DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 254
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
Z'ATERDAO
28 0CT0BER.
Brieven uit Marokko.
De drie Musketier®*
BilfÊN LAND.
ALKMAARSCHE COURANT.
MECHERIA.
De oogst is binnen in Marokkode vijgeboomen
hebben voor de tweede maal hun vruchten afgeven.
Er waren er van 't jaar te weinig, zoodat van andere
plaatsen moest worden aangevoerd. De Marokkanen
maakten dan ook zaakjes met hun vijgen. Op de
markt betaalde men vier Fransehe stuivers (tien cent)
voor de zes stuks eu dan was dat nog maar de afval.
De goeden worden gedroogd en aan een koordje gere
gen bewaard voor den winter. De vijg, de blauwe en
de witte, is een heerlijke vrucht, wanneer zij góed rijp
is, wee u ^venwel wanneer zij nog niet volkomen rijp
gegeten wordt. Den volgenden dag branden uwe lip
pen en tong als vuur, dat komt van de melk, die zich
bevindt bij den steel in de vrucht. De Marokkanen
gebruiken deze melk om hun boter te maken, ze men
gen oenige druppels door hun koeien- of geitenmelk,
waardoor deze melk zich sneller laat bereiden.
Na de vijg is het de dadel, die hier veel wordt ver
handeld. Er groeien er zoo ontzaggelijk veel, dat de
meesten er geen raad mede weten, ja ze zelfs gebrui
ken als bouwmateriaal, door ze te vermengen in de
„specie" waarmede ze hun „kasbahs" bouwen. Zoo
van den boom zijn de dadels niet smakelijk, ze behoe
ven heel wat werk alvorens ze als vijge-dadels in den
handel komen. Dat werk verstaan de Marokkanen
liiet, daardoor hebben de dadels hier zoo weinig waar
de en ze worden op de markt voor een prikje verkocht.
Dan komt de sinaasappel, die veel groeit aan de
hoorden der Moulouia-rivier, maar ze zijn hier nog
duurder dan in Holland. Ze moeten al zeer goedkoop
zijn, wil men hier geen sou (halve stuiver) voor het
stuk betalen, terwijl ik ze in Nederland vele malen
heb hooren schreeuwen „acht om een dubbeltje!" De
Marokkanen geven ze nu eenmaal niet minder!
Ook groeien hier veel abrikozen, perziken, appelen
en peren, doch alles in 't klein, en de eigenaars pluk
ken de vruchten reeds vóór ze rijp zijn, uit angst voor
hun huurlieden. Op 't land groeit in 't voorjaar de
haver of ook wel rogge, in 't najaar de maïs, die nu
ook reeds binnen is. Voor de vrouwen komt dan de
meeste arbeid aan, n.l. het malen van het graan en 't
sorteeren der winterprovisie, tevens het vervaardigen
van kleeden van alfa (gedroogd gras) voor den winter
en het herstellen van hun tenten.
Al die werkzaamheden worden overgelaten#aan de
vrouwen, niet één man, die ooit een hand uitsteekt
om zijn vrouwtje een handje te helpen. Kan hij het
er met een niet af, dan neemt hij er nog een tweede
of derde bij, niets gemakkelijker dan dat. Even goed
als in Holland) een boer niet genoeg heeft aan één
knecht en zijn financiën laten 't toe, dan neemt hij 'n
tweeden. Steeds zulke liefhebbers genoeg, zoo ook
hier; trouwlustigen genoeg, al staat een vrouw bij een
Marokkaan gelijk met zijn hond. Dikwijls merkte ik
op hoe hardvochtig manlief kan zijn. Zoo zag ik
laatst een paar eehtgenooten ter markt komen, „mon
sieur" op een ezel, terwijl „madame", gebukt onder
een zwaren last van koopwaren, gewapend met een
stok, den ezel ook nog moest aandrijven. Komen ze
op de markt, dan kan de vrouw uren lang in de bran
dende zon gaan zitten met haar koopwaren, net zoo
lang tot er een kooper komt of totdat de markt is
afgeloopen. In dien tusschentijd ligt haar man in
een „café maure" op een mat uit de zon en drinkt zijn
koffie.
