DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No 271. Honderd en dertiende faargang. 1911 V R IJ D A G 17 NOVEMBER. BONENLAND. De e lüuskeiiei*s§» ALKMAARSCHE COURANT. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt. Ie helft der maand) November 1911. Brieven. R. Claessens, Roozendaal. Briefkaarten. J. Groot, Amsterdam. F. 0. van Daalen, 'Hage. Mej. J. Ilosbach, LIaarlem. Cor Klaaren, Nijmegen. ALKMAAR, 17 November. Tn Frankrijk hebben kleine politieke gebeurtenissen dikwijls groote gevolgen. Vandaar dan ook, dat schijnbaar onbeteekenende feiten in de Fransche bla den dikwijls met een uitvoerigheid worden besproken, welke wij ons niet kunnen voorstellen. Zoo was er on langs om een typisch voorbeeld aan te halen - veel te doen over het feit, dat een bekend staatsman naar een plechtige gelegenheid was gereisd in den trein van den president der republiek. Was die staatsman, dit> in het verleden wel eens een leidende rol vervulde, uitgenoodigd door den president, of had hij zelf den heer Fallières gevraagd, of hij met hem mocht meerijden? Daarover zijn kolommen-vol' ge schreven. „Uit de meest gezaghebbende bron" ver nam bet eene blad dit en het andere dat. De -gelieve gebeurtenis heeft niets te beteekenen, verklaarde de ec-ne courant, immers de staatsman, den president goed kennende, heeft gevraagd of hij ook van den of- fieieelen trein mocht gebruik maken, daar hem dit zeer gelegen kwam. Wat is er op til? vroeg een an dere courant, mededeelende, dat de president den staatsman had verzocht met hem t© willen reizen, daaruit de conclusie puttend dat het hoofd der repu bliek dezen staatsman gaarne eens afzonderlijk wilde spreken, dat het dus wel iets zeer belangrijks zou be treffen. Reeds werd de staatsman aangewezen als nieuwen kabinets-formeerder, zoodra het ministerie- Caillaux zou komen te vallen, reeds werd natuurlijk aangekondigd, clat het ministerie-Caillaux zou komen te vallen. Op het oogenblik is deze kwestie al weer lang ver geten. Men heeft nu een nieuwe, waarvan we reeds met een enkel woord melding- maakten. Het ernstige Fransche blad le Temps kwam dezer dagen met een zeer krassen uitval tegen het ministerie van buiten- la ndsche zaken. Mocht men het blad gelooven, dan heersehte er een dusdanige toestand aan dit departe ment, dat de bekende anarchist, de heer ITervé, eigen lijk de eenige man was, die daar aan het hoofd kon st.aan. En met name de directeur van dit kabinet kreeg er vanlangs een heel lijstje van tekortkomin gen, misslagen en andere grieven werden er gepubli ceerd. Nu was het bekend, dat de buitenlandsche re dacteur van de Temps, de heer Tardieu, een groot vij and van den heer Herbette, den kabinetschef, was. Maar men kon toch moeielijk aannemen, dat het ge zaghebbende blad zich zou laten meesleepen in een avontuur, dat door persoonlijke wraakneming opgezet was en weinig kans op goeden uitslag bood. Tiet spreekt wel van zelf dat de Teanps bestrijders en medestanders vond en dat zijn aanval een waren persstorm ontketende. De heer Herbette sprak zelf alle beschuldigingen tegen, eischte bewijzen en vroeg een onderzoek. Dit onderzoek heeft thans plaats ge had en naar de Action, die een broeder van den be schuldigde tot zijn medewerkers telt, thans mededeelt is de commissie van enquête gereed met haar rapport en overtuigd van de onschuld van den heer Herbette. Zelfs geen schijn van een bewijs zou er te vinden zijn. Hoe is nu de heer Tardieu gekomen tot het schrij ven van zijn artikel? Een kleine gebeurtenis is de aanleiding geworden van het uitvoeren van het plan, dat overigens reeds lang