DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
BLOOKER'S
Mo. 259
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
V R I] D A G
3 NOVEMBE
DAALDERS
CACAO;
De el pie Mm&hmim&B*
INNEN LAND.
hen moge u namaak
OPDRINGEN,
HOUDT VAST AAN
GE WEET DAT DIE
UITSTEKEND IS.
PEUIIaLETOK
ALKMAAR, 3 November.
De Italiaansehe minister-president Giolitti ver
weert zich. Hij verklaart dat' de Italianen lang niet
zoo wreed! tegen de Arabieren optraden als de bladen
schrijven. Hoe weet de Italiaansehe minister-presi
dent Giolitti dat? Natuurlijk van menschen, hetzij
militairen of journalisten, die afhankelijk zijn van de
regeerrng.
In d'e officieele tegenspraak dan wordt allereerst
gewag gemaakt van hetgeen er na' den 23st-en October
is geschied, toen er, gelijk men weet, hevig' gevochten
werd Het werd „een eiseh van gebiedende noodzake
lijkheid om da oase van verraders) te zuiveren en die
genen te straffen, die bepaalde misdadige handelingen
hadden begaan."
De minister-president verzwijgt echter, dat het be
grip „verrader" wat al te ruim is genomen en dat het.
reeds als een „bepaalde misdadige handeling" werd
beschouwd, wanneer men zoo driest, was geweest als
Arabier op da wereld! te komen.
Zij, die, zoo gaat da officieele mededeeling' voort,
gedurende het gevecht of onmiddellijk daarna met de
wapenen in de hand werden aangetroffen, zijn dood
geschoten; zij, die na een regelmatig gerechtelijk on
derzoek schuldig' werden bevonden aan moord of mis
dadige handelingen van dien aard, kregen den kogel;
andere Arabieren, die in hechtenis varen genomen
omdat zij het verraad1 oogluikend! hadden toegelaten
of het bevel van dan gouverneur om alle wapenen af
te geven hadden overtreden, werden ten getale van
ongeveer 2200 naar Italiaansehe eilanden gebracht.
Gedurende de dagen, die volgden op den 23en, de
den zich eenige nieuwe, meer beperkte gevallen van
-oproer voor, die op dezelfde wijze zijn onderdrukt.
Daarom heeft zich geen stelselmatige slachting van
ongewapend volk, van vrouwen en kinderen voorge
daan. Het was geen onderdrukking zonder onder
scheid, in weerwil van het feit dat onze voorposten
eenige dagen achtereen in den rug waren gevallen.
Zooals ik reeds geseind helb, zijn de muren, tuinen,
aanplantingen e.n alles, wat in de oase ee:n schuil
plaats aan de opstandelingen kon aanbieden, neerge
haald, doch niet dan nadat alle niet-weerbare Arabie
ren, vrouwen en kinderen, uit de oase verwijderd en
naar Tripolis gebracht waren.
Ziehier dus de officieele waarheid, natuurlijk nog
aangevuld' met de verklaring, dat juist de Arabieren
zoo wreed zijn opgetreden, waardoor de minister-pre
sident overigens toegeeft, dat de troepen zware ver
liezen leden en dat in het g*evecht wel te verstaan,
dus niet in een muiterij bijv. van twee compagnieën
van 460 man Alpenjagers 300 gedood en 14 gewond
waren.
Stellen wij nu naast deze officieele verklaring de
mededeelingen van de correspondenten der buiten-
landsehe bladen, die zich zelf op het oorlogsterrein
bevinden en geen reden hebben om partijdig te zijn,
dan komt men tot dezelfde slotsom als de Londensehe
Star, die verklaart, dat het communiqué niet in staat
is de getuigenissen van zelfstandige onafhankelijke
mannen weg te redeneeren.
Men luistere bijv. nog eens naar den oorrespondent
van de Berl. Lok. Anz., die o.a. zegt:
Wat de Italianen met hun optreden tegen de Tur
ken voor onheil aanrichten is niet te zeggen. Wie met
de wapens in de hand! aangepakt wordt, mag natuur
lijk gedeporteerd worden. Maar een dagenlang woe
den tegen onschuldige menschenkinderen is niet te
rechtvaardigen. Overal in dei oases, draagt men dood
kisten, graaft men graven en trekken lijkstaties naar
de begraafplaatsen. Ik wil eenige gevallen van de
natste dagen opsommen en voeg hieraan toe, dat ik
voor de waarheid van ieder afzonderlijk insta.
