Alkmaarsche Courant
Noordhollandsch
Lan d bouw cred iet.
EFFËfCTEN.
Wel Bekend.
Woensdag 22 November 1911.
üe drie ïüuskeiier>&.
AD VERTEN TTWnI
Een Tiinmermansleerling
F,BUIXJlJHlTOKi
MEN loope vanaf de La it de RIDDERSTRAAT in.
MEN loope naar net GondmagazUn van P. OUDES.
MEN vindt daar den UITVERKOOP.
MEN vindt daar de grootste kenze jnweelen v. ond,
MEN vindt daar de grootste kenze gond en
zilverwerken.
MEN vindt daar de grootste kenze verlovingsringen.
MEN vir dt daar de mooista keEze St. NICOLAAS-
CADEAUX.
VAN
ARRONDISSEMENTS-RECHTBANK
TE ALKMAAR.
Zitting van Dinsdag 21 November 1911.
DIEFSTAL.
Eranciscus Arnoldus Gr. de V., venter, zonder vaste
woonplaats-, thans gedetineerd! in. het huis van bewas
ring alhier, was ten laste gelegd, dat hij den 20sten
October zich ten nadeele van den kastelein Worms-
becker te IToorn een biljartbal wederrechtelijk had
toegeëigend.
Jan Durkema, agent van politie te Hoorn, ver
klaarde beklaagde op genoemden datum in verband
met een anderen diefstal te hebben aangehouden. Bij
fouilleering werd) op hem een roode biljartbal gevon
den.
Roelof Pli. Wormsbecker, caféhouder te Hoorn,
had den 20en October een bezoek van beklaagde aan
zijn café gehad. Dienzelfden dag werd getuige door
de politie een biljartbal getoond, dien hij als den zijne
herkende en die, zooals toen bleek, bij hem verdwenen
was. Toen bekl. met zijn makkers bij hem in 't café
was, lag de bal op het biljart.
Roelof Raijer, visscher te Hoorn, had den 20en Oc
tober kennis met bekl. gemaakt en met hem een be
zoek afgelegd bij Wormsbecker, bekl. had toen reeds
een borrel op. Behalve getuige, bekl. en nog een mak
ker, was er niemand in het café, getuige had geen bil
jartbal in den zak van bekl. gestoken.
Ook Jan Sant, visscher te Enkhuizen, was in ge
zelschap van bekl. en Raijer, toen zij een bezoek aan
het café van Wormbecker brachten, hij weet ook niets
van het verdwijnen van den bal af.
Beklaagde ontkende den bal weggenomen te hebben,
hij kan niet begrijpen hoe die in zijn zak is gekomen.
He Officier achtte den diefstal echter overtuigend
bewezen en eischte tegen hem een gevangenisstraf
voor den tijd van 3 maanden, terwijl de officier in
herinnering bracht, dat bekl. aangehouden is voor
een anderen diefstal, waarbij hij op heeterdaad betrapt
werd.
Mr. J. A. Verdam, verdediger, was van meening,
dat het bewijs niet geleverd was en bekl. daarop niet
veroordeeld kan worden.
Jacob P., manufacturier te Zijpe (Burgervlotbrug-)
had zich den 27en September aldaar schuldig ge
maakt aan diefstal van biljartkaartjes.
Beklaagde, die op genoemden datum in het café
van Constant was geweest, verklaarde daar eerst een
paar kaartjes te hebben gewonnen, die hij kon inwis
selen tegen consumptie.
Toen hij deze inwisselde den dag na de kermis en
de kastelein daarbij even het café verliet, nam bekl.
uit een kistje, dat gevuld was met dergelijke kaartjes,
er een aantal uit. Bekl. beweert echter absoluut geen
bedoeling met het wegnemen van de kaartjes te heb
ben gehad. Hij legde: ze dan ook weer neer, toen
Constant bij zijn terugkomst in het café den diefstal
bemerkte. Bekl. zeide „in een onbezonnen oogenblik"
gehandeld te hebben.
Pieter Constant, landbouwer te Petten, was tijdens
de kermis werkzaam in het café van zijn broer aan
de Burgervlotbrug. Den dag na de-kermis kwam be
klaagde zijn gewonnen kaartjes inwisselen; deze kaar
tjes waren eigenlijk alleen maar geldig tijdens de ker
mis, maar er was met bekl. afgesproken, dat hij ze den
dag daarna mocht inwisselen. Getuige deed dit voor
hem en ging in een ander vertrek sigaren halen. Toen
hij terugkwam, zag hij bekl. de kaartjes wegnemen.