te voren was beraamd. Als de minister van buitenlandsche zaken, de heer de Selves, een beetje beter geheugen had, was die aan leiding er niet geweest. In de vergadering van de commissie voor buitenlandsche zaken was den minis ter gevraagd: „Heeft de Eransclie regeering, toen de Spanjaarden in Marokko Larraclie en Elkaar bezetten, daartegen geprotesteerd! De minister wist blijkbaar niet goed wat er geschied was en daar hij de vraag niet al te best vertrouwde een Fransch staatsman moet altijd voorzichtig zijn! keek bij zijdelings 'zijn kabinetschef aan. De heer Herbette maakte een ont wijkende hoofdbeweging, waaruit de lieer de Selves afleidde, dat er niet geprotesteerd was, hetgeen hij daarna verklaarde. Den volgenden dag werd deze ver klaring echter verbeterd en werd! medegedeeld dat 's ministers voorganger, Cruppi, wel degelijk had ge protesteerd. Het resultaat het slechte resultaat van deze rectificatie bleef niet uit. De commissie van de 37 heeren was verontwaardigd'. Wel wist iedereen, dat er geprotesteerd was,"hnaar de commissie scheen het vergeten te zijn en legde nui de vergissing van den mi nister, die het ook vergeten was, "uit in dezen zin, dat het aan het departement een warboel was. Deze uit leg-ging- drong- naar buiten en de heer Tardieu bad een geschikte gelegenheid om zijn wraak te koelen. Natuurlijk wordt deze zaak nog druk besproken in do Fransche pers. Over een paar dagen echter is zij alweer vergeten. Dan zal een ander klein voorval weer stof leveren wanneer men geen groote schan dalen heeft, moet men zich tevreden stellen met het opblazen van kleine feiten. En lukt bet soms niet? Glijdt in Frankrijk een staatsman wel eens uiet uit op een peulschilletje, dat handig op zijn politieke loop baan werd gelegd? TWEEDE KAMER. In de zitting vau gisteren repliceerde de heer Troelstra (S. D. A. P.) over zijn voorstel tot het 1 zenden van een adres aan de Koningin strekkende tot I bespoediging, van een Grondwetsherziening. Spr. be streed eerst met dr. Kuyper over de waarde van hun ne petitionnementen. Hij besprak dan de houding der anti-revolutionairen, roomschen, ckristelijk-histori- schen ten aanzien van liet alg. kiesrecht, welke hou ding z. i. neerkomt op formalisme en meent, dat alleen de heeren Borgesius en Limburg de beteekenis van de alg. kiesrechtbetooging hebben begrepen. Hij behan delde hunne redevoeringen, in bet bijzonder de dooi den lieer Limburg besproken kwestie van 't vrouwen kiesrecht, en de door den heer Borgesius aanbevolen motie. Hiertegen handhaafde spr. zijn voorstel, wijl de motie er door den steun der vrij-liberalen zou ko men, die in het alg. kiesrecht slechts een technische en niet een democratische kwestie willen zien. Uit de mogelijkheid van zulk een hulp blijkt de vaagheid der motie, die gevaarlijk zou kunnen worden als een leuze voor vrijzinnige concentratie. Het alg-. kiesrecht mag in geen geval liet program, worden der vrijzinnigen. De heer Troelstra verdedigde het denkbeeld van een samenwerking der linker en rechter democratische ele menten, welke hij, anders dan de heer Borgesius, zeer wel mogelijk acht. De motie-Borgesius is daarenboven, meende spr. eene reactie tegen de staatscommissie, die eene ge nerale grondwetsherziening voorbereidt. Dit laatste vraagt ook spr. Hoofdzaak is, dat men de voorstellen van de regeering- voor 1913 wete. 148) ALEXANDRE DUMA®. De lieer Goeman Borgesius (U. L.), was van meening, dat de lieer Troelstra uit zijn voorstel de kern weggenomen heeft. Spr. diende met 9 andere Unierliberalen en vrijzinnig-democraten eene motie in, waarbij de Kamer de wenschelijkheid; uitspreekt van een beperkte grondwetsherziening voor 1913, teneinde te komen tot invoering van algemeen kiesrecht, en evenredige vertegenwoordiging. De lieer De Savornia Lobman (C.