DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en dertiende )aargang. 1911 24 NOVEMBER. DAALD£RS BINNENLAND. No 277 V R l| D A O CACAO slri© iWüskatler'm. HEN MOGE U HAMAAK OPDRINGEN, HOUDT VAST AAN GE WEET DAT DIE UITSTEKEND IS Een Alkmaarsche Kinderwetten- quaestie in de Kamer. 3F*^3TTXX .T_,xn TO INT AL&MAARSCHE COURANT. Het- overzicht dei- N. Rott. Ct. van de gisteren ge houden avondvergadering- der Tweede Kamer, waarin de Juatitiebegrooting- werd behandeld, vangt aldus aan: Van Alkmaar begint de victorie, heette het tot dusver. Ach neen, zucht de beer Van Vuuren, daar neemt integendeel de debacle een aanvang. Over de gevolgen van het Alkmaarsche ontzet juichten steeds alle goede vaderlanders. Maar als de afgevaardigde voor Zevenbergen spreekt van de gevolgen der Alk- maatsche ontzetting, die weliswaar enkele -eeuwen la ter plaats vond, dan weeklaagt hij op zoo hartroerende wijze, dat de toehoorders ieder oogen-blik den snik verwachten, die van een zoo aandoenlijke rede het on vermijdelijke slot schijnt." liet geval, waarbij de laatste Alkmaarsche „ont zetting" is betrokken, noemt het blad „een heele ro man" „Een verlaten Protestantsche moeder, wier zes kin deren in het geloof van den Katholieken va-der worden opgevoed; een aanvankelijk onvindbare vader, die de vriendelijkheid heeft, het zevende kind zijner vrouw, dat kort vóór haar overlijden ter wereld kwam, als de vrucht van overspel te. „verstooten" zouden wij zeggen-, indien bij dezén vader dit woord op zijn plaats was; brave d-orpsche pleegouders, di-e volkomen belangeloos de 2org voor het jongste kindje op zich nemen, maar helaas van Geuzen-smetten niet vrij zijn; een Katholieke vereeniging voor kinderbescher ming, waaraan eigenlijk bij vergissing d-e voogdij is opgedragen, die het met den pleegvader aan den stok krijgt en de voogdij aan een Katholieke commissie te Utrecht wil overdragen; een voogdijraad en familie raad, die de Alkmaarsche rechtbank adviseeren, den pleegvader tot voogd te benoeme-n en ook inderdaad hun raad zien opvolgen,ziehier de stof voor en kele fragmenten van- het verhaal, dat wij den lezer moeten onthouden." Vermoedelijk zijn bovenstaande gegevens voor de meeste onzer lezers voldoende, om zich het gaval te herinneren, waarover destijds hiert-erstede veel werd gesproken'. Het was te voorzien, dat dit geval in de Tweede Kamer ter sprake zou worden gebracht. Blijkens het voorloopig- verslag toch was de aan dacht van verschillende leden getrokken door „een beschikking van de rechtbank te Alkmaar, waarbij op een verzoek van de Roomsch-Katholi-ek© vereeniging voor kinderbescherming in het arrondissement Alk maar om ontheffing uit de voogdij over een kind, bij, welk verzoek gevoegd was de bereidverklaring van de Roomsch-Katholieke algemeen© commissie van kin derverpleging- en kinderbescherming te Utrecht om de voogdij over te nemen, in di-en zin is beschikt, dat wel de Alkmaarsche vereeniging is ontheven, maar niet laatstgenoemde commissie tot voogd is benoemd, muf ALEXANDRE DUMAS. 151) o— „En wat heeft men eigenlijk gedaan?" vroeg Felton. „Op zekeren avond besloot men dien weerstand krachteloos te maken, welken men niet kon overwin nen; op zekeren avond mengde men onder mijn drink water een krachtig slaapmiddel; nauwelijks had ik mijn avondmaal genuttigd, of ik voelde van lieverlede een ongewone slaaplust- mij overweldigen j hoewel geen wantrouwen koesterende, vervulde mij echter een on bepaalde vrees en ik trachtte mij tegen den slaap te verzetten. Ik stond op. ik wilde mij naar het venster begeven, om hulp roepen, maar mijn beenen weigerden mij hun dienst, het scheen mij, of de zoldering neer kwam en mij onder hare zwaarte-verplette; ik'strekte de armen uit, ik trachtte te spreken, maar kon slechts eenige dorre klanken voortbrengen; een onweerstaan bare verdooving- maakte zich van mij