DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
bï¥n¥n~l~a¥Ix
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DONDERDAG
16 NOVEMBER.
De drie fölnekeiierea
No.
270
FEIÜIT «T .FiTQ3%
ALKMAARSCHE COURANT.
ALKMAAR, 16 November.
Waar is de Italiaansche vloot op het oog'enblik?
Die vraag wordt van alle kanten gesteld, en tal
van antwoorden worden erop gegeven. Maar evenais
er wanneer er voor een ziekte heel veel geneesmidJe-
len zijn gewoonlijk geen enkele deugt, is er geen en
kel bevredigend antwoord te verkrijgen. In Italië be
weert men dat de vloot bezig is op te treden in de
Aegeïsehe zee en dat den een of anderen dag het be
licht te verwachten is, dat zij een der eilanden bom
bardeert of zelfs in de Dardanellen opereert. In Tur
kije zegt men, dat de vloot reeds in de Dardanellen is
aangekomen. Te Weenen wordt daarentegen weer
verzekerd', dat Italië zijn vloot niet in de Aegeïsehe
zee zal laten optreden, omdat de mogendheden niet
willen weten van een uitbreiding van den oorlog iri
do Turksche wateren. En te Berlijn is men overtuigd,
dat de vloot weldra weer aan de Italiaansehe kust
zal zijn teruggekeerd.
Intusschen niemand kam zeggen waar de vloot
is, nog minder, wat zij zal doen. Zij wordt overal ge
zien, maar nergens gevonden. Zij heeft volgens de
berichten zelfs forten beschoten en eilanden bezet.
doch er schijnt altijd nog maar niets te gebeuren.
Al die geheimzinnigheid wijst er echter wel op, dat
de vloot inderdaad wel eens ietsi in het schild zou
kunnen voeren. liet- psychologische moment voor een
groote maritieme actie lijkt ook wel aangebroken. De
groote vraag is en blijft echter of Italië wel mag, èn
of het, zoo de mogendheden zulk een actie verboden
hebben, den moed zal vinden het verbod te overtre
den. Italië bevindt zich ongetwijfeld in een lastige
positie. Het is duidelijk, dat wanneer de oorlog in
Tripolis moet worden beslist, hij den Italianen, die
ten slotte moeten winnen omdat- er zoo ontzagge
lijk veel op het spel staat, omdat de nederlaag niet
slechts zou beteekenen het verlies van alle hoop op het
worden van een koloniale mogendheid, maar waar
schijnlijk den val van de monarchie tengevolge zou
hebben, veel tijd, veel bloed en veel geld zal kosten.
En wanneer men een oorlog verklaart, dan wil men
natuurlijk den vijand door wapengeweld tot toegeven
brengen, en moet men vrij zijn in de wijze, waarop
men dit doel wenscht te bereiken. Italië heeft inder
tijd verklaard, dat de strijd uitsluitend gericht zou
zijn op de verovering van Tripolis en dat het den
oorlog zou lokaliseeren, maar nu Turkije zfcli niet
bij de inlijving wil neerleggen en zich krachtiger
verweert en beter gesteund wordt, dan de Italianen
hebben gedacht! kan het, door te opereeren in de
Aegeïsehe zee, den handel lam leggen en daardoor
de Turksche vloot nopen slag te leveren (en vernie
tigd te worden!), en nu is het wel erg hard, dat dit
middel niet zou mogen worden toegepast.
In Italië zelf wordt dan ook in de pers behoudens
dan door de democratische Secoio aangedrongen op
een spoedige maritieme actie op grooten stijl. Men
verwondert er zich over, dat er nog niets is gebeurd!
Zelfs wordt deze omstandigheid aangemerkt als een
teeken, dat de vrede dicht bij is. Het heet dan, dat
Italië zich tevi'eden zou stellen met een protectoraat
over Tripolis en bereid zou zijn Turkije een aanzien
lijke schadeloosstelling te geven.
Maarom een dergelijk resultaat te bereiken,
had men niet behoeven te oorlogen, had Italië niet
zooveel behoeven op te offeren. En dan moet men
niet vergeten, dat Italië reeds de inlijving zonder meer
heeft geproclameerd!
Het sluiten van den vrede lijkt op het oogenblik
ALEXANDRE DUMAS.