Doch bij dat alles is hij zoo jaloersch, dat het ge
ringste verdachte hem in woede doet ontsteken. Dan
ranselt hij onbarmhartig op de schuldige of onschul
dige, die men ver in den omtrek kan hooren gillen en
schreeuwen. Niemand zou het wagen partij te kiezen
voor haar, dat zou een inbreuk zijn tegen de zeden des
volks, en eveneens tegen den „Koran", hunnen bijbel.
De meesten hunner hebben dien wel is waar nooit ge
zien, maar ze kunnen, door de hulp van hunnen Kaid
of hun priester, eenige zinnen van den „Koran" op
dreunen. Ze bidden om datgene wat ze noodig heb
ben, ziedaar hun geloof. Een vader onderhoudt het
geloof voor zijn geheele gezin, de anderen behoeven
zich daarmede niet te bemoeien, voor hen is er altijd
genoeg- te schaften.
„De raad eener vrouw deugt niet", zegt de „Koran"
C j ntas
ALEXANDRE DUMAS,
132) o—
En de vier vrienden, door Grimaud bijgestaan, be
gonnen met de loopen hunner geweren tegen een ont-
zaglijk groot brok van den muur te duwen, die zich
boog alsof hij door den wind bewogen werd, en van
deszelfs voetstuk losrakende, met een vreeselijk geraas
in de gracht viel; daarop hoorde men een hard ge
schreeuw, een stofwolk rees ten hemel en alles was
gedaan.
„Zouden wij hen van den eersten tot den laatsten
verplet hebben?" vroeg Athos.
„Op mijn woord", zeide d'Artagnan, ,het schijnt
wel zoo."
„Neen zeide Porthos, „zie, daar vluchten er twee
of drie, geheel verminkt."
En waarlijk, een viertal dier rampzalig-en, met bloed
en slijk bedekt, vlood langs den hollen weg stadwaarts,
dat was alles wat van de kleine bende overbleef.
Athos zag op'zijn horloge.
„Mijne heeren," zeide hij, „het is nu een uur, dat
wij hier zijn en de weddenschap is gewonnen; maar
wij moeten toonen wat spelers wij zijn en daarenboven
heeft d'Artagnan ons nog zijn denkbeeld mede te dee-
len."
En met zijn gewone koelbloedigheid zette zich de
musketier voor het overschot van 't ontbijt1 neder.
„Gij wilt mijn plan kennen?" zeide d'Artagnan tot
zijn drie vrienden, toen, na de schermutseling, welke
voor die kleine Iïochelloisehe bende een zoo rampzalig
einde had genomen, zij aan het ontbijt hun plaatsen
hadden hernomen.
„Ja," hernam Athos, „gij zeidet een denkbeeld te
hebben."
„O ja, ik herinner mij," zeide d'Artagnan, „welnu,
ik ga voor de tweede ai aal naar Bugelaud, beaoek den
en de Mohammedaan heeft tot spreekwijze: „Wilt u
een goeden raad? vraagt aan uwe vrouw en doet
juist het tegenovergestelde hetgeen ze u aanraadt."
De kinderen groeien op met de koeien en schapen;
zoodra ze maar eenigszins loopen kunnen, worden ze
weggezonden met het vee, gaan des morgens van huis
en komen des avonds terug. Ze eten hun „koes-koes",
leggen zich te slapen en den volgenden morgen gaan
zc weer op stap.
