Aikniaarsche Courant Noordhollandsch j Land bouw cred iet. SAFELOKETTEN. Woensdag 15 November 1911 STADSNIEUW"^ D< A iTYËR T Ï!n TIÊ N. üiisketa&fS: arrondissements-rechtbank VAN TE ALKMAAR. Zitting van Dinsdag 14 November 1911. DE DIEFSTAL IN DE MAGDALENENSTEAAT. Leonardus Oornelis Hubertus Gerardns B., schil der, 24 jaar, en Johannes Petrus Maria Balthazar B., smid, 17 jaar, beiden te Leiden, was ten laste gelegd, dat zij zich den 15en October ten nadeele van den sla ger Kühn alhier een som gelds wederrechtelijk had den toegeëigend) ten bedrage van ongeveer 800. Beklaagden verklaren zich met het plan om te ste len op genoemden datum naar Alkmaar te hebben be geven om bij Kühn, bij wien de oudste der beklaagden eenigen tijd in. dienst is geweest, in te brekeD. Zij hielden in de Magdalenenstraat de waoht, totdat er niemand meer in huis was. Daarna begaven zij zich naar de Achterstraat, vanwaar zij door een steeg in den t-uin van den heer Kühn kwamen. Nadat zij ge probeerd hadden verschillende deuren open te maken, zagen zij een raam openstaan, waardoor de jongste der broers naar binnen klom. Zij schoven de ijskast op zij en konden zoo in de kamer komen, waar de secre taire stond. De oudste der beklaagden wist nog van vroeger, in welk laadje de heer Kühn zijn geld be waarde en waar de sleutel was, en daarom pleegde hij den diefstal, terwijl zijn broer in de gang wachtte. Toen de buit binnen was, gingen zij weer door de steeg naar buiten. Toen zij weer in de tram naar Haarlem zaten, telden zij het bedrag, dat zij bij zich gestoken hadden eens na. Er was voor I 690 aan bankpapier, voor 100 aan zilver en nog wat klein geld. Zij begaven zich naar den Haag, raakten daar aan 't fuiven en het slot was, dat een der meisjes, bij wie zij terecht waren gekomen, hun het geld afhandig maakte. Dit verdroot hen zoo, dat zij aangifte bij de politie deden, wat tot hun aanhouding leidde. De eerste getuige, Dirk Se-pp, inspecteur van politie te Alkmaar, verklaarde den 15en Oct. aangesproken te zijn door de echtgenoote van den heer Kühn, die zei- de, dat bij haar ingebroken was. Getuige ging met haar mee en nam in haar huis den boel in ©ogen schouw, waarbij hem bleek dat er een deur geforceerd was, dat de ijskast verschoven was, enz. Maartje do Wilde, huisvrouw van Nicolaas Kühn deelde mede, dat de oudste der beklaagden vroeger bij haar een maand of negen in dienst is geweest. Verder vertelde zij, wat er den 15en October gebeurd was. Toen zij dien dag een Zondag om een uur of 7 thuiskwam, zag zij dadelijk, dat er ingebroken was, waarom zij zich naar de politie begaf en den inspec teur kennis gaf van het gebeurde. 's Morgens had zij gezien, dat baar man bankpapier en zilvergeld in een der laadjes van de secretaire bad gelegd. Eenige rolletjes stuivers en halve centen had hij er Zaterdags in geborgen. De achterdeur, die zij met een sleutel had gesloten, was bij haar thuis komst niet meer op slot. Ook het poortje was open. Beklaagde wist, wat de gewoonten in het huis waren en dat er dientengevolge Zondags middags om een uur of 6 niemand) in huis is. Nicolaas Kühn, slager in de Magdalenenstraat, al hier, verklaarde dat hij op den bewusten morgen het geld in de secretaire had geborgen, bankpapier, zilver geld en klein geld. Evenals zijn vrouw verklaarde hij, dat beklaagde kon weten, dat er dien. dag om 6 uur niemand thuis was. Toen hij een uur later thuis kwam, was het geld) verdwenen. In den tijd, dien de oudste beklaagde bij getuige in dienst, is geweest, be trapte men hem vaak op kleine .oneerlijkheden, zoodat bij dezen diefstal dadelijk de verdenking op hem viel. Vervolgens werd de moeder van