DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Mi PmÉiiikt te lii
Mo. 25!.
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
WOENSDAG
25 OCTOBER.
op Maandag 6 November 1911.
op Woensdag 8 November 1911.
Een „slachtoffer van het geluk".
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Oproeping onderzoek verlofgangers.
verlofgangers der Landweer
OpJMaftndüg 6 November^191!
Op Dinsd&g 7 November 1911
ALKMAARSCHE COURANT
dRlAVi
BURGEMMESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR roepen bij deze op, de
binnen deze gemeente in het register vermeld in art.
26 der Landweerwet ingeschreven, om zich op de tijd
stippen ais hieronder is aangegeven te laten vinden in
een der lakeien, van de, „Nieuwe Doelen", aan de Doe
lenstraat alhier, om aldaar door of van wege den land
weerdistrictscommandant te worden onderzocht, g e-
kleed in uniform en voorzien van de wapenen,
het ledergoed en de kleeding- en uitrustingstukken
hun bij hun vertrek met verlof medegegeven of hun
later uitgereikt, benevens zakboekje en verlofpas.
Het onderzoek zal plaats hebben als volgt:
des voormiddags ten 0 ure, de verlofgangers der land
weerlichting- 1905, alsmede zij van vroegere lichtingen,
die nog aan het onderzoek moeten deelnemen:
des voormiddags te 10% ure de verlofgangers der
landweerlichting 1906;
des namiddags ten 12% ure de verlofgangers der
landweerlichting 1907;
des namiddags ten 1% ure de verlofgangers dei-
la ndweerlichting 1908;
des namiddags ten 2% ure de verlofgangers der
landweerlichting 1909,
allen behooren.de tot de infanterie, vesting-artillerie,
genietroepen, pontonniers, hospitaalsoldaten en ad
mi nis tra tietroepen.
des voormiddags ten 9 ure, de verlofgangers der land
weerlichting 1910, behoorende tot de Infanterie, Ves
tingartillerie, Genietroepen, Pontonniers, Hospitaal
soldaten en Administratietroepen;
des voormiddags ten 10% ure, de verlofgangers der
landweerlichting 1911, behoorende tot de Infanterie
en de Hospitaalsoldaten;
des namiddags ten 1% ure, de verlofgangers der
iandweerlichting 1911, behoorende tot c!e Vesting-Ar
tillerie, Genietroepen, Pontonniers en Administratie
troepen.
Bij deze gelegenheid zullen nieuwe bleeding's tukken
worden aangepast en uitgereikt.
Aan liet onderzoek zullen moeten deelnemen alle
verlofgangers vaii de Landweer, onverschillig tot wel
ke lichting zij behooren, MET UITZONDERING
ECHTER van de verlofgangers, die van de bevoegde
autoriteit vr ij stelling hebben gekregen van d-
verplichting om het onderzoek bij te wonen. Dienst
plichtigen bij de Landweer, die blijkens Koninklijke
beslissing in art. 19 van dat besluit bedoeld, van den
werkelijken dienst zijn ontheven, zijn gedurende den
tijd, dien zij in het genot zijn van de ontheffing,
niet aan het onderzoek onderworpen. Zoomede be
hoeft, volgens art. 18 van meergemeld besluit, door
dienstplichtigen geen gevolg te worden gegeven aan
eene te hunnen aanzien gedane oproeping tot het bij
wonen van het onderzoek, zoolang niet is beslist op
hunne aanvrage tot het verkrijgen van de in art. 14
van dat besluit bedoelde ontheffing. Ook behoeven
i n t_ij d van vrede het onderzoek niet bij te wo
nen de categorieën van dienstplichtigen bedoeld in
hét tweede lid van artikel 15 der Landweerwet en
aangeduid bij art. 1 van het Landweerbesluit II, welk
besluit bij Koninklijk besluit d.d. 22 Maart 1911
(Staatsblad No. 97) werd aangevuld en gewijzigd.
De. verlofgangers worden daarbij herinnerd aan de
navolgende bepalingen der landweerwet.
