DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DONDERDAG 23 NOVEMBER. De sir*se Üüske lieve» 1TSTËNLAJV1). No 276 3g^3ESlJIX-.X^JE3llJF,C>.TV ALKMAAR, 23 November. De senator Magalhaes Lima, die lid was van het voorloopig bewind, schrijft in l'Indépend'anoe beige van heden een artikel, getiteld „de waarheid ten aan zien van den toestand in de Portugeesche republiek.'' De schrijver zegt dat hij, gelijk hij vroeger, steu nend op feiten en documenten, de monarchie beeft be streden, thans behoefte gevoelt op grond der waarheid de republiek te verdedigen. De hartstocht maakt hem niet blind zegt hij en van vooroordeelen en nevenge dachten weet hij zich vrij. Nooit heeft hij iets van de monarchie gewild en nooit zal hij iets va® de repu bliek vragen. Na deze verklaringen spreekt hij over de „verfoeie- liike compagnie," welke onlangs tegen de republiek is gevoerd'. Den beweerden inval noemt hij grootspraak, welke werd op touw gezet om voldoening te geven aan lien, die persoonlijk belang hebben bij Let- herstel der monarchie, en er daarom niet tegen opzagen groote sommen te geven voor de geïmproviseerde soldaten van den befaamden kapitein Oonceitro. De monarchisten hebben getracht een leening te sluiten, waarvoor de gekroonde hoofde® garanties ver leenden. Maar hun poging heeft schipbreuk geleden, want al zijn er mogendheden, die geen ander verlan gen hebben, dan de republiek Portugal te zien verdwij nen, er zijn er ook, die belang stellen in baar ontwik keling en die haar een roemrijke toekomst toewen- schen. Uitvoerig g-aat de schrijver na wat de republiek heeft gedaan, betoogend, dat wat zij deed goed was en ^lat zij voortdurend onrechtvaardig aan allerlei aanvallen blootgestaan heeft. De laatste beschuWiging' welke hij bespreekt, betreft de verandering van de nationale vlag, waartoe door de natie na een volksstemming- werd besloten. De beide kleuren groen en rood, zegt hij, vormen voor ons een zinnebeeld. Het groen is de kleur der zee, welke ons verleden verpersoonlijkt en aan de heldendaden herinnert, welke door de eeuwen Jaefen door onze moe dige matrozen zijn verricht. Het rood beteekent de kracht-, het werk, de vruchtbaarheid, de voortbrenging en eveneens de terugvordering van onzen roem, de bevestiging van een traditie, waaraan de monarchie te kort gedaan heeft, kortom, de voortzetting van onze geschiedenis. Om de monai'chie ie herstellen, zoo gaat hij dan voort, heeft mén een koning noodig. Maar het is duidelijk, dat men er niet meer een beeft. Don Ma nuel telt niet meer mee. De onthullingen, welke door den heer Theophilo Bra ga, oud-president van het voorloopig bewind, zijn geschied in het blad 0 Mundo, zijn een onloochenbaar bewijs van het verraad van den koning en van de koningin Amelia. Koning Manuel had een maand vóór die uitroeping- der republiek aan den keizer van Duitsehland ge schreven, om dezen te vragen, hem, in geval van een revolutie, te helpen door het zenden van twee of drie slagschepen naar de Taag. In Tuil voor deze goede diensten beloofde Manuel eenvoudig de Portugeesche kolonie Angola. Verder heeft koningin Amelia door bemiddeling der Jezuieten-, de tusschenkomst van Spanje ingeroepen, door te vragen een geheel legerkorps te zenden. Zeer onlangs nog moet zij stappen hebben gedaan bij zekere mogendheden, om daadwerkelijben steun voor de te gen-revolutie te verkrijgen. Dte Koning, die zoo'n haast had toe® hij Portugal ruuu ALEXANDRE DUMAS, 153) o— Zeker zou zij uit hare ballingschap terugkeeren, hieraan