beklaagden, Geer- traida Bongers gehoord. Zij schreef de handelwijze van de jongens toe aan het vele lezen van slechte lec tuur. Tot hun 14e, 15e jaar pasten zij goed op. Al de andere kinderen van getuige passen volgens haar zeg gen goed op. Alleen de beide beklaagden kwamen wel eens in aanraking met de politie voor het plegen van kleine diefstalletjes, de jongste der beiden is ook al eens in het rijksopvoedingsgesticht alhier geweest. Tijdens de verklaringen van de moeder, die zeer ze nuwachtig' was, begonnen beide beklaagden te schrei en. De Officier van Justitie ging- na, wat er gebeurd was. Het zoeken met den politie-hond' had geen sue ces, maar dank zij den scherpen speurneus van den heer Kühn was men al spoedig op den goeden weg, waar nog bij kwam, dat beklaagden bij de politie aan gaven, dat ze bestolen waren. Hadden zij dit niet g daan en zich kalm laten berooven, misschien was de zaak dan nooit uitgekomen. Het bankpapier, dat thans in beslag genomen is, droeg alle sporen van uit een slagerswinkel te komen. Z. E. A. achtte het wettig en overtuigend bewijs ge leverd. Beklaagden hebben diefstal gepleegd met braak en inklimming, en welk een brutale inbraak. Deswege moeten zij zeer streng gestraft worden, bo vendien heeft de oudste der broers nog een brief van uit het huis van bewaring geschreven, waarin hij schrijft met Kühn te willen acco'rdeeren hem alles te- 147) ALEXANDRE DUMAS. o „Gij hebt gelijk", zeide FeltOn, na milady te hebben beschouwd van de plaats, waar hij stond, zonder één. schrede haar te naderen. „Ga lord de Winter waar schuwen, dat zijn gevangene in zwijm ligt; want ik weet niet, wat. ik doen moet in dat geval is niet voor zien." De soldaat vertrok, om de bevelen van zijn officier te volbrengen. Eelton ging op een stoel zitten, die bij toeval bij de deur stond en wachtte, zonder één woord te spreken en onbewegelijk. Milady bezat die groote, door de vrouwen zoo ijverig bestudeerde kunst, van alles te zien, met behulp van een spiegel, van een weerschijn of van een schaduw. Zij beschouwde Eelton, die haar den rug keerde en bleef hem ongeveer tien minuten beschouwen, gedu rende welke de onbewegelijke bewaker zich niet een enkele maal omkeerde. Zij bedacht toen, dat lord de Winter zou komen, die door zijn tegenwoordigheid meer kracht aan zijn cipier zou geven. Haar eerste proefneming was verloren ge gaan; maar zij troostte er zich over als een vrouw, die nog meer hulpmiddelen heeft. Bijgevolg richtte zij het hoofd op en slaakte een flauwen zucht. Op dien zucht zag- Eelton eindelijk om. „Ha! zijt gij eindelijk ontwaakt, mevrouw!" zeide hij, „ik behoef dus hier niet meer te zijn. Als gij 't een of ander mocht noodig hebben, kunt gij roepen." „A«h, raijn kemelmijn kemel! Wat h»h ik gul» rug te betalen, Indien deze hem niet zal bezwaren en maken dat bij vrij komt. Ten slotte eisebto do Officier tegen den oudst o 1 jaar, tegen den jongste 3 jaar gevangenisstraf. Mr. A. J. Leesberg, verdediger, ging nog eens na, aan welke feiten beklaagden zich hebben schuldig ge maakt en wees op de omstandigheden, waarin beklaag den geleefd' hebben. De moeder is echter een uitste kende vrouw, die al haar kinderen zoo goed) mogelijk heeft opgevoed en altijd haar best heeft gedaan ookde- ze jongens op het goede pad to houden. PI. bracht vervolgens dfen jeugdigen leeftijd der beklaagden on der het oog, zij hebben nog een lang leven voor zicli moet dat nu geknakt en vernietigd worden door zulk een lange straf? De oudste kwam tot den diefstal om eenige schulden te willen betalen en om te trouwen, daar zijn meisje binnenkort moeder zal worden. Niet tegenstaande alles, schrijft