Art. 31. De verlofganger van de landweer verschijnt
bij het onderzoek gekleed in uniform- en voorzien van
de wapenen,, het ledergoed en de kleeding- en uitrus
tingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medege
geven of hem later uitgereikt, van zijn zakboekje en
•van zijn verlofpas.
Zijn hem reglementen of dienstvoorschriften uitge
reikt, dan verschijnt hij ook daarvan voorzien bij liet
onderzoek.
Hij is verplicht-om, in de gevallen en naar de voor
schriften door Onzen Minister van Oorlog- vastgesteld
dc voorwerpen in dit a-rtikel bedoeld in ontvangst te
nemen, dan wel deze hetzij in hun geheel, hetzij voor
een aangewezen deel in te leveren.
Art. 32. Behoudens het. bepaalde in art. 21 kan een
arrest van twee tot zes dagen, te ondergaan in de
naastgelegen provoost of het naastbij zijnde huis van
bewaring, door den districtscommandant worden opge
legd aan den verlofganger:
Ta. die zonder geldige reden niet bij het onderzoek
verschijnt;
b. clie, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige
reden niet voorzien is van de in het vorige arti
kei vermelde voorwerpen;
e. wiens wapenen, ledergoed, kleeding- of ui true
tingstuk'ken, reglementen of dienstvoorschriften
bij het onderzoek niet in voldoenden staat wor
den bevonden;
d. die wapenen, ledergoed, kleeding- of uitrusting
stukken, reglementen of dienstvoorschriften, aan
een ander behoorende, als de zijne vertoont;
Ia. die zonder geldige reden de in het vorige artikel
genoemde voorwerpen niet ontvangst neemt,
of deze niet inlevert, hetzij in hun geheel, hetzij
voor het aangewezen deel,' in de gevallen en
naar de voorschriften in het laatste lid van dat
artikel bedoeld;
b. wiens wapenen, ledergoed, kleeding- of uitrus
tingstukken, reglementen of dienstvoorschriften
na inlevering niet in voldoenden staat worden
bevonden
c. die wapenen, ledergoed, kleeding- of uitrusting
stukken, reglementen of dienstvoorschriften,
aan een ander toebehoorende, als de zijne inle
vert.
Art. 33. Is de verlofganger, wien krachtens het vo
rig artikel, arrest is opgelegd, bij het onderzoek tegen
woordig, clan kan hij dadelijk onder verzekerd geleide
in arrest worden gebracht.
De verlofganger die zich niet onderwerpt aan eene
straf, hem opgelegd door d.e krachtens deze of eenige
,-tndere wet daartoe bevoegde militaire autoriteit,
wordt op schriftelijke aanvrage van den districtscom
mandant, te richten ftan den Burgemeester der woon
plaats van den verlofganger, aangehouden en onder
verzekerd geleide naar de naastbij gelegen provoost of
liet naastbij zijnde huis van bewaring overgebracht.
Art. 34. Onverminderd de straf, in art. 32 vermeld,
is de onder I van dat artikel bedoelde verlofganger
verplicht, "op den daartoe door den districtscomman
dant te bepalen tijd en plaats, en op de in art. 31
voorgeschreven wijze te verschijnen om te worden on
derzocht.
Van tijd en plaats geschiedt door Burgemeester en
Wethouders van de gemeente, waar de verlofganger is
ingeschreven in het register in art. 26 bedoeld, ten
minste 10 dagen te voren, openbare kennisgeving.
Art. 35. De verlofganger, die zich hij herhaling
schuldig maakt aan het feit onder ld. van art. 32 be
doeld, of niet verschijnt om overeenkomstig art. 34 te
worden onderzocht, of, voor dat onderzoek verschenen
zijnde, in het geval verkeert onder lb. en c. van art.
32 vermeld, wordt, in werkelijken dienst geroepen en
daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden.
Hierbij geldt de tweede volzin van art. 28.