twijfelde zij geen oogenblik, maar hoelang zou die ballingschap wel duren? Voor een werkzamen en eerzuchtige® geest als die van milady, zijn dagen die niet besteed worden, verloren dagen. Hoe dan die da gen te noemen, welke men in vernedering doorbrengt Een, twee, drie jaren te verliezen, dat is een eeuwig heid. Na den dood, of misschien na de ongenade van den kardinaal terug te komen, terug te komen, wan neer d'Artagnan en zijn vrienden gelukkig en zegevie rend van de koningin de belooning liadden verkregen, die zij zoo wél verdienden voor de door hen bewezene diensten, dit waren van die verterende gedachten, die een vrouw als milady niet kon verduren. Trouwens, de storm, die in haar woedde, verdubbelde hare krach ten en zij zou de: muren van hare gevangenis hebben doen bersten, indien haar lichaam slechts voor één oogenblik de uitgebreidheid harer zielsgewaarwordin- gen had kunnen aannemen. Wat haar vervolgens onder dat alles het meest prik kelde, was de herinnering aan den kardinaal; wat moest hij denken, wat moest de kardinaal van haar stilzwijgen zeggen? Hij, die zoo wantrouwend, 7,00 ongerust, zoo kwaaddenkend was? De kardinaal, niet alleen haar eenigo steun, haar eenige toeverlaat en beschermer in het tegenwoordige, maar bovendien het voornaamste werktuig harer toekomstige fortuin en wraak? Zij kende hem; zij wist, dat bij hare terug komst, na een vruchtelooze reis, zij hém tevergeefs over hare gevangenschap zou onderhouden, en het door haar geleden© overdrijven, maar dat de kardinaal, met die spottende kalmte van den door kracht en ge nie, machtigen ougeloovige, zou antwoorden: „Gij hadt u niet moeten laten vangen. Toen verzamelde ging verlaten, had vergeten zijn compromitteerende documenten nree te nemen. Op deze wijze zijn de ge- heimJetn dér monarchie in handen der republiek geko men. Het is geheel overbodig' zich langer te laten beetne men door valsche voorstellingen. Ik herhaal en ik heb het reeds vaak volgehouden: de republiek Portu gal is sterk en goed geconsolideerd. Alle pogingen, die zouden kunnen worden gedaan om haar omver te werpen, zullen geen enkel resultaat bereiken. De Kamers, die thans bijeen zijn, zullen de begroo ting behandelen. Hoewel de militaire dienstplicht, het zenden van troepen naar de grens, om de rebellen tot staan te brengen; een toeneming der uitgaven voor het ministerie van oorlog hebben opgeleverd, hoewel de ontwikkeling .van het openbaar onderwijs en het stichten van nieuwe scholen eveneens de financiën van den staat -ernstig hebben belast, blijft de economi sche toestand over het geheel uitstekend. Het tekort van thans is slechts het gevolg van den buitengewo nen toestand, dien we hebben doorgemaakt. Er is reden te gelooven dat de regeering door een nauwgezette herziening der publieke uitgaven, be zield door de beginselen van orde -en besparing, de toekomst van het stelsel zal verzekeren. Wat mij betreft, ik blijf overtuigd, dat de Portu geesche republiek onsterfelijk is als het beginsel zel ve, dat zij vertegenwoordigt. Wij laten natuurlijk bovenstaande beschouwing ge heel voor rekening van den schrijver. Maar waar we bij herhaling op deae plaats melding maakten van meer pessimistische oordeelvellingen, daar meenden we ook eens een van de weinige klan ken te moeten laten hooren, welke meer optimisme wi-kon digt. TWEEDE KAMER. In de zitting- van gisteren was de minister van kolo niën (de heer de Waal Malefijt) aan het woord. Hij beantwoordde de sprekers, die aan de algemee.ne be schouwingen over de Indische begrooting deelnamen en verdedigde daarbij de controle van de landschaps- kassen, het niet aanslaan van ondernemingen ter Oostkust van Sumatra in de verpondmgsbelasting hij bestreed de beurzen voor onbemiddelden, die amb tenaar in Indië zouden willen worden, en zal voor in genieurs het geven van beurzen overwegen. In de Timor-kwestie ziet dte minister geen fouten bij den G.