DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. BLOOKER'S Mo. 259 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 V R I] D A G 3 NOVEMBE DAALDERS CACAO; De el pie Mm&hmim&B* INNEN LAND. hen moge u namaak OPDRINGEN, HOUDT VAST AAN GE WEET DAT DIE UITSTEKEND IS. PEUIIaLETOK ALKMAAR, 3 November. De Italiaansehe minister-president Giolitti ver weert zich. Hij verklaart dat' de Italianen lang niet zoo wreed! tegen de Arabieren optraden als de bladen schrijven. Hoe weet de Italiaansehe minister-presi dent Giolitti dat? Natuurlijk van menschen, hetzij militairen of journalisten, die afhankelijk zijn van de regeerrng. In d'e officieele tegenspraak dan wordt allereerst gewag gemaakt van hetgeen er na' den 23st-en October is geschied, toen er, gelijk men weet, hevig' gevochten werd Het werd „een eiseh van gebiedende noodzake lijkheid om da oase van verraders) te zuiveren en die genen te straffen, die bepaalde misdadige handelingen hadden begaan." De minister-president verzwijgt echter, dat het be grip „verrader" wat al te ruim is genomen en dat het. reeds als een „bepaalde misdadige handeling" werd beschouwd, wanneer men zoo driest, was geweest als Arabier op da wereld! te komen. Zij, die, zoo gaat da officieele mededeeling' voort, gedurende het gevecht of onmiddellijk daarna met de wapenen in de hand werden aangetroffen, zijn dood geschoten; zij, die na een regelmatig gerechtelijk on derzoek schuldig' werden bevonden aan moord of mis dadige handelingen van dien aard, kregen den kogel; andere Arabieren, die in hechtenis varen genomen omdat zij het verraad1 oogluikend! hadden toegelaten of het bevel van dan gouverneur om alle wapenen af te geven hadden overtreden, werden ten getale van ongeveer 2200 naar Italiaansehe eilanden gebracht. Gedurende de dagen, die volgden op den 23en, de den zich eenige nieuwe, meer beperkte gevallen van -oproer voor, die op dezelfde wijze zijn onderdrukt. Daarom heeft zich geen stelselmatige slachting van ongewapend volk, van vrouwen en kinderen voorge daan. Het was geen onderdrukking zonder onder scheid, in weerwil van het feit dat onze voorposten eenige dagen achtereen in den rug waren gevallen. Zooals ik reeds geseind helb, zijn de muren, tuinen, aanplantingen e.n alles, wat in de oase ee:n schuil plaats aan de opstandelingen kon aanbieden, neerge haald, doch niet dan nadat alle niet-weerbare Arabie ren, vrouwen en kinderen, uit de oase verwijderd en naar Tripolis gebracht waren. Ziehier dus de officieele waarheid, natuurlijk nog aangevuld' met de verklaring, dat juist de Arabieren zoo wreed zijn opgetreden, waardoor de minister-pre sident overigens toegeeft, dat de troepen zware ver liezen leden en dat in het g*evecht wel te verstaan, dus niet in een muiterij bijv. van twee compagnieën van 460 man Alpenjagers 300 gedood en 14 gewond waren. Stellen wij nu naast deze officieele verklaring de mededeelingen van de correspondenten der buiten- landsehe bladen, die zich zelf op het oorlogsterrein bevinden en geen reden hebben om partijdig te zijn, dan komt men tot dezelfde slotsom als de Londensehe Star, die verklaart, dat het communiqué niet in staat is de getuigenissen van zelfstandige onafhankelijke mannen weg te redeneeren. Men luistere bijv. nog eens naar den oorrespondent van de Berl. Lok. Anz., die o.a. zegt: Wat de Italianen met hun optreden tegen de Tur ken voor onheil aanrichten is niet te zeggen. Wie met de wapens in de hand! aangepakt wordt, mag natuur lijk gedeporteerd worden. Maar een dagenlang woe den tegen onschuldige menschenkinderen is niet te rechtvaardigen. Overal in dei oases, draagt men dood kisten, graaft men graven en trekken lijkstaties naar de begraafplaatsen. Ik