten
en dit heuscbe bombardement.
Nadat het schieten een uur had geduurd, zag' ik
gewapende mannen, langs, mijn huis stadwaarts trek
ken. Anderen kwamen van de stad terug. Spoedig na
de eerste schoten stak er een hevige, huilende wind
op, die na een uurtje weer liggen ging. Vluchtende
duiven fladderden agnstig in de lucht, af en toe
kraaide er een haan.
Onafgebroken rolde de donder. Het suizen der
granaten, leek soms op fluiten. Soms was het, alsof
een schot duizend vensterruiten in één slag hadr door
boord. Hoe later het werd, des te meer mensehen
met geweren stadwaarts trokken, en des te sterker
werd ook het geknal, dat blijkbaar van geweerschoten
afkomstig was. De meeste gewapenden waren voor
zien van nieuwe geweren, welke eerst eenige dagen te
voren waren aangekomen, en welke onder hen ver
deeld waren, of welke zij zich hadden toegeëigend.
De nieuwe geweren misten allen nog riemen. Menig
maal had iemand een geweer en geen bajonet, of een
bajonet zonder geweer. Anderen hadden oude gewe
ren, oude sabels, oude stokken en hielden deze voor
werpen zoo in handen, alsof ze dadelijk zouden moeten
vechten.
Welke gedachten woelden er in- de hoofden van de
ze mensehen. Wilden zij met de geweren, welke zij
niet wisten te hanteeren, tegen de schepen der onge-
loövigen vechten?
Ik zag oude mannen, die zich slechts met moeite
voorwaarts konden bewegen, maar zij trokken volgens
hun meening vermoedelijk in den heiligen, oorlog.
Even na vijf uur begon het weer hevig te waaien.
Do wind deed de vuiton rinkelen, de zon ging ter
kimme, spiegelde zich daar, waar eenige Italiaansche
schepen zichtbaar werden. Van vrees was er hij de
Arabieren geen sif&or waar te nemen, misschien al
leen voor de vrouwen. Van tijd tot tijd hoorde ik in
de verte het geschreeuw van Arabieren- en neger
vrouwen.
Alleen bij de laatste schoten kon ik van mijn huis
uit het lichten op een schip zien. Het werd donker,
de schepen trokken zich naar het ffborden terug, ik
dronk een glas kwast en deed mijn gewone turnoefe
ningen."
Ziehier de kalme beschrijving van het eerste Itali
an nsche „heldenfeit"!
TWEEDE KAMER.
In de gisteren gehouden vergadering werd voortge
zet de behandeling van de wijziging' der Militiewet en
van de motie der sociaal-democratische fractie voor
invoering van eene weerbelasting, te heffen van hen
wier inkomen ten minste 3000 bedraagt.
De heer Elan d (II. L.) betoogde, dat liet wets-
Welnu!" zeide de kardinaal, „dan is het tijd ge
noeg de volmacht te vragen, die gij verlangt."
„Uwe Eminentie heeft gelijk", hernam milady, „en
ik had ongelijk in de zending, waarmede gij mij ver-
eerst, iets anders te zien dan hetgeen werkelijk het
eert, iets anders te zien dan hetgeen werkelijk "het
Eminentie te berichten, dat gij de verschillende ver
mommingen kent, met behulp van welke hij er in ge
slaagd is de koningin te naderen, gedurende het door
den echtgenoot van den konnetabel gegeven feest; dat
gij het bewijs hebt der samenkomst, door de koningin
aan zekeren Italiaanschen waarzegger vergund, die
niemand anders dan de hertog van Buckingham was;
dat gij een zeer geestigen, kleinen roman hebt be
steld, het avontuur te Amiëns ten onderwerp hebben
de, met den platten grond van den tuin, waar het is
voorgevallen en de portretten der voornaamste ac
tours, die er zich op hebben vertoond; dat Montaigu
in de Bastille is en de pijnbank hem zaken kan doen
openbaren, welke hij'zich herinnert, en zelfs die, wel
ke hij vergeten heeft; eindelijk, dat gij zekeren brief
van mevrouw de Chevreuse bez^;, in het hoofdkwar
tier van Zijne Genade gevonden, die niet alleen de
schrijfster er van blootstelt, maar ook haar, in wier
naam hij is geschreven. Als hij nu ondanks dit alles
mocht volharden, blijft mij, dewijl mijn last zich niet
verder uitstrekt, niets anders te doen over dan den
hemel te bidden een mirakel te doen, ter redding van
Frankrijk. Het is immers wel alles, U.we Eminentie
en ik heb niet anders te doen?"