-H.) was tegen onmiddellijke behandeling van de motie- Borgesius, die z. i. heel wat anders beoogt dan het voorstel-Troelstra, en uitvoerige discussie zal uitlok ken. De Kamer, meende spr., kan ook niet obrdeelen over de motie, vóórdat de voorstellen der regeering tot grondwetsherziening er zijn. De lieer Nolens (R. K.) achtte behandeling van de motie op dit .oogenblik gcwenscbt. Er is niet veel tijd voor noodig. De Kariier besliste met 62 tegen 12 stemmen, dat de motie dadelijk in behandeling komt. De minister van binnenlandse he zak en (de lieer Heemskerk) zeide bij deze debatten aanwezig te zijn, omdat het. gaat om een zaak van regeeringsbe- leid. De regeering wenscht, dat de grondwetscom missie spoedig werkt; wenscht liaar eigen voorstellen zoo spoedig mogelijk in te dienen. Aanneming of verwerping van het voorstel-Troelstra verandert daar aan niets. De motie-Borgesius echter wenscht be perkte grondwetsherziening. Welnu, daaraan valt niet te denken. De beer Tyieman (Y. L.) bestreed, behalve het voorstel-Troelstra ook de motie-Borgesius, omdat liet niet oirbaar is, thans bij de regeering op grondwets herziening aan te dringen. Ook achtte, spr. da motie nevelachtig. De heer Limburg (V. D.) verdedigde de motie- Borgesius. Ook de heer S c, li a p e r repliceerde, nog nader den lieer Limburg beantwoordend. De heer De Geer sloot zich bij den heer Loh- man aan, wat betreft de. beteekenis aan de indiening der motie te hechten en zet uiteen dat de positie bij het stemmen over die motie anders is dan bij liet stem men over het: voorstel Troelstra. Spreker heeft bezwaar tegen het tweede deel dei- motie. Wordt het voorstel-Troelstra verworpen dan is er géén votum van de Kamer tegen algemeen kies recht, dat lokt men wel uit door handhaving van het tweede deel der motie. Spr. zou voor de motie kun nen stemmen wanneer er inplaats van „beperkte grondwetsherziening" gelezen wordt „voorgenomen grondwetsherziening." De heer Troelstra beantwoordde nog- nader de verschillende sprekers. De lieer Goeman Borgesius bleef voor een beperkte grondwetsherziening; minister Heemskerk verklaarde zelf indertijd te zullen beslissen welke pun ten hij uit het verslag" der Grondwetscommissie voor zijn voorstellen zou overnemen. De voorstellers blijven hun motie handhaven, alleen wenschen zij te voldoen aan het verzoek van den heer De Geer om de motie te splitsen. In stemming" kwam daarna het voorstel-Troelstra ï.z. het Kiesrecht adres; 't wordt met 72 tegen 7 stem men verworpen. Vóór stemden alleen de soc.-dem. Kamerleden. Het eerste deel der motie-Borg-esius c.s. (wensche lijkheid van invoering van algemeen kiesrecht) werd rnet 42 tegen 37 stemmen verworpen Het tweede gedeelte (beperkte grondwetsherziening, in eerste lezing- nog- vóór dei verkiezingen van 1913) werd met 50 tegen 29 stemmen verworpen. De vergadering werd verdaagd tot hedenochtend 11 uur, wanneer begonnen wordt met de begroeting- van Ned.