Een Arabier 'haalt mei zijn kleinen os water om zijn
tuin te besproeien. De Italianen komen en jagen
ïem weg. Hij wil het dier uitspannen en meenemen,
wat hun te lang schijnt, te duren. Men steekt hem met
e bajonetten neer.
Drie blinden houden elkaar bij de hand vast. De
eerste tast langs den muur. Het zijn bedelaars.. Daar
komt een hoop Alpenjagers om den hoek. Eenige
oogenbliikken later hebben de ongel'ukkigen opgehou
den te leven. Tot 's avonds lagen1 hun lijken op den
hoek van de straat.
Drie kinderen vluchtten uit de oase naar het Heili
ge Graf Sidi el Masiri aan hét zuiden der stad. De
daar staande post opende een snelvuur op de kinde
en, van wie de oudste' hoogstens 8 jaar is. De kinde
en behoorden tot de familie van een fruithandelaar,
die zelf gedeporteerd werd en wiens paarden neerge
schoten werden.
Een slager werd midden onder zijn werk overvallen.
Hij was juist bezig een schaap te villen, toen een sol
daat hem met zijn eigen bijl de hersenpan insloeg.
Een man kwam van dé markt en werd gefouilleerd.
Hij had eenig geld in zijn hoofddoek, dat werd liem
afgenomen; hij zelf werd neergeschoten.
Te Sokra werd! een familie van ongeveer 20 perso
nen te zamen vermoord. Het was de welvarendste fa
milie van de heele oase..
In de straat rij dén twee vrouwen op kameel en. Haar
wordt door de Italianen bestel gegeven te blijven
staan. Zij verstaan het bevel niet, rijden verder en
worden neergeschoten.
Een andere vrouw wordt doodgestoken, omdat zij
haar sluier niet; van het gelaat wilde laten scheuren.
Een reizend prediker zit in het zand! bij Sokra en
vraagt aalmoezen aan de voorbijgangers1. Italianen
komen en, geven hem -aalbnoezen ini den vorm van
blauwe lóoonen, totdat hij neervalt.
Een 12-jarigen jongen zag ik van middag drinken
uit oen bron. Een schot knalde en met een schreeuw
stortte de jongen neer.
Ik zou deze litanie tot in het oneindige kunnen
verlengen. .Verleden Vrijdag schoot een overmoedige
soldaat twee kostbare honden neer. De Arabieren
houden van die beesten, evenals van mooie paarden.
Natuurlijk begon onmiddellijk een gevecht, waarbij
30 Italianen gedood' moeten zijn.
Hedennacht werd een geheel peleton Italianen, dat
in de oase was verdwaald, afgemaakt.
Thans begint het verraderlijke straat- en -burgerge-
veeht, dat bloediger en wreedér is dan de eerlijke
strijd. Toch verklaart hij, dat officieren, vooral de
hoogere, overal kalmeerend. optreden, de manschappen
beteugelen en jegensi de Europeanen de uiterste be
leefdheid' in acht némen.
Zij maken vaak weer goed, wat jonge officieren en
soldaten in al te grooten ijver of domheid bedelven.
Men ziet duidelijk hunne verlegenheid, wanneer
vreemden merken, dat de grootste helft der manschap
pen lezen noeli schrijven kan. En dit is inderdaad het
geval, want zij hébben het schrift op' den kop voor
zich' of geven het aan een buurman, die het- dan ten
slotte aan een officier overhandigt. Het getal anal-
phabeten moet zeer groot zijn.
De Turken houden zilch! voortreffelijk. Bij het af
scheid had! het politieke hoofd) van het vilajet tegen
mij gezegd: „Italië vergelijkt Tripolis1 met Marokko,"
het vergeet echter dat Europeeseli gevormde officie
ren de Arabische ruiters aanvoeren!" En dat blijkt
mutt
ALEXANDRE DUMAS,
18?) o
„DuisterZoodra 'gij d,en brief aam lord! de Winter
zult hebben ter hand gesteld1 en hij dien gelezen zal
hebben, zult gij hem nog zeggen: Waak over Zijne
Genade, lord! Buckingham, want men wil hem ver
moorden. Maar dat, Planchet!, hoort gij, is van een
zoo erns-tigem, gevaarlijken aard', dat' ik niet eens aan
mijn vrienden heb willen bekennen, dat ik u dat ge
heim zou toevertrouwen en al bood' men mij een kapi
teinsplaats, zou ik u dit niet eens willen opschrijven."