148) -o—
.En waarlijk, zooals die laatste overweging, de werk
tuigelijke terugkeer tot de hoop, het aanduidde, ble
ven de vrees en het gevoel van zwakheid niet lang in
die onpeilbare ziel bovendrijven. Milady zette zich
aan tafel, at van verschillende gerechten, dronk een
weinig Spaanschen wijn, en voelde al haar stoutheid
herleven.
Alvorens zich te bed) te begeven, had zij reeds over
wogen, ontleed, zich naar alle zijden omgekeerd en de
woorden, gang, gebaren en teekens, ja zelfs het stil
zwijgen harer bewakers in al hun deelen beschouwd;
en uit deze diepe, doordachte en geleerde beschou
wing, had zij het besluit, getrokken, dat Eelton, alles
bij elkander genomen, de minst onkwetsbare van bei
den was.
Een woord vooral kwam telkens in de herinnering
van milady weder op: „Indien ik naar u geluisterd
had," had lord de Winter tegen Eelton gezegd.
Derhalve ha-d Eelton in haar voordeel gesproken,
omdat lord de Winter naar Eelton niet had willen
luisteren.
„Hoe zwak of sterk ook," herbaalde milady, „heeft
die man echter een vonk van medelijden in zijn ziel.
Van dezen vonk zal ik een brand doen uitbreken, die
hem zal verslinden. Wat den anderen betreft, deze
kent, vreest mij, en weet, wat hij van mij te wachten
heeft, indien ik ooit zijn handen ontsnap, hef is dus
nutteloos, iets op hem te beproeven. Maar Felton,
dat is iets anders, hij schijnt een onnoozel, rein en
deugdzaam jongeling te zijn. Op dezen is het middel
te beproeven, hem in het verderf te storten.
En milady legde zich te bed en sliep met een glim
lach op de lippen.
Iemand, die haar in dien sliay sou hebben geaien,
slechts op deze voorwaarde mogelijk. Voor Italië zou
deze oplossing- zeker wel de meest gewenschte zijn
en Turkije zou blij mogen zijn, wanneer het er aldus
afkwam. Doch oorlogvoerende mogendheden en op
gezweepte naties zijn geen kalm redeneerende en za
kelijk nadenkende personen!
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren werd het adres-voorstel-
Troelstra ter verkrijging van algemeen kiesrecht be
sproken door den heer Goeman Borgesius
(IJ. L.), die de behandeling van deze kwestie buiten
de begrooting prees. Nu het Kabinet al zoolang aan
het bewind is, is -partieele grondwetsherziening na de
gedane toezeggingen urgent geworden ten behoeve
van het kiesrecht. Hij gaat de geschiedenis van art-.
80 der Grondwet na en herinnert aan den drang om
de kiesrechtregeling geheel aan den wetgever te laten.
Dit procédé (blanco-artikel); of grondwettelijke rege
ling van het alg. kiesrecht: voor beide denkbeelden
kan men op unie-liberalen steun rekenen. Voor het
algemeen kiesrecht, hoopt hij op samenwerking der
linkerzijde, niet als -strijdmiddel tegen het Kabinet
en om het heft in handen te krijgen, doch om de zaak
zelve. Van een samenwerking met rechtsche elemen
ten verwacht spr. niets voor spoedige invoering van
alg. kiesrecht.
Hij keurde het stelsel der Kieswet-van Houten af
om het behoud van den belastingcensus. Het is tegen
het staatsbelang. Het is tijd aan den drang naar
uitbreiding van het kiesrecht gevolg te geven, nu tel
kens meer lagen der maatschappij naar medezeggen
schap verlangen. Alle partijen vinden, dat het zoo
niet langer gaat; spr. wees op een kentering in vrij-
liberale, christ.-historische opvattingen e-n in het
anti-rev. huismanskiesrecht in de richting van alg.
kiesrecht. Hij juichte de bedoeling van het adres-
voorstel toe, maar vindt den vorm omslachtig, terwijl
het jammer is, dat het alg. kiesrecht er niet in wordt
genoemd en een onzuivere stemming niet uit zal kun
nen blijven door eonstitutioneele vormbezwaren van
sommigen. Spr. vroeg den heer Troelstra om een
duidelijks motie, die veel meer zou kujmen uitrichten.
