DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No. 254 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 Z'ATERDAO 28 0CT0BER. Brieven uit Marokko. De drie Musketier®* BilfÊN LAND. ALKMAARSCHE COURANT. MECHERIA. De oogst is binnen in Marokkode vijgeboomen hebben voor de tweede maal hun vruchten afgeven. Er waren er van 't jaar te weinig, zoodat van andere plaatsen moest worden aangevoerd. De Marokkanen maakten dan ook zaakjes met hun vijgen. Op de markt betaalde men vier Fransehe stuivers (tien cent) voor de zes stuks eu dan was dat nog maar de afval. De goeden worden gedroogd en aan een koordje gere gen bewaard voor den winter. De vijg, de blauwe en de witte, is een heerlijke vrucht, wanneer zij góed rijp is, wee u ^venwel wanneer zij nog niet volkomen rijp gegeten wordt. Den volgenden dag branden uwe lip pen en tong als vuur, dat komt van de melk, die zich bevindt bij den steel in de vrucht. De Marokkanen gebruiken deze melk om hun boter te maken, ze men gen oenige druppels door hun koeien- of geitenmelk, waardoor deze melk zich sneller laat bereiden. Na de vijg is het de dadel, die hier veel wordt ver handeld. Er groeien er zoo ontzaggelijk veel, dat de meesten er geen raad mede weten, ja ze zelfs gebrui ken als bouwmateriaal, door ze te vermengen in de „specie" waarmede ze hun „kasbahs" bouwen. Zoo van den boom zijn de dadels niet smakelijk, ze behoe ven heel wat werk alvorens ze als vijge-dadels in den handel komen. Dat werk verstaan de Marokkanen liiet, daardoor hebben de dadels hier zoo weinig waar de en ze worden op de markt voor een prikje verkocht. Dan komt de sinaasappel, die veel groeit aan de hoorden der Moulouia-rivier, maar ze zijn hier nog duurder dan in Holland. Ze moeten al zeer goedkoop zijn, wil men hier geen sou (halve stuiver) voor het stuk betalen, terwijl ik ze in Nederland vele malen heb hooren schreeuwen „acht om een dubbeltje!" De Marokkanen geven ze nu eenmaal niet minder! Ook groeien hier veel abrikozen, perziken, appelen en peren, doch alles in 't klein, en de eigenaars pluk ken de vruchten reeds vóór ze rijp zijn, uit angst voor hun huurlieden. Op 't land groeit in 't voorjaar de haver of ook wel rogge, in 't najaar de maïs, die nu ook reeds binnen is. Voor de vrouwen komt dan de meeste arbeid aan, n.l. het malen van het graan en 't sorteeren der winterprovisie, tevens het vervaardigen van kleeden van alfa (gedroogd gras) voor den winter en het herstellen van hun tenten. Al die werkzaamheden worden overgelaten#aan de vrouwen, niet één man, die ooit een hand uitsteekt om zijn vrouwtje een handje te helpen. Kan hij het er met een niet af, dan neemt hij er nog een tweede of derde bij, niets gemakkelijker dan dat. Even goed als in Holland) een boer niet genoeg heeft aan één knecht en zijn financiën laten 't toe, dan neemt hij 'n tweeden. Steeds zulke liefhebbers genoeg, zoo ook hier; trouwlustigen genoeg, al staat een vrouw bij een Marokkaan gelijk met zijn hond. Dikwijls merkte ik op hoe hardvochtig manlief kan zijn. Zoo zag ik laatst een paar eehtgenooten ter markt komen, „mon sieur" op een ezel, terwijl „madame", gebukt onder een zwaren last van koopwaren, gewapend met een stok, den ezel ook nog moest aandrijven. Komen ze op de markt, dan kan de vrouw uren lang in de bran dende zon gaan zitten met haar koopwaren, net zoo lang tot er een kooper komt of totdat de markt is afgeloopen. In dien tusschentijd ligt haar man in een „café maure" op een mat uit de zon en drinkt zijn koffie. Doch bij dat alles is hij zoo jaloersch, dat het ge ringste verdachte hem in woede doet ontsteken. Dan ranselt hij onbarmhartig op de schuldige of onschul dige, die men ver in den omtrek kan hooren gillen en schreeuwen. Niemand