„Dat is alles", hernam de kardinaal droogjes.
„Eu nu", zeide milady, zonder den schijn, aan te
nemen de toousverandering des kardinaals jegens
haar op te merken, „nu ik de voorschriften Uwer
Eminentie ten aanzien zijner vijanden heb ontvangen,
zal het mij wel veroorloofd zijn Uwe Eminentie twee
woorden over de mijne te zeggen?"
„Gij hebt dan vijanden?" vroeg' Richelieu.
„Ja, Uwe Eminentie, vijanden tegen welke ik uw
bijstand noodig' heb; want zij zijn zulks jegens mij in
uw dienst geworden."
„Eu wie zijn dat?" vroeg de kardinaal.
ontwerp voor hem een credit- en een debetzijde had.
Welke zijde grooter was, kon hij nog niet zeggen; hij
behield zijn stem voor, in afwachting' of bij de behan
deling de creditzijde zou worden aangevuld. Hij keur
de goed, dat het ontwerp vrijwel zich beperkt tot weg
nemen van gebreken der wet van 1901, en dat het gaat
in de richting van algemeénen dienstplicht. Ook is
het een voordeel, dat dit ontwerp elastischer is dan
het stelsel-Sabron.
Sprekers bezwaren betroffen voornamelijk de nade
re regeling van het tweeploegenstelsel, en het feit
dat de verhooging van het contingent verkregen wordt
ten koste van allerlei bijzaken, dus niet uitsluitend
strekt tot verhooging van het legersterkte. Indien ten
aanzien van het tweeploegenstelsel de aanvankelijke
regeling was gevolg, namelijk 4/5 van de lichting voor
het veldleger en %L voor depót, zouden sprekers bezwa
ren tegen het stelsel' vrijwel zijn vervallen.
De heer Rógidhuy zen (U.-L.) miste bij dit
ontwerp ee,n vaste lijn in de militaire politiek dezer
regecring (tweeploegenstelsel; kustdefensie, waarvan
urgentie weer verdwenen is; publicatie rapport van
den Raad van Defensie; aanvaarding van uitstel voor
de behandeling van de militiewet). Het vertrouwen
is daardoor geschokt in het beleid der regecring Jeu
aanzien van een nieuwe militiewet. Spr. weet nog niet
hoe te stemmen.
De heer Thomson (U. L.) wilde een motie in
dienen tot verkorting van den duur van het verblijf in
de kazerne.
Handhaving van het staande leger tot eiken prijs
is de oorzaak van al het zoeken en tasten der minis
ters van oorlog van de invoering van het ploegenstel-
sel af zei spr. De reactionaire regelingen voor het le
ger kweken er ontevredenheid. Men maakt haast met
deze wet, zonder zich den tijd te gunnen de bezwaren,
die ermede samenhangen, te overwegen. Spr. wilde
eerst, den landstorm geregeld zien, ook met het oog
pp de werkdiensten.
Uit het ontwerp prees spr. den opgelegden kader
plicht tot den officiersrang. Hij wees echter op den
zwaarderen druk, die dit ontwerp oplegt, in een tijd,
dat de Raad van Defensie het geld voor het leger weg
geworpen acht.
Vervolgens bestreed spr. de instelling van de mili
taire werkers en het blijvend gedeelte. De oefening zal
zoo niet beter worden; zij moet intensief zijn, niet
langgerekt. Zes maanden is de grens, blijkens de re
sultaten der manoeuvres. Met de viermaanders is
geen eerlijke proef genomen. Daarna werd de orga
nisatie behandeld, die in, verband staat met de offi
ciers Hakt omen ten. De Minister gaat bataljons ma
ken om meer hoofdofficieren te kunnen krijgen en
meer luitenants. Dus komt er geen promotie in de
midden ran gen. In de depót-bataljons verdwijnt het
blijvend gedeelte, eerst bestemd ter dekking van de
mobilisatie. Spr. klaagde over den samenhang, die
voor verbetering van de officierstraktementen de
aanvaarding van 's ministers organisatie noodig
maakt.