Bekl. legde ze weer neer en vertrok met zijn sigaren.
Indien hij 's middags weer met kaartjes was geko
men, zou getuige ze, zoo verklaarde hij, weer inge
wisseld hebben, hoewel hij wist dat bekl. maar 8 kaar
tjes had.
Volgens Cornells Constant, herbergier te Burger
vlotbrug, waren de kaartjes geldig tot na de kermis.
Verder legt hij de zelfde verklaringen af als zijn
broer, waarop de Officier hem onder 't oog bracht,
dat dat kaartjessysteem dan toch veel op een ontdui
king van de drankwet lijkt,
De Officier van Justitie was van meening, dat be
klaagde zich inderdaad aan een ernstig' feit heeft
schuldig gemaakt, daar hij het in hem gestelde ver
trouwen heeft beschaamd. Hij had de kaartjes al in
den zak gestoken en den diefstal dus reeds gepleegd.
Al is de waarde klein van het gestolene, diefstal heeft
er plaats gehad. Spr. achtte alle termen aanwezig om
bekl. daaraan schuldig te verklaren, bracht verder on
der 't oog, dat bekl. ongunstig bekend staat £n eischte
tegen hem 25 boete subs. 12 dagen hechtenis.
Mr. J. P. Bosman, verdediger, wees op de buitenge
wone geringe waarde van het gestolene, legde ver
der uit, hoe 't spelen om die z. gen. biljart-
kaartjes gaat en was van meening, dat er een groote
animositeit bestaat tusschen dezen bekl. en de getui
gen, die volgens pl. gemeene verklaringen hebben af-
mux
ALEXANDRE DUMA».
152) o—
In dezen oogenblik hoorde men de voetstappen van
lord de Winter, maar nu bepaalde de vreeselijke
schoonbroeder van milady zich niet, zooals den vori-
gen dag de deur voorbij te gaan, maar hij bleef staan,
wisselde een paar woorden met den schildwacht, de
deur opende zich en hij verscheen.
Terwijl die paar woorden werden gewisseld, was
Felton haastig achteruit getreden en toen lord de
Winter binnentrad, stond hij op eenige schreden van
de gevangene. De baron trad langzaam voorwaarts
en bracht zijn vorschenden blik van de gevangene op
den jongen officier.
„Het is reeds lang, John!" zeide hij, „dat- gij hier
zijt.; heeft de vrouw u haar misdaden verhaald? Zoo
ja, dan begrijp ik do langdurigheid van her. onder
bond."
Felton beefde en milady voelde, dat zij verloren
was, indien zij den. ontstelden Puritein niet te hulp
kwam.
„Gij vreest, dat uw gevangene u ontsnapt", zeide
hij. „Welnu, vraag aan uwen gevangenbewaarder,
welke genade ik zooeven van hem verzocht,"
„Gij vroegt hem een genadebewijs?" vroeg de baron
wantrouwend.
„Ja, mylord!" hernam de jongeling verlegen.
„En welke? Spreek!" ging lord de Winter voort.
„Een mes, dat zij mij door de traliën der deur zou
teruggeven, na het ééne minuut gehad te hebben",
antwoordde Felton.
„Is hier dan iemand verborgen, dien de lieve dame
den hals wil afsnijden?" hernam lord de Winter op
spottenden, schamperen toon.
„Ikzelf ben er", antwoordde milady.
„Ik heb u de keus tusschen Amerika of Tyburn ge
laten", hernam lord de Winter; „kies Tyburn, milady!
Het koord is, geloof mij, nog zekerder dan het mee."
gelegd en gedraaid hebben. Op de kaartjes staat dat
zij alleen tijdens de kermis geldig zijn, op 27 Sept. wa
ren het dus geen „biljartkaartjes" meer.
Verder herinnerde pl. er aan, dat bekl. nog nooit
met de justitie in aanraking is geweest en vroeg ten
slotte vrijspraak.
MISHANDELING.
Rienk II., slager te Medemblik, thans milicien bij
de veld-artillerie in den Haag, was ten laste gelegd,
dat hij zich den 18en September aan mishandeling
had schuldig gemaakt.