wil eenige gevallen van de natste dagen opsommen en voeg hieraan toe, dat ik voor de waarheid van ieder afzonderlijk insta. Een Arabier 'haalt mei zijn kleinen os water om zijn tuin te besproeien. De Italianen komen en jagen ïem weg. Hij wil het dier uitspannen en meenemen, wat hun te lang schijnt, te duren. Men steekt hem met e bajonetten neer. Drie blinden houden elkaar bij de hand vast. De eerste tast langs den muur. Het zijn bedelaars.. Daar komt een hoop Alpenjagers om den hoek. Eenige oogenbliikken later hebben de ongel'ukkigen opgehou den te leven. Tot 's avonds lagen1 hun lijken op den hoek van de straat. Drie kinderen vluchtten uit de oase naar het Heili ge Graf Sidi el Masiri aan hét zuiden der stad. De daar staande post opende een snelvuur op de kinde en, van wie de oudste' hoogstens 8 jaar is. De kinde en behoorden tot de familie van een fruithandelaar, die zelf gedeporteerd werd en wiens paarden neerge schoten werden. Een slager werd midden onder zijn werk overvallen. Hij was juist bezig een schaap te villen, toen een sol daat hem met zijn eigen bijl de hersenpan insloeg. Een man kwam van dé markt en werd gefouilleerd. Hij had eenig geld in zijn hoofddoek, dat werd liem afgenomen; hij zelf werd neergeschoten. Te Sokra werd! een familie van ongeveer 20 perso nen te zamen vermoord. Het was de welvarendste fa milie van de heele oase.. In de straat rij dén twee vrouwen op kameel en. Haar wordt door de Italianen bestel gegeven te blijven staan. Zij verstaan het bevel niet, rijden verder en worden neergeschoten. Een andere vrouw wordt doodgestoken, omdat zij haar sluier niet; van het gelaat wilde laten scheuren. Een reizend prediker zit in het zand! bij Sokra en vraagt aalmoezen aan de voorbijgangers1. Italianen komen en, geven hem -aalbnoezen ini den vorm van blauwe lóoonen, totdat hij neervalt. Een 12-jarigen jongen zag ik van middag drinken uit oen bron. Een schot knalde en met een schreeuw stortte de jongen neer. Ik zou deze litanie tot in het oneindige kunnen verlengen. .Verleden Vrijdag schoot een overmoedige soldaat twee kostbare honden neer. De Arabieren houden van die beesten, evenals van mooie paarden. Natuurlijk begon onmiddellijk een gevecht, waarbij 30 Italianen gedood' moeten zijn. Hedennacht werd een geheel peleton Italianen, dat in de oase was verdwaald, afgemaakt. Thans begint het verraderlijke straat- en -burgerge- veeht, dat bloediger en wreedér is dan de eerlijke strijd. Toch verklaart hij, dat officieren, vooral de hoogere, overal kalmeerend. optreden, de manschappen beteugelen en jegensi de Europeanen de uiterste be leefdheid' in acht némen. Zij maken vaak weer goed, wat jonge officieren en soldaten in al te grooten ijver of domheid bedelven. Men ziet duidelijk hunne verlegenheid, wanneer vreemden merken, dat de grootste helft der manschap pen lezen noeli schrijven kan. En dit is inderdaad het geval, want zij hébben het schrift op' den kop voor zich' of geven het aan een buurman, die het- dan ten slotte aan een officier overhandigt. Het getal anal- phabeten moet zeer groot zijn. De Turken houden zilch! voortreffelijk. Bij het af scheid had! het politieke hoofd) van het vilajet tegen mij gezegd: „Italië vergelijkt Tripolis1 met Marokko," het vergeet echter dat Europeeseli gevormde officie ren de Arabische ruiters aanvoeren!" En dat blijkt mutt ALEXANDRE DUMAS, 18?) o „DuisterZoodra 'gij d,en brief aam lord! de Winter zult hebben ter hand gesteld1 en hij dien gelezen zal hebben, zult gij hem nog zeggen: Waak over Zijne Genade, lord! Buckingham, want men wil hem ver moorden. Maar dat, Planchet!, hoort gij, is van een zoo erns-tigem, gevaarlijken aard', dat' ik niet eens aan