DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Mc veemarkt Ie Alkmaar
II
te
No. 249
Honderd en dertiende Jaargang»
1911
MAANDAG
23 OCTOBER.
op Maandag 6 November 1911.
op Woensdag 8 November 1911.
tijdelijk Leeraar
Oe Musketiers*
B INKENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar Ï0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
ALKMAARSCHE COURANT.
Aan de HANDELSDAGSCHOOL te ALK
MAAR wordt gevraagd een
in natuurwetenschappen, «#k in verhand met
warenkennis.
De jaarwedde bedraagt t 1«», - per wekelijksch
lesuur per jaar, liet aantal wekelijksche lesuren 9.
Stukken (adres op zegel) in te zenden aan het Ge
meentebestuur vóór of op 81 October a.s.
HISDERWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Alk
maar brengen ter algemeene kennis, dat zij bij besluit
van heden onder voorwaarden vergunning hebben ver
leend aan:
B. VELLEMAN, aldaar, tot het oprichten van een
lompenbergplaats in het perceel Groot Nieuwland
Wijk D No. 17.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATIISecrectaris.
Alkmaar, 19 October 1911.
ALKMAAR, 23 October.
De Italiaansch-Turksche oorlog is deze week eenigs-
zins van karakter veranderd. Tot dusverre was hij een
schaakspel, waarbij het vooral op koele - berekening
aankwam, niet op krijgsbedrijven. De omstandighe
den maakten dit wel ©enigszins verklaarbaar. Door
groote landoppervlakte van elkaar gescheiden, kunnen
beide partijen elkaar niet te land aanvallen, de zee,
welke beiden scheidt, wordt geheel en al door de
eene partij beheerscht, zoodat de aangevallene hope
loos afgesneden is van de provincie, waar het om gaat,
terwijl aan den anderen kant haar hart door de Dar-
danellen tegen een beslissenden stoot gepantserd is.
Niet onaardig werd deze oorlog dan ook vergeleken,
met een duel op de kromme sabel op 25 pas afstand,
zonder gooien
Het is waar, de Italianen wisten, steeds allerlei hel
denfeiten te.seinen, welke ze zelfs gingen vergelijken
met het heldentijdperk der oude Romeinen. Als er met
moderne kanonnen uit moderne pantserschepen op
een vesting geschoten werd, welke nog juist sterk ge
noeg was, om een „bombardement" te veroorloven,
dan was dat een heldenfeit. Werd er een nachtelijk
gevecht geleverd, waarbij enkele Turken een beetje
schoten, Italiaansche compagnieën werden uitgeput en
Italiaansche schoten den heelen nacht door de woes
tijn gingen nieuw heldenfeit.
Maar sinds den 16de 11 zijn de gebeurtenissen aau de
Tripolitaansoho kust ernstiger geworden. Verleden
Maandag begon de Italiaansche actie voor Derna,
welke volgens officieel bericht, den 18den met de be
zetting der stad eindigde. Denzelfden dag, dus
Woensdag, werd Benghasi aangevallen, dat Donder
dag na een hevig gevecht, waaraan ook de Arabieren
geducht deelnamen, door de Italiaansche troepen werd
bezet. Den löden had de inneming van de haven
Tioms, ten Oosten van Tripolis, plants, waar Zaterdag
onder het vuur van den vijand de ontscheping der Ita
liaansche troepen geschiedde.
Intusschen moeten we steeds indachtig blijven, dat
schier alle berichten komen uit Italiaansche bron,
welke zeer onzuiver is gebleken men herinnere zich
slechts dat reeds den 6deu October de beschieting en
bezetting van Benghasi, Derna en andere havens als
een feit werd voorgesteld. Toch mag wel worden aan
genomen, dat Italië meer ernst maakt van de zaak
er worden ook de noodige voorbereidingen voor de
vorming van een tweede expeditie-korps getroffen.
De militaire wandeling van de Italianen naar I ripolis
blijkt in de praktijk dan ook niet zoo gemakkelijk, als
men zicb zal hebben voorgesteld. Zoover het scheeps-,
geschut reikt, kunnen de Italianen aan land gaan en
zelfs ook daar stuiten ze op tegenstand, maar verder
kunnen ze nog niet in het binnenland oprukken.
De Italiaansche bladen hebben goed schrijven, dat
er een einde aan den oorlog moet komen, daar hij
aanzienlijke verliezen brengt aan arbeidsvermogen en
gel,) ingelijfd is Tripolis en Barka nog lang niet.