Art. 35bis. Onverminderd de, straf in art. 32 ver
meld, is de onder Ila. en c. van dat artikel bedoelde
verlofganger gehouden op de voorgeschreven wijze
aan de verplichting tot het in ontvangst nemen, dan
wel tot het inleveren, hetzij in hun geheel, hetzij voor
het aangewezen deel van de in art. 31 genoemde voor
werpen te voldoen zulks op den tijd en de plaats
door den districtscommandant te bepalen.
Art. 35ter. De verlofganger die zich bij herhaling
schuldig maakt aan bet feit onder lie. van art. 32 be
doeld, of niet overeenkomstig art. 35bis alsnog vol
doet aan de in het laatste lid van art. 31 onder meer
omschreven verplichting tot inleveren, of, dienover
eenkomstig deze verplichting vervullende, in liet geval
verkeert ondgr lib. van art. 32- vermeld, wordt in wer
kelijken dienst geroepen en daarin ten hoogste drie
maanden gehouden.
Hierbij geldt de tweede volzin van art. 28.
Art. 36. De oproeping van den verlofganger van
de Landweer tot opkomst onder de wapenen of in wer
kelijken dienst geschiedt op de wijze en naar de voor
schriften door Onzen Minister van Oorlog vastgesteld.
De verlofganger van de Landweer, die niet voldoet
aan eene oproeping onder de wapenen voor den werke
lijken dienst, wordt als deserteur behandeld, nadat tot
zijne afvoering als deserteur door Onzen Minister van
Oorlog de last is verstrekt.
Art. 21. liet Crimineel Wetboek en het reglement
van krijgstucht voor het krijgsvolk te lande zijn op
het personeel van de Landweer, dat zich onder de wa
penen bevindt, van toepassing, en met opzicht tot de
verschillende- gevallen van desertie, op het geheele
Landweerpersoneel.
Dat personeel wordt geacht onder de wapenen te
zijn:
lo. zoo lang het zich in werkelijken dienst bij eene
afdeeling van de Landweer of bij een der korpsen
van het leger bevindt;
2o. gedurende den tijd, dien het in art. 29 bedoeld
onderzoek duurt;
3o. in het algemeen, wanneer het in uniform is ge
kleed.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 20 October 1911.
Naar het Engelsch.
Kort geleden bevatte het „Berliner Tageblatt' een
aardige schets over Alexandre Dumas' geluk, dat de
herinnering aan een Engelschen „lotgenoot", lord Ed
ward Sydenham, wakker roept. Dit „slachtoffer van
het geluk", zooals de lord zich noemt, is zelfs voor En
geland een hoogst zonderlinge verschijning; maar toch
vindt zij eenige verklaring in de levenswijze van som
mige personen en standen. In het algemeen is name
lijk de Engelschman een werkzaam en practiseh
mensch, wien zijn comfort boven alles gaat; doch
daarbij kan hij ook iets anders dan de Duitscher. Zijne
gezondheid is den Engelschman meer dan iets lief en
gewichtig.
Het geluk „vervolgde" onzen lord van zijne eerste
jeugd af, want zelfs van iedere gevaarlijke kinderzielc
te bleef hij verschoond. AL jongeling won hij zonder
eenige inspanning de eerste prijzen op het college te
Eton. Reeds vroeg, nauwelijks meerderjarig geworden,
kwam hij in het bezit van millioenen. Alle onderne- j
mingen gelukten hem; op zijne goederen had nooit een j
hagelslag plaats; zijne schepen kenterden noch strand- j
den ooit. Zijn succes bij de vrouwen en zijn geluk bij j
het spel waren spreekwoordelijk geworden. Dit voort- j
durend geluk was echter zijn ramp. Altijd zonneschijn, j
dat is' onverdragelijk. De 'lord wilde ook eens de scha-
duwzijde van het menschelijk leven leeren kennenhij
wenschte eens ongelukkig te zijn. Hij beproefde het
te worden, terwijl hij al zijn have en goed in gewaagde
ondernemingen op het spel zette. Maar de meest ge
waagde speeulatiën veranderden, zoodra lord Syden
ham eraan deelnam, in ware goudmijnen. De lord
vond het onuitstaanbaar.