mijn vrienden heb willen bekennen, dat ik u dat ge heim zou toevertrouwen en al bood' men mij een kapi teinsplaats, zou ik u dit niet eens willen opschrijven." „Wees gerust, mijnheer!" zeide Planchet, „gij zult ondervinden, of men op mij kan rékenen." En op een kostelijk paard gezeten, dat hij twintig mijlen verder voor de post moest verwisselen, vertrok Planchet in galop, wel eenigsizins inwendig' angstig voor d'e akelige beloften, die de musketiers hem had den gedaan, maar overigens in die beste gezindheid der wereld Bazijn- vertrok den volgenden dag naa Tours en veikreeg' acht. dagen om zijn boodschap te verrichten. De vier vrienden waren, gedurende al dien tijd, dat beiden afwezig waren, meer dan ooit werkzaam en scherpten hiertoe al hunne zintuigen. Zij brachten den dag door in pogingen om te luisteren, wat er rondom hen gesproken werd', in het nagaan der gan gen van den 'kardinaal en het uithoor-en der koeriers die aankwamen. Meer dan eens overviel hen een om- willekeurige rilling, wanneer zij geroepen werden ter uitvoering van een onverwachten dienst. Zij waren buitendien genoodzaakt voor hun eigen zekerheid te waken, immers milady was een spookgedaante, die, wanneer zij eenmaal1 aan de lieden was verschenen 'hun een gerusten slaap niet meer gunde. Op den ochtend van den- achtsten dag trad Bazijn. als naar gewoonte, friseh en glimlachende de herberg nu duidelijk. De Italianen hebben reeds kolossale versterkingen om den palmengordel opgeworpen. Muren.' grachten, palisaden, vlechtwerk dat; kan een mooi Port Ar thur worden. Maar naar het binnenland! oprukken kunnen de Italianen nog lang niet, dat is- zeker. Zoo als d'e Russen met den afstand! gevochten hebben, zoo zullen de Italianen met die zandklhxinen te strijden hebben Wij hebben iets meer aan- dit schrijven ontleend, dan aanvankelijk het plan was. Het doel van dit artikel toch was slechts een illustratie- te geven van de officieele verklaring van dien minister-president Giolitti. Maar de rest kon er gevoegelijk bij. Tenslotte zij nog opgemerkt, dat het niet alleen Duitsche berichtgevers zijn tussehen haakjes zij reeds thans gewezen op het merkwaardige feit, waar op we binnenkort eens uitvoeriger hopen terug te ko men, dat het beste oorlogsnieuws tegenwoordig niet meer als vroeger uit Londen of uit Parijs, maar uit Berlijn komt die de Italiaansehe gruweldaden mel den. Ook het Turijnsche blad Stampa bevat kolommen met verhalen over verschrikkelijke bijzonderliecjien van het optreden der Italianen jegens Arabieren. TWEEDE KAMER, In de vergadering van gisteren was artikel' 33 der Militiewet (bijzondere gevallen voor vrijstelling we gens kostwinnerschap) aan dé orde. Namens de Comm. van Rapp. deelde de heer V a n V 1 ij m e n (R.K.) mede, dat de- groote hoeveelheid te verleenen vrijstellingen het contingent bedreigt en dit verholpen moet worden bij de tweede lezing van het ontwerp. Nadat de heer Van Kar neb eek (V. L.) het uitstellen van het debat, heeft toegejuicht, met het oog- op een gerezen misverstand ten aanzien van de be grippen „niet inlijven" en „vrijstellen," wilde de heer Ter L a; a n (S. D. A, P.) de kwestie van vrijstelling van Indische jongens bespreken, waarbij hij geen on derscheid wenscht tussehen hen, die voor den staats dienst, en hen, die voor particuliere bedrijven worden opgeleid. Het' débat 'hierover, werd op voorstel van den Voorzitter uitgesteld tot. de tweede lezing. Door den heer T r o e 1 s t r a (S-. D. A. P.) werd verdedigd een amendement om onder de bijzondere ge vallen van vrijstelling ook te rekenen het geval, dat de bron van inkomsten van1 het' geizin zou worden af gesneden. De minister van oorlog (de heer Colijn) ont- kende de schul'dl der. regeering ten opzichte van de noodzakelijkheid om in tweede lezing fouten te her stellen. Nadat de heeren1 Van Veen (C.