Aikniaarsche Courant
Noordhollandsch
j Land bouw cred iet.
SAFELOKETTEN.
Woensdag 15 November 1911
STADSNIEUW"^
D<
A iTYËR T Ï!n TIÊ N.
üiisketa&fS:
arrondissements-rechtbank
VAN
TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 14 November 1911.
DE DIEFSTAL IN DE MAGDALENENSTEAAT.
Leonardus Oornelis Hubertus Gerardns B., schil
der, 24 jaar, en Johannes Petrus Maria Balthazar B.,
smid, 17 jaar, beiden te Leiden, was ten laste gelegd,
dat zij zich den 15en October ten nadeele van den sla
ger Kühn alhier een som gelds wederrechtelijk had
den toegeëigend) ten bedrage van ongeveer 800.
Beklaagden verklaren zich met het plan om te ste
len op genoemden datum naar Alkmaar te hebben be
geven om bij Kühn, bij wien de oudste der beklaagden
eenigen tijd in. dienst is geweest, in te brekeD. Zij
hielden in de Magdalenenstraat de waoht, totdat er
niemand meer in huis was. Daarna begaven zij zich
naar de Achterstraat, vanwaar zij door een steeg in
den t-uin van den heer Kühn kwamen. Nadat zij ge
probeerd hadden verschillende deuren open te maken,
zagen zij een raam openstaan, waardoor de jongste der
broers naar binnen klom. Zij schoven de ijskast op
zij en konden zoo in de kamer komen, waar de secre
taire stond. De oudste der beklaagden wist nog van
vroeger, in welk laadje de heer Kühn zijn geld be
waarde en waar de sleutel was, en daarom pleegde hij
den diefstal, terwijl zijn broer in de gang wachtte.
Toen de buit binnen was, gingen zij weer door de
steeg naar buiten. Toen zij weer in de tram naar
Haarlem zaten, telden zij het bedrag, dat zij bij zich
gestoken hadden eens na. Er was voor I 690 aan
bankpapier, voor 100 aan zilver en nog wat klein
geld.
Zij begaven zich naar den Haag, raakten daar aan
't fuiven en het slot was, dat een der meisjes, bij wie
zij terecht waren gekomen, hun het geld afhandig
maakte. Dit verdroot hen zoo, dat zij aangifte bij de
politie deden, wat tot hun aanhouding leidde.
De eerste getuige, Dirk Se-pp, inspecteur van politie
te Alkmaar, verklaarde den 15en Oct. aangesproken te
zijn door de echtgenoote van den heer Kühn, die zei-
de, dat bij haar ingebroken was. Getuige ging met
haar mee en nam in haar huis den boel in ©ogen
schouw, waarbij hem bleek dat er een deur geforceerd
was, dat de ijskast verschoven was, enz.
Maartje do Wilde, huisvrouw van Nicolaas Kühn
deelde mede, dat de oudste der beklaagden vroeger bij
haar een maand of negen in dienst is geweest. Verder
vertelde zij, wat er den 15en October gebeurd was.
Toen zij dien dag een Zondag om een uur of 7
thuiskwam, zag zij dadelijk, dat er ingebroken was,
waarom zij zich naar de politie begaf en den inspec
teur kennis gaf van het gebeurde.
's Morgens had zij gezien, dat baar man bankpapier
en zilvergeld in een der laadjes van de secretaire bad
gelegd. Eenige rolletjes stuivers en halve centen had
hij er Zaterdags in geborgen.
De achterdeur, die zij met een sleutel had gesloten,
was bij haar thuis komst niet meer op slot. Ook het
poortje was open. Beklaagde wist, wat de gewoonten
in het huis waren en dat er dientengevolge Zondags
middags om een uur of 6 niemand) in huis is.
Nicolaas Kühn, slager in de Magdalenenstraat, al
hier, verklaarde dat hij op den bewusten morgen het
geld in de secretaire had geborgen, bankpapier, zilver
geld en klein geld. Evenals zijn vrouw verklaarde hij,
dat beklaagde kon weten, dat er dien. dag om 6 uur
niemand thuis was. Toen hij een uur later thuis
kwam, was het geld) verdwenen. In den tijd, dien de
oudste beklaagde bij getuige in dienst, is geweest, be
trapte men hem vaak op kleine .oneerlijkheden, zoodat
bij dezen diefstal dadelijk de verdenking op hem viel.