zij, dat ze nog van hem houdt. PI. zou daarom gaarne zien, dat deze bekl. na een maand of 5 vrij kwam om met haar te kunnen trouwen en dit te kunnen goedmaken. Vervolgens las pl. een brief voor van iemand uit Sassenheim, bij wien beklaagde tot volle tevredenheid gewerkt heeft. Do brief, welken de oudste bekl. aan den heer Kühn schreef, noemt pl. onverstandig, maar toch geen reden om de straf zoo te verzwaren. Omtrent den jongsteu bekl. wees pl. o.a, op een zeer uitvoerig rapport van den heer J. Klootsema, direc teur van het Rijksopvoedingsgesticht, waarin bekl. gunstig wordt besproken. De oudste bekl. oefende echter invloed op hem uit en hij werd door zijn broer overgehaald) den diefstal te plegen. Met den heer Klootsema sprak pl. over de straf, welke goed voor de zen jongen zou zijn. 't Beste lijkt pl. een korte gevan genisstraf, b.v. een straf van één maand. De Officier bracht daarna in het midden zeer zeker rekening met de omstandigheden te hebben gehouden, de belangen der maatschappij mogen echter niet uit het oog verloren worden. Bovendien, is 't geen schande, dat de jongens zich zoo gedragen, terwijl hun moeder zoo goed voor hen was. Wat is er niet voor den oudsten beklaagde ge daan, die nog wel en dat wist hij op 't punt stond een vaste betrekking te krijgen bij de II. IJ. S. M. Spreker acht ook de trouwplannen van dezen be klaagde niet zoo vast, dan t-ocb hadi hij zijn geld niet opgemaakt met publieke vrouwen in den Haag. Mr. Leesberg, repliceerende, bleef er bij, dat een korte straf de beste straf voor de beklaagden zal zijn. BEDELARIJ. Petrus Nicolaas van der L., zonder vaste woon plaats, geboren te Helder, thans gedetineerd in het huis van bewaring- alhier, had zich te Helder schul dig gemaakt aan bedelarij den 18en October. Als getuige werd) in deze zaak gehoord) Constant Mahieu, die verklaarde, dat bekl. hem om brood vroeg. De eisch luidde 3 dagen hechtenis en 3 jaar opzen ding naar een rijkswerkinrichting. MISHANDELING. Antje Gr., huisvrouw van C. Z. te Egmond aan Zee, was ten laste gelegd, dat zij Adriana Wijker met een ijzeren hark op den rug had geslagen. De mishandelde, echtgenoote van O. Kooper, ver klaarde, dat Zaterdag, den len Juli beklaagde op baar afkwam, zoo zenuwachtig mogelijk, met een hark in de hand, roepende: „Zal'ik je nou je harsens eens in slaan?" Tegelijkertijd liet beklaagde dien hark op getuige'S rug dalen, die verklaarde er erg van „ver schoten" te zijn. Dirkje Tol, huisvrouw van J. Gravemaker, stond op genoemden dag een praatje te maken met Adriana Wijker, toen beklaagde met den hark kwam en Adria na er mee sloeg. Getuige ging een glas water voor de mishandelde halen en in dien tijd was Antje verdwe nen. Wegens de gepleegde mishandeling eischte de offi cier, die wel wil aannemen, dat bekl. in drift heeft gehandeld, 5 boete subs. 3 dügen hechtenis tegen haar. De President raadde bekl. aan, als zij weer eens last van haar zenuwen heeft, de harken thuis te laten. HUISVREDE BREUK. Johannes M. te Amsterdam had zich den lüen Sept. te Wognum zeer onhebbelijk gedragen; tenminste uit de verklaringen van Johannes Appel, veldwachter, bleek, dat liij zich aldaar op genoemden datum weder rechtelijk bevonden had in de woning van zekeren Leeuwes. Op verzoek van den eigenaar wilde hij bet huis niet verlaten, waarop de veldwachter er toe moest overgaan hem met geweld te verwijderen. Bo vendien beleedigde hij bij die gelegenheid den veld wachter. Neeltje Benneweer, huisvrouw van J. Messchaert, verklaarde, dat zij wel eens noodhulp-huishoudster is bij den ouden Leeuwes. Ook den 15en September was zij daar, toen beklaagde binnenkwam, het den ouden man