„Ieder mensch heeft vreugde en leed, en juist het
leed doet de vreugde dubbel gevoelen," zeide hij„mij
alleen schijnt het ongeluk van eeuwig geluk ten deel
te vallen."
De lord begaf zich op verre reizen, om verstrooiing-
te zoeken; hij drong de binnenlanden van Afrika bin
nen hij ondernam een Noordpooltocht, hij besteeg den
Chimborasso, jaagde op Bengaalsche tijgers en op Nijl
paarden zonder dat hem ooit de geringste ongesteld
heid overkwam of het meest onbeduidende ongeval.
Diep ongelukkig keerde hij naar Londen terug en de
verveling, het spelen, maakte zich van hem meester.
Hij besloot een einde aan zijn leven te maken.
Hij nam een van zijn beste revolvers, laadde, zette
het wapen tegen de rechterslaap en drukte af.
Het schot ketste: de patroon was blind geweest. De J
lord ging aan het venster staan en zag peinzend naar
buiten; daar zag hij een ouden bekende met treurig
gezicht aankomen. Verheugd keerde hij zich om, uit
roepend: „Wat duivel! De vroolijke Harry Braddon
schijnt ongelukkig te zijnHij moet mij zeggen, hoe
hij dat heeft aangelegd!
Weldra zaten dc beide vrienden bij een flesch ouden
wijn tezamen en de lord vernam, dat ILarry Braddon
door het huwelijk zijn vroegeren humor had verloren. 1
„Het huwelijk is 't grootste ongeluk in het mensche
lijk leven!" besloot Braddon zijn verhaal.
„GoedDan ga ik trouwenantwoordde de lord.
„Spot niet!"
„SpottenIk zweer je, de eerste vrouw, die mij van-
daag ontmoet, zij moge mooi of leelijk, dom of geestig,
arm of rijk zijn, die wordt mijne vrouw!"
Harry vond voor een oogenblik zijn gullen lach weer,
zoozeer beviel hem de scherts van zijn vriend. Deze
nam echter zwijgend zijn hoed en ging de kamer uit.
Toen hij op straat kwam, reed juist een open rijtuig
voorbij, waarin eene gesluierde dame zat.
„Ik houd mijn woord! Die wordt mijn vrouw! Die
moet mij ongelukkig maken!" riep de lord zijn vriend
toe, die hem hoofdschuddend gevolgd was, sprong in j
een huurrijtuig en beval den koetsier, het tweespan te
volgen. I
Na geruimen tijd hield de equipage bij een der
schoonste villa's van het Weatend op, en de lord zag
bij het uitstappen nog juist een hooge, slanke vrou
wenfiguur in de huisdeur verdwijnen.
Hij ging naar den portier en vroeg dezen, wie die
dame was.
„De nicht van den generaal," antwoordde de man
verbaasd.
„Is de generaal thuis?"
„Om u te dienen."
„Geef den generaal dan mijn kaartje en zeg hem,
dat ik hem gaarne zou spreken.
De portier gehoorzaamde en de generaal was bereid
den lord te ontvangen, dien hij vroeger reeds meerma
len had ontmoet.
En weer had de lord groot geluk.
De kinderlooze, rijke generaal nam het aanzoek van
Sydenham om de hand zijner nicht, die hij als zijn
eigen kind liad laten opvoeden, zeer gunstig op en
Mary werd na korten tijd zóó' verliefd op den lord, dat
zij zich plechtig voornam al hare krachten aan het ge
luk van haren echtgeuoot te zullen wijden. In de eerste
maanden van zijn echt gevoelde Sydenham zich ook
zeer gelukkig, de beminnelijkheid en toewijding van
een zoo schoone en onschuldige vrouw als Mary was,
verrukte hem. Daarna kwam echter het spelen weer
boven. Ilij begon zijne vrouw te kwellen, hij sleepte
haar de wereld met zich rond, maar mevrouw Syden
ham had een onuitputtelijk geduld. Zij verdroeg alles
met zachtheid, en Wanneer hij verlangde, dat zij een
dolzinnigen zeiltocht of een gevaarlijke' gletscherpartij
met hem zou maken, dan gehoorzaamde zij blindelings.