Vervolgens werd de moeder van beklaagden, Geer-
traida Bongers gehoord. Zij schreef de handelwijze
van de jongens toe aan het vele lezen van slechte lec
tuur. Tot hun 14e, 15e jaar pasten zij goed op. Al de
andere kinderen van getuige passen volgens haar zeg
gen goed op. Alleen de beide beklaagden kwamen wel
eens in aanraking met de politie voor het plegen van
kleine diefstalletjes, de jongste der beiden is ook al
eens in het rijksopvoedingsgesticht alhier geweest.
Tijdens de verklaringen van de moeder, die zeer ze
nuwachtig' was, begonnen beide beklaagden te schrei
en.
De Officier van Justitie ging- na, wat er gebeurd
was. Het zoeken met den politie-hond' had geen sue
ces, maar dank zij den scherpen speurneus van den
heer Kühn was men al spoedig op den goeden weg,
waar nog bij kwam, dat beklaagden bij de politie aan
gaven, dat ze bestolen waren. Hadden zij dit niet g
daan en zich kalm laten berooven, misschien was de
zaak dan nooit uitgekomen.
Het bankpapier, dat thans in beslag genomen is,
droeg alle sporen van uit een slagerswinkel te komen.
Z. E. A. achtte het wettig en overtuigend bewijs ge
leverd. Beklaagden hebben diefstal gepleegd met
braak en inklimming, en welk een brutale inbraak.
Deswege moeten zij zeer streng gestraft worden, bo
vendien heeft de oudste der broers nog een brief van
uit het huis van bewaring geschreven, waarin hij
schrijft met Kühn te willen acco'rdeeren hem alles te-
147)
ALEXANDRE DUMAS.
o
„Gij hebt gelijk", zeide FeltOn, na milady te hebben
beschouwd van de plaats, waar hij stond, zonder één.
schrede haar te naderen. „Ga lord de Winter waar
schuwen, dat zijn gevangene in zwijm ligt; want ik
weet niet, wat. ik doen moet in dat geval is niet voor
zien."
De soldaat vertrok, om de bevelen van zijn officier
te volbrengen.
Eelton ging op een stoel zitten, die bij toeval bij de
deur stond en wachtte, zonder één woord te spreken en
onbewegelijk.
Milady bezat die groote, door de vrouwen zoo ijverig
bestudeerde kunst, van alles te zien, met behulp van
een spiegel, van een weerschijn of van een schaduw.
Zij beschouwde Eelton, die haar den rug keerde en
bleef hem ongeveer tien minuten beschouwen, gedu
rende welke de onbewegelijke bewaker zich niet een
enkele maal omkeerde.
Zij bedacht toen, dat lord de Winter zou komen, die
door zijn tegenwoordigheid meer kracht aan zijn cipier
zou geven. Haar eerste proefneming was verloren ge
gaan; maar zij troostte er zich over als een vrouw, die
nog meer hulpmiddelen heeft. Bijgevolg richtte zij
het hoofd op en slaakte een flauwen zucht.
Op dien zucht zag- Eelton eindelijk om.
„Ha! zijt gij eindelijk ontwaakt, mevrouw!" zeide
hij, „ik behoef dus hier niet meer te zijn. Als gij 't een
of ander mocht noodig hebben, kunt gij roepen."
„A«h, raijn kemelmijn kemel! Wat h»h ik gul»
rug te betalen, Indien deze hem niet zal bezwaren en
maken dat bij vrij komt.
Ten slotte eisebto do Officier tegen den oudst o 1
jaar, tegen den jongste 3 jaar gevangenisstraf.
Mr. A. J. Leesberg, verdediger, ging nog eens na,
aan welke feiten beklaagden zich hebben schuldig ge
maakt en wees op de omstandigheden, waarin beklaag
den geleefd' hebben. De moeder is echter een uitste
kende vrouw, die al haar kinderen zoo goed) mogelijk
heeft opgevoed en altijd haar best heeft gedaan ookde-
ze jongens op het goede pad to houden. PI. bracht
vervolgens dfen jeugdigen leeftijd der beklaagden on
der het oog, zij hebben nog een lang leven voor zicli
moet dat nu geknakt en vernietigd worden door zulk
een lange straf? De oudste kwam tot den diefstal om
eenige schulden te willen betalen en om te trouwen,
daar zijn meisje binnenkort moeder zal worden. Niet
tegenstaande alles, schrijft zij, dat ze nog van hem
houdt. PI. zou daarom gaarne zien, dat deze bekl. na
een maand of 5 vrij kwam om met haar te kunnen
trouwen en dit te kunnen goedmaken. Vervolgens las
pl. een brief voor van iemand uit Sassenheim, bij
wien beklaagde tot volle tevredenheid gewerkt heeft.