Beklaagde bekend© op genoemden datum iu het ca
fé van Swaan een glas hier te hebben gegooid in het
gelaat van Gerrit Ham. 't Gevolg was natuurlijk dat
ze ruzie kregen, beklaagde beweerde echter daarbij
niet met een mes te hebben gestoken, zooals hem 'ten
laste was gelegd.
Gerrit Ham, landbouwer te Twisk, verklaarde daar
entegen, dat hij na de ruzie een snee bad aan den
linkerpols, waaruit hij bloedde. Bekl. had hem
waarmee weet getuige niet op dien pols geslagen.
Pieter Roos, arbeider te Midwoud, was met zijn
meisje tegenwoordig geweest bij de ruzie. Hij zag,
dat bekl. een mes in de hand) had en zei nog tegen
hem: „Doe weg dat mes!"
Adam van der Wolf, landbouwer te Twisk verklaar
de, dat bekl. Ham een slag op den pols gaf, waarmee
kon hij niet zien, maar toen Ham buiten kwam, bloed
de zijn pols en was er een snee in.
Maartje Bos, dienstbode te Twisk, had in 't café
van Swaan met Roos gedanst, waarbij zij merkte, dat
Ham en bekl. oneenigheden hadden. Toen zij ging
kijken, bemerkte zij, dat bekl. een mes in de hand
hield.
Beklaagde hield) stijf vol, dat hij een naaldenkoker,
die hij een paar weken van te voren gevonden had, in
zijn handen had gehad.
Cornelia Manshande, zonder beroep, te Medemblik,
had echter ook gemerkt dat bekl. een mes in de han
den had.
De Officier achtte niettegenstaande de ontkentenis
van bekl. het bewijs geleverd! en eischte wegens mis
handeling 2 maanden gevangenisstraf tegen hem.
STROOPERIJ.
Jacob H., landbouwer te Broek op Langendijk, was
den 19en September 's morgens om 4 uur aau 't bag
geren geweest in een sloot te Broek op Langendijk.
Met een baggerbeugel haalde hij den bagger op en
deed dien in een praam. Bekl. bekende geen vergun
ning daartoe te hebben gehad en een bord te hebben
gezien, waarop stond: Verboden te baggeren.
Klaas van der Molen Sr., landbouwer te Broek op
Langendijk, verklaarde, dat de bagger iu de sloot niet
aan bekl. behoorde. Hij zag beklaagde baggeren,
ging bij hem in de praam en nam z'n beugel mee.
Abraham Dekker, arbeider te Broek op Langendijk,
had op genoemden datum Van der Molen Sr. zien loo-
pen en hem hooren roepen, dat er iemand aan 't bag
geren was. Wie dat was kon getuige niet zien.
Klaas van der Molen Jr., koopman te Broek op
Langendijk, is eigenaar van de sloot te Broek op
Langendijk, waarin bekl. baggerde. Getuige had bekl.
daartoe geen vergunning gegeven.
Tegen bekl. werd door den Officier wegens stroo-
perij 10 boete subs. 10 dagen hechtenis geëischt.
Bekl. voerde ter zijner verdediging aan, dat- het al
tijd de gewoonte is geweest te baggeren waar men wil.
Van der Molen had 't land verhuurd en dus ging bekl.
aan de kanten van dat land baggeren. Van der Mo-
lend had al dien tijd zijn beugel gehouden, zoodat be
klaagde minder beeft verdiend dan anders, wat bekl.
op zich zelf al een straf acht.
MISHANDELING.
Maarten Emanuel van der N. en Arie H., arbeiders
te Helder, waren de eerste beklaagden na de pauze.
Zij waren echter geen van beiden verschenen. Be
klaagden hadden zich in den nacht van 17 op 18 Sep
tember schuldig gemaakt aan mishandeling te Cal-
lantsoog.
Willem Kiezeling, koopman te Schagen, verklaarde
op genoemden datum met zijn vader te Callantsoog
te zijn geweest met een wagen met appelen en peren.
Juist toen zij wilden vertrekken schoten uit den stal
twee personen te voorschijn, die getuige mishandel
den; hij werd o.a. in zijn wijsvinger gebeten.
Klaas Kiezeling, vader van den vorigen getuige,
had eveneens de: personen uit dén stal van Ruiterburg
zien komen. Zij gingen op zijn zoon af en een van
hen greep dezen bij de keel.