De Marokkaan eet gewoonlijk slechts eenmaal per
dag, dat is des avonds, en da.n is het nog- eep pover
maal, gewoonlijk gemalen haver vermengd met boter
of vet.. Kan het lijden, dan gaat er wat suiker door,
ziedaar hun lievelingskost, „koes-koes" genaamd. Vor
ken of lepels kennen ze niet, ieder tast toe in den ge-
meenschappelijkeu grooten aarden schotel met zijn
vingers. Een ander gerecht is eveneens zoo klaar ge
maakt, doch de haver vermengd met stukjes meloen of
andere vruchten. Van brood bakken hebben ze nog
niet veel verstand, ze bakken gewoonlijk maar een
dikken pannekoe,k, „kesra" ^geheeten, eveneens toebe
reid uit gemalen maïs vermengd met haver of rogge.
Dat die dingen ons zwaar in de maag zouden zitten is
zeker.
Rooken doen de mannen zeer zelden. Wanneer een
gezelschap bijeen is en men wil beslist heel deftig
zijn, dan haalt de gastheer de pijp voor den dag, een
werkelijke pijp, want het mondstuk is dikker dan (ie
kop, waar nog geen vingerhoed tabak in gaat. Ze ge
bruiken niet dezelfde tabak als wij, doch zoogenaamde
„kif", Arabische tabnk, die zeer zwaar is. Ze veroor
zaakt duizeligheid en hoofdpijn, enfin, die tabak is de
geijkte lekkernij. De gastheer stopt de pijp, steekt
haar aan, doet eenige halen en geeft haar aan zijn
buurman. Ook deze rookt en geeft hem weer verder.
Wanneer de pijp dan weer bij de gastheer terugkomt,
klopt hij haar uit eu is het rooken afgeloopen.
Zoo'n afkeer als de meesten hebben van wijn of ab
sinth, zulke liefhebbers zijn ze van koffie en thee,
waarvan ze ontzaggelijke hoeveelheden kunnen verdra
gen. En zijn ze eenmaal aan het spel verslaafd, dan is
de man verloren. Hij verspeelt alles wat hij heeft,
eerst zijn vee, dan zijn tent, zijn kleeren, op 't laatst
zijn vrouwen en kinderen, kortom alles wat maar
waarde heeft. Heeft hij alles' verloren, dan komt hij
zijn beklag indienen bij 't Fransche gouvernement dat
ze hem alles hebben afgestolen. Bemoeit het Eranscho
gezag er zich dan mede, dan heeft het kans dat het
door zoo'n speler de haat van een ganschen stam op
zijn nek haalt en daarvoor wordt den laatsten tijd
zorgvuldig gepast. Ook hierin was ondervinding een
dure leermeesteres.
Gemengd nieuws.
UIT DE EGMONDEN.
.Donderdagavond vergaderde de Vereeniging tot
Bevordering va,n het Vreemdelingenverkeer in het
hotel „Zeezicht".
De voorzitter riep de aanwezigen een welkom toe,
terwijl het, zooals hij zeide, een genoegen was zooveel
leden aanwezig te zien, ten einde te hooren, wat de
reclame-commissie met de dubbeltjes gedaan heeft.
In den verloopen zomer zijn er eenige klachten in
gekomen en dit gaf aanleiding voor eenige leden om
een onderhoud te hebben met den heer Jorissen.
Er werd besproken om o.a. een sneller verbinding
te krijgen met Amsterdam, een trein die om ongeveer
9 uur te Amsterdam kan zijn en 's middags tegen
etenstijd weder te Egmond. Ook de tarieven werden
besproken, alsmede over de plaatsing der tram voor
het station te Alkmaar. Een afwachtende houding
zal moeten worden aangenomen. i
Voorts heeft het' bestuur nog een onderhoud gehad
met het hoofd der „Reclame", den heer Stevens, wiens
meening het was dat in wat ruimer mate reclame ge
maakt moest worden.
Verder is er dit jaar van het Centraal-bureau uit
den Haag een aanvrage ingekomen, er werd o. a. ge
vraagd: een geheele jaargang der Badbode, de prijzen
der .baden, van het costuum, der strandstoelen, het
tarief voor zeilen, voor paard of ezel rijden, of er een
baddokter, een apotheek was, enz.