-H.), Van Kar nebeek, Schaper (S. D. A. P.) en Ter L a a n het woord' gevoerd: hadden, werd de behande ling' van het artikel en het amend ernen t- T roe 1st ra aangehouden tot na dé pauze. Het artikel werd zonder hoofdelijke stemming aan genomen evenals artikel. 41 (positie van1 den burger- geneeskundige in den Militieraad). De. heer Van Sasse van IJ s si e 11 wilde bij art! 46 (beslissingen van de Militieraden) dei) Mi litieraad bevoegd maken in afwijking van het ge neeskundig advies te beslissen. Zijn amendement werd door den minister van 'binnenland'sche zaken aanvaard! met eenig' voorbehoud. Bij artikel 47 (beroep op uitspraken van Militiera den) verdedigde de heer Ter Laan een amende ment, tot verlenging; van den termijn voor het hooger beroep op Ged. Staten dat werd aangenomen. De heer Van Lijnden vanSandenburg (A. R.) bepleitte een amendement op artikel 51 (sa menstelling van den Keuringsraad). Dit amende ment wil', dat de leden van den Keuringsraad geen in woners zullen behoeven te zijn van de gemeente, voor welker ingeschrevenen' de keuring geschiedt. De heer T e r Laan wilde in een amendement de bepaling laten vervallen, dat de voorzitter een hoofdofficier moet zijn. „het Geuzennest'" binnen, terwijl de vier vrienden za ten te ontbijten, en volgens afspraak zich tot Aramis wendende, zeide hij „Ziedaar, mijnheer, het antwoord van uwe nicht." De vier vrienden wisselden een verheugden blik met elkander; de helft van het werk was verricht; het is waar, dat het d'e gemakkelijkste en kortste helft was. Aramis nam onwillekeurig' blozende den brief, die zeer slecht 'geschreven en zonder de minste taal kennis was. „Goede hemelriep hij lachend uif, „nu wanhoop ik .er voor altijd aan, dat die arme Michon ooit als de heer Voiture zal schrijven. Zie eens, wat zij mij nu schrijft, Athos Athos wierp een blik op dén brief, en, om alle ver moedens t.e doen verdwijnen, die zouden hebben bun nen ontstaan, la® hij luid1: „Neef, mijn zuster en ik kunnen zeer goed' droo- men uitleggen en zijn er vreeselijk benauwd voor, ma air van den uwen' zal men, hoop ik, kunnen zeg gen: droomen is bedrog. Vaanwei, houd u goed en tracht ons van tijd tot tijd eenige tijding van u te doen geworden. Aglaé Michon." „En van welken droom spreekt zij vroeg een dra gonder, die hen onder het lezen was genaderd. „Wel!" zeide Aramis, „van den droom, d'ien ik heb verhaald." D'Artagnan, ziende dat Athos opstond, deed even- zoo, nam zijn arm en vertlrok. Porthos en Aramis ble ven, om o.p dte kwinkslagen van den dragonder te kun nen antwoorden. Intusschen ging Bazijn op een bos stroo liggen slapen. Maar, zooals wij zeiden, had Bazijn, door zijn ge lukkige terugkomst, slechts een gedeelte der ongerust heid, die de vier vrienden prikkelde, weggenomen. Het wachten valt la.ng; en vooral d'Artagnan zou ge zworen hebben, dat de dagen achtenveertig ua-en had den. Hij vergat de noodwendige langzaamheid der scheepvaart, hij overdreef de macht van milady en schreef aan die vrouw, welke- hem een hel stelle geest De ministers' achtten het amendement, van den heer Ter Laan onaannemelijk; dat van den heer Van Lijnden zou (kiunnen worden overgenomen na verwerping van het socialistisch amendement. Een debat ontspon zilch tussehen den Voorzit ter en de heeren Ter Laan, Troelstra en Nolens (R. K.) over d'e. regeling van werk zaamheden. Besloten werd' den 14en dezer de Kies rechtmotie te behandelen en in de volgende week met de behandeling van dé Militiewet voort te gaan. Een voorstel van den heer S m e e n g e, om in ieder geval de