Door 's ministers afkeer van het volksleger blijft
ile onvoldoendheid van ons leger steunen op het lo
tingstelsel. Men stampt geen volksleger uit den
grond, maar men moet een begin maken met de vor
ming van zulk een leger. Zie naar de resultaten in
Zwitserland!
Spr. behandelde tor vergelijking de resultaten dei-
laatste manoeuvres. Het verwijt, dat de troep niet
kan marcheeren is het laatste argument ten behoeve
van langen oefentijd. Doch ook dit argument gaat
niet- op.
„Vooreerst een kleine intrigante, zekere juffrouw
Bonacieux."
„Zij is in de gevangenis te Mantes."
„Ja, zij is er geweest", hernam milady; „maar de
koningin heeft van den koning een bevelschrift weten
te krijgen, met behulp waarvan zij haar naar een
klooster heeft doen vervoeren."
„In een klooster?" vroeg de kardinaal.
„Ja, in een klooster."
„Eli in, welk?"
.„Dat weet ik niet; men heeft bet geheim zeer goed
bewaard."
„Maar ik zal het weten."
„En zal Uwe Eminentie mij dam zeggen in welk
klooster die vrouw is?"
„Hierin zie ik geen bezwaar", antwoordde de kar
dinaal.
„Goed, nu heb ik nog een anderen vijand, voor
wien ik oneindig meer" ben bevreesd dan voor dat juf
fertje Bonacieux."
„En wie?"
„Haar minnaar."
„Hoe heet hij?"
„O, Uwe Eminentie kent hem!" riep milady uit,
door gramschap vervoerd; „dat is ons beider kwade
geest; hij is het, die in gevecht met uwe gardés de
cverwinning naaf de zijde der musketiers heeft doen
overhellen, hij is 't. die de Wardes, uw zendeling, vier
degenjteken heeft toegebracht, en de zaak der diaman
ten haken heeft doen mislukken, hij is het eindelijk,
die, wetende, dat ik het was die juffrouw Bonacieux
deed ontvoeren, mij den dood heeft gezworen."
„Ha, ha! Nu weet ik van wien, gij wilt spreken."
„Ik bedeel dien eJLendigeni d'Artagnan."
„Dat is een stoutmoedige knaap", zeide de kardi
naal.
„En juist wegens zijn stoutmoedigheid is hij het
meest te vreezen.
„Men moest", hernam de kardinaal, „slechts één be
wijs hebben van zijn verstandhouding' met Bucking
ham."
„Eén bewijs!" riep milady, „ik zal er tien krijgen!"
Tenslotte verklaarde spr. tegen de wet te zullen
stemmen en dient de aangekondigde motie in inzake
de wenschelijkheid van verkorting van het kazerne-
verblijf. De motie zal dadelijk worden behandeld.
De lieer M i d d e 1 b u r g (A.-R.) vroeg of de re
geering' spoedig een weerbelasting zal indienen.
De heer Tydeman (V. L.) meende, dat wij ons
thans moeten bepalen tot het verkrijgen van het rede
lijk goede. Daarom is de wetswijziging urgent en
spr. wil daarom een minister volgen. Hij is' voor ver
groot i.ng van het contingent, tegen korten oefentijd.
IIij juichte kaderplicht en breken met het stelsel der
vergoedingen toe, alleen de zesmaanders belmoren niet
in het ontwerp. Terecht vervallen de viermaanders.
Wat betreft de-kosten van het ontwerp, geloofde hij,
dat de raming van den minister te laag is.
De heer De Stuers (R.-K.) vroeg of het rap
port van den Raad van Defensie niet tot wanhoop
moet stemmen. Hij geloofde, dat men een leger in
4 of 0 maanden wèl kan oefenen, niet vormen. Spr.
had geen vertrouwen in een oefeningstijdi van 8 maan
den.
De heer Marchant (V.-D.) begreep niet waar
om wij voor snelle mobilisatie een staand leger noodig
hebben. In Zwitserland kan men het zonder dat.
Men brengt maar steeds dure, doch weinig afdoende
veranderingen aan en jaren lang zijn mi.llioenen ver
spild, zonder dat men iets bereikt heeft.