„Wees gerust, mijnheer!" zeide Planchet, „gij zult
ondervinden, of men op mij kan rékenen."
En op een kostelijk paard gezeten, dat hij twintig
mijlen verder voor de post moest verwisselen, vertrok
Planchet in galop, wel eenigsizins inwendig' angstig
voor d'e akelige beloften, die de musketiers hem had
den gedaan, maar overigens in die beste gezindheid
der wereld Bazijn- vertrok den volgenden dag naa
Tours en veikreeg' acht. dagen om zijn boodschap te
verrichten.
De vier vrienden waren, gedurende al dien tijd, dat
beiden afwezig waren, meer dan ooit werkzaam en
scherpten hiertoe al hunne zintuigen. Zij brachten
den dag door in pogingen om te luisteren, wat er
rondom hen gesproken werd', in het nagaan der gan
gen van den 'kardinaal en het uithoor-en der koeriers
die aankwamen. Meer dan eens overviel hen een om-
willekeurige rilling, wanneer zij geroepen werden ter
uitvoering van een onverwachten dienst. Zij waren
buitendien genoodzaakt voor hun eigen zekerheid te
waken, immers milady was een spookgedaante, die,
wanneer zij eenmaal1 aan de lieden was verschenen
'hun een gerusten slaap niet meer gunde.
Op den ochtend van den- achtsten dag trad Bazijn.
als naar gewoonte, friseh en glimlachende de herberg
nu duidelijk.
De Italianen hebben reeds kolossale versterkingen
om den palmengordel opgeworpen. Muren.' grachten,
palisaden, vlechtwerk dat; kan een mooi Port Ar
thur worden. Maar naar het binnenland! oprukken
kunnen de Italianen nog lang niet, dat is- zeker. Zoo
als d'e Russen met den afstand! gevochten hebben, zoo
zullen de Italianen met die zandklhxinen te strijden
hebben
Wij hebben iets meer aan- dit schrijven ontleend,
dan aanvankelijk het plan was. Het doel van dit
artikel toch was slechts een illustratie- te geven van
de officieele verklaring van dien minister-president
Giolitti. Maar de rest kon er gevoegelijk bij.
Tenslotte zij nog opgemerkt, dat het niet alleen
Duitsche berichtgevers zijn tussehen haakjes zij
reeds thans gewezen op het merkwaardige feit, waar
op we binnenkort eens uitvoeriger hopen terug te ko
men, dat het beste oorlogsnieuws tegenwoordig niet
meer als vroeger uit Londen of uit Parijs, maar uit
Berlijn komt die de Italiaansehe gruweldaden mel
den.
Ook het Turijnsche blad Stampa bevat kolommen
met verhalen over verschrikkelijke bijzonderliecjien van
het optreden der Italianen jegens Arabieren.
TWEEDE KAMER,
In de vergadering van gisteren was artikel' 33 der
Militiewet (bijzondere gevallen voor vrijstelling we
gens kostwinnerschap) aan dé orde.
Namens de Comm. van Rapp. deelde de heer V a n
V 1 ij m e n (R.K.) mede, dat de- groote hoeveelheid te
verleenen vrijstellingen het contingent bedreigt en
dit verholpen moet worden bij de tweede lezing van
het ontwerp.
Nadat de heer Van Kar neb eek (V. L.) het
uitstellen van het debat, heeft toegejuicht, met het oog-
op een gerezen misverstand ten aanzien van de be
grippen „niet inlijven" en „vrijstellen," wilde de heer
Ter L a; a n (S. D. A, P.) de kwestie van vrijstelling
van Indische jongens bespreken, waarbij hij geen on
derscheid wenscht tussehen hen, die voor den staats
dienst, en hen, die voor particuliere bedrijven worden
opgeleid. Het' débat 'hierover, werd op voorstel van
den Voorzitter uitgesteld tot. de tweede lezing.
Door den heer T r o e 1 s t r a (S-. D. A. P.) werd
verdedigd een amendement om onder de bijzondere ge
vallen van vrijstelling ook te rekenen het geval, dat
de bron van inkomsten van1 het' geizin zou worden af
gesneden.
De minister van oorlog (de heer Colijn) ont-
kende de schul'dl der. regeering ten opzichte van de
noodzakelijkheid om in tweede lezing fouten te her
stellen.