Na deze mededeelingen vroeg de heer Molhoek of
het misschien niet gewenscht zal zijn, om bijv. inzake
de Hollandsche Spoor met Bergen en Alkmaar samen
te werken.
De voorzitter meende dat dit voorloopig nu niet
noodig- is, omdat „Alcmaria" dit reeds deed en deze
vereeniging dus in dezen als middelpunt kan worden
beschouwd.
Aan d,e orde was nu de rekening der Reclame-Com
missie. De heer Eijma, voorzitter der commissie,
deelde de volgende cijfers mede:
Ontvangsten: aan giften 17.92, advertentiën
144.43, nog te vorderen 27.50.
Er zijn verspreid 40.000 vliegende blaadjes, hiervan
zijn de drukkosten 385, omslagen 43.50, verzen
ding en scUWjfloon 95.69, porto's pl. m. 180 a
190.
Licht reclame op den Dam 75, advertentiën in
enkele groote bladen 200, reclameplaat drukkosten
575, verzendkokers1 12.07, verspreiding 112.50,
algemeene kosten pl. m. 100, zoodat er nog ongeveer
119.12 is overgebleven.
De reclame-commissie dacht hiermede haar taak te
hebben volbracht en zou willen voorstellen haar te
ontslaan.
De voorzitter sprak zijn dank uit voor de uitsteken
de geslaagds werkzaamheden en zou willen voorstellen
die commissie niet te laten sterven, maar dadelijk op
nieuw te doen leven.
De heer Ros meende eerst in overleg te moeten tre
den met die heeren die er niet aanwezig zijn.
Hierna werd er een bespreking gehouden, waarin
bijna alle aanwezigen het woord hebben gevoerd. Ten
slotte werden de vijf leden gekozen na verschillende
vrije- en herstemmingen, zoodat nu weder zitting in
deze. commissie hebben de heeren Eijma, Bos, Noor
man v. d. Dussen, Brands en Pluimgraaff.
Wenken, die door den heer Steffens waren gegeven,
heeft liet bestuur in overweging genomen. Weder zal
een prospectus worden uitgegeven en in ruime mate
verspreid worden in Duitschland.
De voorzitter stelde voor de rondvraag uit te stel
len tot een volgende vergadering van wege het late
uur. De heer v. d. Dussen zou echter deze toch nog
gaarne gehouden zien.
De voorzitter verzocht dan zeer kort te willen zijn.
De heer v. d. Dussen verzocht of liet bestuur eens
pogingen in het werk zou willen stellen bij B. en W.
van Egmond-Binnen, ten einde op de kromming van
den weg van Egmond a. d. HoefEgmond aan Zee
een groot bord te verkrijgen, waarop de weg aangege
ven is.
De heer Molhoek gaf het bestuur in overweging het
heffen van uurtax in overleg met. B. en W. der ge
meente en ten tweede nog, of er hier geen sprake zou
bunnen zijn van den aanleg van een terrein voor het
golfspel, volgens opgedane ondervinding' der gasten,
was dit hier wel geschikt te maken.
De heer Bos gaf in overweging om samenwerking
te zoeken met Bergen.
De voorzitter zeide hierover eens ernstig te zullen
denken.
Niemand wenschte nu het woord meer, zoodat de
vergadering met een woord van dank werd gesloten.
hertog' van Buckingham en waarschuw hem voor den
aanslag tegen zijn leven."
„Gij zult dat niet doen d'Artagnan!" zei Athos koel.
„En waarom niet, heb ik het niet reeds gedaan
„Ja, maar destijds waren wij niet in oorlog, de her
tog van Buckingham was toen een bondgenoot en
geen vijand, wat gij wilt doen, zou als verraad worden
beschouwd."
D'Artagnan gevoelde de gegrondheid dier redenee
ring en zweeg.
„Maar," zeide Porthos, „ik geloof, dat ik ook een
denkbeeld heb."