Hij gaf zelf een model, waarin op beperkte; grondwets
herziening wordt aangedrongen vóór 1913 ter invoe
ring" van alg. kiesrecht en evenredige vertegenwoordi
ging. Dit laatste moet het vertrouwen in het eerste
brengen. Spr. wees op de achterlijkheid van ons kies
recht en maant de regeering hieraan een einde te
maken.
De, heer K u y p e r (A.-R.) begroette het voorstel
met sympathie, omdat het niet rept van algemeen
kiesrecht. Spr. betoogde, dat de regeering in deze
kwestie pas een rol krijgt te spelen als het voorstel
is aangenomen.
Vervolgens sprak de heer Limburg (V. D.), die
o. a. het standpunt nopens vrouwenkiesrecht tegen
het verwijt van dameskiesrecht verdedigde.
Spr. zag vóór 1913 geen grondwetsherziening ko
men en hij vroeg of de regeering van plan is het kies
recht te laten voorttalmen in de Staatscommissie.
Het voorstel-Troelstra is niet ongrondwettig: het
raakt het onschendbaar staatshoofd niet, maar het
Kabinet. Alleen de vorm deugt niet; een motie moet
het zijn. Spr. critiseerde de houding der regeerings-
partijen, die wegens het coalitiebelang zwijgen over
het algemeen kiesrecht.
De heer de Savornin Lotman (G.-H.)
bestreed' het voorstel.
Dé heer Tydeman (V.-L.) vond ook geen aan
leiding tot het zenden van een adres nu er een Grond
wetscommissie is.
Volgens den heer Nolens (R.-K.) zou het een
ontijdige daad wezen een adres aan de Koningin te
zenden. In deze omstandigheden behoeft niet over
het kiesrecht te worden gesproken.
De heer Schaper (S.-D.) kwam op tegen het
verwijt, dat de socialisten ook hier den nation-alen tijd
weer zouden vermorsen, bestreed hetgeen de heer
Kuyper over het petitionnement van 1818 zeide en
zette uiteen, met welke middelen toen werd opgetre-
had een deugdzame, jonge maagd meenen te zien, die
van plan was in een klooster te treden.
LIV.
TWEEDE DAG VAN GEVANGENSCHAP.
Milady droomde, dat d'Artagnan eindelijk in haai'
macht was en zij zijn strafoefening bijwoonde; het ge
zicht van zijn afschuwelijk bloed, dat stroomde onder
de bijl des beuk, tooverde een bevalligen glimlach op
haar lippen.
Ze sliep als een gevangene, wie een eerste hoop ver
vult. Den volgenden dag was ze nog te bed, toen men
in haar kamer trad.
Eelton bleef in de gang staan. Hij had de vrouw
meegebracht, van welke hij den vorige'n dag had ge
sproken en die was aangekomen. Die vrouw trad bin
nen, naderde het bed van milady en bood haar hare
diensten aan.
Milady was gewoonlijk bleek; haar gelaatskleur kon
dus lichtelijk iemand bedriegen, die haar voor het
eerst zag.
„Ik heb de koorts", zeide zij, „ik heb geen oogenblik
gedurende dezen langen nacht geslapen. Ik lijd gewel
dig. Zoudt ge menschlievender zijn dan men het gis
teren met mij is geweest? Alles wat ik verzoek is
trouwens niets anders dan in bed te blijven."
„Wilt ge een dokter hebben?" vroeg de vrouw.
Felton luisterde naar dat gesprek zonder een enkel
woord te spreken. Milady begreep, dat hoe meer ze
door lieden zou worden omringd', er des te meer gele
genheid voor haar zoude zijn om medelijden in te boe
zemen, waardoor de waakzaamheid van lord de Winter
zou verdubbelen. Bovendien kon de geneesheer ver
klaren, dat de ziekte geveinsd' was en milady wilde na
het eerste ook nog niet het tweede spel verliezen.
„Waartoe een geneesheer te ontbieden?" zeide zij,
„de heeren hebben gister verklaard dat mijn ziekte
komedie was, het zal vandaag' hetzelfde wezen, want
sedert gisteren heeft men den tijd gehad den dokter
t» verwittig»*."
den. Onderscheidene handteekeningen waren .op de
adressen gezet, die niet zuiver waren. Daartegenover
s durft spr. zeggen, dat op het petitionnement der soci-
1 aal-democraten geen enkele onjuiste en onwettig ver-
kregen handteekening voorkomt.
I De vergadering werd vervolgens verdaagd tot he
denmorgen.