zou het wagen partij te kiezen voor haar, dat zou een inbreuk zijn tegen de zeden des volks, en eveneens tegen den „Koran", hunnen bijbel. De meesten hunner hebben dien wel is waar nooit ge zien, maar ze kunnen, door de hulp van hunnen Kaid of hun priester, eenige zinnen van den „Koran" op dreunen. Ze bidden om datgene wat ze noodig heb ben, ziedaar hun geloof. Een vader onderhoudt het geloof voor zijn geheele gezin, de anderen behoeven zich daarmede niet te bemoeien, voor hen is er altijd genoeg- te schaften. „De raad eener vrouw deugt niet", zegt de „Koran" C j ntas ALEXANDRE DUMAS, 132) o— En de vier vrienden, door Grimaud bijgestaan, be gonnen met de loopen hunner geweren tegen een ont- zaglijk groot brok van den muur te duwen, die zich boog alsof hij door den wind bewogen werd, en van deszelfs voetstuk losrakende, met een vreeselijk geraas in de gracht viel; daarop hoorde men een hard ge schreeuw, een stofwolk rees ten hemel en alles was gedaan. „Zouden wij hen van den eersten tot den laatsten verplet hebben?" vroeg Athos. „Op mijn woord", zeide d'Artagnan, ,het schijnt wel zoo." „Neen zeide Porthos, „zie, daar vluchten er twee of drie, geheel verminkt." En waarlijk, een viertal dier rampzalig-en, met bloed en slijk bedekt, vlood langs den hollen weg stadwaarts, dat was alles wat van de kleine bende overbleef. Athos zag op'zijn horloge. „Mijne heeren," zeide hij, „het is nu een uur, dat wij hier zijn en de weddenschap is gewonnen; maar wij moeten toonen wat spelers wij zijn en daarenboven heeft d'Artagnan ons nog zijn denkbeeld mede te dee- len." En met zijn gewone koelbloedigheid zette zich de musketier voor het overschot van 't ontbijt1 neder. „Gij wilt mijn plan kennen?" zeide d'Artagnan tot zijn drie vrienden, toen, na de schermutseling, welke voor die kleine Iïochelloisehe bende een zoo rampzalig einde had genomen, zij aan het ontbijt hun plaatsen hadden hernomen. „Ja," hernam Athos, „gij zeidet een denkbeeld te hebben." „O ja, ik herinner mij," zeide d'Artagnan, „welnu, ik ga voor de tweede ai aal naar Bugelaud, beaoek den en de Mohammedaan heeft tot spreekwijze: „Wilt u een goeden raad? vraagt aan uwe vrouw en doet juist het tegenovergestelde hetgeen ze u aanraadt." De kinderen groeien op met de koeien en schapen; zoodra ze maar eenigszins loopen kunnen, worden ze weggezonden met het vee, gaan des morgens van huis en komen des avonds terug. Ze eten hun „koes-koes", leggen zich te slapen en den volgenden morgen gaan zc weer op stap. De Marokkaan eet gewoonlijk slechts eenmaal per dag, dat is des avonds, en da.n is het nog- eep pover maal, gewoonlijk gemalen haver vermengd met boter of vet.. Kan het lijden, dan gaat er wat suiker door, ziedaar hun lievelingskost, „koes-koes" genaamd. Vor ken of lepels kennen ze niet, ieder tast toe in den ge- meenschappelijkeu grooten aarden schotel met zijn vingers. Een ander gerecht is eveneens zoo klaar ge maakt, doch de haver vermengd met stukjes meloen of andere vruchten. Van brood bakken hebben ze nog niet veel verstand, ze bakken gewoonlijk maar een dikken pannekoe,k, „kesra" ^geheeten, eveneens toebe reid uit gemalen maïs vermengd met haver of rogge. Dat die dingen ons zwaar in de maag zouden zitten is zeker. Rooken doen de mannen zeer zelden. Wanneer een gezelschap bijeen is en men wil beslist heel deftig zijn, dan haalt de gastheer de pijp voor den dag, een werkelijke pijp, want het mondstuk is dikker dan (ie kop, waar nog geen vingerhoed tabak in gaat. Ze ge bruiken niet dezelfde tabak als wij, doch zoogenaamde „kif", Arabische tabnk, die zeer zwaar is. Ze veroor zaakt duizeligheid en hoofdpijn, enfin, die tabak is de geijkte lekkernij. De gastheer stopt de pijp, steekt haar aan, doet eenige