„Stilte voor het denkbeeld van den heer Porthos!"
riep Aramis.
„Ik vraag verlof aan den heer de Tréville, onder
e?n of ander voorwendsel, dat gij wel zult vinden; ik
ben in het vinden van voorwendsels niet zeer handig.
Milady kent mij niet, ik nader haar zonder dat zij
voor mij de minste vrees koestert en wanneer ik haar
onder mijn bereik heb, draai ik haar den hals of."
„Ik bedenk óók iets," zei Aramis.
„Wat?" zeide Athos, die voor den jongen musketier
zeer veel achting koesterde.
„Men moet de koningin verwittigen."
„Inderdaad, dat is waar ook!" riepen eenparig
Porthos en d'Artagnan; „ik geloof dat wij bijna het
middel raken. De koningin verwittigen, en op welke
wijze? Staan wij in dé minste aanraking met het hof?
Kunnen wij iemand naar Parijs zenden zonder dat
men het in het legerkamp weet? Van hier naar Parijs
zijn honderdveertig mijlen; en onze brief zou nog niet
te Angers wezen of wij waren reeds in de gevangenis."
„Wat betreft aan Hare Majesteit met zekerheid een
brief te doen geworden", zeide Aramis, „hiermede zal
ik mij belasten; ik ken te Tours een zeer behendig
persoon."
Aramis zweeg, Athos ziende glimlachen.
„Wel, vindt gij dat middel niet doelmatig, Athos?"
vroeg d'Artagnan.
„Ik verwerp het niet geheel", zei Athos, „maar ik
wilde alleen aan Aramis doen opmerken, dat hij bet,
legerkamp niet kan verlaten en elW ander dan wij
UIT OUDE-NIEDORP.
Woensdag vergaderde de Raad dezer gemeente. Te
genwoordig' waren alle leden.
De voorzitter, de heer A. Wonder Pz„ burgemees
ter, deelde mede, dat op 28 Sept. j.l. de boeken en de
kas van den gemeente-ontvanger zijii onderzocht en
in orde bevonden met een bedrag aan kasgeld van
2274.60, en dat de verordeningen regelende de jaar
wedden der onderwijzers en de vergoeding voor het
geven van het herhalings-onderwijs goedgekeurd zijn
terug ontvangen.
Ingekomen was o.a. een schrijven van Gedeputeerde
Staten dezer provincie d.d. 18 Oct. 1911, waarin ken
nis werd gegeven, dat de raad van Schagen in zijne
vergadering van 11 dezer heeft besloten de kaasmarkt
aldaar te schorsen vanaf 15 November a.s. tot 17
April 1912. Verzocht werd indien tegen die schorsing
bezwaar bestond, daarvan voor 1 November a.s. ken-
niet zeker is, dat twee uren, nadat onze bode zal zijn
vertrokken, al de gerechtsdienaars, al de spionnen
van den kardinaal uw brief van buiten zullen kennen
en met u en uw behendigen vriend in hechtenis zal
nemen."
„Zonder daarbij te rekenen", zei Porthos, „dat de
koningin wel den hertog van Buckingham, maar vol
strekt ons niet zal redden."
„Mijne heeren", zeide d'Artargnan, „de tegenwer
ping van Porthos is zeer juist."
„Maar luistert eens: wat g'ebeurt er in de stad?"
vroeg Athos.
„Men sloot alarm."
De vier vrienden luisterden en het tromgeroffel be
reikte werkelijk hun oor.
„Gij wilt toch niet een heel regiment weerstand
bieden?" vroeg Porthos.
„Waarom niet?" zeide de musketier; „ik ben aan
den gang en ik zou lnij tegeu een geheel leger verzet
ten, indien wij slechts de voorzorg hadden genomen
een dozijn flesschen meer mede te nemen."
„Op mijn woord, de trom nadert", zeide d'Artagnan.