Dat was te veel voor den lord. Zijn spelen bereikte
den hoogsten graad, en toen hij op zekeren dag aan
den oever van de Niagara stond, sprong hij plotseling-
in den vloed. De stroom voerde de schijnbaar levenloo-
ze gestalte met zich. Doch het geluk werd niet moede;
hij kwam weer tot bewustzijn en lag, toen hij ontwaak
te, gered en zeer opgefrischt op het droge.
„Ellendig geluk!" bromde hij, begaf zich naar het
nabijzijnd bosch en overlegde wat hem nu te doen
stond. Daar zijne vrouw hem, gelijk een ieder, voor
dood moest houden, besloot hij, een nieuw leven onder
een anderen naam te beginnen, een leven van ontbe
ring en van arbeid; dat- zou hem toch ongeluk aan
brengen.
Met den eersten houthakker, dien hij ontmoette,
wisselde hij van kleederen, om vervolgens als houthak
ker te gaan leven. Maar het geluk bleef hem nabij.
De zware arbeid deed zijn lichaam goed; de schoonste
boomen vielen onder zijn bijl; de grootste vlotten, die
de San-Lór,engo afvoeren, waren de zijne, en in zes
maanden had hij zich een bescheiden kapitaaltje ver
worven.
„Het is toch te gek!" lachte hij, „maar ik zal het
geld wel weer kwijt worden!"
Toen de winter was aangebroken, begaf hij zich naar
NL\v-York, speelde op do Beurs on vortionvoudigdo i stelde.
weldra zijn kapitaal. Hij speculeerde voort, hij wildo
zijn geld verliezen, hij kocht voor zijn gansehe vermo
gen aandeelen in eene halfgeruïneerde spoorwegmaat
schappij. Nauwelijks was hij in het bezit van de slech
te papieren, of er traden gunstige omstandigheden
voor de onderneming in; de aandeelen stegen snel en
ongehoord; de lord won een reusachtige som. Nog eens
waagde hij eene gevaarlijke speculatie; hetzelfde her
haalde zich.
„Het lukt niet! Keeren wij naar Londen terug. Ver
moedelijk zullen mijne erfgenamen mij verdriet en er
gernis berokkenen."
Zoo gezegd, zoo gedaan; de lord keerde naar Europa
terug.
Te Londen aangekomen, nam hij onder een valschen
naam zijn intrek in een hotel en ging toen information
inwinnen. Hij hoorde niets ten nadeele van zijne
vrouw of van zijne bloedverwanten. Ontmoedigd en
vermoeid ging hij een voornaam restaurant binnen.
Naast zijne tafel zaten verschillende jongelui, in een
vroolijk groepje bijeen.
„Erken nu, kapitein," zei een van de heeren, „dat
gij bij lady Sydenham, de rijke en verduiveld moois
weduwe zeer in de gunst staat."
De kapitein antwoordde met ernstig gelaat:
„Ik verzoek u, spreek niet op dien toon over eene
dame, die ik zeer hoog schat. Zij is eene van d#
meest achtenswaardige vrouwen in Londen."
„Zeker, zekerantwoordde de ander, „ik bedoelda
ook niets nadeeligs. Lady Sydenham heeft tot dusver
haar rouw kranig- gedragen en ik zie er niets kwaads
in, wanneer zij na een vol jaar de hulde van een fat
soenlijk man wil aanvaarden."
De kapitein werd zichtbaar verlegen en bracht haas
tig het gesprek óp iets anders. Tien minuten latei-
verliet hij zijne vrienden.
Lord Sydenham had, zoodra de naam van zijne gade
werd genoemd, ieder woord beluisterd, en plotseling
maakte zich een nooit gekende gewaarwording van
hem meester.