-G. In antwoord op de Atjeh-rede van den heer De Stue-rs zegt de minister, dat wij in Atjeh steeds voor uitgaan en het- er rustiger wordt. Hij verdedigde de praktijk van bet civiel bestuur in Atjeh. De mini-ster h&ndhaafde zijn uitspraak, dat de fi nancieel© toestand van Indië gunstig is, ontwikkelde de begrippen: g-ewone en buitengewone uitgaven en besprak het belastingstelsel. De minister is der financieel© decentralisatie zeer genegen, is tegen noodelooze subsidies en wil ook, dat de locale en gewestelijke raden een verruimden belas tingkring zullen krijgen. I)e minister wil zekerheid brengen in de verhouding der regeering tot de zending, hij zag iin de inlanders wel Mohamedane® en wilde geen invloed uitoefenen tegen de Mekkatochten, ofschoon deze economisch na deel brengen. Op Java is de bijzondere school als regel niet toe te passen. De gouveroementsseholen mogen zich te gen geen enkelen godsdienst keeren en het Christen dom mag door het onderwijs niet worden opgedrongen. Replieken volgden hierop. De heer Scheurer (A. R.) wilde den inlander economisch en verstandelijk wapenen tegen den kapi talist van het Oosten-, waarmede hij den Chinees be- milady al hare geestkracht, hij zichzelve den naam van Eelton mompelende, hij, het eenige licht, dat tot haar in die hel binnendrong, waarin zij was gevallen en als 'n slang, die zich heen en weer kronkelt om hare krachten te beproeven, zoo wikkelde zij reeds bij voorbaat Eelton in de duizenderlei bochten harer vin dingrijke verbeelding. Intusschen vervloog de tijd; de een na de andere schenen de uren de klok in het voorbijgaan te wekken, terwijl elke slag van den metalen klepel als op het hart der gevangene geweldig neerviel. Te negen uur bracht lord de Winter haar het ge woon bezoek, onderzocht de vensters en de tralies, be tastte den vloer en den wand, beschouwde den schoor steen en de deuren, zonder dat gedurende dat langdu rig en nauwkeurig onderzoek liij of milady één woord spraken. Ongetwijfeld begrepen beiden, dat hun we- derzijdsche gesteldheid te ernstig was geworden, om den tijd in nuttelooze woorden on doelloozen toorn te verbeuzelen. „Komaan," zeide de baron, haar verlatende, „dezen nacht zult gij tenminste nog niet ontsnappen." Te tien uur plaatste Eelton een schildwacht voor de deur. Milady herkende reeds zoo goed zijn stappen, als een minnares, die haar innig geliefde herkent, en nochtans haatte en verachtte zij dien zwakken geest drijver. Daar dit het uur der afspraak niet was, kwam Eel ton niet binnen. Twee uren later, op het oogenblik, dat de klok mids dernacht sloeg, werd de schildwacht afgelost. Nu was het uur daar. Ook wachtte milady van dat oogenblik af met on geduld. De nieuwe schildwacht, begon in de gang op en neer te wandelen. „Luister," zeide de jongeling tot den schildwacht, „verwijder u onder hoegenaamd geen voorwendsel van deze deur, want gij weet, dat den vorigen nacht een -oldaat door mylord is gestraft geworden, wegens het voor oen oogenblik verlaten van zijn post, en echter was ik hot, die gedurende zijn korte afwezigheid in zijn plaats op wacht heb gestaan." doelt. De heer