Do brief, welken de oudste bekl. aan den heer Kühn
schreef, noemt pl. onverstandig, maar toch geen reden
om de straf zoo te verzwaren.
Omtrent den jongsteu bekl. wees pl. o.a, op een zeer
uitvoerig rapport van den heer J. Klootsema, direc
teur van het Rijksopvoedingsgesticht, waarin bekl.
gunstig wordt besproken. De oudste bekl. oefende
echter invloed op hem uit en hij werd door zijn broer
overgehaald) den diefstal te plegen. Met den heer
Klootsema sprak pl. over de straf, welke goed voor de
zen jongen zou zijn. 't Beste lijkt pl. een korte gevan
genisstraf, b.v. een straf van één maand.
De Officier bracht daarna in het midden zeer zeker
rekening met de omstandigheden te hebben gehouden,
de belangen der maatschappij mogen echter niet uit
het oog verloren worden.
Bovendien, is 't geen schande, dat de jongens zich
zoo gedragen, terwijl hun moeder zoo goed voor hen
was. Wat is er niet voor den oudsten beklaagde ge
daan, die nog wel en dat wist hij op 't punt
stond een vaste betrekking te krijgen bij de II. IJ. S.
M. Spreker acht ook de trouwplannen van dezen be
klaagde niet zoo vast, dan t-ocb hadi hij zijn geld niet
opgemaakt met publieke vrouwen in den Haag.
Mr. Leesberg, repliceerende, bleef er bij, dat een
korte straf de beste straf voor de beklaagden zal zijn.
BEDELARIJ.
Petrus Nicolaas van der L., zonder vaste woon
plaats, geboren te Helder, thans gedetineerd in het
huis van bewaring- alhier, had zich te Helder schul
dig gemaakt aan bedelarij den 18en October.
Als getuige werd) in deze zaak gehoord) Constant
Mahieu, die verklaarde, dat bekl. hem om brood vroeg.
De eisch luidde 3 dagen hechtenis en 3 jaar opzen
ding naar een rijkswerkinrichting.
MISHANDELING.
Antje Gr., huisvrouw van C. Z. te Egmond aan Zee,
was ten laste gelegd, dat zij Adriana Wijker met een
ijzeren hark op den rug had geslagen.
De mishandelde, echtgenoote van O. Kooper, ver
klaarde, dat Zaterdag, den len Juli beklaagde op baar
afkwam, zoo zenuwachtig mogelijk, met een hark in
de hand, roepende: „Zal'ik je nou je harsens eens in
slaan?" Tegelijkertijd liet beklaagde dien hark op
getuige'S rug dalen, die verklaarde er erg van „ver
schoten" te zijn.
Dirkje Tol, huisvrouw van J. Gravemaker, stond op
genoemden dag een praatje te maken met Adriana
Wijker, toen beklaagde met den hark kwam en Adria
na er mee sloeg. Getuige ging een glas water voor de
mishandelde halen en in dien tijd was Antje verdwe
nen.
Wegens de gepleegde mishandeling eischte de offi
cier, die wel wil aannemen, dat bekl. in drift heeft
gehandeld, 5 boete subs. 3 dügen hechtenis tegen
haar.
De President raadde bekl. aan, als zij weer eens last
van haar zenuwen heeft, de harken thuis te laten.
HUISVREDE BREUK.
Johannes M. te Amsterdam had zich den lüen Sept.
te Wognum zeer onhebbelijk gedragen; tenminste uit
de verklaringen van Johannes Appel, veldwachter,
bleek, dat liij zich aldaar op genoemden datum weder
rechtelijk bevonden had in de woning van zekeren
Leeuwes. Op verzoek van den eigenaar wilde hij bet
huis niet verlaten, waarop de veldwachter er toe
moest overgaan hem met geweld te verwijderen. Bo
vendien beleedigde hij bij die gelegenheid den veld
wachter.