Jacob Bakker, arbeider te Callantsoog, was op den
zelfden avond mishandeld. Hij werd1 zonder eenige
aanleiding daartoe te hebben gegeven, aangegrepen en
geslagen. Later bleek het, dat- van N. dat gedaan
had.
Pieter Strooker, rijksveldwachter te 't Zand was
getuige geweest van 't voorgevallene tusschen Bakker
en van N. Hij zag, dat van N. stompte. Al eerder
op den avond had getuige op verzoek van den kaste
lein van N. uit het café van Ruitenburg gezet, waar
hij erg lastig was.
Herman van der Veen, veldwachter te Callantsoog,
verrichtte op genoemden avond politie-dienst in Cal-
Felton voelde een rilling' tot door het merg van zijn
gebeente loopen.
Waarschijnlijk bemerkte milady die gewaarwording.
„Gij hebt gelijk", zeide zij, „en ik had er reeds aan
gedacht."
Vervolgens voegde zij er met een gesmoorde stent
bij„Ik zal er nog' aan denken."
Felton verbleekte en trad een schrede nader, zich
herinnerende, dat toen hij was binnengekomen, mila
dy 'n koord in de band hield.
„Weest op uwe hoedé, John!" zeide lord) de Winter;
„John! vriend! Ik heb mijn vertrouwen in u gesteld,
wees op uw hoede, ik heb u gewaarschuwd. Bovendien,
houd moed, mijn zoon! Binnen drie dagen zullen wij
van dit schepsel bevrijd zijn en waar ik haar zal zen
den, zal zij niemand meer leed doen."
„Gij hoort het!" barstte miladiy uit, derwijze dat de
baron in dé meening was, dat zij zich tot den hemel
richtte, terwijl Felton begreep, dat het tot hem was.
Eelton liet het hoofd zinken en peinsde. De baron
nam den officier bij den arm en keerde over zijn
schouder 't hoofd om, ten einde milady, zoolang hij
niet vertrokken was, in het oog te houden.
„O, ozeide de gevangene, toen de deur gesloten
was, „ik ben zoover nog niet gekomen, als ik dacht.
De Winter lieeft zijn gewone dwaasheid in een onge
hoorde voorzichtigheid veranderd; zie eens, wat de
wraakzucht al niet teweeg brengt en boe die zucht den
mensch misvormt. Maar Felton aarzelt. O, hij is
geen stoutmoedige, zooals die vervloekte d'Artagnan."
Intusschen wachtte milady met ongeduld, want zij
twijfelde er niet aan, dat de dag niet zou verloopen,
zonder dat zij Eelton weer zag.
Eindelijk, een uur na het t-ooneel, dat wij hebben
verhaald, hoorde zij zachtjes voor haar deur spreken
en spoedig hierop zag zij de deur openen en zij her
kende Felton.
De jongeling trad haastig de kamer vinnen, de deur
achter zi<jh open latende en milady een teeken gevend
van te zwijgen; zijn gezicht was geheel ontsteld.
„Wat wilt gij?" vroeg zij.
„Luister", antwoordde Eelton zoo zacht mogelijk,
„ik heb den schildwacht doen vertrekken, om hier te
kunnen blijven, zonder dat men weet dat ik gekomen
lantsoog, waarbij hij getuige was van de mishandeling
van Kiezeling door van N.
Gijsbertus Ruitenburg, kastelein te Callantsoog,
verklaarde, dat bekl. op den avond van den 17 Septem
ber in zijn herberg waren. Van N. verstoorde de orde
en werd op getuige's verzoek door den rijksveldwach
ter uit de zaal verwijderd. Ook II. was lastig, zoodat
hij geen bier meer kreeg. Dit bracht hem er toe ge
tuige te mishandelen door hem twee trappen en een
stomp te geven.
Jan Smit, landbouwer te Helder, was tegelijk met
beklaagde in genoemde herberg. Hij - zag, dat H.,
toen hij geen bier kreeg, den waard mishandelde.
De Officier, die wees op 't beestachtige gedrag dei-
beide beklaagden, eischte tegen ben respectievelijk 2
maanden en 2 weken gevangenisstraf.
ONVERZORGD ACHTERLATEN VAN
KINDEREN.
Geertje K., werkvrouw te Hoorn, was ten laste
gelegd, dat zij den 29en Sept. haar 3 kinderen onver
zorgd had achtergelaten en zelf naar Haarlem ver
trokken was ten einde daar met een vroegeren kost
ganger te gaan leven.
Beklaagde was niet verschenen.