meester; ik hield mij aan een leuningstoel vast, voelende dat ik zou vallen, maar dra was deze steun ontoereikend voor mijn zwakke armen, ik viel op de eene knie, vervol gens op de tweede. Ik gleed op den grond, ten prooi aan een slaap, die den dood geleek. Van al dien tijd, die deze slaap duurde, blijft mij niet de minste herin nering over, het eenige, wat ik mij herinner, is, dat ik ontwaakte in een rondvormige kamer, met prach tig huisraad voorzien, waar het daglicht slechts door een opening binnendrong. Overigens scheen geen en kole deur toegang tot deze kamer te verleenen en ge leek zij op een schitterende gevangenis. Het duurde lang alvorens ik mij rekenschap kon geven van de plaats, waar ik mij bevond, en van al de bijzonderhe den, die ik aanhaal; mijn geest scheen vruchteloos te worstelen tegen den donkeren nevel van dien slaap, welke ik niet van mij kon afschudden, ik had een flauw denkbeeld van een doorloopen ruimt», van 't ge doch zekere H.. R„ protestant, bij wien het kind sedert eenige jaren verblijf hield, en die zich even-eens tot die overneming bereid had verklaard. „Een beroep in cassatie tegen die beschikking is verworpen." „Bedoelde leden verklaarden van oo-rdeel tê zijn, dat, gezwegen van de principieel verwerpelijke over wegingen, die in die beschikking voorkomen en die verre gaan buiten het terrein van den recht-er, de be schikking ten eenenmale miskent de bepaling van art. 11G van het Koninklijk Besluit van 15 Juni 1905. Zij zagen van een meer algemeene huldiging der leer, in deze rechterlijke uitspraak vervat, betreurenswaardige gevolgen voor de go-ede werking der Kinderwetten te gemoet. Van die goede werking is toch een der grondzuilen-, dat bij de aanwijzing van voogd-en over verwaarloosde kinderen de godsdienstige gezindte, waartoe het kind behoort, steeds op de meest nauwge zette wijze worde geëerbiedigd. Kan hierop niet meer worden gerekend en is op -dit punt wantrouwen ont staan, dan is daarmede aa.n de zaak der kinderbescher ming, waarin tot dusverre politieke of godsdienstige partijschap haar invloed nimmer deed gelden, onbere kenbare schade toegebracht. Daarom oordeelden de hier aan het woord zijn-de leden het nuttig te dezer plaatse 's Ministers aandacht, op bedoelde rechterlijke uitspraak te vestigen." De minister van justitie-, de heer mr. E. E? TI. Re- gout, heeft op deze opmerking schriftelijk geantwoord. Waar in tegenstelling met het voorloopig verslag, de Memorie van antwoord- nog niet in ons bezit is, kun nen wij zijn beschouwing niet weergeven. De N. Rott. Ct. zegt er echter van: „De beschikking der rechtbank te Alkmaar stelt geen gevaarlijk precedent, en de eigenaardige passage in de memorie van antwoord, waarin de minister van justitie na een ongemeende jihrase over de wen- schelijkheid-, een in hoogste ress-ort gewezen rechter lijke beslissing niet van regeeringsw-ege te beoordeelen in tactvol gedraaide en verdraaide zinsneden met doorzichtig voorbehoud den Alkmaarschen rechters de les leest, ware 'beter ongeschreven gebleven. Heden avond was minister Regout trouwens veel voorzichti ger in zijn uitlatingen." Wat nu de behandeling in de openbare zitting aan gaat, de heer Van Vuuren (R. K. Zevenbergen), bracht het gisteravond ter sprak-e. Spreker betoogde, dat bij de aanwijzing van een voogd de rechtbank re kening- moet houden met den godsdienst van het be trokken kind, dat beschermd moet worden. Wanneer zulks o-nder de bestaa-nde w-et niet verplicht is, dan moeten de Kinderwetten zoo spoedig mogelijk worden gewijzigd. Bij het opleggen van de voogdij mag de go-dsdienst van h-et kind niet in gevaar komen. Dat beeft de Engelsche wetgever begrepen. Die is zelfs verder gegaan dan spr. zou willen. Maar hij mag eischen, dat de vrijheid d-es rechters eenigszins be perkt- worde, zóó dat bij hij het aanwijzen van een voogd met den godsdienst van bet kind rekening moet houden. Het verheugde spr., dat de minister het in beginsel feitelijk met hem -eens is. Deze heeft opgemerkt, dat het Alkmaarsche geval nog alleen staat. Spr. vroeg den minister, of hij dat wel zeker wist. Komen alle besluiten van d-e rechtbanken te zij ner kennis? Doch al stond het geval alleen, die zou niet wegnemen dat voorziening noodig is. De heer Snoeck II enkemans (chr.