Neeltje Benneweer, huisvrouw van J. Messchaert,
verklaarde, dat zij wel eens noodhulp-huishoudster is
bij den ouden Leeuwes. Ook den 15en September was
zij daar, toen beklaagde binnenkwam, het den ouden
man lastig maakte en bedreigde. Getuige ging den
buurman waarschuwen, maar in dien tijd had) Leeuwes
hem de achterdeur uit gekregen. Hij kwam evenwel
de voordeur weer in, zoodat ten slotte de veldwachter
er bij te pas moest komen.
De Officier betreurde het, dat bekl. niet was ver
schenen. Als de oude Leeuwes naar Alkmaar had) kun
nen komen als getuige, hadi bekl. ook nog voor afper
sing terecht hebben moeten staan.
Wegens huisvredebreuk, tweemaal gepleegd en be
leediging, werd tegen bekl. 6 maanden gevangenis'
straf geëischt.
denlispelde milady, met die welluidende stem, wel
ke, gelijk aan die der Sirenen al diegenen bekoorde,
welke zij wilde in het verderf storten.
Zij nam, zich op haar leuningstoel oprichtende, een
houding aan, nog bekoorlijker en ongedwongener, dan
die zij liggende had.
Eelton stond op.
„Gij zult drie malen daags bediend worden, me
vrouw", zeide hij„des morgens te negen uur, des na
middags te één uur en des avonds te acht uur. Indien
u zulks niet bevalt, kunt gij andere uren bepalen, dan
die ik u voorstel en omtrent dat punt zal men zich
aan uwe begeerte onderwerpen."
„Maar zal men mij dan altijd geheel alleen in deze
groote, treurige kamer laten?" vroeg milady.
„Een vrouw der omstreken is ontboden geworden,
om voortaan in het kasteel te zijn en telkens, wanneer
gij hare tegenwoordigheid mocht verlangen, zal zij bij
u komen."
„Ik dank u, mijnheer", antwoordde de gevangene
nederig.
Felton maakte een lichte buiging en begaf zich
naar de deur.
Op het oogenblik, dat hij den drempel zou overgaan,
verscheen lord de Winter in de gang, gevolgd door
den soldaat, die hem van de bezwijming van milady
bericht had gebracht; hij hield in zijn hand een flesch-
je. met vlugzout.
„Wel, wel, wat gebeurt er toch?" riep hij op spot-
tenden toon, zijne gevangene overeind en Eelton zien
de, gereed om te vertrekken. „Is die doode al weer
verrezen? Felton, mijn zoon, hebt gij dan niet opge
merkt, dat men u voor een schooljongen aanziet en
men het eerste bedrijf van een komediestuk speelt,
van hetwelk wij zonder twijfel 't pleizier hebben, al de
verwikkelingen te kunnen volgen?"
„Ik twijfelde er aan, mylord", antwoordde Eelton,
„maar dewijl de gevangene in alle geval eee vrouw i«,
MISHANDELING.
Cornells Johannes van K., te Grootebroek, was mis
handeling ten laste gelegd, den 18en September door
hem gepleegd.
Beklaagde was op genoemden datum naar de hard
draverij in Medemblik geweest en bij die gelegenheid
had hij zekeren Smak aldaar met een stoelsport bij
vergissing meegenomen! een slag toegebracht. Be
klaagde bekende ruzie met Smak te hebben gekregen
en handgemeen met hem to zijn geworden; met eert
stuk van don stoelsport sloeg hij hem op het. hoofd.
Leendert Smak, te Medemblik, was eveneens naar
de harddraverij geweest, 's Nachts om half één
kwam hij uit de herberg van Rustenburg en ontmoette
buiten 5 feestgangers, die ruzie met hem zochten en
hem een klap gaven, daar beklaagde tegen hen aan
liep en zei: „Denk er een beetje om, hoor!" waarop
de President vroeg, of hij dat dan tegen zich zelf zei.
Vervolgens kreeg bij van één hunner een slag' met een
sport van een stoel, maar hij weet niet, wie het deed.
Johannes Steeman, werkman te Medemblik, had
gezien, dat bekl. met de stoelsport sloeg. Of Smak
eerst sloeg, kan hij niet zeggen.
Oornelis de Groot, rijksveldwachter te Andijk, was
op genoemden datum te Medemblik gedetacheerd.
Bekl. en zijn troepje gedroegen zich nogal rumoerig
en traden zoo nu en dan ergerlijk en onhebbelijk op.
De Officier van justitie wees op de bekentenis van
beklaagde en achtte in verband met de getuigen-ver-
klaringen de mishandeling bewezen. Bekl. heeft niet
gehandeld uit zelfverdediging, maar was in een on
hebbelijke stemming.