Van Vlijmen (R. K.) verklaarde na der zijn bedoeling nopens de taak der ambtenaren te genover de inlanders, wat hun christelijke propaganda betreft. De heer Kuyper (A. R.) verklaarde zijn stand punt betreffende de bijzondere school in Indië, waar hij de antithese niet wensche. De heer Boga-ardt (R. K.) wees er op, da); het Europeesch kapitaal in Indië noodig is, doch de rente elders verbruikt wordt. Daartegen wil hij belasting op overwinsten en vorming van inlandsch kapitaal en inlandsche groote nijverheid. De heer Bos (V. D.) betoogde, dat door de zelf standigheid van het spoorwegbedrijf de voorwaarde wordt geschapen voor vorming van kapitaal, noodig voor snelle uitbreiding van bet spoorwegnet. De heer Vliegen hield vol, dat in Indië geen ruime welvaart valt te constateeren bij den inlander, zoodat- die< woorden in de openingsrede niet gemoti veerd zijn. Spreker bleef aandringen op afschaffing der mid- deleeuwsche belastingen in Indië. Hij bestreed de opvatting van dir. Kuyper, dat men met het brengen van onderwijs in Indië moet wachten tot zich daaraan behoefte doet gevoelen. De, heer II u g e n h o 11 z bracht den minister hulde voor de wijze, waarop hij den onverantwoorde- 1 ij ken aandrang der rechterzijde tot rechtstreeksche bevordering van het Christendom heeft beantwoord. De heer De Stenrs klaagde er over, dat de minister niet op zijn vragen omtrent At-jeh-toestanden niet of onvolledig heeft geantwoord. De heer de Visser (O.-H.) was van meening, dat. het stelsel van den heer Bos tot de consequentie leidt, dat in de plaats van de inlandsche wereldbe schouwing. die men revolutioneert niets positiefs wordt gesteld. Dat strijdt met onze roeping als chris telijke natie. De Minister, de heer De Waal Malefijt, dupli ceerde, waarna de nlgemeene beschouwingen werden gesloten. De vergadering wei-d verdaagd tot heden. TIMOR. De correspondent van de N. R. Ct. te Lissabon seint: b Hier heerscht verbazing over de door Havas gesein de verklaring van jhr. de Savornin Lohma® betreffen de de onware voorstelling, die Macbado van het ge beurde op Timor gegeven heeft. De meeste bladen nemen de verklaring zonder opmerkingen erbij te ma ken op. Alleen d© Intransigent steekt d:en draak met M-achado. Men noemt, zegt zij, Bernardino Macbado weieens een beminnelijk grijsaard met de ziel van een kind. Hoe jammer, dat kinderen wei-eens liegen. (Semengd nieuws. DE DIPHTERITUS TE ZANDVOORT. Dinsdagavond heeft, naar de O. H. Ct. meldt, in het hotel Driehuizen alhier een bijeenkomst-plaats ge had van hotel- en peisonhouders, waarin dr. A. Vorst man als inleider dé wenschelijkheid bepleitte een fonds bijeen te brengén, waaruit bacildragers, die zich ten algemeenen nutte in afzondering begeven, schadeloos gesteld worden voor het verlies van hun geldelijke verdienste®. Dr. Vorstman's denkbeeld vond groote instemming bij de vergadering en weldra was een ruim totaalbe drag toegezegd, niet alleen door hotel- en pensionhou ders, maar o.a. ook door de Zandvoortsche Terrein- en Hotelmaatschappij en de E. S. M. Tot beheer van het fonds werden gekozen de heeren Klein, Stom, Gunther, W. H. Driehuizen en Zwaan. Als adviseerend lid werd dr. Vorstman aan deze commissie toegevoegd. IN BRAND GERAAKT. Door in aanraking te komen met een gloeiende ka chel vatten gisteren de kleederen van de dienstbode van mevr. S. aan den Rijksstraatweg te Velsen vlam. De ongelukkige stond direct in lichte laaie en holde in haar angst een plat op. Daar werdfen haar kreten vernomen door de familie