-hist, Amsterdam) kwam op tegen de rede van den heer Van Vuuren. Dis rede kan, zeide hij, ook weer de gedacht-e doen ontstaan, of de benoeming van voogden bij den rechter niet in go-ede hand-en is. Het spreekt vanzelf, dat de rechter met den godsdienst van h-et kind rekening zal houden. Dit gebeurt algemeen. Gevallen als het Alkmaarsche zijn zeldzaam. In den gedachten gang van den heer Van Vuuren moet een niet-gedoopt kind ook aan menschen zonder gods dienst worden uitgeleverd. In de vereeniging van atheïsten is reeds de stelling verdedigd, dat zij de voogdij moéten hebben over niet-gedoopte kinderen. Tot zulke gevolgtrekkingen komt mem Spr. zette het Alkmaarsche geval breedvoerig uiteen, om aan te toonen-, dat h-et hier een bijzondere situatie va-n om standigheden betreft. Zij, die over de voogdij werden gehoord, de voogdijraad en de familie va-n de moeder, rol van een rijtuig, maar dat alles vertoonde zich zoo duister en verward voor mijn geest, dat die gebeurte nissen, tot een ander leven dan tot het mijne schenen te behooren,doch met 't mijne waren vermengd d-oor een fantastische tweevoudigheid. Gedurende een poos scheen mij de toestand, waarin ik mij bevond, zoo vreemd, dat ik waande te droomen, Van lieverlede echter vertoonde zich de werkelijkheid aan mij en vervulde mij met schrik; ik was niet meer in het huis, dat ik bewoonde; zoo veel ik aan het zon licht kon bespeuren, had de dag reeds twee derdien van zijn loop afgelegd, het was de avo-nd van den vo- rigen dag geweest, dat- ik in slaap was gevallen, mijn slaap had dus ongeveer vierentwintig- uren geduurd. Wat wa-s er toch gedurende, dien langen slaap voorge vallen? Ik stond wa-nkelende op. Al mijn bewegin gen, die zwaar en gevoelloos waren, duidden aan, dat de uitwerking van het slaapmiddel nog niet geheel was verdwenen. Overigens was deze kamer prachtig ter huisvesting eener vrouw ingericht. ITet was ze ker, dat ik de eerste gevangene niet was, die zich in dien pi-achtigen kerker had opgesloten gezien, maar gij begrijpt, Felton, hoe prachtiger die was, hoe meer ik mij verontrustte.Ja, h-et. was een gevangenis, want ik trachtte vergeefs er uit te geraken, ik onder zocht al de muren om een deur te ontdekken, maar overal gaven de muren een matten doffen klank van zich. Ik liep misschien twintig malen de kamer ro-nd, den eein of anderen uitgang zoekende, maar ik vond er geen; ik viel eindelijk, door vermoeidheid en angst verplet, op den leuningstoel neer. Intusschen was de nacht snel gedaald en met den nacht vermeerderde mijn vrees; ik wist niet, of ik moest blijven, waar ik zat, meene-nde door onbekende gevaren omringd te zijn, waarin ik bij elke-n stap gevaar liep te vallen. Hoewel ik sedert den vorigen dag niets had genut tigd, verhinderde mii de angst honger te voelen. Geen enkel gerucht, dat mij in staat stelde den tijd' te mo ten, kwam tot mijik veronderstelde alleen, dat het zeven of acht uur des avonds moest zijn, want wii wa ren in de maand October en het was volkomen duis ter. Eensklaps deed het gerucht eaner deur, die adviseerden om het, kind te laten bij de protestantsche mensehen, waarbij het sedert 3% jaar liefderijk werd verpleegd. Dit advies is gevolgd. Spr. zeide te geloo- ven, dat iedere rechtbank steeds nauwkeurig over weegt, aan wie het best de voogdij kan worden toege kend. Bespreking van gevallen als het Alkmaarsche in de pers en in h-et parlement, kan niet bevorderlijk zijn aan een goed