Nadat de heeren1 Van Veen (C.-H.), Van
Kar nebeek, Schaper (S. D. A. P.) en Ter
L a a n het woord' gevoerd: hadden, werd de behande
ling' van het artikel en het amend ernen t- T roe 1st ra
aangehouden tot na dé pauze.
Het artikel werd zonder hoofdelijke stemming aan
genomen evenals artikel. 41 (positie van1 den burger-
geneeskundige in den Militieraad).
De. heer Van Sasse van IJ s si e 11 wilde
bij art! 46 (beslissingen van de Militieraden) dei) Mi
litieraad bevoegd maken in afwijking van het ge
neeskundig advies te beslissen. Zijn amendement
werd door den minister van 'binnenland'sche zaken
aanvaard! met eenig' voorbehoud.
Bij artikel 47 (beroep op uitspraken van Militiera
den) verdedigde de heer Ter Laan een amende
ment, tot verlenging; van den termijn voor het hooger
beroep op Ged. Staten dat werd aangenomen.
De heer Van Lijnden vanSandenburg
(A. R.) bepleitte een amendement op artikel 51 (sa
menstelling van den Keuringsraad). Dit amende
ment wil', dat de leden van den Keuringsraad geen in
woners zullen behoeven te zijn van de gemeente, voor
welker ingeschrevenen' de keuring geschiedt.
De heer T e r Laan wilde in een amendement
de bepaling laten vervallen, dat de voorzitter een
hoofdofficier moet zijn.
„het Geuzennest'" binnen, terwijl de vier vrienden za
ten te ontbijten, en volgens afspraak zich tot Aramis
wendende, zeide hij
„Ziedaar, mijnheer, het antwoord van uwe nicht."
De vier vrienden wisselden een verheugden blik
met elkander; de helft van het werk was verricht; het
is waar, dat het d'e gemakkelijkste en kortste helft
was. Aramis nam onwillekeurig' blozende den brief,
die zeer slecht 'geschreven en zonder de minste taal
kennis was.
„Goede hemelriep hij lachend uif, „nu wanhoop
ik .er voor altijd aan, dat die arme Michon ooit als de
heer Voiture zal schrijven. Zie eens, wat zij mij nu
schrijft, Athos
Athos wierp een blik op dén brief, en, om alle ver
moedens t.e doen verdwijnen, die zouden hebben bun
nen ontstaan, la® hij luid1:
„Neef, mijn zuster en ik kunnen zeer goed' droo-
men uitleggen en zijn er vreeselijk benauwd voor,
ma air van den uwen' zal men, hoop ik, kunnen zeg
gen: droomen is bedrog. Vaanwei, houd u goed
en tracht ons van tijd tot tijd eenige tijding van u
te doen geworden.
Aglaé Michon."
„En van welken droom spreekt zij vroeg een dra
gonder, die hen onder het lezen was genaderd.
„Wel!" zeide Aramis, „van den droom, d'ien ik heb
verhaald."
D'Artagnan, ziende dat Athos opstond, deed even-
zoo, nam zijn arm en vertlrok. Porthos en Aramis ble
ven, om o.p dte kwinkslagen van den dragonder te kun
nen antwoorden. Intusschen ging Bazijn op een bos
stroo liggen slapen.
Maar, zooals wij zeiden, had Bazijn, door zijn ge
lukkige terugkomst, slechts een gedeelte der ongerust
heid, die de vier vrienden prikkelde, weggenomen.
Het wachten valt la.ng; en vooral d'Artagnan zou ge
zworen hebben, dat de dagen achtenveertig ua-en had
den. Hij vergat de noodwendige langzaamheid der
scheepvaart, hij overdreef de macht van milady en
schreef aan die vrouw, welke- hem een hel stelle geest
De ministers' achtten het amendement, van
den heer Ter Laan onaannemelijk; dat van den heer
Van Lijnden zou (kiunnen worden overgenomen na
verwerping van het socialistisch amendement.
Een debat ontspon zilch tussehen den Voorzit
ter en de heeren Ter Laan, Troelstra
en Nolens (R. K.) over d'e. regeling van werk
zaamheden. Besloten werd' den 14en dezer de Kies
rechtmotie te behandelen en in de volgende week met
de behandeling van dé Militiewet voort te gaan. Een
voorstel van den heer S m e e n g e, om in ieder geval
de Donderdagavond-vergadering te eindigen om half
elf, werd verworpen.