-Indië. „Ik ben in de banden mijner vijanden!" vervolgde zij op den geestdrijvenden toon, die den Puriteinen zoo eigen was. „Welnu, dat de hemel me redde, of dat, ik door den hemel verloren ga! Ziedaar het antwoord, dat ik u verzoek aan lord)-de Winter over te brengen en wat dat boek betreft", voegde ze er bij, het gebe denboek aanwijzende, zonder het aan te raken, „ge kunt het medenemen, of er u zelf van bedienen, want- waarschijnlijk zijt ge dubbel medeplichtige van lord dö Winter, medeplichtig- in zijn vervolgingen, medeplich tige in zijn ketterij." Felton antwoordde niet, nam het boek met denzelf den afkeer, dien hij reeds had doen blijken en vertrok peinzende. Lord de Winter verscheen tegen vijf uur des namid dags. Milady had den heelen dag. den tijd gehad, zich een gedragslijn voor te schrijven. Ze ontving hem als een vrouw, die zich volkomen van haar voordeel bewust is. „Het schijnt," zei de baron, zich in een leunstoel neerzettende en gemakkelijk zijne beenen naar den haard uitstrekkende, „het schijnt-, dat wij een weinig- ons geloof hebben verzaakt." „Wat wilt gij zeggen, mijnheer?" „Ik wil zeggen, dat, sedert- het laatst, dat wij él- kaar gezien hebben, wij van godsdienst zijn Veranderd. Zoudt gij bij toeval' een protestantschen man hebben gehuwd „Verklaar u, mylord!" hernam de gevangene, „want ik verzeker u, dat ik uw woorden niet begrijp." „Dan is het, omdat, gij volstrekt geen godsdienst hebt, maar dat heb ik nog liever," hernam lord de Winter schamper. „Dit strookt zeker meer met uw denkbeelden," ant woordde milady. „Welzoo, mevrouw Messaline! lady Macbeth! Gij zijt vrij onbeschaamd." „Gij spreekt aldus, omdat meu ons beluistert," her nam milady koel, „en- om de- bewakers, tegen mij op te hitsen. „Wel, mevrouw, wat neemt gij een dichterlijken toon aan. Maar binnen acht dagen zult gij weten, waar gij thuis behoort en mijn taak zal' volbracht zijn." „Een schandelijke, goddelooza taak," hernam milady met geestvervoering. „Ik geloof op mijn eer, dat bet vrouwspersoon gek wordt. Kom, wees bedaard, of ik laat u, in het cachot brengen. Mijn Spaanschen wijn stijgt u naar het hoofd, nietwaar?" En lord ie Winter verwijderde zicli al vloekend. Felton stond inderdaad) achter de deur en had geen enkel woord- verloren. De stilte hernieuwde zich; mijlady bad, toen men haar het avondeten bracht en «ij ging met bidden voort. Daarna stond) zij op, at een weinig en dronk wat water. Een uur daarna kwam men de tafel ont ruimen; Eel ton vergezelde nu -de soldaten niet, waar uit milady opmaakte, dat hij vreesde haar dikwijls te zien. Toen zij een tijd later begon te zingen, gebood een soldaat haar met barsche stem te zwijgen, maar een andere stem, waarin zij die van' Felton meende te herkennen, riep den soldaat toe: „Zwijg kerel, waarmede bemoeit ge u! Heeft men u bevolen, die vrouw het zingen te beletten? Neen, men heeft u bevolen, haar te bewaken, en op haar te schie ten, indien zij mocht trachten te -ontvluchten. Bewaak haar; indien zij vlucht, dood haar, dan. Maar verander niets- aan het hevel." Een onbeschrijflijke glans- van vreugd vloog over liet gelaat van milady. Zij ging voort met het zingen harer godsdienstige liederen, maar plotseling opende Felton driftig de deur. Hij was bleek, als naar gewoonte, maar zijn oogen gloeiden. STAATSBEGROOTING VOOR 1912. Verschenen zijn dö Voorloopige Verslagen nopens de hoofdstukken VIII (Oorlog) en X (Landbouw, Nij verheid' en Handel). Uit het voorloopig verslag- over hoofdstuk VIII blijkt, dat het denkbeeld van positieverbetering voor de officieren en dat1 van traktementsverhooging in het bijzonder bij vele leden instemming- op de meerma len aangevoerde gronden, dat de tegenwoordige sala- rieering in geenen deele meer geacht kan worden in overeenstemming te zijn met de kosten, welke de le vensstandaard) der officierskringen vordert. Enkele leden verklaarden zich, evenals zij ten vori- gen jare deden, tegen verhooging- der traktementen. Zij waren van oordeel, dat er verscheidene klassen van ambtenaren zijn, wier salarissen