resultaat van de Kinderwetten. Nadat de heer Schaper de beslissing van de Alkmaarsche rechtbank had toegejuicht, was het woord aan den minister, die zeide, dat het de onder gang van de kinderwetten zou zijn, indien men bij de toepassing in de een of andere richting proselieten ging maken. Verleden jaar had hij dit gezegd voor het bekende geval De Rijk, thans zeide hij het naar aanleiding van de Alkmaarsche kwestie: men moest dergelijke zaken geheel overlaten aan de rechterlijke macht en er in de Kamer zelfs niet van gewagen. llet- Alkmaarsche geval staat geheel op zich zelf en geeft- geen aanleiding tot wijziging van de wet. In tusschen wilde spr. op dat geval verder niet ingaan, om geen gods-dienstzaken te betrekken bij de uitvoe ring van de wetten. De Kinderwetten zijn nog in haar kinderjaren, en zoo zullen e-r eerst later eenige conclusies zijn te trekken. Tenslotte geven we nog een paar oordeelvellingen over dit geval uit de ochtendbladen. De N. Rott. Ct. verklaart: „Neemt inderdaad in het Alkmaar der twintigste eeuw de aftakeling der Kinderwetten want daarop doelde de heer Van Vuuren een -aanvang? Het valt te betwijfelen. De heer Snoeck Henkemans beeft het zoo warm en tevens op zoo overtuigende wijze opgeno men voor de Alkmaarsche rechtbank, die volgens den afgevaardigde voor Zevenbergen aan de Katholieke Kerk een kinderzieltje zou hebben ontstolen, dat ieder, die des eersten redevoering heeft aangehoord, zal moe ten erkennen-, dat hier inderdaad niets onbehoorlijks is geschied. Ook in den vervolge zal men kan er zeker van zijn- hij de aanwijzing van voogden over verwaarloosde kinderen de godsdienstige gezindte, waartoe het- kind behoort, steeds op de meest nauwge zette wijze worden geëerbiedigd." De N. Ct. is van oordeel, „dat men hier werkelijk met een bijzonder geval te doen had." En ook het Hbld. verklaart-, dat de zeer bijzondere omstandigheden van dit geval d-e overtuiging geven, dat op de uitspraak van de Alkmaarsche rechtbank geen redelijke aanmerking is te maken. TWEEDE KAMER. In de zitting van gisteren waren de artikelen der Indische begrooting aan de orde. Bij de le afdeeling van het hoofdstuk: uitgaven i-n Ned.-Indië (regeering en hooge colleges) protesteert de h-eer D u y s (S. D. A. P.) tegen het hooge tractem-ent van den Gouver neur-Generaal en van diens staf, alsook van de Re kenkamer. Het stamboek der burgerlijke ambtenaren wordt veel te duur en de reiskosten van d-en Gouver neur-Generaal zijn te hoog. De tafel- en receptiegel den moeten -afgeschaft. Spr. vroeg naar de redenen, die geleid hebben tot de belangrijke vermindering van den post: inv-o-ering van een verbeterde werkwijze bij de departementen. De heer Bog aardt (R. K.) wilde geen partieele tractementsverlaging, maar ook geen algemeene in de zen duren tijd. De M i n ister v a n Koloniën (d-e heer de Waal Malefijt) zegt, dat tractement en reiskosten van den Gouverneur-Generaal niet te hoog zijn en dat in aanzien van de receptie- en tafelgelden de omschrij ving niet deugt. Hierna werden de artikelen 112 zonder hoofdelij ke stemming aangenomen. Bij de afdeeling, welke het departement van Justi tie betreft, drong d-e heer va n Hamel (U. L>.) aan op bespoediging van een nieuwe Indische strafrechts pleging. Wachten op de wijziging van art. 75 Reg. Rogl. (invoering van de wetboeken, waarop de recht spraak berust) ter wille van de christen-inlanders acht spreker onnoodig -en ong-ewenscht. op haar hengsels draaide, mij schrikkemeen vuurbol verscheen bove-n de glazen opening van den zolder en wierp een helder licht in mijn kamer, terwijl ik, ont steld, een man op weinige schreden afstands voor mij zag staan. Een tafel, voor twee personen gedekt en beladen met een keurigen avonddi-sch, had zich als door een toov-erslag in het midden der kamer verhe ven. De man was hij, die mij sedert een jaar ver