Voor den rechter-commissaris had zij verklaard
moeite te hebben gedaan van haar moederlijke plich
ten ontslagen te worden, ten einde te kunnen trouwen
met haar vroegeren kostganger, zékeren van M.,
van wien zij zwanger was en die wel met haar trou
wen wilde, als hij geen last van haar kinderen zeu
krijgen. Zij bracht, voor dat zij vertrok, een der kin
deren bij een buurvrouw, liet de twee andere in buis
achter, verkocht haar huisraad en vertrok naar Haar
lem met haar jongste kind, waar zij door Jan van
Meer werd opgenomen.
Pieter Zwart, agent van politie te Hoorn, ver
klaarde den 29sten September gewaarschuwd te zijn,
dat in een perceel in de Bottersteeg een paar kinde
ren door de moeder waren verlaten. Hij ging er eens
kijken en vond er twee kindéren in bed. Een buur
vrouw kwam en nam het oudste kind' mee, terwijl ook
het jongste door een buurvrouw werd gehaald.
Maria ITendrika Fluiter, huisvrouw van P. Heertjes
verklaarde, dat haar buurvrouw, beklaagde, haar den
29en September, 's middags vertelde, dat ze naar
Haarlem ging naar haar vroegeren kostganger, Jan
van M., en niet meer terug zou komen. Ze zou
twee kinderen thuis laten, Frederika, een meisje van
8 jaar en Wilhelmina, een meisje van 2 jaar. Bekl.
verbood haar het aan anderten mede te deelen en ver
zocht haar dien nacht op de twee kinderen te passen.
Dienzelfden avond kwam de agent Zwart in het
huis en kleedde getuige op zijn verzoek de kleinen
aan, waarna zij de oudste meenam.
Maria van der Kooy, huisvrouw van P. Godijn, deel
de mede, dat beklaagde bij haar kwam en haar vertel
de, dat baar beide oudste kindereu door bet armbe
stuur waren uitbesteed en zij met het jongste naar
Haarlem zou vertrekken, waar zij met haar vroegeren
kostganger zou trouwen.
Ook deze getuige nam 's avonds voor één nachtje
een der kinderen mee.
Diteuwertje LTrsem, huisvrouw van Pieter Loos, had
den 26en September op verzoek van bekl. haar 5-jarig
dochtertje in huis genomen. Den 30en wilde zij het
terugbrengen, maar toen was de moeder verdwenen.
De voogdijraad heeft het kind! bij haar weggehaald.
Willem Dekker te Hoorn verklaarde, dat bekl. bij
het armbestuur aanklopte en gezegd! had, dat zij de
twee oudste kinderen wel kwijt wilde. Zij kon echter
alleen onderstand' krijgen en moest zelf voor de kin
deren blijven zorgen. Thans zijn de kinderen volgens
getuige, in een gesticht te Huisduinen.
De Officier van justitie merkte op, dat bekl. hem
een brief heeft geschreven, dat zij geen geld) heeft
om naar de terechtzitting te komen en dat ze berouw
had.
Zij zegt de kinderen uit armoede te hebben achter
gelaten, maar de officier kan hieraan geen geloof
hechten, zij deed het alleen om met haar vroegeren
kostganger te kunnen gaan leven. De Officier was
van meening dat deze immoreele daad ernstig gestraft
moet worden, weshalve hij 3 maanden gevangenisstraf
eischte.
STROOPERIJ.
Jacob de B., landbouwer te Avenhorn, had den 30en
September gebaggerd) in dé dijksloot van Drechter-
land en zich de bagger, dien hij daaruit ophaalde toe
geëigend, waarvoor proces-verbaal tegen hein werd op
gemaakt door den rijksveldwachter Teeuwis Leegwa
ter.
Beklaagde bekende het hem ten laste gelegde.
De eisch tegen hem luidde 5 boete subs. 3 dagen
hechtenis.
DIEFSTAL.
Andreas v. K. en Dirk L., visschers te Enkhuizen,
hadden zich te verantwoorden wegens diefstal van le
vende bot, die zij uit vischhouders, welke in de buiten
haven lagen en die zij hadden opengemaakt, hadden
weggenomen. De agent van politie Jan Swier uit
Enkhuizen betrapte hen op den diefstal, waarop zij de
visch met het net, waarin zij ze geborgen hadden,
wegwierpen. Swier vischte het net op en vond daar-
ben, om met u te spreken, zonder dat men kan hooren
wat ik u zeg. De baron heeft mij een vreeselijke ge
schiedenis verhaald."