halen en geeft haar aan zijn buurman. Ook deze rookt en geeft hem weer verder. Wanneer de pijp dan weer bij de gastheer terugkomt, klopt hij haar uit eu is het rooken afgeloopen. Zoo'n afkeer als de meesten hebben van wijn of ab sinth, zulke liefhebbers zijn ze van koffie en thee, waarvan ze ontzaggelijke hoeveelheden kunnen verdra gen. En zijn ze eenmaal aan het spel verslaafd, dan is de man verloren. Hij verspeelt alles wat hij heeft, eerst zijn vee, dan zijn tent, zijn kleeren, op 't laatst zijn vrouwen en kinderen, kortom alles wat maar waarde heeft. Heeft hij alles' verloren, dan komt hij zijn beklag indienen bij 't Fransche gouvernement dat ze hem alles hebben afgestolen. Bemoeit het Eranscho gezag er zich dan mede, dan heeft het kans dat het door zoo'n speler de haat van een ganschen stam op zijn nek haalt en daarvoor wordt den laatsten tijd zorgvuldig gepast. Ook hierin was ondervinding een dure leermeesteres. Gemengd nieuws. UIT DE EGMONDEN. .Donderdagavond vergaderde de Vereeniging tot Bevordering va,n het Vreemdelingenverkeer in het hotel „Zeezicht". De voorzitter riep de aanwezigen een welkom toe, terwijl het, zooals hij zeide, een genoegen was zooveel leden aanwezig te zien, ten einde te hooren, wat de reclame-commissie met de dubbeltjes gedaan heeft. In den verloopen zomer zijn er eenige klachten in gekomen en dit gaf aanleiding voor eenige leden om een onderhoud te hebben met den heer Jorissen. Er werd besproken om o.a. een sneller verbinding te krijgen met Amsterdam, een trein die om ongeveer 9 uur te Amsterdam kan zijn en 's middags tegen etenstijd weder te Egmond. Ook de tarieven werden besproken, alsmede over de plaatsing der tram voor het station te Alkmaar. Een afwachtende houding zal moeten worden aangenomen. i Voorts heeft het' bestuur nog een onderhoud gehad met het hoofd der „Reclame", den heer Stevens, wiens meening het was dat in wat ruimer mate reclame ge maakt moest worden. Verder is er dit jaar van het Centraal-bureau uit den Haag een aanvrage ingekomen, er werd o. a. ge vraagd: een geheele jaargang der Badbode, de prijzen der .baden, van het costuum, der strandstoelen, het tarief voor zeilen, voor paard of ezel rijden, of er een baddokter, een apotheek was, enz. Na deze mededeelingen vroeg de heer Molhoek of het misschien niet gewenscht zal zijn, om bijv. inzake de Hollandsche Spoor met Bergen en Alkmaar samen te werken. De voorzitter meende dat dit voorloopig nu niet noodig- is, omdat „Alcmaria" dit reeds deed en deze vereeniging dus in dezen als middelpunt kan worden beschouwd. Aan d,e orde was nu de rekening der Reclame-Com missie. De heer Eijma, voorzitter der commissie, deelde de volgende cijfers mede: Ontvangsten: aan giften 17.92, advertentiën 144.43, nog te vorderen 27.50. Er zijn verspreid 40.000 vliegende blaadjes, hiervan zijn de drukkosten 385, omslagen 43.50, verzen ding en scUWjfloon 95.69, porto's pl. m. 180 a 190. Licht reclame op den Dam 75, advertentiën in enkele groote bladen 200, reclameplaat drukkosten 575, verzendkokers1 12.07, verspreiding 112.50, algemeene kosten pl. m. 100, zoodat er nog ongeveer 119.12 is overgebleven. De reclame-commissie dacht hiermede haar taak te hebben volbracht en zou willen voorstellen haar te ontslaan. De voorzitter sprak zijn dank uit voor de uitsteken de geslaagds werkzaamheden en zou willen voorstellen die commissie niet te laten sterven, maar dadelijk op nieuw te doen leven. De heer Ros meende eerst in overleg te moeten tre den met die heeren die er niet aanwezig zijn. Hierna werd er een bespreking gehouden, waarin bijna alle aanwezigen het woord hebben gevoerd. Ten slotte werden de vijf leden gekozen na verschillende vrije- en herstemmingen, zoodat nu weder