lastig maakte en bedreigde. Getuige ging den buurman waarschuwen, maar in dien tijd had) Leeuwes hem de achterdeur uit gekregen. Hij kwam evenwel de voordeur weer in, zoodat ten slotte de veldwachter er bij te pas moest komen. De Officier betreurde het, dat bekl. niet was ver schenen. Als de oude Leeuwes naar Alkmaar had) kun nen komen als getuige, hadi bekl. ook nog voor afper sing terecht hebben moeten staan. Wegens huisvredebreuk, tweemaal gepleegd en be leediging, werd tegen bekl. 6 maanden gevangenis' straf geëischt. denlispelde milady, met die welluidende stem, wel ke, gelijk aan die der Sirenen al diegenen bekoorde, welke zij wilde in het verderf storten. Zij nam, zich op haar leuningstoel oprichtende, een houding aan, nog bekoorlijker en ongedwongener, dan die zij liggende had. Eelton stond op. „Gij zult drie malen daags bediend worden, me vrouw", zeide hij„des morgens te negen uur, des na middags te één uur en des avonds te acht uur. Indien u zulks niet bevalt, kunt gij andere uren bepalen, dan die ik u voorstel en omtrent dat punt zal men zich aan uwe begeerte onderwerpen." „Maar zal men mij dan altijd geheel alleen in deze groote, treurige kamer laten?" vroeg milady. „Een vrouw der omstreken is ontboden geworden, om voortaan in het kasteel te zijn en telkens, wanneer gij hare tegenwoordigheid mocht verlangen, zal zij bij u komen." „Ik dank u, mijnheer", antwoordde de gevangene nederig. Felton maakte een lichte buiging en begaf zich naar de deur. Op het oogenblik, dat hij den drempel zou overgaan, verscheen lord de Winter in de gang, gevolgd door den soldaat, die hem van de bezwijming van milady bericht had gebracht; hij hield in zijn hand een flesch- je. met vlugzout. „Wel, wel, wat gebeurt er toch?" riep hij op spot- tenden toon, zijne gevangene overeind en Eelton zien de, gereed om te vertrekken. „Is die doode al weer verrezen? Felton, mijn zoon, hebt gij dan niet opge merkt, dat men u voor een schooljongen aanziet en men het eerste bedrijf van een komediestuk speelt, van hetwelk wij zonder twijfel 't pleizier hebben, al de verwikkelingen te kunnen volgen?" „Ik twijfelde er aan, mylord", antwoordde Eelton, „maar dewijl de gevangene in alle geval eee vrouw i«, MISHANDELING. Cornells Johannes van K., te Grootebroek, was mis handeling ten laste gelegd, den 18en September door hem gepleegd. Beklaagde was op genoemden datum naar de hard draverij in Medemblik geweest en bij die gelegenheid had hij zekeren Smak aldaar met een stoelsport bij vergissing meegenomen! een slag toegebracht. Be klaagde bekende ruzie met Smak te hebben gekregen en handgemeen met hem to zijn geworden; met eert stuk van don stoelsport sloeg hij hem op het. hoofd. Leendert Smak, te Medemblik, was eveneens naar de harddraverij geweest, 's Nachts om half één kwam hij uit de herberg van Rustenburg en ontmoette buiten 5 feestgangers, die ruzie met hem zochten en hem een klap gaven, daar beklaagde tegen hen aan liep en zei: „Denk er een beetje om, hoor!" waarop de President vroeg, of hij dat dan tegen zich zelf zei. Vervolgens kreeg bij van één hunner een slag' met een sport van een stoel, maar hij weet niet, wie het deed. Johannes Steeman, werkman te Medemblik, had gezien, dat bekl. met de stoelsport sloeg. Of Smak eerst sloeg, kan hij niet zeggen. Oornelis de Groot, rijksveldwachter te Andijk, was op genoemden datum te Medemblik gedetacheerd. Bekl. en zijn troepje gedroegen zich nogal rumoerig en traden zoo nu en dan ergerlijk en onhebbelijk op. De Officier van justitie wees op de bekentenis van beklaagde en achtte in verband met de getuigen-ver- klaringen de mishandeling bewezen. Bekl. heeft niet