Hofmeester. De heer Hof- Ja, dat weet ik," zeide de soldaat. „Ik beveel u dus de grootste waakzaamheid. Ik," voegde hij er bij, „ga voor de tweede maal de kamer dier vrouw onderzoeken, die, zooals ik vrees, noodlot tige plannen tegen zichzelf beraamt, en welke mij be last is geworden nauwkeurig te bewaken." „Goed," mompelde milady, „ziedaar de nauwgezette Puritein, die al begint te liegen." Wat den soldaat betreft, deze glimlachte een wei nig. „Duivels, luitenant!" zeide hij, „gij zijt zoo on gelukkig niet, een dergelijken last te hebben ontvan gen." Felton bloosde. In elke andere omstandigheid zou hij den soldaat hebben berispt, die zich zoodanige scherts veroorloofde, maar zijn geweten sprak te luide clan dat zijn mond zou hebben durven spreken. „Indien ik"roep", zeide hij, „moet gij komen, daar entegen wanneer men komt, moet gij mij roepen." „Ja, luitenant", antwoordde de- soldaat. Felton trad de kamer van milady binnen. Zij stond van haren stoel op. „Zijt. gij daar?" vroeg zij. „Ik had' u beloofd te komen en ik ben g-ekomen." „Gij hebt mij nog iets anders beloofd." „Wat dan? mijn hemel!" zeide de jongeling, die on danks zijn zelfbeheersching zijn knieën voelde knik ken en het zweet zijn voorhoofd bevochtigen. „Gij hebt mij beloofd een mes mede te brengen en het mij na ons gesprek te laten." „Spreek hiervan niet, mevrouw", zeide Felton. „Er bestaat geen vreeselijke toestand, dat -een schepsel zich het leven mag ontnemen. Ik heb overwogen, dat ik mij nooit, aan een dergelijke zonde mag schuldig maken." „Ha! gij hebt overwogen", zeide de gevangene met een veracht el ij ken glimlach, zich wederom op haar leu ningstoel neerzettende. „Ook ik heb overwogen." „Wat?" „Dat ik uiet.s te zeggen had tot- ee-n man, die zijn woord niet houdt." „Ach, mijn hemel 1" zuchtte Eelton. „Gij kunt vertrekken', zeide milady, „ik aal niet» meester bad de tegenwoordigheid van geest over een paar schuttingen en vervolgens op het- plat- te klaute ren, waar hij met een karpet de vlammen wist te doo- ven. Hierop werd geneeskundige hulp ontboden en het vreeselijk verbrande meisje verbonden. BRUTAAL. Te Ileeze. (N.-B.) kwam eene vreemde vrouw een winkel binnen, en vroeg guldens met beeldenaar Wil lem II, waarvoor zij 1.04 per stuk bood. Toen eenige guldens op.de toonbank lagen, waren zij eensklaps spoorloos verdwenen, zonder dat de verbaasde winke lierster gezien had, hoe of zulks in zijn werk was ge gaan. De bezoekster maakte nog de opmerking dat zq hoopte niet voor dievegge te worden aangezien, en zulks trouwens ook niet kon worden bewezen. EEN SCHIP GEZONKEN. I11 't Kruiswater, onmiddellijk hij 't- Sneeker meer, zonk Maandagmiddag de met steenkolen geladen schuit van B. Drenth, t-hnisbehoorende 'te De Leek. De vracht kwam van Groningen en was bestemd voor een firma te Bolsward. Vrouw, man en 10 kin deren konden nog juist bij tijd® gered worden door een voorbijvarenden modderschipper. De ongelukkigen zijn letterlijk van alles beroofd en te Sneek onder dak gebracht. OOK EEK BIJSLAG? De raad te Middelburg besloot in haar jongste ver gadering tot het geven van bijslag op de loonem dei- personen in gemeentedienst; de regeling werd aan B. en W. overgelaten. Deze hebben nu een regeling ge troffen, die tot zéér eigenaardige resultaten aanlei ding heeft gegeven; zoo zijn er agenten vn'n politie die per week. 5 cent, zegge vijf cent, meer krij gen; terwijl collega's van hen bijna^één gulden opslag ontvangen. EEN NOODLOTTIG SCHOT. Men meldt uit Amsterdam: De