DE RIJKSMIDDELEN.
De- maand October schijnt niet tot de gelukkige
voor 's Rijks schatkist te behooren, zegt de N. Ct. De
opbrengst der middelen bleef toch in de afgeloopen
maand niet slechts beneden die van dezelfde maand in
het vorig jaar, maar was ook lager dan de opbrengst
in October 1909. Het totaal bedrag was 16.146.129.66
tegen 16.397.390.39V2 in 1910, dus 251.260.73y2
minder. Toch kan in dit geval niet van een buiten
gewoon „slechte" maand worden gesproken, omdat de
mindere opbrengst in de eerste plaats werd veroor
zaakt door een lagere ontvangst uit de wisselvallige
successierechten van ruim 238.000, en in de tweede
plaats de suikeraccijns met het niet onaanzienlijk be-
xlrag van 377.000 beneden 1910 bleef. Opmerking
verdient dat die accijns in het vorig jaar eveneens
ruim 3 tou minder opbracht1 dan in de gelijknamige
maand van 1909.
In de laatste drie maanden van dit jaar was de op
brengst van den suikeraccijns echter hooger dan in
gelijk tijdvak van 1909. Deze bedroeg n.h
6.643.348.81, tegen 6. 217. 217. 71 in het vorig
jaar.
De overige cijfers geven geen aanleiding tot bijzon
dere opmerkingen. Meer dan in 1910 brachten in
de afgeloopen maand op: de grondbelasting' 92.000,
de vermogensbelasting 66.000, het recht op de mij
nen 5000, de invoerrechten 148.000, de accijns o-p
bier en azijn 26.000, die op het geslacht 1000, de
belasting op gouden en zilveren werken 5000, de ze
gelrechten 13.000, de posterijen 92.000, de Rijkste
legraaf 54.000, de Staatsloterij 84.000 en de loods
gelden 14.000. Daarentegen werd minder ont
vangen uit de personeele belasting 28.000, de be
drijfsbelasting 110.000, den suikeraccijns 377.000,
dien op den wijn 2000, het gedistilleerd) 4000, en
dien op het zout 19.000, de registratierechten
70.000, de hypotheekrechten 1000, de successie
rechten 238.000 en de domeinen 2000.
Tengevolge van het resultaat der vorige maand zijn
we nu in de afgeloopen tien maanden ongeveer gelijk
gekomen met 10/12 der raming' over het geheele jaar,
doch de ontvangsten overtreffen toch altijd nog met
een aanzienlijk bedrag de opbrengst van 1910. Werd
toen ontvangen 141.231.282.225, in de eerste 10
maanden van 1911 was de opbrengst 146.773.940.04,
zoodat we tot nog toe 5.542.657.815 op het vorig jaar
vooruit zijn.
Het geval wordt in de stad druk besproken.
(Tel.)
Gemengd nieuws,
PLOTSELING ONTSLAG.
Te Naarden is aan den electricien, aldaar werk
zaam, ten behoeve van hét electrisch bedrijf der Hol-
landsche Elect-riciteitsmaatschappij, onverwachts ont
slag verleend, hetwelk in verband moet staan met
vermeende onregelmatigheden, waarnaar thans na
mens de TI. E. M. een nauwkeurig onderzoek wordt
ingesteld.
Sedert langen tijd werd in de gemeente geklaagd
over onvoldoende en dure bediening.
Driemaandelijksche kwitanties zijn o.a. geruimen
tijd bij enkele aangeslotenen geregeld gepresenteerd
geworden, van geleverden lichtstroom, zonder dat deze
aangeslotenen een meter aan huis hadden. Een ander
moet voor de geleverde installatie een nota van 300
gulden ontvangen hebben, welke ten slotte, na pro
test, door de commissarissen met 166 gld. zou zijn
verminderd.
Nadat de inboedel van den ontslagen beambte w^s
vervoerd, moet de ontslagen beambte zelf buiten de
veste, met een paar reistasschen bij zich, vermoedelijk
op weg naar 't station zijnde, eergisteren door de po
litie zijn aangehouden en hij bevindt zich thans in
voorarrest. De directeur der H. E. M., de heer J. O.
de Koek van Leeuwen, heeft per circulaire van 't ont
slag aan de contractanten der Mij. kennis gegeven.