Tegen beklaagde, die in September 1.1. door de
rechtbank alhier veroordeeld is tot 25 boete of 25
dagen hechtenis, werd wederom deze straf geëischt.
OVERTREDING HONDENBELASTING.
Vervolgens hadden zich verschillende inwoners van
Hoorn en een tweetal uit den Helder te verantwoor
den, omdat zij niet op tijd de vereisclite aangifte voor
de hondenbelasting hadden gedaan. Verschillende
agenten van politie werden als getuigen gehoord.
Geëischt werd tegen Jacob BI. J 5 boete of 1 dag
hechtenis, tegen Bartholomeus E. 5 of 1 dag, tegen
Hendrik K. 5 of 1 dag, tegen Barend M. 6 of 1
dag, tegen Frans van R. 5 of 1 dag, Cornells S. als
voren, Arie S. als voren, Klaas T. als voren, Ulderik
Z. als voren, allen te Hoorn; Dirk K. te Helder 10
of 1 dag. Reijer M., Helder, 5 of 1 dag.
VERDUISTERING.
Hendrik A., kantoorbediende te Hoorn, was ver
duistering ten laste gelegd van een som van 2183.85,
den 8en Juli ten nadeele van de firma P. Best en Zn.
te Hoorn gepleegd, benevens van verduistering van
een aangeteekenden brief van 380 ten nadeele van
de zelfde firma.
Beklaagde bekende het hem ten laste gelegde. Tot
den dag- van zijn ontvluchting was hij in dienst van
de firma Best te Hoorn. Den 8en Juni was hem een
som van 2183.85 ter hand gesteld door een van de
firmanten om er een factuur mede te betalen aan de
Westfriesche gecondenseerde melkfabriek.
Den lOen Juni werd hem een aangeteekende brief
ter hand gesteld met een inhoud van 380 om aan het
postkantoor te bezorgen. Beide bedragen eigende hij
zich wederrechtelijk toe en nam den avond van den
lOen de. vlucht naar Parijs. Vandaar ging hij naar
Bordeaux, waar hij aangehouden werd) den 16en Au
gustus, nog- in 't bezit van 50 francs. Beklaagde zei
de 35 per maand verdiend te hebben bij de firma
Best.
Eranciscus Reijnders, firmant van de firma P. Best
en Zoon, te Hoorn, verklaarde beklaagde een aange
teekenden brief ter hand te hebben gesteld den lOen
Juni 1.1., benevens een postwissel van 8.12. Buiten
op het couvert stond) het bedrag, dat de brief inhield,
vermeld. De brief kwam echter niet ter bestemder
plaatse.
Pieter Best, kaashandelaar te Hoorn, verklaarde,
dat hij bekl. den 8en Juni een bedrag van 2183.85
ter hand had gesteld) om to bezorgen aan de West-
Eriesche gecondenseerde melkfabriek. Eenige dagen
later, toen getuige van de markt te Purmerend kwam,
hoorde hij van zijn vader, dat bekl. niet op het kantoor
was. Getuige stelde dadelijk een onderzoek in en het
bleek, dat het geld niet aan de melkfabriek bezorgd
was, zoodat de firma het bedrag nog eens moest be
talen, evenals het geld, dat in den aangeteekenden
brief bestemd was voor een firma in Leeuwarden. La
ter bemerkte getuige dat bekl. nog twee bedragen, ter
grootte van 124 en 177 hadi verduisterd.
Pieter A. Ooms, directeur van de West-friesche ge
condenseerde melkfabriek te Hoorn, verklaarde in Ju
ni een bedrag- van 2183.85 van de firma Best te vor
deren to hebben gehad. Bekl. had het hem echter niet
betaald, wel de firma later.
Johannes ITendrikuS van Erp, lid van de firma
Van der Wal, kaashandelaarster te Leeuwarden, deel
de mede, dat den 8en Juni zijn firma een bedrag van
388.12 te vorderen had van de firma Best. Alleen
een postwissel van 8.12 werd1 ontvangen, geen aan
geteekende brief met 380.
De Officier van justitie wees er op, dat beklaagde
in Parijs, zooals hij ten minste beweert, in slecht ge
zelschap van zijn geld is beroofd. Plij bekent de feiten
volmondig en uit de getuigen-verklaringen blijkt ook
voldoende dat bekl. de verduistering heeft gepleegd.