Donderdagavond-vergadering te eindigen om half elf, werd verworpen. Daarna was artikel 33 der Militiewet weer aan de orde gekomen met liet daarop ingediend amendement- Troelstra (vrijstelling" als de instandhouding van de middelen van bestaan van een gezin door des; kostwin ners dienst zou worden onmogelijk gemaakt). Het werd aangenomen evenals artikel 33. Bij hervatting van de behandeling van artikel 51 (samenstelling van Keuringsraden) verdedigde de heer Ter Laan het schrappen van dén presidee- rende-n hoofdofficier. De heer Van Lynden bepleitte nader zijn amendement om geen stadgenooten van aan de keu ring onderworpenen in den Keuringsraad op te ne men. Het amendement-Ter La'an werd verworpenhet amendement Van Lijnden aangenomen. Bij artikel 52 (de wijze van benoeming" van de leden van den Keuringsraad) ontwikkelde de heer Ter Laan bezwaren tegen de aanwijzing van de burger geneeskundigen door den voorzitter. De minister van binnenlandsche zaken verdedigde het artikel, dat na repliek en dupliek z..h. s. werd aangenomen. De heer Eland tro'k zijn amendement in, om miliciens beneden 1,57 M. vrij te stellen. De heer Thomson klaagde er over, dat aan de Kamer onthouden zijn de juiste statistieken om te kunnen oordeelen over de noodzakelijkheid van niet al te hooge eischen te stellen bij de keuring met be trekking tot het contingent. Spreker 'betoogde, dat er geen vrees- behoeft te bestaan, dat het contingent niet bereikt zal worden, daar van 1900 tot. 1911 het aantal ingeschrevenen voor de militie steeds stijgen de is, In de avondvergadering werd voortgegaan met de behandeling van de artikelen der nieuwe Militiewet, en wel van art. 55. De, heer Thomson (U. L.) zette zijn 's middags afgebroken rede voort. Spr. zegt o.a. dat. onze mili ciens te slap gekeurdl worden. Dit isi algemeen 'be kend en er is reeds menigmaal in de Kamen over ge klaagd. Bij werkelijke vrees voor ernstige' ziekte moest men zeggen: zoo iemand willen wij niet hebben. Dan liever een geheel gezonde. Maar het zijn de be langen van de vrijgeloten, waarmee men te veel reke ning houd't. De wet dient scherper eischen te stellen en daartoe heeft spr. zijn atoendement ingediend en heeft hij het amendement-Eland overgenomen. Den heer Scheuren (A. R.), viel het, moeilijk al de géhoorde béschouwingen in verband te brengen met het' artikel en het amendement, Spr. zal zich hiertoe strikt bepalen. Het geldt hier een specifieke keuring voor menschen, die soldaat moeten worden. (Stemmen: Ja! Ja!) Hier dienen alleen algemeene begrippen neergelegd te worden. Een omissie kan .spr. hier niet vinden, waar dé wet spreekt van „door ons aan te wijzen ziekten of gebreken." Wat niet in de wet hoort, is daar niet. op zijn plaats. (Stemmen: Juist!) Spr. vertrouwt in den Minister. (Stemmen: Ja! Ja!) Het is hier een quaesti© van vertrouwen (ge lach) in den Minister, dat hij een herziening van het keuringseiement zal 'bevorderen, want dit acht ook deze redenaar noodig. De1 stelling, dat een man van 1.55 M. ongeschikt' zou zijn, is' een zeer gewaagde. Spr. is altijd! voorzichtig' met- buitenlandsche cijfers, want Duitschers zijn g-een Zwitsers. (Stemmen: Zeer juist!) En Duitschers) zijn geen Nederlanders. Spr. zal tegen heide amendementen stemmen. De minister van oorlog* (de heer Colijn) kwam er tegen op dat. Hij een kameleontische tactiek had ge voerd. Tegen het amend'ement-Thomson heeft de Minister geen overwegend! bezwaar, maar het is ge- scheen, bovennatuurlijke bondgenooten toe, aan 'haar g-elijk; hij verbeeldde zich bij het minste gerucht, dat men hem kwam 'halen en Planchet terugbracht, om deze met hem en zijn vrienden te co^fronteeren. En wat mceir is, zijn vertrouwen in