„Zeg dan, mevrouw", zeide Eelton ongeduldig, „wel
ke behandeling ge verlangt te ondergaan."
„Weet ik het, mijn hemel, ik voel, dat ik lijd, zie
daar Dat men mij geve, wat men wil, wat bekommer
ik er mij om!"
„Ga lord de Winter roepen!" zeide Eelton, ver
moeid door de eeuwigdurende klachten.
„Ach neen, meneer, neen, roep hem niet!" riep
milady; „ik bezweer het u, ik ben wel, ik heb niets
noodig! Roep hem niet!" Zij paarde een zoo natuur
lijken drift aan dezen uitroep, dat Felton, medege-
sleept, eenige schreden de kamer binnentrad.
„Hij is bewogen", dacht milady.
„Intusschen mevrouw, indien ge wezenlijk lijdt, zal
men een geneesheer ontbieden, en mocht ge ons mis
leiden, des te erger voor u; maar tenminste zullen we
ons niets te verwijten hebben."
Milady antwoordde niet, maar haar schoon hoofd
op haar kussen leggend, barstte ze in tranen uit.
Eelton beschouwde haar een oogenblik met zijn ge
wone onbewegelijkheid; toen, ziende, dat de crisis zou
voortduren, vertrok hij. De vrouw volgde hem. Lord
de Winter versclieen niet.
„Ik geloof, dat ik klaar begin te zien", mompelde
milady, terwijl zij zich met ha-ar bedsprei bedekte, ten
einde die inwendige ontboezeming voor allen, die haai'
mochten bespieden, te verbergen.
Twee uren verliepen er.
„Nu is het tijd, dat de ziekte opkoude", zeide zij,
„laat ons opstaan en trachten reeds van heden af
eenige voordeelen te behalen. EV blijven mij slechts
tien dagen over en reeds heden zullen er twee vervlo
gen zijn."
Des morgens de kamer binnenkomende, hadden de
dienstboden van milady haar ontbijt gebracht. Zij
meende, dat men hef spoedig' af zou nemen en zij in
dat oogenblik Eelton zou zien. Milady bedroog zich
niet.
Felton verscheen en zonder acht er op te slaan of
milady al dan niet van het ontbijt iets genuttigd had,
wenkte hij, dat men de tafel buiten de kamer zou
brengen, gelijk men ze gewoonlijk gedekt b innen-
EEN LAGE DAAD.
Te Drachtster Compagnie zou de arbeider L. A-, op
aanraden van zijn vrouw, eeu feestje bijwonen. De
vrouw zou bij een buurvrouw oppassen. Zij verliet
eerst de woning en een oogenblik later, ongeveer half
zeven in den avond, de man. Nauwelijks had hij da
woning verlaten, of hij werd onverhoeds in de gracht
geworpen. Toen hij er uit zou klauteren, werd hij met
een hooivork in het oog gestoken. De aangevallene
waadde naar den anderen kant, en riep daar om hulp
aan zijn vrouw. Zij zou n.l. daar vertoeven. Wie ech
ter verscheen, d© vrouw niet.
De politie heeft de hooivork in beslag genomen.
Deze moet aan den broeder van zijn vrouw toebehoo-
ren.
THEEFABRIEK AFGEBRAND.
Telegrafisch te Amsterdam ontvangen bericht van
Java meldt dat de theefabriek van de plantage „San-
tosa" (nabij Bandoeng) door brand is vernield.
MOOI NEDERLAND.
Door de maatschappij „Mooi Nederland" is een
groot stuk bosch van de mij. „Gaasterland" aange
kocht. De boomen, die waren verkocht, zijn alle te
ruggekocht, zoodat het natuurschoon achter Rijs voor
Gaasterland blijft behouden.
EEN AANRANDING.
Op den Waalbanddijk te Lent, onder Sprokkelen-
burg, had Dinsdagavond een brutale aanranding
plaats. Zekere K., uit Nijmegen, werd' aldaar door
twee kerels aangehouden, die trachtten hem te wor
gen en over é*en heining te werpen.
K. werd beroofd van een bankbiljet van 40, een
van 10, 6 gulden aan zilvergeld, eenig kleingeld en
een gouden dameshorloge met nikkelen ketting. De
daders namen daarop de vlucht. Een ingesteld onder
zoek had nog geen resultaat.
GEEN SPEELGOED.