gehandeld uit zelfverdediging, maar was in een on hebbelijke stemming. Tegen beklaagde, die in September 1.1. door de rechtbank alhier veroordeeld is tot 25 boete of 25 dagen hechtenis, werd wederom deze straf geëischt. OVERTREDING HONDENBELASTING. Vervolgens hadden zich verschillende inwoners van Hoorn en een tweetal uit den Helder te verantwoor den, omdat zij niet op tijd de vereisclite aangifte voor de hondenbelasting hadden gedaan. Verschillende agenten van politie werden als getuigen gehoord. Geëischt werd tegen Jacob BI. J 5 boete of 1 dag hechtenis, tegen Bartholomeus E. 5 of 1 dag, tegen Hendrik K. 5 of 1 dag, tegen Barend M. 6 of 1 dag, tegen Frans van R. 5 of 1 dag, Cornells S. als voren, Arie S. als voren, Klaas T. als voren, Ulderik Z. als voren, allen te Hoorn; Dirk K. te Helder 10 of 1 dag. Reijer M., Helder, 5 of 1 dag. VERDUISTERING. Hendrik A., kantoorbediende te Hoorn, was ver duistering ten laste gelegd van een som van 2183.85, den 8en Juli ten nadeele van de firma P. Best en Zn. te Hoorn gepleegd, benevens van verduistering van een aangeteekenden brief van 380 ten nadeele van de zelfde firma. Beklaagde bekende het hem ten laste gelegde. Tot den dag- van zijn ontvluchting was hij in dienst van de firma Best te Hoorn. Den 8en Juni was hem een som van 2183.85 ter hand gesteld door een van de firmanten om er een factuur mede te betalen aan de Westfriesche gecondenseerde melkfabriek. Den lOen Juni werd hem een aangeteekende brief ter hand gesteld met een inhoud van 380 om aan het postkantoor te bezorgen. Beide bedragen eigende hij zich wederrechtelijk toe en nam den avond van den lOen de. vlucht naar Parijs. Vandaar ging hij naar Bordeaux, waar hij aangehouden werd) den 16en Au gustus, nog- in 't bezit van 50 francs. Beklaagde zei de 35 per maand verdiend te hebben bij de firma Best. Eranciscus Reijnders, firmant van de firma P. Best en Zoon, te Hoorn, verklaarde beklaagde een aange teekenden brief ter hand te hebben gesteld den lOen Juni 1.1., benevens een postwissel van 8.12. Buiten op het couvert stond) het bedrag, dat de brief inhield, vermeld. De brief kwam echter niet ter bestemder plaatse. Pieter Best, kaashandelaar te Hoorn, verklaarde, dat hij bekl. den 8en Juni een bedrag van 2183.85 ter hand had gesteld) om to bezorgen aan de West- Eriesche gecondenseerde melkfabriek. Eenige dagen later, toen getuige van de markt te Purmerend kwam, hoorde hij van zijn vader, dat bekl. niet op het kantoor was. Getuige stelde dadelijk een onderzoek in en het bleek, dat het geld niet aan de melkfabriek bezorgd was, zoodat de firma het bedrag nog eens moest be talen, evenals het geld, dat in den aangeteekenden brief bestemd was voor een firma in Leeuwarden. La ter bemerkte getuige dat bekl. nog twee bedragen, ter grootte van 124 en 177 hadi verduisterd. Pieter A. Ooms, directeur van de West-friesche ge condenseerde melkfabriek te Hoorn, verklaarde in Ju ni een bedrag- van 2183.85 van de firma Best te vor deren to hebben gehad. Bekl. had het hem echter niet betaald, wel de firma later. Johannes ITendrikuS van Erp, lid van de firma Van der Wal, kaashandelaarster te Leeuwarden, deel de mede, dat den 8en Juni zijn firma een bedrag van 388.12 te vorderen had van de firma Best. Alleen een postwissel van 8.12 werd1 ontvangen, geen aan geteekende brief met 380. De Officier van justitie wees er op, dat beklaagde in Parijs, zooals hij ten minste beweert, in slecht ge zelschap van zijn geld is beroofd. Plij bekent de feiten volmondig en uit de getuigen-verklaringen blijkt ook voldoende dat bekl. de verduistering heeft gepleegd. Ook heeft hij behalve 2 gepleegde verduisteringen, waarvoor