zitting in deze. commissie hebben de heeren Eijma, Bos, Noor man v. d. Dussen, Brands en Pluimgraaff. Wenken, die door den heer Steffens waren gegeven, heeft liet bestuur in overweging genomen. Weder zal een prospectus worden uitgegeven en in ruime mate verspreid worden in Duitschland. De voorzitter stelde voor de rondvraag uit te stel len tot een volgende vergadering van wege het late uur. De heer v. d. Dussen zou echter deze toch nog gaarne gehouden zien. De voorzitter verzocht dan zeer kort te willen zijn. De heer v. d. Dussen verzocht of liet bestuur eens pogingen in het werk zou willen stellen bij B. en W. van Egmond-Binnen, ten einde op de kromming van den weg van Egmond a. d. HoefEgmond aan Zee een groot bord te verkrijgen, waarop de weg aangege ven is. De heer Molhoek gaf het bestuur in overweging het heffen van uurtax in overleg met. B. en W. der ge meente en ten tweede nog, of er hier geen sprake zou bunnen zijn van den aanleg van een terrein voor het golfspel, volgens opgedane ondervinding' der gasten, was dit hier wel geschikt te maken. De heer Bos gaf in overweging om samenwerking te zoeken met Bergen. De voorzitter zeide hierover eens ernstig te zullen denken. Niemand wenschte nu het woord meer, zoodat de vergadering met een woord van dank werd gesloten. hertog' van Buckingham en waarschuw hem voor den aanslag tegen zijn leven." „Gij zult dat niet doen d'Artagnan!" zei Athos koel. „En waarom niet, heb ik het niet reeds gedaan „Ja, maar destijds waren wij niet in oorlog, de her tog van Buckingham was toen een bondgenoot en geen vijand, wat gij wilt doen, zou als verraad worden beschouwd." D'Artagnan gevoelde de gegrondheid dier redenee ring en zweeg. „Maar," zeide Porthos, „ik geloof, dat ik ook een denkbeeld heb." „Stilte voor het denkbeeld van den heer Porthos!" riep Aramis. „Ik vraag verlof aan den heer de Tréville, onder e?n of ander voorwendsel, dat gij wel zult vinden; ik ben in het vinden van voorwendsels niet zeer handig. Milady kent mij niet, ik nader haar zonder dat zij voor mij de minste vrees koestert en wanneer ik haar onder mijn bereik heb, draai ik haar den hals of." „Ik bedenk óók iets," zei Aramis. „Wat?" zeide Athos, die voor den jongen musketier zeer veel achting koesterde. „Men moet de koningin verwittigen." „Inderdaad, dat is waar ook!" riepen eenparig Porthos en d'Artagnan; „ik geloof dat wij bijna het middel raken. De koningin verwittigen, en op welke wijze? Staan wij in dé minste aanraking met het hof? Kunnen wij iemand naar Parijs zenden zonder dat men het in het legerkamp weet? Van hier naar Parijs zijn honderdveertig mijlen; en onze brief zou nog niet te Angers wezen of wij waren reeds in de gevangenis." „Wat betreft aan Hare Majesteit met zekerheid een brief te doen geworden", zeide Aramis, „hiermede zal ik mij belasten; ik ken te Tours een zeer behendig persoon." Aramis zweeg, Athos ziende glimlachen. „Wel, vindt gij dat middel niet doelmatig, Athos?" vroeg d'Artagnan. „Ik verwerp het niet geheel", zei Athos, „maar ik wilde alleen aan Aramis doen opmerken, dat hij bet, legerkamp niet kan verlaten en elW ander dan wij UIT OUDE-NIEDORP. Woensdag vergaderde de Raad dezer gemeente. Te genwoordig' waren alle leden. De voorzitter, de heer A. Wonder Pz„ burgemees ter, deelde mede, dat op 28 Sept. j.l. de boeken en de kas van den gemeente-ontvanger zijii onderzocht en in orde bevonden met een bedrag aan kasgeld van 2274.60, en dat de verordeningen regelende de jaar wedden der onderwijzers en de vergoeding voor het geven van het herhalings-onderwijs goedgekeurd zijn terug ontvangen. Ingekomen was o.a. een schrijven van Gedeputeerde Staten dezer provincie d.d. 18 Oct. 1911, waarin ken nis werd gegeven, dat de raad