Daarna was artikel 33 der Militiewet weer aan de
orde gekomen met liet daarop ingediend amendement-
Troelstra (vrijstelling" als de instandhouding van de
middelen van bestaan van een gezin door des; kostwin
ners dienst zou worden onmogelijk gemaakt).
Het werd aangenomen evenals artikel 33.
Bij hervatting van de behandeling van artikel 51
(samenstelling van Keuringsraden) verdedigde de
heer Ter Laan het schrappen van dén presidee-
rende-n hoofdofficier.
De heer Van Lynden bepleitte nader zijn
amendement om geen stadgenooten van aan de keu
ring onderworpenen in den Keuringsraad op te ne
men.
Het amendement-Ter La'an werd verworpenhet
amendement Van Lijnden aangenomen.
Bij artikel 52 (de wijze van benoeming" van de leden
van den Keuringsraad) ontwikkelde de heer Ter
Laan bezwaren tegen de aanwijzing van de burger
geneeskundigen door den voorzitter.
De minister van binnenlandsche zaken
verdedigde het artikel, dat na repliek en dupliek z..h.
s. werd aangenomen.
De heer Eland tro'k zijn amendement in, om
miliciens beneden 1,57 M. vrij te stellen.
De heer Thomson klaagde er over, dat aan
de Kamer onthouden zijn de juiste statistieken om te
kunnen oordeelen over de noodzakelijkheid van niet
al te hooge eischen te stellen bij de keuring met be
trekking tot het contingent. Spreker 'betoogde, dat er
geen vrees- behoeft te bestaan, dat het contingent
niet bereikt zal worden, daar van 1900 tot. 1911 het
aantal ingeschrevenen voor de militie steeds stijgen
de is,
In de avondvergadering werd voortgegaan met de
behandeling van de artikelen der nieuwe Militiewet,
en wel van art. 55.
De, heer Thomson (U. L.) zette zijn 's middags
afgebroken rede voort. Spr. zegt o.a. dat. onze mili
ciens te slap gekeurdl worden. Dit isi algemeen 'be
kend en er is reeds menigmaal in de Kamen over ge
klaagd. Bij werkelijke vrees voor ernstige' ziekte
moest men zeggen: zoo iemand willen wij niet hebben.
Dan liever een geheel gezonde. Maar het zijn de be
langen van de vrijgeloten, waarmee men te veel reke
ning houd't. De wet dient scherper eischen te stellen
en daartoe heeft spr. zijn atoendement ingediend en
heeft hij het amendement-Eland overgenomen.
Den heer Scheuren (A. R.), viel het, moeilijk
al de géhoorde béschouwingen in verband te brengen
met het' artikel en het amendement, Spr. zal zich
hiertoe strikt bepalen. Het geldt hier een specifieke
keuring voor menschen, die soldaat moeten worden.
(Stemmen: Ja! Ja!) Hier dienen alleen algemeene
begrippen neergelegd te worden. Een omissie kan .spr.
hier niet vinden, waar dé wet spreekt van „door ons
aan te wijzen ziekten of gebreken." Wat niet in de
wet hoort, is daar niet. op zijn plaats. (Stemmen:
Juist!) Spr. vertrouwt in den Minister. (Stemmen:
Ja! Ja!) Het is hier een quaesti© van vertrouwen (ge
lach) in den Minister, dat hij een herziening van het
keuringseiement zal 'bevorderen, want dit acht ook
deze redenaar noodig. De1 stelling, dat een man van
1.55 M. ongeschikt' zou zijn, is' een zeer gewaagde.
Spr. is altijd! voorzichtig' met- buitenlandsche cijfers,
want Duitschers zijn g-een Zwitsers. (Stemmen: Zeer
juist!) En Duitschers) zijn geen Nederlanders. Spr.
zal tegen heide amendementen stemmen.
De minister van oorlog* (de heer Colijn) kwam
er tegen op dat. Hij een kameleontische tactiek had ge
voerd. Tegen het amend'ement-Thomson heeft de
Minister geen overwegend! bezwaar, maar het is ge-
scheen, bovennatuurlijke bondgenooten toe, aan 'haar
g-elijk; hij verbeeldde zich bij het minste gerucht, dat
men hem kwam 'halen en Planchet terugbracht, om
deze met hem en zijn vrienden te co^fronteeren. En
wat mceir is, zijn vertrouwen in den waardigen Picar-
diër verminderdte dagelijks, Die ongerustheid was
zóó sterk, dat zij ook Porthos en Aramis overvielal
leen Athos bleef zichzelf gelijk, alsof geen enkel ge
vaar hem bedreigde en hij in zijn gewone sfeer ver
keerde. Vooral waren die teekenen van onrust den
zestienden dag zoo zichtbaar bij d'Artagnan en zijn
twee vrienden, dat- zij niet stil' konden blijven en
steeds als schimmen op den weg dwaalden, langs wel
ken Planchet moest terugkomen.