hij terecht staat, er nog twee gepleegd van kleinere bedragen. Bekl. woonde bij zijn moeder thuis, had dus geen duur leven en vaste inkomsten. De eenige reden, die hem tot de daad aanleiding kan hebben gegeven, zal volgens spr. wel zijn de verleiding om eens aan de zwier te gaan. De Officier eischte 2 jaar gevangenisstraf tegen beklaagde. Mr. A. A. Huizinga, verdediger, was van meening, dat de dagvaarding niet in orde was. Bewezen ia n.l. niet, dat de verduistering in de gemeente Hoorn heeft plaats gehad, daar bekl. het- couvert eerst in den trein heeft opengemaakt, Bekl. is derhalve een onjuist feit ten laste gelegd, waarom volgens pleiter's meening, vrijspraak zal moeten volgen. Mocht de rechtbank niet met deze zienswijze instemmen, dan verzoekt pl. in elk geval een lichtere straf. Twee jaar is te lang voor een kantoorbediende, die zoo gauw niet weer een betrek king zal kunnen krijgen. Waarschijnlijk heeft da hoogmoed bekl. parten gespeeld, want volgens verkla ringen van zijn moeder was bekl. die het overigens zeer goed met haar vinden kon hoogmoedig in merg en been. De familie van beklaagde zijn all» zeer achtenswaardige personen, die allen zeer getrof fen zijn door het voorgevallene. Een zwager van be klaagde zal alle mogelijke moeite doen om hem weer aan een betrekking te helpen. Tenslotte drong pleiter nogmaals op vrijspraak, subsidiair een lichtere straf aan. APPELEN- EN PERENDIEFSTAL. Petrus P. en Cornells M., beiden te Hoorn, was ten laste gelegd, dat zij zich den 17en September ten na deele van Pieter Man te Hem appelen en peren had den toegeëigend. Uit de verklaringen van Pieter Man te Hem gem. Venhuizen, bleek, dat hij den I7en Sept. 's morgens gewaarschuwd werd, dat er kwaad volk in zijn boom gaard was. Hij ging er heen en zag twee personen, die zich vanuit zijn boomgaard) naar den openbaren weg begaven. Hij ging hen eehterna en vond op de plaats, waar zij geloopen hadden, een zak, waarin zich 73 mooie peren bevonden, die blijkbaar nog- niet lang geleden gelpukt waren. Herka Knol, rietdekker t© Hem, gein. Venhuizen, had den I7en Sept. 4 personen uit een herberg zien komen. Daaronder waren ook beklaagden. Een ervan zag hij door een drooge sloot loopen, onder een heg doorkruipen en zoo naar een boomgaard gaan. Vervol gens zag hij, dat deze man met appelen in zijn visch- zak terugkwam en deze uitdeelde. Christiaan van der Paal, arbeider te Hoorn, kwam op genoemden datum getuige Knol tegen, die hem verzocht, wat in die huurt te blijven, daar er dieven in den omtrek waren. Getuige zag, toen hij later verder ging, drie personen aan den kant van den weg liggen, waarbij beklaagden waren. Hij maakte een praatje met hen en zag, dat P. peren in zijn broekzak had. Reijer Kossen had op den bewusten morgen twee person'en in den boomgaard van Man zien loopen. La ter kwam hij tot de ontdekking, dat het beklaagden waren. Een hunner sprong over de sloot, terwijl hij zijn handen op zijn zakken hield en de ander gooide een zak over de sloot. Arie Groot te Venhuizen, had beklaagden in den boomgaard gezien en hen over de sloot zien springen. Ten slotte werd nog de rijksveldwachter Jentje Rientsma gehoord, die een onderzoek in deze zaak had ingesteld. Tegen beide beklaagden werd «en week gevangenis straf geëischt. Tn alle zaken uitspraak over 8 dagen. BADHUIS „WITTE KRUIS In de week van 6 tot 11 November zijn in het bad huis van het „Witte Kruis" genomen59 kuipbaden, 84 regenbaden le kks en 124 regenbaden 2e klas, te zamen 267 baden. De door de Firma COHEN ZONEN in dit blad ge annonceerde wilde ik jegens haar al de onderscheiding in acht ne men, welke ieder welopgevoed