in veel ho-ogere mate dan dit, bij de officieren het geval is, onvoldoende zijn om billijke verlangens- te bevredigen, en wenschten, zoolang dit zoo is, er niet toe mede te werken dei be grooting ernstig te bezwaren ten behoeve der officie ren alleen. Verscheidene leden konden zich niet vereenigen met het denkbeeld de promotie te bevorderen door uitbrei ding van het aantal beroepsofficieren, dienende in hoogere rangen. Verscheidene leden keurden het af, dat, zooals de minister zich voorstelt, de landweer regelmatig zal worden voorzien van kapiteins, daartoe uit het leger getreden. Andere leden brachten in herinnering, hoe jaren achtereen over de gebrekkige encadreering van de landweer is geklaagd en- verscheidene hunner verheug den er zich over, dat hierin thans op afdoende wijze zal worden voorzien. Sommige leden verklaarden m-et leedwezen te heb ben gezien, dat de voorstellen tot traktementsverhoo ging o.a. in dit opzicht van die van den minister Cool afwijken, dat voor de verschillende wapens, de genie ingesloten, geen volkomen gelijkheid zal bestaan. Wat de officieren van gezondheid betreft, werd van verschillende zijden betoogd, dat de voorgestelde rege ling onvoldoende is. Ten slotte werd) de opmerking- gemaakt, dat het zich laat aanzien, dat dit wetsontwerp in geen geval voor 1 Januari 1912 tot wet. wordt verheven. Uit een comptabel oogpunt zal het dan bezwaar ondervinden de verhoogde traktementen alsnog voor 1911 uit to keere-n. Moet, met het oog hierop, niet een nadere voorziening worden getroffen? werd gevraagd. Verscheidene- .leden brachten d-e manoeuvres ter sprake, waarbij eenige opmerkten, dat zij zich kwalijk konden voorstellen, dat zulke manoeuvre® van belang waren. Voorts werd er op gewezen dat in het licht der vaak vernomen stelling, dat zulke manoeuvres- vooral die nen tot oefening van de bevelhebbers, het een vreem den indruk maakt, dat het commando over een dei- partijen was opgedragen aan een generaal, waarvan reeds vaststond, dat hij binnen weinige maanden zou worden gepensionneerd. Van het nut, dat dei manoeu vres heeten t-e hebben tot vorming van bevelhebbers, wordt op die wijze partij getrokken. Ook werd gewezen op de talrijke klachten in dezeil zomer over zware marschen bij een tropische hitte.' Aan het voorloopig vers-lag over het Hoofdstuk Landbouw ontleeneu we het volgende: In liet voorloopig verslag nopens de begrooting voor Landbouw werd geklaagd over den geest van cen tralisatie en bureaucratie, die bij het departement zou heerschen. Dien geest meenden de klagers- ook te bespeuren in het geven van vele subsidies en het aanstellen van ambtenaren om zicli daardoor medezeggenschap op den gang- van za-ken te verzekeren. Voorts- zou de steun meer aan de ondernemers dan aan de arbeiders ten goede komen. Al deze beschouwingen werden evenwel weerspro ken o.a. met een beroep op liet subsidie dat aan de boerenleenbanken wordt gegeven en waarvan ook ar beiders, wanneer zij eenigen grond in eigendom heb ben profiteeren. Men drong- aan op het instellen van een staatscom missie in zake het mond- en klauwzeer en achtte het aantal veeartsen op vele plaatsen van hq.t platteland te gering. Ten aanzien van het landbouwonderwijs werd ge klaagd, dat dit ongemerkt tot hooger onderwijs wordt uitgebreid, zonder wettelijke sanctie op die- uitbrei ding. Over het lager landbouwonderwijs werd geklaagd, ook over dei cursussen. Van verschillende zijden wees men op het in de „Waarom zingt ge op die wijze?" vroeg hij met ont roerde stem. „Vergeef mij," zeide milady. Zij was zoo schoon op dat oogenblik, d-at Felton