van Schagen in zijne vergadering van 11 dezer heeft besloten de kaasmarkt aldaar te schorsen vanaf 15 November a.s. tot 17 April 1912. Verzocht werd indien tegen die schorsing bezwaar bestond, daarvan voor 1 November a.s. ken- niet zeker is, dat twee uren, nadat onze bode zal zijn vertrokken, al de gerechtsdienaars, al de spionnen van den kardinaal uw brief van buiten zullen kennen en met u en uw behendigen vriend in hechtenis zal nemen." „Zonder daarbij te rekenen", zei Porthos, „dat de koningin wel den hertog van Buckingham, maar vol strekt ons niet zal redden." „Mijne heeren", zeide d'Artargnan, „de tegenwer ping van Porthos is zeer juist." „Maar luistert eens: wat g'ebeurt er in de stad?" vroeg Athos. „Men sloot alarm." De vier vrienden luisterden en het tromgeroffel be reikte werkelijk hun oor. „Gij wilt toch niet een heel regiment weerstand bieden?" vroeg Porthos. „Waarom niet?" zeide de musketier; „ik ben aan den gang en ik zou lnij tegeu een geheel leger verzet ten, indien wij slechts de voorzorg hadden genomen een dozijn flesschen meer mede te nemen." „Op mijn woord, de trom nadert", zeide d'Artagnan. „Laat lien naderen", zeide Athos, „een kwartier zijn wij hier van de stad verwijderd en bijgevolg ligt de stad een kwartier van hier; wij hebben dus genoeg zaam tijd om ons plan te beramen; eenmaal van hier vertrokken, zullen wij nooit gunstiger plek vinden. Eb zie, daar komt juist net rechte denkbeeld in mij op." „Spreek dan." „Veroorloof mij alvorens eenige onvermijdelijke be velen aan Grimaud te geven." Athos wenkte zijn knecht te naderen. „Grimaud!" zeide hij, op de dooden wijzende, die in het bolwerk lagen, „gij zult die heeren opnemen en te gen den muur zetten, met de hoeden op het hoofd en het geweer in de hand." „O, groote man!" riep d'Artagnan, „nu begrijp ik u „Gij begrijpt?" vroeg Porthos. „Eu gij, Grimaud, hebt gij mij verstaan?" vroeg Athos. Grimaud knikt» j». nis te geveö-aan Gedeputeerde Staten. Besloten werd in verband met een schrijven van de gezondheids-commissie te Hoorn, waarin de ongunsti ge uitkomsten van het broodonderzoek werd) medege deeld, (dit schrijven staat in verband met een daarop te maken verordening), vooralsnog daarop geen ver ordening te maken. De begrooting van de Protestantsche armvoogdij werd goedgekeurd met een ontvang en uitgaaf van 2251.40. De heer P. Aginant, die als lid' der armvoogdij te gen 1 Januari moest aftreden, werd met algemeen» stemmen herkozen. Van de Brandwaarborg-maatschappij te Oudkarspel 'was een circulaire ingekomen, waarin kennis werd gegeven dat de panden gedekt met riet, in een hoogo- re klasse zullen worden gebracht. Voor kennisgeving aangenomen. Het salaris van Antjè van Leeuwen, echtgenoot» van Klaas Machtel, voer het schoonmaken enz. der school, werd bepaald op 85, alzoo 15 verhooging. In verband hiermede werd het) salaris voor het schoonhouden der schoollokalen te Oude-Niedorp be paald, op 60, dit was 52 per jaar. Hierna werd de algemeene politie-verordening, op art. 34 na, wat betreft het openen en sluiten der Leijerbrug', wat eenigszins werd gewijzigd, onveran derd vastgesteld. Do heer Vlaming, opzichter van de bouw- en wo ning-verordening', werd als zoodanig weer benoemd voor 1912. Het suppletoir kohier hondenbelasting voor dil> jaar werd vastgesteld tot een bedrag van 3.75. De gemeente-begroeting dezer gemeente, dienst 1912, werd vastgesteld op een ontvang en uitgaaf van 11473.33, met een post van onvoorziene uitgaven groot 125.36V2- Verder werd o.a. nog besloten: Het besluit d.d. 23 Januari 1911 te wijzigen In dien zin, dat gevraagd zal worden het nominaal bedrag 1300 van het groot boek der N. W. schuld af te schrijven; aan de banne Oude-Niedorp machtiging te verleenen, om