Ook heeft hij behalve 2 gepleegde verduisteringen,
waarvoor hij terecht staat, er nog twee gepleegd van
kleinere bedragen.
Bekl. woonde bij zijn moeder thuis, had dus geen
duur leven en vaste inkomsten. De eenige reden, die
hem tot de daad aanleiding kan hebben gegeven, zal
volgens spr. wel zijn de verleiding om eens aan de
zwier te gaan.
De Officier eischte 2 jaar gevangenisstraf tegen
beklaagde.
Mr. A. A. Huizinga, verdediger, was van meening,
dat de dagvaarding niet in orde was. Bewezen ia n.l.
niet, dat de verduistering in de gemeente Hoorn heeft
plaats gehad, daar bekl. het- couvert eerst in den trein
heeft opengemaakt, Bekl. is derhalve een onjuist feit
ten laste gelegd, waarom volgens pleiter's meening,
vrijspraak zal moeten volgen. Mocht de rechtbank niet
met deze zienswijze instemmen, dan verzoekt pl. in elk
geval een lichtere straf. Twee jaar is te lang voor een
kantoorbediende, die zoo gauw niet weer een betrek
king zal kunnen krijgen. Waarschijnlijk heeft da
hoogmoed bekl. parten gespeeld, want volgens verkla
ringen van zijn moeder was bekl. die het overigens
zeer goed met haar vinden kon hoogmoedig in
merg en been. De familie van beklaagde zijn all»
zeer achtenswaardige personen, die allen zeer getrof
fen zijn door het voorgevallene. Een zwager van be
klaagde zal alle mogelijke moeite doen om hem weer
aan een betrekking te helpen. Tenslotte drong pleiter
nogmaals op vrijspraak, subsidiair een lichtere straf
aan.
APPELEN- EN PERENDIEFSTAL.
Petrus P. en Cornells M., beiden te Hoorn, was ten
laste gelegd, dat zij zich den 17en September ten na
deele van Pieter Man te Hem appelen en peren had
den toegeëigend.
Uit de verklaringen van Pieter Man te Hem gem.
Venhuizen, bleek, dat hij den I7en Sept. 's morgens
gewaarschuwd werd, dat er kwaad volk in zijn boom
gaard was. Hij ging er heen en zag twee personen,
die zich vanuit zijn boomgaard) naar den openbaren
weg begaven. Hij ging hen eehterna en vond op de
plaats, waar zij geloopen hadden, een zak, waarin zich
73 mooie peren bevonden, die blijkbaar nog- niet lang
geleden gelpukt waren.
Herka Knol, rietdekker t© Hem, gein. Venhuizen,
had den I7en Sept. 4 personen uit een herberg zien
komen. Daaronder waren ook beklaagden. Een ervan
zag hij door een drooge sloot loopen, onder een heg
doorkruipen en zoo naar een boomgaard gaan. Vervol
gens zag hij, dat deze man met appelen in zijn visch-
zak terugkwam en deze uitdeelde.
Christiaan van der Paal, arbeider te Hoorn, kwam
op genoemden datum getuige Knol tegen, die hem
verzocht, wat in die huurt te blijven, daar er dieven in
den omtrek waren. Getuige zag, toen hij later verder
ging, drie personen aan den kant van den weg liggen,
waarbij beklaagden waren. Hij maakte een praatje
met hen en zag, dat P. peren in zijn broekzak had.
Reijer Kossen had op den bewusten morgen twee
person'en in den boomgaard van Man zien loopen. La
ter kwam hij tot de ontdekking, dat het beklaagden
waren. Een hunner sprong over de sloot, terwijl hij
zijn handen op zijn zakken hield en de ander gooide
een zak over de sloot.
Arie Groot te Venhuizen, had beklaagden in den
boomgaard gezien en hen over de sloot zien springen.
Ten slotte werd nog de rijksveldwachter Jentje
Rientsma gehoord, die een onderzoek in deze zaak had
ingesteld.
Tegen beide beklaagden werd «en week gevangenis
straf geëischt.
Tn alle zaken uitspraak over 8 dagen.
BADHUIS „WITTE KRUIS
In de week van 6 tot 11 November zijn in het bad
huis van het „Witte Kruis" genomen59 kuipbaden,
84 regenbaden le kks en 124 regenbaden 2e klas, te
zamen 267 baden.