man aan een vrouw is verschuldigd, al is het dan niet voor haar, dan toch voor zichezelf." Milady liep een rilling door het gansche lichaam Die woorden van Felton vloeiden als ijswater door al haar aderen. „Alzoo", hernam de Winter lachende, „hebben dat fraaie hoofdhaar, zoo sierlijk ten toon gespreid, dat blanke vel en die smachtende blik uw steenen hart nog- niet vermurwd?" „Neen, mylord!" antwoordde de ongevoelige jonge ling; „en geloof mij wel, er behoort meer toe dan ge- ba ren en de koketterie eener vrouw, om mij te verlei den." „In dat geval, mijn brave luitenant, zullen wij mi- lady iets anders laten zoeken en aan tafel gaan. Maar wees gerust, zij heeft een zeer vruchtbare verbeelding en het tweede bedrijf van het tooneelspel zal spoedig het eerste volgen." Bij deze woorden stak de Winter zijn arm in dien van Felton en trok hem lachende voort. „O, ik zal wel vinden, wat ik noodig heb", mompel de milady binnensmonds; „wees gerust, arme mislukte monnik, arme, bekeerde soldaat, die uw uniform uit een monnikspij hebt gesneden." „Apropos, milady!" hernam de Winter, op den drempel der deur blijvende staan, „die teleurstelling moet u den eetlust niet ontnemen. Proef eens van dat hoen en dien visch, welke ik, op mijn eer, niet heb doen vergiftigen. Ik ben vrijwel over mijn kok tevre den en daar hij van mij niet moet erven, stel ik in hem volkomen vertrouwen. Doe zooals ik. Vaarwel, lieve zuster! Tot aan uw aanstaande bezwijming." Dat was meer dan milady kon verdragen. Hare handen sloten zich krampachtig om de leuningen van haren stoel, dof knarsetandende, volgde ze met haai' oogen de bewagirig de» deur, welk» aiek *eht»r «I» j is zonder prijsverhooging, dus tegen 85 eents verkrijg baar bij de N.V. Boek- en Handelsdrukkerij v.h. HERMs. COSTÉR ZOON, Voordam C 9. Winter en Eelton sloot, en toen zij alleen was, over viel haar een nieuwe, nog geweldiger wanhoop. Zij liet hare oogen op de tafel vallen, zag een mes glin steren, sprong toe en greep het; maar hare teleur stelling was wreed, het lemmet was rond1 en van buig zaam zilver. Een schaterend gelach klonk achter de niet geheel gesloten deur, die zich weder opende. „Ha! ha!" riep lord de Winter, „ha! ha! ha! ziet gij wel, mijn beste Felton, ziet gij wel, wat ik u heb voorspeld? Dat mes was voor u bestemd, mijn zoon; zij zou u vermoord hebben, boort gij; een harer gril len is, zich op deze of gene wijze van de lieden te be vrijden, welke haar hinderen. Indien ik naar u ge luisterd had, ware het mes puntig en van staal ge weest en met Felton zou het dan gedaan zijn geweest; zij zou u gekeeld hebben en na u ons allen. Zie maar eens, John, hoe ferm zij het mes houdt." Inderdaad, milady hield nog het onschadelijke wa pen in hare krampachtige hand geklemd; maar die laatste woorden, die verregaande beleediging opende hare hand en ontspande hare krachten, ja zelfs haar wil. Het mes viel op den grond. „Gij hebt gelijk, mylord!" zeide Felton op een toon van diepe walging, die in het diepste van het hart van milady weerklonk, „gij hebt gelijk, en ik was het, die ongelijk had." En beiden vertrokken opnieuw. Maar nu luisterde milady boter dan de eerste maal en zij hoorde hunne voetstappen zich verwijderen en eindelijk aan het «in de van de gang geheel verdwijnen. „Ik ben verlorenmompelde zij„nu ben ik in do macht van lieden, op welke ik niet meer vat heb, dan op bronzen of steenen beelden; zij kennen mij van bui ten en zijn geharnast tegen al mijn wapens. Het is nochtans niet mogelijk", hernam zij, na '11 kort oogen blik, „dat alles eindigt, zooals zij besloten hebben." (Wordt rwrelgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5