het per- ceel bouwland Sectie B no. 119 groot 0.86.10 H.A. staande op naam dezer gemeente, doch eigendom van de banne voornoemd, op naam dier banne te laten overschrijven. KOOLZAAD EN KARWIJ. Onze landbouwkundige medewerker schrijft: Koolzaad groeit in 't algemeen in die streken, waar het verbouw Van wintergranen met eenige zekerheid gelukt, Toch is het minder wintervast dan bijv. onze rogge. Zoo zal koolzaad in winters zonder sneeuw en vooral op natte gronden veel gevaar loopen van dood- vi'iezen of verrotten. Hoewel koolzaad een gewas is voor vruchtbare kalkhoudende klei- en zavelgronden, kan het ook met succes verbouwd worden op vruchtba re niet te droge zandgronden. De tijd van zaaien valt nog al vroeg, daar de plant zich goed moet ontwikke len wil ze de slechte maanden trotseeren. Koolzaad stelt hooge eisohen aan de vruchtbaarheid van den grond. Vooral veel stikstof en kalk, alsmede een rui me hoeveelheid phosphorzuur en kali is voor dit ge was noodig. Stalmest is de meest gebruikelijke meststof. Tegen woordig wordt echter ook veel superphosphaat voor 't zaaien en chili in 't voorjaar genomen. Daar 't ge was geen of weinig last heeft van legeren, is aan stik stof rijken mest beslist aan te raden. Ons koolzaad be hoort tot de kruisbloemige familie, een plantengroep, die bijzonder veel last heeft van schadelijke dieren. Engerlingen, emelten, aardrupsen, ritnaalden, slakken, aardvlooien en nog meer ongedierte bedreigen de kool- zaadplant, Hoe sterker plant, hoe grooter weerstands vermogen. Geef daarom een weinig van de chili in 't najaar, opdat de plant zich krachtig kan ontwikke len. Karwij is veel sterker dan koolzaad en is dan ook vrijgQed tegen winterkou bestand. Ook deze plant houdt van bijzonder vruchtbaren grond. Niet alleen op klei, maar ook op zware zandgronden, die in goeden cultuurstaat verkeeren geeft karwij een goed beschot. Nu de wintermaanden voor de deur staan, moet dez» „Dan is het wel", zeide Athos. „Keeren we tot mijn denkbeeld terug." „Ik wilde toch wel eerst begrijpen", zeide Porthos. „Dat is niet noodig." „Neen, eerst het denkbeeld van Athos!" riepen ge lijktijdig d'Artagnan en Aramis uit. „Die milady, die vrouw, dat schepsel, die duivelin, heeft, zooals gij mij hebt gezegd, d'Artagnan, een schoonbroeder, nietwaar?" „Ja, dezen ken ik zeer goed eii ik geloof zelfs, dat hij zijn schoonzuster ook niet zeer genegen is." „Dat kan geen kwaad", zeide Athos, „en al ver foeide hij haar, dat zou er niet te slechter om zijn." „In dat geval zijn wij naar wensch gediend." „Maai-", hernam Porthos, „ik wilde toch wel eens weten, wat Grimaud uitvoert." „Stil, Porthos", zeide Aramis. „Hoe heet die schoonbroeder?" „Lord de Winter." „Waar is hij thans?" „Op het eerste oorlogsgerucht is hij naar Londen teruggekeerd." „Welnu", zeide Athos, „dat is juist de man, die ons lijkt. Hij is het dien wij moeten waarschuwen. Wij laten hem weten, dat zijn schoonzuster op het punt is iemand te vermoorden en wij verzoeken hem haar niet uit het oog te verliezen. Er zal te Londen wel een inrichting zijn, zooals die der Madelonnettes en der boetvaardige zusters, daarin laat hij zijns schoonzuster plakken en wij zijn gerust." „Ja, zoo lang tot zij er weer uitkomt", zeide d'Ar tagnan. „Op mijn woord", hernam Athos, „gij vergt te veel van mij, d'Artagnan. Ik heb u gegeven wat ik had, en ik verzeker u, dat het alles is wat. mij overblijft." „Hot komt mij voor dat zulks 'het beste is", zeide Aramis. „Wij zullen tegelijkertijd de koningin en lord de Winter verwittigen." „Ja, maar door wien zullen wij den brief naar Tours en naar Londen doen bezorgen?" „Ik sta voor Bazijn in", zei Aramis, IWoedk v#4'v«l||sJ.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5