„Laat lien naderen", zeide Athos, „een kwartier zijn
wij hier van de stad verwijderd en bijgevolg ligt de
stad een kwartier van hier; wij hebben dus genoeg
zaam tijd om ons plan te beramen; eenmaal van hier
vertrokken, zullen wij nooit gunstiger plek vinden. Eb
zie, daar komt juist net rechte denkbeeld in mij op."
„Spreek dan."
„Veroorloof mij alvorens eenige onvermijdelijke be
velen aan Grimaud te geven."
Athos wenkte zijn knecht te naderen.
„Grimaud!" zeide hij, op de dooden wijzende, die in
het bolwerk lagen, „gij zult die heeren opnemen en te
gen den muur zetten, met de hoeden op het hoofd en
het geweer in de hand."
„O, groote man!" riep d'Artagnan, „nu begrijp ik
u
„Gij begrijpt?" vroeg Porthos.
„Eu gij, Grimaud, hebt gij mij verstaan?" vroeg
Athos.
Grimaud knikt» j».
nis te geveö-aan Gedeputeerde Staten.
Besloten werd in verband met een schrijven van de
gezondheids-commissie te Hoorn, waarin de ongunsti
ge uitkomsten van het broodonderzoek werd) medege
deeld, (dit schrijven staat in verband met een daarop
te maken verordening), vooralsnog daarop geen ver
ordening te maken.
De begrooting van de Protestantsche armvoogdij
werd goedgekeurd met een ontvang en uitgaaf van
2251.40.
De heer P. Aginant, die als lid' der armvoogdij te
gen 1 Januari moest aftreden, werd met algemeen»
stemmen herkozen.
Van de Brandwaarborg-maatschappij te Oudkarspel
'was een circulaire ingekomen, waarin kennis werd
gegeven dat de panden gedekt met riet, in een hoogo-
re klasse zullen worden gebracht. Voor kennisgeving
aangenomen.
Het salaris van Antjè van Leeuwen, echtgenoot»
van Klaas Machtel, voer het schoonmaken enz. der
school, werd bepaald op 85, alzoo 15 verhooging.
In verband hiermede werd het) salaris voor het
schoonhouden der schoollokalen te Oude-Niedorp be
paald, op 60, dit was 52 per jaar.
Hierna werd de algemeene politie-verordening, op
art. 34 na, wat betreft het openen en sluiten der
Leijerbrug', wat eenigszins werd gewijzigd, onveran
derd vastgesteld.
Do heer Vlaming, opzichter van de bouw- en wo
ning-verordening', werd als zoodanig weer benoemd
voor 1912.
Het suppletoir kohier hondenbelasting voor dil>
jaar werd vastgesteld tot een bedrag van 3.75.
De gemeente-begroeting dezer gemeente, dienst
1912, werd vastgesteld op een ontvang en uitgaaf van
11473.33, met een post van onvoorziene uitgaven
groot 125.36V2-
Verder werd o.a. nog besloten: Het besluit d.d. 23
Januari 1911 te wijzigen In dien zin, dat gevraagd zal
worden het nominaal bedrag 1300 van het groot
boek der N. W. schuld af te schrijven; aan de banne
Oude-Niedorp machtiging te verleenen, om het per-
ceel bouwland Sectie B no. 119 groot 0.86.10 H.A.
staande op naam dezer gemeente, doch eigendom van
de banne voornoemd, op naam dier banne te laten
overschrijven.
KOOLZAAD EN KARWIJ.
Onze landbouwkundige medewerker schrijft:
Koolzaad groeit in 't algemeen in die streken, waar
het verbouw Van wintergranen met eenige zekerheid
gelukt, Toch is het minder wintervast dan bijv. onze
rogge. Zoo zal koolzaad in winters zonder sneeuw en
vooral op natte gronden veel gevaar loopen van dood-
vi'iezen of verrotten. Hoewel koolzaad een gewas is
voor vruchtbare kalkhoudende klei- en zavelgronden,
kan het ook met succes verbouwd worden op vruchtba
re niet te droge zandgronden. De tijd van zaaien valt
nog al vroeg, daar de plant zich goed moet ontwikke
len wil ze de slechte maanden trotseeren. Koolzaad
stelt hooge eisohen aan de vruchtbaarheid van den
grond. Vooral veel stikstof en kalk, alsmede een rui
me hoeveelheid phosphorzuur en kali is voor dit ge
was noodig.