Veeleer schijnt het, dat de oorlog eerst nu recht be
ginnen gaat. Wel 'werd er in het laatst der week ge
meld, dat de vrede „bijna" gesloten was, maar er ge
beurt in dezen oorlog zooveel.... bijna 1
Ook in het Verre Oosten, in China, valt het einde
van de gebeurtenissen nog niet te voorzien. De regee-
ringsmannen en de mannen van den opstand zijn er
even vlug bij, om de wereld telegrafisch te doen weten,
dat de tegenpartij verslagen is en dat de eigen partij
met vertrouwen de toekomst tegemoet gaat. A oor het
oogenblik lijkt het echter wel, dat de regeering in elk
geval minder snel en minder gemakkelijk zal zegevie
ren dan in het verleden.
De geschiedenis herhaalt zich ook in China. De
tegenwoordige opstand toch heeft een voorganger in
de onlusten van 1863, toen de aanhangers der „Veree-
niging van den dolk" in de provincie Foekier samen
rotten en zich in een ommezien van de belangrijke
stad Amoy meester maakten.
Ook die beweging was tegen de Mautsjoe-dynastie
gericht en het program dpr revolutionnairen van toen
kwam overeen met de thans geproclameerde „repu
bliek van het midden-rijk." De Chineesclie regeering
bleef destijds, en elf jaar later eveneens, de baas,
maar de anti-these tusschen Mantsjoes en Chineezen
is tot den huidigen dag bestaan gebleven reactie en
vooruitgang zijn altijd en overal doodsvijanden geble
ken en in China eerst recht.
Door den banneling Joean-tsi-kai terug te roepen,
njuu
ALEXANDRE DUMAS.
129) ~o—
„Wel, ik geloof, dat wij over te veel nieuwsgierigen
niet te klagen hebben gehad. Wel ja, voor hetgeen
gij bedoelt, Athos, zullen wij tamelijk wel in „het
Geuzennest" zijn."
„Gaan wij dan naar „het Geuzennest'"," zei Athos,
want hier zijn de muren zoo dik als papier."
D'Artagnan, die aan de handelwijze van zijn vriend
gewoon was en dadelijk aan één woord, aan één gebaar
of een teeken van hem begreep, dat de omstandighe
den netelig- waren, nam Athos bij den arm en vertrok
met hem zonder iets te zeggen. Po-rthos volgde al
pratende met Aramis. Op weg ontmoette men 'Gri-
inaud. Athos wenkte hem, dat hij zou volgen. Gri-
maudi gehoorzaamde, volgens gewoonte, zonder te
spreken, de arme jongen had bijna het spreken ver
leerd.
Men bereikte de herberg „het Geuzennest.'' Het
was zeven uur dos ochtend® en het werd licht, de vier
vrienden bestelden een ontbijt en traden een kamer
binnen, waar zij, volgens zeggen van den herbergier,
niet zouden gehinderd worden. Ongelukkig was liet
oogenblik voor een geheim gesprek zeer slecht geko
zen. Men had juist de réveille geslagen en' overal
wreef men den slaap uit de oogen, en voor de voch
tigheid van de ochtendlucht ging men naar de herberg
een slokje drinken; dragonders, Zwitsers, gardes, mus
ketiers en lichte kavaleristen volgden elkander onop
houdelijk op en moesten des waards zaken niet weinig-
voordeel doen, maar vervulden zeer slecht de oogmei-
ken der vier vrienden; zij beantwoordden dan ook op
zeer onvergenoegden toon de begroetingen, de g-e
zondheidsdronken en de kwinkslagen hunner krijgs
makkers.
„Zoo," zeide Atlios, „zullen wij ons een twist op den
hem tot onderkoning te maken en hem op te dragei
de revolutie den kop in te drukken deed de regeering
thans een gelukkigen greep. Joean toch mag de
voornaamste officieren der opstandelingen tot zijii
vrienden en leerlingen rekenen.
Maar - Joean-tsji-kai heeft blijkbaar weinig lust
het zaakje op te knappen. Hij somt tal van kwalen
op om zich te verontschuldigen. Zoodra hij maar
eenigszins kans ziet zijn werk te hervatten, zal hij
het beproeven, maar op het oogenblik ziet hij geen
kans. Merkwaardigerwijze is in de troonrede, waar
mede de nationale vergadering gistermiddag werd ge
opend, met geen woord gerept van den opstand. Al
leen werd in dit staatsstuk met nadruk gezegd, dat do
constitutioneele regeering zal worden voortgezet.