den waardigen Picar- diër verminderdte dagelijks, Die ongerustheid was zóó sterk, dat zij ook Porthos en Aramis overvielal leen Athos bleef zichzelf gelijk, alsof geen enkel ge vaar hem bedreigde en hij in zijn gewone sfeer ver keerde. Vooral waren die teekenen van onrust den zestienden dag zoo zichtbaar bij d'Artagnan en zijn twee vrienden, dat- zij niet stil' konden blijven en steeds als schimmen op den weg dwaalden, langs wel ken Planchet moest terugkomen. „Waarlijk", zei Athos tot hen, „gij zijt geen snan nen, gij zijt kindteren1, om u d'oor een vrouw zooveel angst te laten aanjagen. En wat beteekent het nog, gevangen t.e worden' genomen? Welnu, men zal ons uit de gevangenis' bevrijden, waaruit juffrouw Bona- cieux wel is bevrijd' geworden. Te worden ont halsd!? Maar wij gaan immers dagelijks in de loop graaf ons nog meer blootstellen, want een kogel kan ons been verbrijzelen1 en ik ben zeker, dat een wondL heeler ons meer doet lijden, d'oor ons1 een been af te zetten, dan een 'beul door ons' faéti hoofd af te slaan. Weest dus1 gerust, binnen twee, vier. of zes uren op 't langst, zal Planchet hier wezenhij heeft- beloofd' hier te zijn' en ik stel veel vertrouwen in de beloften van Planchet, die er als -een zeer brave jongen uit ziet." „Maar als hij niet komt?" zei d'Artagnan. „Welnu, indien hij niet 'komt, is hij opgehoudbn, ziedaar alles. Hij kan van het paard! zijn gevallen, hij kan over 'n brug zijn geduikeld, hij kan zooveel spoed hebben gemaakt, dat hij er een verkoudheid door heeft gekregen.... Nemen wij daarom, mijne hee ren, de toevalligheden in aanmerking, Weest wijsgee- ren, zooals ik het ben, mijne; heeren, zet u aan tafel en laat ons' drinken; niets geeft aan de toe-komst een meer rooskleurigen aanschijn, dan zei door een glas Chambertin heen te beschouwen." „Dat is zeer goed", antwoordde d'Artagnan, „maar ik ben het moed'e, steeds, wanneer ik dtink, te moe ten vreezen, dat de wijn uit den kelder van milady komt." „Gij zijt wel moeilijk", zei Athos. „Een zoo schoo- ne vrouw!" „Een get-eekende vrouw!" riep Athos. hard lachend. Athos ontroerde, bracht de 'hand aan het- voorhoofd, om er het zweet af te wissclien en stond! op zijn beurt op, met -een zenuwachtige spanning, die hij niet kon bedwingen. De dag' liep ten einde en die avond na derde langzaam, maai 'hij kwam toch; de kroegen vul den zich met drinkers. Athos, die zijn gedetelte van den diamant had ont vangen, verliet het „Geuzennest" niet meer; hij had in den heer de Busigny, die den vrienden bereids een prachtig maal had gegeven, een hem waardigen- drin kebroer gevonden. Zij waren met elkander, volgens gewoonte, aa.n het dobbelen, toen het zeven uur sloeg; men hoorde de patrouilles voorb'ijg'aan, die de wacht posten gingen verdubbelen. Te half acht wej-d dé taptoe geslagen. „Wij zijn verloren", zei d'Artagnan, Athos in het oor fluisterende. „Gij wilt- zeggen, dat wij verloren' hebben", zeide At'hos bedaard, uit zijn zak tien louis d'or halende, die hij op tafel wierp. „Komt, heeren!" ging hij ver der voort, „men slaat de taptoe; wij gaan slapen." En Athos verliet „het Geuzennest", gevolgd door d'Artagnan. Aramis kwam achterna, den arm aan Porthos gevende. Aramis zei bij zichzelf verzen op en Porthos trok zich van tijd tot tijd' wanhopend eeni ge har-en uit- den knevel. Maar daar verschijnt eensklaps in de dhisternis een schim, van welke de gestalte aan d'Artagnan niet. onbekend is, terwijl een ook bekende stetm hem toe roept; „Mijnheer, ik breng u uw mantel, want het is koud van avond." „Planchet!" riep d'Artagnan buiten zichzelf van vreugde. „Planchet!" riepen Porthos en Aramis. (Wordt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1