Stalmest is de meest gebruikelijke meststof. Tegen
woordig wordt echter ook veel superphosphaat voor
't zaaien en chili in 't voorjaar genomen. Daar 't ge
was geen of weinig last heeft van legeren, is aan stik
stof rijken mest beslist aan te raden. Ons koolzaad be
hoort tot de kruisbloemige familie, een plantengroep,
die bijzonder veel last heeft van schadelijke dieren.
Engerlingen, emelten, aardrupsen, ritnaalden, slakken,
aardvlooien en nog meer ongedierte bedreigen de kool-
zaadplant, Hoe sterker plant, hoe grooter weerstands
vermogen. Geef daarom een weinig van de chili in
't najaar, opdat de plant zich krachtig kan ontwikke
len.
Karwij is veel sterker dan koolzaad en is dan ook
vrijgQed tegen winterkou bestand. Ook deze plant
houdt van bijzonder vruchtbaren grond. Niet alleen
op klei, maar ook op zware zandgronden, die in goeden
cultuurstaat verkeeren geeft karwij een goed beschot.
Nu de wintermaanden voor de deur staan, moet dez»
„Dan is het wel", zeide Athos. „Keeren we tot mijn
denkbeeld terug."
„Ik wilde toch wel eerst begrijpen", zeide Porthos.
„Dat is niet noodig."
„Neen, eerst het denkbeeld van Athos!" riepen ge
lijktijdig d'Artagnan en Aramis uit.
„Die milady, die vrouw, dat schepsel, die duivelin,
heeft, zooals gij mij hebt gezegd, d'Artagnan, een
schoonbroeder, nietwaar?"
„Ja, dezen ken ik zeer goed eii ik geloof zelfs, dat
hij zijn schoonzuster ook niet zeer genegen is."
„Dat kan geen kwaad", zeide Athos, „en al ver
foeide hij haar, dat zou er niet te slechter om zijn."
„In dat geval zijn wij naar wensch gediend."
„Maai-", hernam Porthos, „ik wilde toch wel eens
weten, wat Grimaud uitvoert."
„Stil, Porthos", zeide Aramis.
„Hoe heet die schoonbroeder?"
„Lord de Winter."
„Waar is hij thans?"
„Op het eerste oorlogsgerucht is hij naar Londen
teruggekeerd."
„Welnu", zeide Athos, „dat is juist de man, die
ons lijkt. Hij is het dien wij moeten waarschuwen.
Wij laten hem weten, dat zijn schoonzuster op het
punt is iemand te vermoorden en wij verzoeken hem
haar niet uit het oog te verliezen. Er zal te Londen
wel een inrichting zijn, zooals die der Madelonnettes
en der boetvaardige zusters, daarin laat hij zijns
schoonzuster plakken en wij zijn gerust."
„Ja, zoo lang tot zij er weer uitkomt", zeide d'Ar
tagnan.
„Op mijn woord", hernam Athos, „gij vergt te veel
van mij, d'Artagnan. Ik heb u gegeven wat ik had,
en ik verzeker u, dat het alles is wat. mij overblijft."
„Hot komt mij voor dat zulks 'het beste is", zeide
Aramis.
„Wij zullen tegelijkertijd de koningin en lord de
Winter verwittigen."
„Ja, maar door wien zullen wij den brief naar
Tours en naar Londen doen bezorgen?"
„Ik sta voor Bazijn in", zei Aramis,
IWoedk v#4'v«l||sJ.)