Waar het .eigenlijk om gaat, wordt door Roland de
Maros, kort maar schoon aldus gezegd:
„Daarginder, in het Verre Oosten, rommelt de re
volutie en millioenen mannen zijn aan het vechten
voor denkbeelden. De gele massa, meegesleept dooi
de opstandelingen, die apostels zijn, beweegt zich,
biedt tegenstand aan de keizerlijke troepen, worstelt
voor een klein beetje rechtvaardigheid, een beetje
meer vrijheid, een beetje meer gelijkheid, en indien
zij de zege behaalt, indien de kanonnen der revoluti
onnairen het van de keizerlijke kanonnen winnen, zal
het traditioneele China tot de geschiedenis gaan be
lmoren, om plaats te maken vöor een nieuw China,
doordrongen van den Westerschen geest.
Men kan de gebeurtenissen, welke rondom Hankou
plaats hebben, niet beoordeelen zooals men een revo-
lutionnaire beweging- in een ander land zou beoordee
len. Het gaat hier niet om ontevredenen, die de her
vorming- van enkele wetten, de vervanging van een
stelsel, de omverwerping van een troon beoogen en die
voor hun zaak alles winnen, die lijden onder de be
staande orde van zaken, maar heb betreft hier man
nen, die willen verwoesten wat de eeuwen voor de
eeuwigheid schenen te hebben gebouwd, die de groot
ste nationale massa, welke er in de wereld bestaat, op
de radicaalste wijze van positie willen doen verande
ren. Indien de Ckinee©che revolutie logisch volbracht
wordt, zal men kunnen zeggen, dat het uiterlijk aan
zien van de politieke wereld gewijzigd is en dat bij
de bekende leidende invloeden een nieuw element is
gekomen, waarvan niemand op dit oogenblik de wer
king kan aangeven noch de waarde kan schatten. Wat
zal in de beschaafde wereld een actief, gemoderni
seerd China zijn, met de wetenschap zijner rechten en
plichten, van zijn enormen voorraad energie een oor
deelkundig gebruik makend? Wat zal China zijn,
wanneer het. zijn waarde krijgt en met zijn bevolking
van vier honderd) millioen menschen iets anders te
zien geeft dan ellende, moreel en ook materieel ver
val?
Uitvoerig schetst de schrijver het verloop en de be-
teekenis van deze revolutie en eindigt aldus:
Men moet zich niet ontveinzen, dat wanneer de r
volutie er in slaagt de dynastie omver te'werpen, haar
hals halen, en dit zou ons voor het oogenblik zeer on
gelegen komen. D'Artagnan, verhaal ons eens, wat
er u hedennacht is gebeurd, daarna zullen wij u ver
halen, hoe onze nacht is afgeloopen."
„Inderdaad," zeide een ruiter, die een oogenblik
stilstond, terwijl hij langzaam een glas brandewijn op
slurpte, „inderdaad, gij waart in de loopgraven, hee-
ren gardes, en ik geloof, dat gij met de belegerden
van la Roebelle iets te doen hebt gehad."
D'Artagnan keek Athos aan om te weten, of hij
dien indringer, die zich in het gesprek mengde, moest
antwoorden.
„Wel," riep Athos, „verstaat gij den heer de Bu-
signy niet, die u de eer aandoet u toe te spreken?
Vertel wat er dezen nacht is voorgevallen, daar die
heeren verlangend zijn het te weten."
„Haben Sie kein Bollwerk genommen?" vroeg een
Zwitser, die uit een bierglas rum dronk.
„Ja, mijnheer," antwoordde d'Artagnan buigende,
„wij hebben die eer gehad, wij hebben zelfs, zooals ge
hebt kunnen hooren, onder een der hoeken een ton
buskruit gelegd, die, losbarstende, een fraaie bres
heeft gemaakt, zoodat het geheele bolwerk dat niet
van gisteren meer was, deerlijk is geschud geworden.
„En welk bolwerk is dat?" vroeg een dragonder,
die aan zijn sabel een gans had gestoken, welke hij
had meegebracht om te braden.
„Het bolwerk St. Germain," antwoordde d'Artag
nan, „van waaruit de belegerden onze werklieden ver
ontrusten."