Milady nam glimlachend het masker van een slacht
offer aan en schudde het hoofd.
„Of gij zijt een helsche geest", hernam Felton, öf
de baron, mijn weldoener, mijn vader, is een monster.
Ik ken u sedert vier dagen, ik heb hem lief sedert tien
jaar; ik mag dus tusschen u beiden aarzelen, schrik
niet van betgeen ik u zeg, ik moet overtuiging heb
ben; hedennacht na twaalf uur, zal ik bij u komen en
gij zult mij die overtuiging geven."
„Neen, Felton! neen, mijn broeder!" zeide zij, „bet'
offer is te groot en ik voel, dat het u te zwaar valt.
Neen, ik ben verloren, stort u niet met mij in het
verderfMijn dood zal welsprekender zijn dan mijn
leven en de stomheid van het lijk zal u beter overtui
gen dan de woorden eener gevangene."
„Zwijg, mevrouw! Spreek niet alzoo tot mij, ik ben
gekomen, opdat g'ij mij op uw eer beloofdet, opdat gij
mij bij alles wat u heilig is bezweerdet, uw leven niet
tekort te doen."
„ik wil niet beloven", zeide milady, „want niemand
beeft meer eerbied' voor een eed dan ik en indien ik
beloofde, zou ik die belofte moeten houden."
„Welnu!" zeide Felton, „verbind u dan slechts tot
zoolang, dat gij mij zult hebben weergezien. En dan,
wanneer gij in uw besluit mocht- volharden, zult gij
vrij zijn, en ik zal u zelf het wapen geven, dat gij mij
hebt gevraagd."
„Het zij zoo", zeide milady, „voor u zal ik wachten."
„Zweer het."
„Ik zweer het Zijt gij tevreden?"
„Ja", zeide Felton, „tot vannacht."
Hij snelde de kamer uit, wachtte buiten, met de hal
ve piek van den soldaat in de hand, alsof hij op wacht
stond. Toen de soldaat was teruggekomen, gaf Felton
hem zijn wapen terug.
Toen zag milady door de getraliede opening dei-
deur, welke zij was genaderd, den jongeling iu hevige
gemoedsbeweging de gang doorijlen, als van vreugde
buiten zichzelf. Wat haar betreft, zij keerde naar
haar plaats terug met den glimlach eener woeste ver-
ashting op de lippe*.
in een aantal levendé botten.
Johannes Stavenuiter, vischhandelaar te Enkhuizen
verklaarde, dat de houders, waaruit de visch vedwenen
is, de zijne waren.
De Officier eischte voor dezen diefstal tegen be
klaagde L. 1 week, tegen beklaagde van K., die reeds
meer veroordeelingen achter den rug had1, 1 maand ge
vangenisstraf.
HUISVREDEBREUK.
Leendert K., zonder vaste woonplaats, thans gede
tineerd in het huis van bewaring alhier, kwam in den
nacht van 7 Oct. onder den invloed van sterken drank
het politie-bureau alhier binnen. Men was daar niet
op z'n bezoek gesteld, zoodat de nacht-commandant,
de agent van politie Pieter Grondsma hem verzocht
zich te verwijderen. Hij wilde echter aan dit verzoek
niet voldoen en werd! er ten slotte met geweld uit
verwijderd.
Beklaagde hoorde twee weken gevangenisstraf te
gen zich eischen.
WEDERSPANNIGHEID.
Cornelis O. te Castricum en Petrus B. te Heiloo,
hadden zich in den avond van den lOen October in het
café van Apeldoorn te Egmond-binnen alleronhebbe-
lijkst gedragen. Zij bevonden zich in die gemeente
ter gelegenheid van de kermis en brachten o. a. een
bezoek aan genoemd café, waar dé toegang' wegens
dansen niet vrij was. De eerste beklaagde weigerde
te betalen, waarom hij uit de zaal verwijderd zou wor
den. Hij verzette zich echter hevig en werd daarbij
geholpen door den tweeden beklaagde, die alle moge
lijke moeite deed, zijn makker in de zaal te houden.
Johannes Kramer, gemeente-veldwachter te Eg
mond-binnen, vertelde, wat er alzoo gebeurd was, boe
lastig beklaagden waren en boe zij ten slotte zich te
gen getuige verzetten, terwijl B. riep: „Hij blijft er
in."