„Zou dat smart, zou dat ongeluk zijn?" vroeg 'hij
zich af, terwijl hij opstond om den kapitein te volgen.
Deze liep de richting van het paleis Sydenham uit.
Daar gekomen, betrad de kapitein het huis dooi' eena
achterdeur.
Geen twijfel, de jongelui hadden gelijk; de kapitein
was Mary's gunsteling. Als aan den grond genageld,
stond de lord daar, gedrukt door den last van eene
vreeselijke jaloezie. Hij gevoelde eindelijk al de pij
nen, waarnaar hij had gesmacht. Het ongeluk had
hem eindelijk gevonden.
Hij wilde, hij moest den lijdenskelk tot op den bodem
ledigen. Hij sprong over den tuinmuur. Een reusach
tige boom, die zijne takken tot bij het huis uitstrekte,
bood hem 'eene geschikte observatie-post.
Hij beklom den boom, en schrijlings op een zwaren
tak zittend, kon hij in de kamer zien, waar zijne vrouw
zat. Hij ontwaarde hoe de deur openging en de jonge
kapitein binnenkwam. Hij zag hoe zijne vrouw opge
wonden opvloog en haren arm hartelijk om den hals
des kapiteins legde.
Door woede en smart overweldigd, sloot de lord een
oogenblik de oogen; toen echter kwam de toorn boven;
hij vloog plotseling de kamer binnen.
Daar stond hij vóór de op heeterdaad betrapten.
„Eduard!?" riep de lady uit, en zonk toen haren man
bewusteloos in de armen.
Getroffen door den toon, waarop zij zijnen naam
had geroepen, legde de lord haar zacht en behoedzaam
op een rustbank neer.
Maar de kapitein stak hem zichtbaar verheugd de
hand toe:
„Lord Eduard!? Inderdaad? Veroorloof mij, dat ik
u de hand druk en mij u als uw zwager voorstel. Het
geheim, dat mijne geboorte omgeeft, zal ik u later wel
onthullen."
Op dit oogenblik kwam Mary weer tot zich zelve, en
in hare oogen schitterde het reinste geluk. Den. lord
was 't, als viel hem een centenaarslast van het hart.
Hij. trok zijne vrouw naar zich] toe en zeide: „Nog al
tijd wil het geluk mij niet loslaten, maar thans, nu ik
ondervonden heb wat smart en ongeluk beteekenen,
nu zegen ik het geluk, dat mij uit jouw oogen tegen-
straalt."
De lord wijdde zich aan geregelden arbeid, terwijl hij
zich ook het beheer zijner goederen en het welzijn van
zijne werklieden ten doel stelde.
In dit streven en in de liefde van zijn vrouw vond
hij tevredenheid en gezondheid.
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK
TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 24 October 1911.
VERDUISTERING.
De eerste beklaagde hedenmorgen was Klaas van S.,
werkman te Opmeer, wien verduistering ten laste ge
legd was. Hij had n.l. geld, dat hij ontving voor Tijd
geest-loten niet afgedragen aan de N. V. de Tijdgeest
maar ten eigen bate aangewend. In 1910 was hij als
agent van genoemde maatschappij aangesteld, in wel
ke betrekking hij het geld moest ineasseeren, dat voor
de premie-obligaties verschuldigd was. Op een keer
dat. beklaagde weer moest afrekenen, kon hij niet het
geld geven, waarop de maatschappij recht had. 't. Ge
volg- was dat beklaagde in April ontslagen werd. Vol
gens beklaagde, had hij het geld, dat ontbrak uitge
leend aan iemand, dien hij te Scliagen ontmoette en
dien hij niet kende.
De President hechtte niet veel geloof aan dit ver
telseltje.
Pieter Nieuwland, landman te Anna-Pauiowna, ver
klaarde van beklaagde in het, najaar van 1910 een pre
mie-obligatie van 11 van de Tijdgeest te hebben ge
kocht. Getuige zou 1 in de maand afbetalen, welk
bedrag hij telkens (tot. April) aan beklaagde ter hand