„En is het er heet (Toegegaan?"
„Wel zeker, wij hebben vijf en de belegerden acht
of tien man verloren."
„Palsambleu!" riep de Zwitser, die, ondanks de be
wonderenswaardige verzameling van vloeken, welke de
Duitsehe taal bezit, echter de gewoonte had aangeno
men in het Fransch te vloeken.
„Maar waarschijnlijk zullen zij hedenochtend
schansgravers afzenden om het bolwerk weder in goe
den staat te brengen."
„.Ta, dat is waarschijnlijk," zei d'Artagnan.
„Mijne heeren," zeide Athos, „ik stel u een wedden-
nog een buitengewoon moeielijke en gevaarlijke taak
wacht. jong-China meent te werk te moeten gaan
als Jong-Turkije, d. w. z., door op de militaire mach
ten te steunen. In onze dogen is een revolutie slechts
mogelijk, indien het leger zich voor den opstand ver
klaart en gemeene zaak maakt met de nieuwe man-
Het verlaten der gelederen van de regeerings-
troepen, bewijst, dat het leger daar flink bewerkt' is
en dat de rebellen in het oppercommando goede» gees
ten hadden.
Het valt evenwel te vreezen, dat later, wanneer het
nieuwe stelsel gevestigd is, het leger niet langër de
eerste rol wil spelen, gelijk dit in Turkije het geval
was, en dat het, onder voorwendsel van de volle onaf
hankelijkheid van het Hemelsohe Rijk te verzekeren,
het de nieuwe regeering zal noodzaken tegen den be-
staanden toestand in het Verre Oosten, welke bijzon
dere voordeelen aan zekere groote vreemde, invloeden
biedt, te reageeren. Eindelijk vraagt men zich af,
of de groote massa's, thans in den opstand gesleept
door intellectueelen met Westersche begrippen, een
voldoende politieke rijpheid hebben gekregen, om zich
zelf de moreele discipline op te leggen, welke de mo
derne organisatie van een groote natie natuurlijk ver-
elscht.
De ontwaking van het Chineesche volk bergt dus
iets vreeselijk onbekends voor de komende geschiede
nis in, zich en sinds een eenuw is er wellicht geen re
volutie geweest, welke voor de toekomst der beschaaf
de wereld van een dergelijke beteekenis was.
schap voor." r.
„Welke?" vroeg de ruiter.
„Wacht," zeide de dragonder, die zijn sabel als een
spit op de twee haardijzers legde, tusschen welke het
vuur brandde, „ik wed mee. Ellendige kastelein, geel
mij dadelijk een braadpan, teneinde er geen droppel
vet van dat achtenswaardige gevogelte verloren ga.
„Er hat recht, Gansefett ist ganz gut mit Confitu
ren."
„Welnu?" laat hooren de weddenschap. Wij luiste
ren, mijnheer Athos."
„Ja, zeg ons de weddenschap, zeide de kavalerist.
„Luister, mijnheer de Busignyik wedi met u, zeide
Athos, „dat mijne drie vrienden, de heeren Porthos,
Aramis, d'Artagnan en ik, in het bolwerk Saint Ger-
vais zullen óntbijten en er één uur in blijven, op klok
slag af, wat de vijand ook moge doen om ons er uit
te drijven."
Porthos en Aramis keken elkander, aan, zij begon
non te begrijpen.
„Maar," fluisterde d'Artagnan Athos in het oor,
„gij zult ons zonder genade doen om hals brengen!
„Wel, heeren," zeide Porthos, zich achterover op
zijn stoel werpende en zijn knevel opstrijkende, „ik
ineen, dat dit een fraaie weddenschap is
„Ik neem ze dan ook aan," zeide de heer Busigny.
„Wij moeten nu slechts weten waarom wij wedden.
„Gij zijt met u vieren, mijne heeren!" zei Athos,
„wij ook, een nader te bepalen diner voor acht perso
nen, wat denkt gij daarvan?"
„Kostelijk!" hernam de Busigny.
„Best," zeide de dragonder.
„Das geht," zeide de Zwitser.
De vierde, die gedurende dat gansche gesprek geen
woord had gesproken, knikte met het hoofd, ten tee
ken dat hij met het voorstel genoegen nam.
„Het ontbijt der heeren is gereed," kwam de kaste
lein berichten.