een engel voor zich meende te zien. „Ja, ja," sprak hij, „met uw godsdienstige gezangen verontrust gij de lieden, die het kasteel bewonen." „Ik zal zwijgen," zei milady, de oogen neerslaande vol onderwerping-. „Neen, neen, mevrouw," zei Felton, „maar zmg wat zachter, vooral des nachts." En bij die woorden snelde Felton, die gevoelde, dat hij tegenover de gevangene niet langer streng kon wezen, het vertrek uit. „Gij'hebt wel gedaan, luitenant," zeide de soldaat; die gezangen beroeren de ziel, maar men gewent er toch eindelijk aan; de stem is zoó schoon." LV. DERDE DAG VAN GEVANGENSCHAP. Felton was gekomen, maar hij moest nog verder worden gebracht, hij moest worden gehouden, of liever hij moest uit zichzelf blijven. Milady zag echter nog slechts in het duister het middel, dat haar voordeel moest bezorgen. En wat meer is, hij moest tot spre ken worden genoopt, ten einde ook tot hem te kunnen spreken; immers, milady wist zeer goed, dat haar grootste verleidingsmiddel in haar stem wasi gelegen, die zoo behendig- al de klanken wist aan te nemen van een menschelijke, zoowel als van een hemelsche stern- Zij echter, ondanks al die verleidingsmiddelen, zou milady kunnen schipbreuk lijden; want Felton was gewaarschuwdhaar pogingen konden schipbreuk lij den door het geringste toeval. Van dat oogenblik af sloeg zij al zijn gangen, al zijn woorden, tot zelfs den eenvoudigen blik zijner oogen gade; ook zijn gebaren, zijn ademhaling, di< men voor een zucht zou kunnen houden. Kortom, zij studeerde als een bekwaam tooneelspeelster, wien men een nieuwe rol heeft gegeven, welke zij .niet gewoon is te vervullen. Tegenover lord de Winter was haar gedrag gemakkelijker; ze had- 't- dan ook op den vol genden dag bepaald. Sprakeloos en waardig- in zijn tegenwoordigheid blijven, hem van tijd tot tijd) door een in het oog val lenden afkeer, door een verachtelijk woord vertoornen, hem tot bedreigingen en gewelddaden prikkelen, die bij haar onderwerping zeer zouden afsteken, ziedaar haar plan. Felton zou zien, misschien wel niets zeg gen, maar zien. Des morgens kwam Felton als naar gewoonte; mi- lady liet hem stil alle toebereidselen tot het ontbijt bijwonen, zonder tot hem eeu enkel woord te richten. Toen hij gereed was zich te verwijderen, vervulde haar een straal van hoop, want zij meende, dat hij het eerst zou spreken. Maar zijn lippen bewogen zich, zonder dat er de minste klank van kwam en met geweld hield hij de woorden in, dio hij op het punt stond' te spre ken. Tegen den middag kwam lord de Winter binnen. Het was een fraaie zomerdag-, een zonnestraal drong door de traliën harer gevangenis. Milady hield zich alsof zo niet hoorde, dat. de deur werd geopend en bleef voor het venster -staan. „Ha, ha!" riep lord) de Winter uit, „nu begint ze droefgeestig! te, worden!" De gevangene antwoordde niet. „Ja, ja", vervolgde lord de Winter, „ik begrijp, je zoudt wel op den oever in vrijheid willen zijn; ge zoud-t wel op een goed schip de baren dier smaragd groene zee willen doorklieven, ga zoud-t nu wel op het vasteland of op den Oceaan eeu dier valstrikken wil len leggen, zooals gij ze zoo aardig weet te verzinnen. Gedtuld, geduldi! Binnen vier dagen zult ge tot den oever worden toegelaten, dan zal de zee zich voor u uitbreiden, meer dan ge verlangt, want binnen vier dagen zal Engeland van u bevrijd,zijn." Milady vouwde de handen en sloeg de sclioone oogen hemelwaarts. „Heere! Heere!" sprak ze met een engelachtige zachtheid in gebaren en toon, „vergeef dien man, zooals ik boni vergeef!" $Woidt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1