„Waarlijk", zei Athos tot hen, „gij zijt geen snan
nen, gij zijt kindteren1, om u d'oor een vrouw zooveel
angst te laten aanjagen. En wat beteekent het nog,
gevangen t.e worden' genomen? Welnu, men zal ons
uit de gevangenis' bevrijden, waaruit juffrouw Bona-
cieux wel is bevrijd' geworden. Te worden ont
halsd!? Maar wij gaan immers dagelijks in de loop
graaf ons nog meer blootstellen, want een kogel kan
ons been verbrijzelen1 en ik ben zeker, dat een wondL
heeler ons meer doet lijden, d'oor ons1 een been af te
zetten, dan een 'beul door ons' faéti hoofd af te slaan.
Weest dus1 gerust, binnen twee, vier. of zes uren op 't
langst, zal Planchet hier wezenhij heeft- beloofd'
hier te zijn' en ik stel veel vertrouwen in de beloften
van Planchet, die er als -een zeer brave jongen uit
ziet."
„Maar als hij niet komt?" zei d'Artagnan.
„Welnu, indien hij niet 'komt, is hij opgehoudbn,
ziedaar alles. Hij kan van het paard! zijn gevallen, hij
kan over 'n brug zijn geduikeld, hij kan zooveel spoed
hebben gemaakt, dat hij er een verkoudheid door
heeft gekregen.... Nemen wij daarom, mijne hee
ren, de toevalligheden in aanmerking, Weest wijsgee-
ren, zooals ik het ben, mijne; heeren, zet u aan tafel
en laat ons' drinken; niets geeft aan de toe-komst een
meer rooskleurigen aanschijn, dan zei door een glas
Chambertin heen te beschouwen."
„Dat is zeer goed", antwoordde d'Artagnan, „maar
ik ben het moed'e, steeds, wanneer ik dtink, te moe
ten vreezen, dat de wijn uit den kelder van milady
komt."
„Gij zijt wel moeilijk", zei Athos. „Een zoo schoo-
ne vrouw!"
„Een get-eekende vrouw!" riep Athos. hard lachend.
Athos ontroerde, bracht de 'hand aan het- voorhoofd,
om er het zweet af te wissclien en stond! op zijn beurt
op, met -een zenuwachtige spanning, die hij niet kon
bedwingen. De dag' liep ten einde en die avond na
derde langzaam, maai 'hij kwam toch; de kroegen vul
den zich met drinkers.
Athos, die zijn gedetelte van den diamant had ont
vangen, verliet het „Geuzennest" niet meer; hij had
in den heer de Busigny, die den vrienden bereids een
prachtig maal had gegeven, een hem waardigen- drin
kebroer gevonden. Zij waren met elkander, volgens
gewoonte, aa.n het dobbelen, toen het zeven uur sloeg;
men hoorde de patrouilles voorb'ijg'aan, die de wacht
posten gingen verdubbelen. Te half acht wej-d dé
taptoe geslagen.
„Wij zijn verloren", zei d'Artagnan, Athos in het
oor fluisterende.
„Gij wilt- zeggen, dat wij verloren' hebben", zeide
At'hos bedaard, uit zijn zak tien louis d'or halende,
die hij op tafel wierp. „Komt, heeren!" ging hij ver
der voort, „men slaat de taptoe; wij gaan slapen."
En Athos verliet „het Geuzennest", gevolgd door
d'Artagnan. Aramis kwam achterna, den arm aan
Porthos gevende. Aramis zei bij zichzelf verzen op
en Porthos trok zich van tijd tot tijd' wanhopend eeni
ge har-en uit- den knevel.
Maar daar verschijnt eensklaps in de dhisternis
een schim, van welke de gestalte aan d'Artagnan niet.
onbekend is, terwijl een ook bekende stetm hem toe
roept; „Mijnheer, ik breng u uw mantel, want het is
koud van avond."
„Planchet!" riep d'Artagnan buiten zichzelf van
vreugde.
„Planchet!" riepen Porthos en Aramis.
(Wordt vervolgd.)