volgde, die'mijn schande had gezworen en die mij bij de eerste., woorden, welke mijn mo-nd ontglipten, deed verstaan, dat zijn besluit mij niet de minste hoop liet aan de vrijheid te worden teruggegeven." „De eerlooze", mompelde Felton. - „O, ja, de eerlooze!" riep milady, de belangstelling ziende, welk© 'de jöng-e officier, wiens ziel aan hare lippen scheen te hangen, in dit zonderling verhaal stélde, „o ja, de eerlooze! Hij meende, dat het voldoen de- was mij in mijn slaap te hebben doen ontvoeren om zijn oogmerk te ber-eiken, hij kwam in de hoop, dat ik mijn oneer zoude aannemen, dewijl mijn schande vol tooid was-; hij kwam mij zijn fortuin voor het bezit van mijn hart aanbieden. Al wat het hart eener vrouw van trotsche verachting -en hoon-ende woorden kan be vatten, stortte ik op dien man uit; ongetwijfeld was hij aam dergelijke verwijtingen gewoon, wamt bedaard glimlachende en met over de borst gekruiste armen hoorde hij mij aan; vervolgens, toen hij meende, dat ik had geëindigd, naderde hij om.mijne hand te vatten, maar ik ijlde naar de tafel, greep een mes en richtte het op mijn borst. „Wanneer gij een schrede nadert.' zeide ik tot hem, „dan zult gij, behalve mijn onte-eri-ng mijn dood u te verwijten hebben." Ongetwijfeld lag er in mijn blik, in mijn stem, in geh-eel mijn wezen die waarheid van gebaren, vam houding -en toon, welko de bedorvenste harten tot overtuiging brengt, want hij bleef staan'. „Uw dood?" zeide hij mij, „ach nee-n, gij zijt een al te li-eve gevangene om te kunnen veroor loven u op die wijze to verliezen. Vaarwel, mijn aller schoonste! totdat gij in een betere stemming zult zijn." Op die woorden liet hij een gefluit hooren, de vuurbol, die mijn kamer verlichtte, steeg omhoog en verdween. Ik bevond mij weder in de duisternis. Het- Uet karakter' van dé voorgestelde wijziging^ in de politifereehtspraak keurde sp-r. goed. Spr. critiseerde de in Indië gevolgde bewijsleer en dringt aan op weg nemen van formalisme ter betere ontwikkeling van ons kolo-niaa'l rechtswezen. De heer Van Idsinga (C.-H.) besprak ook de voorgenomen wijziging van art. 75 Reg. en protesteer de tegen het scheppen van een fantasierecht in Indië naast het nationaal Nederlandsche. De heer D u ij s kwam,, op voor de drukpersvrijheid in Indië en zeide, dut de pers daar hooger staat dan hie-r. De heer de S t u e r s (R.-K.) laakte de preventieve hechtenisregeli-ng. De heer S cha per (S. D. A. P.) vroeg nauwlet tend toezicht bij de uitzending van ambtenaren. Hij Wees er op, dat met de nieuwe koelieordonnantie nog niet alles in orde is gekomen. De heer Bogaardt wilde geen inlanders in de hooge magistratuur. De Minister van Koloniën zei indiening en toelichting van een herziening van de politie-recht- spraak toe bij suppletoire begrooting. De Minister zal met voorbeelden de noodzakelijkheid van wijziging van art. 75 Rog. Regl. aanto-onén. Op de wenken nopens het bewijs zal worden gelet. Kostelooze rechtsbijstand voor inlanders zal worden overwogen. De preventieve- hechtenisregelïng is al verbeterd: borgstelling te la ten storten zal worden overwogen. De pers is vrij genoeg' in Indië. De koelietoestan den zijn reeds verbeterd: een onderzoek naar de wer ving is hangende. Na replieken werd het débat over de afdeeling ju stitie gesloteu. Bij art. 42 (opium-exploitatie) erkende de heer Scheurer A.-R.) dat dé regeering het gebruik van opium tracht te beperken, maar een feit is, dat zij, door de opium-regie den afschuw van den inlander voor het opium heeft verminderd. De regeering moet het middel volgens een vast- plan terugdringen. De hoeren Schaper en Van V1 ij m e n (R.-K.) sloten zich hierbij aan. De Minister betoogde, dat de regie beperkend werkt en de regeering het gebruik van opium-syste matisch tegengaat. Do heer D u y s drong aan op verbetering van het kadaster in Indië. Heden te half elf voortzetting der Indische begroo- ting- 's Avonds om acht upr werd begonnen met de alge meene- beschouwingen over justitie. De heer Jannin'k (U.