„Welnu, breng het dan," zeide Athos. De herbet
gier gehoorzaamde. Athos iriep Grimaud, toonde hem
een groote mand, die in f;en hoek stond en gat hein
een teeken de gebrachte v'jeeschspijzen in een servet te
OPENBARE LEESZAAL EN BOEKERIJ.
In de nieuwe openbare leeszaal te Utrecht een
prachtig gebouw met vele ruime zalen is Zaterdag
een gedenksteen geplaatst, bedoeld als herinnering
aan de mannen, die tot de stichting van het gebouw
hebben bijgedragen.
In een openingswoord schetste de voorzitter, mr. A.
de Graaf, die er aan herinnerde, hoe de leeszaal inder
tijd werd opgericht en thans uit de sombere Loefberg-
makerstraat is geplaatst uaar den voet van den Dom,
waar niemand zal kunnen passeeren, zonder te vragen,
wat in dat schoon© gebouw met z'n slanke toren is
gehuisvest.
Spreker dankte de verschillende personen voor hun
geduchte medewerking, schetste nog eens het doel der
vereeniging en kwam krachtig tegen de bewering op,
dat de uithuizigheid der menschen wordt bevorderd.
Het is niet waar, willen we daarop antwoorden, wo
bevorderen de uithuizigheid geenszins integendeel,
wij bevorderen met onze leeszaal de inhuizigheid.
Niet iedereen in een groote stad' heeft een huis; hoe
veel menschen zijn er niet, die niet anders hebben dan
een klein slaapkamertje, en daarom 's avonds maar op
straat loopen, of verzeilen in een kroeg! Menschen
zonder huis, ongehuwd, zonder familiekring, zonder
haard, die hen roept! Zwervers in ^rer opzicht, men
schen die dolen, niet wetende waar te gaan! Voor die
massa's omdwalende menschen wil de Leeszaal een
tehuis zijn. En zeg't men nu van ons, dat wij de uit
huizigheid doen toenemen? Met die gedachte, de
zorg voor de menschen zonder huis, is heel in den
wikkelen. Grimaud, begrijpende dat men in het gras
wilde ontbijten, nam de mand aan zijn arm.
„Maar waar gaat gij ontbijten?" vroeg de kastelein.
„Wat raakt u dat, als gij betaald wordt?
Eu hij wierp trotsch twee pistolen op tafel.
„Moet ik u teruggeven, officier?" vroeg de kaste-
lein.
„Neen, voeg er slechts twee flesscheii Champagne-
wijn bij, het overschot is voor de bediening.
De kastelein maakte een minder goede zaak dan hij
aanvankelijk meende; maar hij stelde zich schadeloos,
door den vier gasten twee flesschen Anjou-wijn in
plaats van Champagne in de hand te stoppen.
„Mijnheer de Busigny!" zeide Athos, „wilt gij wel
zoo goed zijn uvV horloge naar het mijne te regelen, of
mij veroorloven het mijne naar het uwe te zetten
„Met pleizier, mijnheer," zeide de ruiter, uit zijn
zak een zeer fraai, met diamanten omzet horloge ha
lende: „half acht", zeide hij.
„Vijf minuten over half acht, wij weten nu, dat ik
vijf minuten vóór ben, mijnheer!"
En de verbaasde omstanders groetende, sloegen de
vier jongelieden den weg naar het bolwerk Sa4nl Ger
vais in, door Grimaud gevolgd, die de mand droeg,
niet wetend/ werwaarts men ging; maar aan lijdelijke
gehoorzaamheid gewoon, dacht hij er niet eens aan
er naar te vragen.
Zoo lang zij zich nog binnen de grenzen van het le
gerkamp bevonden, wisselden de vrienden met elkan
der geen enkel woord; te meer daar zij gevolgd wei
den door de nieuwsgierigen, die van de weddenschap
kennis droegen en wilden weten, hoe zij er zich zou
den uitredden; maar eenmaal de grenslijn over en
zich in de vrije lucht bevindende, meende d'Artagnan,
die volstrekt niet wist waarvan er sprake was, dat het
nu tijd was een nadere verklaring te vragen.
„En nu, mijn waarde Athos, „doe mij nu eens da
vriendschap mij te zeggen, werwaarts wij gaan?'
„Gij ziet het", zeide Athos, „wij gaan naar het bol
werk."
„Maar wat gaan wij er doen?"
„Gij weet het immers, wij gaan er ontbijten.
(Wordt vervolgd-).