Gisterochtend waren te Haarlem drie jongens aan
het spelen op het terrein van opslag van bouwmateri
alen van den lieer Rijnders te Haarlem.
Twee jongens zaten in een z.g. cementring en de
derde duwde die voort, De ring stootte tegen een paal
en brak en de inzittende jongens werden ernstig ge
kwetst, en een wel zoo erg, dat hij per brancard naar
het Gasthuis moest vervoerd) worden.
DAGBLAD „DE ECHO" TEGEN „DE
COURANT."
In bovengenoemde zaak werden voor de Eerste Ka
mer der Rechtbank te Amsterdam de pleidooien ge
houden.
Mr. J. H. G. Bekker voor eischeres „De Echo"
optredende, zeide dat dit proces den jaren langen op
minder verkwikkelijke wijze gevoerden strijd1 tusschen
„De Echo" en „De Courant" naar de rustige pleit
zaal verplaatsen wil. „De Courant" is steeds prikke
lend opgetreden, hoog klom, volgens' haar beweren,
het aantal abonné's, maar ook hier geldt: het zijn ster
ke beenen, die de weelde kunnen dragen. „De Cou
rant" ontzag geen middel om alleenb.eerscheres te wor
den en zoo werd overgegaan tot- de gisteren vermelde
publicatie, waarin het aantal abonné's van het dag
blad „De Echo" veel te laag werd opgegeven en „De
Echo-" haar eisch tot schadevergoeding' tegen „De
Courant" deed instellen.
Pleiter kwam tegen de ingediende conclusie van
antwoord op den gestelden eisch op. Wel ter dege
hield eischeres rekening met de jurisprudentie toen zij
de Rechtbank vroeg de handeling van „De Courant"
als onrechtmatige daad te bestempelen. En deze han
deling op zich zelve is eene feitelijke belemmering van
de vrije mededinging. Het te laag opgegeven cijfer
van „Echo"-abonnié's schaadt dit dagblad in adverten-
tiën en abonnementen. Daarom elimineert pleiter da
delijk alle andere gepubliceerde van dagblad-oplagen
uit het proces zonder ze als juist te erkennen
en blijft hij met nadruk wijzen op het door „De Cou
rant" openbaar gemaakte cijfer van 10.000 abonné's te
Amsterdam van het dagblad „De Echo," terwijl dit
bijna 15.000 moet zijn. Hierom alleen gaat het in dit
bracht. Felton keerde terug; hij hield eeu boek iu da
hand.
Milady, schoon bleek en gelaten, geleek, zooals zij
daar in den armstoel lag neergevleid, op eene reine
maagd, die op het punt staat de kroon van het mar
telaarschap te ontvangen.
Felton naderde haar en zeide:
„Lord de Winter, die katholiek is, zooals gij, me
vrouw, heeft ged-acht-, dat ge verlangt een gebeden
boek te uwer beschikking te hebben. Ik kom u er een
brengen."
Toen milady de wijze zag, waarop Felton het boek
op de tafel legde en den toon hoorde, waarop hij die
woorden sprak, toen zij zijn verachte! ij ken glimlach
opmerkte, richtte zij het hoofd o-p en beschouwde den
c-fficier zeer aandachtig.
Toen herkende ze aan dat korte hoofdhaar, aan dat
meer dan eenvoudig' gewaad, aan dat als marmer zoo
gladde, maar ondoordringbare voorhoofd, een dier af
getrokken Puriteinen, die zij zoo dikwijls aan het
Fransche zoowel als aan 't Engelsche Hof had ont
moet.
Zij had op dat oogenblik een genialen inval.
„Ik katholiek?" vroeg' ze op een toon van onuitspre
kelijke verachting. „Lord de Winter weet wel, dat ik
tot die leer niet behoor; het is een valstrik, dien hij
mij legt."
„En welken godsdienst belijdt ge dan, mevrouw?"
vioog Felton met een verwondering, die hij ondanks
zichzelf niet- kon verbergen.
„Ik zal het zeggen", riep milady in geveinsde geest
vervoering uit, „op den dag, waarop ik genoeg voor
mijn geloof zal hebben geleden."
De blik van Felton openbaart aan milady de ge
heele uitgestrektheid der hulp, die zij zich door die
weinige wóórden had verzekerd. Intusschen bleef de
jongeling stom en onbeweeglijk; alleen zijn blik had
gesproken.
(Wordt vervolgd).