Wouter van Lingen, rijksveldwachter te Egmond-
binnen bevestigde de verklaringen van den vorigen ge
tuige.
J. Apeldoorn, café-houder te Egmond-binneu ver
klaarde, dat hij op genoemden avond zooveel last van
O. had, dat hij déze door de veldwachters uit zijn lo
kaal moest laten zetten.
Tegen O. werd 2 weken, tegen B. 4 weken gevange
nisstraf geëischt.
MISHANDELING.
Tinus van der V., landbouwer te Koedijk, had den
3en October te Huiswaard Klaas Ruiter mishandeld
met een boksijzer of een dergelijk voorwerp.
Volgens Ruiter kwam bekl. den 3en October op zijn
erf, maar deed den schotel niet op het hek. Getuige
zei daar iets van, waarop bekl. begon te sarren en hem
een slag' gaf op den linkerkant van het gezicht, 't
Kwam zoo erg aan, dat de kaak nog niet beter is.
Toen hij weer opkeek zag1 hij, dat bekl. een boksijzer
in de hand bad.
Beklaagde beweert getuige alleen maar van zich
afgeduwd te hebben, terwijl hij zijn portemonnaie
daarbij in de hand had.
Ook uit de verklaringen van Grietje Ruiter, huis
vrouw van P. van Kleef, bleek, dat bekl. zich aan mis
handeling' had schuldig gemaakt.
De eisch tegen bekl. luidde 1 week gevangenisstraf.
pggSij®®*.- Men lette s.v.p. op naam, winkel en
SsjsSflS» uitverkoop van P. OUDES in de Rid
derstraat 31, Alkmaar.
GEVRAAG» of joug Maatje, bij Gebrs. APEL
DOORN, Westerweg 18, Alkmaar.
LVII.
VIJFDE DAG VAN GEVANGENSCHAP.
Intusschen had milady een halve zegepraal verkre
gen en dit voordeel verdubbelde hare krachten. Het
was niet moeilijk mannen te overwinnen, zooals zij
zulks tot hiertoe had gedaan, die gemakkelijk te ver
leiden waren, en van welke de loszinnige hof-opvoe
ding hen spoedig in den strik deed vallenmilady's
schoonheid verrukte de ziunen, terwijl zij daarbij lis
tig genoeg was al hare zielsgebreken te verbergen.
Maar nu had zij te worstelen tegen een woesten aard,
die, in zichzelven gekeerd, door verregaande streng
heid ongevoelig was.
Milady had dus met hare schijndeugd op de ge
aardheid van een tegen haar ingenomen man, en door
hare schoonheid op het hart en de zinnen van een op
recht, rein man inbreuk gemaakt. Nochtans had zij
gedurende den avond meermalen aan het. lot en aan
zichzelve gewanhoopt.
Milady, goed op de ontvangst van Eelton voorbe
reid, kon nu haar strikken voor den volgenden dag
spannen; zij wist, dat haar nog slechts twee dagen
overbleven, dat, eenmaal het bevel door Buckingham
geteékend (en Buckingham zou teekenen, te meer
daar het bevelschrift geen naam behelsde, en bij dus
de vrouw, die het betrof, niet zou herkennen) eenmaal
dat bevel geteekend, zeggen wij, zou de baron haar da
delijk doen inschepen en zij wist ook zeer goed, dat tot
deportatie veroordeelde vrouwen minder vermogende
wapens in haar verleidingsmiddelen bezitten, dan ver
meende, deugdzame vrouwen, wier schoonheid door de
zon der wereld verlicht wordt, van wie de stem der
mode den geest roemt en welke1 een straal van adel
dom met zijn betooverenden glans vervult. Een tot
een schandelijke en ellendige straf veroordeelde vrouw
kan toch een schoone vrouw zijn; maar die straf belet
haar ooit verder machtig te worden. Zooals alle in
derdaad mét geest begaafden, wist milady den mid
denweg te houden, "die voor hare natuur en hare hulp
middelen het meest geschikt was. De armoede was
haar een walging, de vernedering verminderde hare
grootheid op een derde gedeelte. Milady was alleen
een koningin te midden van koninginnen; aan hare
heerschzucht wilde zij het genot van voldanen hoog
moed voegen. Minderen te gebieden was eerder een
vernedering dan een groot genot voor haar.
(Wordt vervolgd).