De door de Firma COHEN ZONEN in dit blad ge
annonceerde
wilde ik jegens haar al de onderscheiding in acht ne
men, welke ieder welopgevoed man aan een vrouw is
verschuldigd, al is het dan niet voor haar, dan toch
voor zichezelf."
Milady liep een rilling door het gansche lichaam
Die woorden van Felton vloeiden als ijswater door al
haar aderen.
„Alzoo", hernam de Winter lachende, „hebben dat
fraaie hoofdhaar, zoo sierlijk ten toon gespreid, dat
blanke vel en die smachtende blik uw steenen hart
nog- niet vermurwd?"
„Neen, mylord!" antwoordde de ongevoelige jonge
ling; „en geloof mij wel, er behoort meer toe dan ge-
ba ren en de koketterie eener vrouw, om mij te verlei
den."
„In dat geval, mijn brave luitenant, zullen wij mi-
lady iets anders laten zoeken en aan tafel gaan. Maar
wees gerust, zij heeft een zeer vruchtbare verbeelding
en het tweede bedrijf van het tooneelspel zal spoedig
het eerste volgen."
Bij deze woorden stak de Winter zijn arm in dien
van Felton en trok hem lachende voort.
„O, ik zal wel vinden, wat ik noodig heb", mompel
de milady binnensmonds; „wees gerust, arme mislukte
monnik, arme, bekeerde soldaat, die uw uniform uit
een monnikspij hebt gesneden."
„Apropos, milady!" hernam de Winter, op den
drempel der deur blijvende staan, „die teleurstelling
moet u den eetlust niet ontnemen. Proef eens van
dat hoen en dien visch, welke ik, op mijn eer, niet heb
doen vergiftigen. Ik ben vrijwel over mijn kok tevre
den en daar hij van mij niet moet erven, stel ik in
hem volkomen vertrouwen. Doe zooals ik. Vaarwel,
lieve zuster! Tot aan uw aanstaande bezwijming."
Dat was meer dan milady kon verdragen. Hare
handen sloten zich krampachtig om de leuningen van
haren stoel, dof knarsetandende, volgde ze met haai'
oogen de bewagirig de» deur, welk» aiek *eht»r «I» j
is zonder prijsverhooging, dus tegen 85 eents verkrijg
baar bij de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs.
COSTÉR ZOON, Voordam C 9.
Winter en Eelton sloot, en toen zij alleen was, over
viel haar een nieuwe, nog geweldiger wanhoop. Zij
liet hare oogen op de tafel vallen, zag een mes glin
steren, sprong toe en greep het; maar hare teleur
stelling was wreed, het lemmet was rond1 en van buig
zaam zilver.
Een schaterend gelach klonk achter de niet geheel
gesloten deur, die zich weder opende.
„Ha! ha!" riep lord de Winter, „ha! ha! ha! ziet
gij wel, mijn beste Felton, ziet gij wel, wat ik u heb
voorspeld? Dat mes was voor u bestemd, mijn zoon;
zij zou u vermoord hebben, boort gij; een harer gril
len is, zich op deze of gene wijze van de lieden te be
vrijden, welke haar hinderen. Indien ik naar u ge
luisterd had, ware het mes puntig en van staal ge
weest en met Felton zou het dan gedaan zijn geweest;
zij zou u gekeeld hebben en na u ons allen. Zie maar
eens, John, hoe ferm zij het mes houdt."
Inderdaad, milady hield nog het onschadelijke wa
pen in hare krampachtige hand geklemd; maar die
laatste woorden, die verregaande beleediging opende
hare hand en ontspande hare krachten, ja zelfs haar
wil. Het mes viel op den grond.
„Gij hebt gelijk, mylord!" zeide Felton op een toon
van diepe walging, die in het diepste van het hart
van milady weerklonk, „gij hebt gelijk, en ik was het,
die ongelijk had."
En beiden vertrokken opnieuw. Maar nu luisterde
milady boter dan de eerste maal en zij hoorde hunne
voetstappen zich verwijderen en eindelijk aan het «in
de van de gang geheel verdwijnen.
„Ik ben verlorenmompelde zij„nu ben ik in do
macht van lieden, op welke ik niet meer vat heb, dan
op bronzen of steenen beelden; zij kennen mij van bui
ten en zijn geharnast tegen al mijn wapens. Het is
nochtans niet mogelijk", hernam zij, na '11 kort oogen
blik, „dat alles eindigt, zooals zij besloten hebben."
(Wordt rwrelgd.)