-L.) betuigde zijne ingeno menheid met 's ministers mededeelingen en diens plannen met de administratieve Techtspraak en de voorwaardelijke ten uitvoerlegging van straff Spr. kwam op t-ege-n de 'ongelijkmatige toepassing in de verschillende rechtsressorten van de bepalingen trent de .uitkeeringen door ouders bij ontzetting de ouderlijke macht. De heer Van Vu uren (R. K.) kom niet zien, dat er geen reden is tot scherper dwang en leveerde een geval, waarin hij dé ontheffing uit ouderlijke macKt een Protestant benoemd werd voogd over een Katholiek kind, niettegenstaande Katholieke commissie voor kinderbescherming Utrecht zich bereid had verklaard, de voogdij op zich te nemen. Spr. meende, dat de rechtbank tc Alk maar, welke in deze zaak vonnis had gewezen daarme de rekening had1 moeten houden. D-e godsdienst van het kind mag niet in gevaar komen-. Voorziening op dit punt achtte hij noodig. De heer Ankerman (C.-H.) sprak zijn groot vertrouwen uit in het beleid van dezen minister en prees die.ns optreden ter bestrijding van de zedeloos heid. D© heer- Snoeck Henkemans (O.-H.) kwam op tegen de red© va-n den heer Van Vuuren, wat betreft, de benoeming va-n voogden door den rechter. Het spreekt vanzelf, dat deze wel rekening met den om- uit in- re- de tot een te zelfde gerucht eener geopend en gesloten wordende deur werd eten- oogenblik daarna gehoord; de vurige bol daald© opnieuw en ik vond mij alleen. Dat was een vree-se lijk oogenblik, indien mij nog eenige twijfel omtrent mijn ongeluk overbleef, was die twijfel nu in een wanhopige zekerheid veranderd; ik was in de macht van een man, dien ik niet alleen verfoeide, maar dién ik verachtte, van een man, die mij reeds een noodlottig' bewijs had gegtevten van wat hij durfde ondernemen." „Maar wie was dan die man?" vroeg Felton. Milady antwoordde niet op die vraag, maar ging met haar verhaal voort: „Ik bracht den nacht op een stoel door, bij het minste gerucht- opspringende, wamt omstreeks middernacht ging de lamp uit en ik bevond mij wederom in duisternis; de nacht ging echter zon der een nieuwe verschijning van mijn vervolger voor bij; de dag kwam aan, de taf-el was verdwenen, maar het mes hield ik nog in mijn hand. In dat mes was geheel mijn ho-op. Ik was van vermoeidheid uitge put; de slapeloosheid deed mijn oogen gloeien, ik had geen oogenblik mij aan den slaap durven overgéven. De d'ng stelde mij eenigszins gerust; ik wierp mij op mijn bed, zonder mij van h-et mes te ontdoen, dat ik onder mijn hoofdkussen verborg. Toen ik ontwaakte, stond er wederom oen gedekte tafel. Nu gevoelde ik. ondanks mijn angst, een hevigen honger; hot was toen achtenveertig' uur geleden, dat ik niet 't minste voed sel had genuttigd; ik at een weinig 'brood en wat vruchten; maar mij het slaapmiddel herinnerende, dat in bet water was gemengd geweest, hetwelk ik had ge dronken, raakte ik dat niet-aan wat op tafel stond, maar vulde mijn glas aan een marmeren fontein, die boven mijn kaptafel iln den muur was gemetseld. Nochtans bleef ik, ondanks deze voorzorg, gedurende eenigen tijd in -een vreeseli.jke ongerustheid doch dit maal was mijn vrees ongegrondik bracht den dag door, zond-er iets te gevoelen, dat eenigszins geleek op wat ik vreesde. Ik had de voorzorg genomen d© helft van de karaf te ledigen, ten einde men mijn wantrou- wen niet zou bemerken. De avond viel, maar hoe diep de duisternis ook was, begonnen er mijne oogen zich aan te gewennen; ik zag te midden der duisternis de tafel in den vloer wegzinken; een kwartier later ver scheen zij weder met mijn avondmaal; een oogenblik daarna werd mijn kamer weder door dezelfde lamp verlicht. I t (Werdt v*rvolg'<l).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1