pTocureur-generaal van bet hof alhier eischte heden bevestiging van het vonnis, waarbij een land bouwer tot 9 maanden gevangenisstraf werd veroor deeld wegens het door schuld veroorzaken van den dood van ee® ander. Hij had, voor de aardigheid, met een geweer aangelegd op een zijner kameraden zonder te weten dat- het wapen was geladen. Het schot ging af en trof het slachtoffer in het- hoofd; hij overdeed aan de gevolgen. VAN TEXEL. De burgemeester alhier is gemachtigd, een beloo ning van 300 uit. te keeren aan hem, die kan opspo ren het wrak van het Duitsch© stoomschip „Carrara," zoodat de oorzaak van bet vergaan van dat schip zal kunnen worden vastgesteld. Genoemd stoomschip, 3 November -1911 vertrokken van Hamburg met bestemming naair Barcelona, Genua ,en Napels, is vermoedelijk in den nacht van 5 op 6 November en waarschijnlijk in dé Noordzee-, Zuidwes telijk va,n Texel, vergaan. WAAKZAAMHEID VAN EEN HOND. Gisternacht ontstond brand ten huize van J. H. Jongepier, aan de Alexandrinelaan te Apeldoorn. De man en de vrouw waren om 10 uur ter ruste gegaan, toen ze om 12 uur gewekt werden doordat de hond op hun bed sprong. Daar dit geen gewoonte was, meen de de main, dat er iets buitengewoons moest zijn, ging kijken en vond de benedenkamer in brand. Van de oorzaak waardoor de brand' ontstond, is nog niets be kend. Alles was verzekerd. De brand bleef, dank zij de spoedige hulp tot die kamer beperkt. „OBSTRUCTIE." De vergaderingen van den Gemeenteraad te Kaats heuvel werden tot nu toe steeds op den voormiddag ge houden. Sinds geruime® tijd echter hebben enkele le den van den Raad getracht die vergaderingen in den namiddag te doen plaats hebben, wijl die uren voor verschillend© hunner beter geschikt uitkomen. In de morgenuren kunnen zij ook vaak minder goed uit hun zaak of bedrijf gemist worden. Toen nu vóór een paar dagen één der Raadsleden den voorzitter verzocht om de vergadering op een uur van den namiddag te stellen wijl hij des morgens on mogelijk kon tegenwoordig zijn, werd op dit verzoek zeggen.' „Ziedaar het mes", zeide Felton, het wapen te voor schijn brengend, dat hij volgens zijne belofte had mee gebracht, maar hetwelk hij aarzelde aan zijn gevange ne te geven. „Laat zien", zeide milady. „Waartoe?" „Op mijn eer, ik geef het u onmiddellijk terug. Leg het op die tafel en gij zult- tusschen het mes- en mij blijven." Felton gaf het wapen aan milady, die er nauwkeu rig de scherpte van onderzocht en de punt op haren vinger beproefde. „Goed", zeide zij, het mes den jongen officier terug gevende. „Het is van goed en zuiver staal." ?,Gij zijt een trouw vriend, Eel'ton!" Felton nam het mes en legde het op tafel, zooals hij met zijn gevangene was overeengekomen. Milady volgde hem met haren blikken maakte een vergenoegd gebaar. „Thans, luister nu. De aanbeveling was overbodig'; de jonge officier stond overeind voor haar, naar hare woorden wach tende, als wilde hij ze verslinden. „Felton!" sprak milady met een treurige plechtig heid, „Eelton! indien uw zuster, de dochter van uw vader, tot u zeide: „Nog jong en tot mijn ongeluk tamelijk schoon zijnde, lokte men mij in een valstrik; ik bood tegenstand, men omringde mij met nog meer lagen en gewelddadigheden, ik bleef weerstand bie den, toen overlaadde men mij met beleedigingen en dewijl men mijne ziel niet konde doen verliezen, heeft men voor eeuwig mijn lichaam willen bevlekken." Milady zweeg, een bittere glimlach zweefde'op hare lippen. (Wrrdt, vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1