Spr. keurde het ontwerp af in twee opzichtenge
mis aan eenvoud en ongelijkheid van behandeling
van de militie door de instelling van de militaire wer
kers. Ook hij wensehte met den heer Van Vlijmen
een eersten oefentijd van 10% maand, want korte
oefening is niet de eenige weg om tot intensieve oe
fening te komen.
's Avonds werd weer vergaderd.
De heer Kuyper (A.-R.) besprak de financieele
zijde van het voorstel en gaf een vergelijkende argu
mentatie, waaruit naast de oorlogsuitgaven in 1851
blijkt, dat de tegenwoordige legerkosten minder zijn,
naast die van andere landen echter grooter. Spr. zag
toeneming der oovlogsbegrooting aankomen, doch
vraagt of die uitgaven niet door een weerbelasting
eenigszins zouden zijn te dekken.
Spr. kwam tot. de slotsom, dat wij nog niet rijp
zijn voor een volksleger. Spr. wees op het bevredigend
karakter van" de door dit ontwerp bereikte verbeterin
gen in de Militiewet.
De heer D üyma er van Twist (a.-r.) acht
te de fout bij de bevelvoering en te weinig kader,
vooral bij de landweer.
En er moet een andere geest in het leger komen;
spr. hoopt dat het den minister zal gelukken, dien te
wekken. De nu voorgestelde regeling van het blijvend
gedeelte noemde spr. een verzwaring van den dienst
plicht, Bij goede toepassing achtte hij het tweeploe
genstelsel goed.
Gemengd nieuws.
DE DUURTE.
Door de vertegenwoordiging* van groep VI, om
vattende het werkplaatspersoneel der Nederlandsche
Centraal Spoorwegmaatschappij is aan de directie
een uitvoerig gemotiveerd verzoekschrift gezonden
om een tijdelijke toeslag op het loon wegens de duurte
der levensmiddelen, enz.
De firma O. J. van Houten en Zoon te Weesp,
heeft met het oog op de duurte aan de ongehuwde
werklieden, die minder dan 9 verdienen, een opslag
van 50 ets. op het weekloon gegeven. Gehuwden met
een weekloon beneden 20, krijgen 1 per week meer.
„Welnu, dan is het de eenvoudigste zaak der we
reld; bezorg mij dat bewijs en ik zend hem naar de
bastille-."
„Goed, Uwe Eminentie, maar verder?"
„Wanneer men in de bastille is, is er niets verder
hernam de kardinaal op doffen toon. „O, verduiveld!'
vervolgde hij, „ware het mij even gemakkelijk mij van
mijn vijand te ontslaan, als het mij gemakkelijk valt
u van den uwen te bevrijden en gij mij jegens derge
lijke lieden straffeloosheid verzocht.
„Uwe Eminentiehernam milady, „ruilen wijle
ven voor leven, man voor man, geef mij hem, ik geef
u den anderen."
„Ik weet niet, wat gij wilt zeggen, en ik wil het
ook niet weten", zeide de kardinaal, „maar ik wenseh
u aangenaam te zijn en ik zie volstrekt geen beletsel
u toe te staan, wat gij verlangt ten aanzien van een
zoo nietig schepsel, temeer daar, zooals gij mij zegt,
de jonge d'Artagnan een losbol, een voorvechter, een
verrader is."
„Een eerlooze! Uwe Eminentie! Een eerlooze!"
„Geef mij dan papier, pen en inkt", zeide de kardi
naal.
„Ziehier, Uwe Eminentie!"
„Goed."
Ér heerschte een oogenblik stilte, welke bewees, dat
de kardinaal bezig was de woprden te zoeken, welke
het briefje, dat hij wilde schrijven, moest behelzen, of
dat hij het werkelijk schreef.
Athos, wien geen woord van het gesprek was ont
gaan, nam zijn beide vrienden elk bij de hand en ge
leidde hen naar het andere einde der kamer.
„Welnu", zeide Porthos, „wat wilt gij en waarom
laat gij ons niet naar het einde van het gesprek luis
teren
„Stil", zeide Athos, „wij hebben] alles gehoord, wat
wij noodig hadden te hoorenbuitendien, ik belet u
niet naar het overige te luisteren, maar ik moet ver
trekken."
„Gij moet vertrekken?" zeide Porthos; „en indien
de kardinaal naar u vraagt, wat zullen wij antwoor
den
(Wordt vervolgd.)