DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No Honderd en dertiende Jaargang. 19Ü ZATERDAG 25 NOVEMBER. 278 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. TRIPOLIS 1911. MAROKKO 1859 De drie Musketiers. D@ m©tor Telefoonnummer 3. ALKMAARSCHE COURANT. ALK MA All, 25 November. Ruim vijftig1 jaren liggen er tussch-en de groote ex peditie van Spanje naar Marokko en die van Italië naar Tripoli». En hoeveel verschil er ook moge zijn, tusschen deze twee, toch wordt men, -raadplegende dat verleden en dit vergelijkende met het heden, getroffen door tal van punten van overeenkomst. De expedities vinden in vrijwel hetzelfde jaargetijde plaats de oorlogstoestand trad destijds 22 Oc., thans 29 Sept. in. De vijand daargelaten de Turken bestaat voornamelijk uit Arabieren en Mooren. De Italianen zijn als de Spanjaarden destijds in de eerste maanden weinig verder gekomen en hebben hoofdza kelijk verdedigend moeten optreden. De weersgesteld heid en de cholera doen op vrijwel dezelfde wijze hun noodlottigen invloed gelden, enz. enz. Het is daarom niet oninteressant het verloop van de expeditie iin 1859 nog eens na te gaan en eenige frappante bijzonderheden te vermelden, welke groote overeenkomst vertoonen mot hetgeen we tot. dusverre over den Italiaansch-Turksche-n oorlog vernamen en welke een juister kijk kunnen geven op hetgeen in Tripolis wellicht nog geschieden zal. Vooral nu onder den indruk van den aanvankelijken tegenspoed der Italianen en de Italiaansche wreedhe den hoe lang of liever hoe kort is het geleden dat men van afschuw vervuld was over de gruwelijke moordpartijen der Turken? de meening veelvuldig ingang heeft, gevonden, dat de zaak der Italianen er hopeloos voorstaat en dat boontje om zijn loontje zal komen, kan de hier bedoelde vergelijking van nut zijn. De volgende gegevens, ontleend aan een uitvoerig ar tikel in het Sept-ember-nummer van de „Revue des Deux Mondes", jaargang 1860, do«n zien, dat de Spanjaarden tegen de moedige Mohammedanen, wel- ko de elementen en de cholera tot bondgenooten had den, een uiterst moeielijken en veel menschenlevens en kapitaal verslindenden strijd hebben moeten voeren, maar dat ze, ten slotte als overwinnaars, den Afri- kaanschen bodem konden verhit en, zij het dan ook, dat die overwinning weinig winst heeft opgeleverd. Den 22sten October 1859 begon de Spaansche ex peditie naar Marokko. Spanje zond 40.000 man naar Marokko, verdeeld in 3 legerkorpsen, onder bevel van de generaals don Rafaël Ecbague, don Juan Zabala-, don Antonio Ros de Olanol, verder een reserve-divisie onder don Juan Prim, graaf van Reuss, terwijl het opperbevel werd gevoerd door den mi nis ter-pres i denj geteraal Leopold O'Donnell, graaf de Lueena. Iten 19den November werd het eerste korps ont scheept te Ceuta, den 26sten het tweede en het reser ve-korps, het derde kwam eerst den 12den December. Yan het oogenblik der ontscheping af moesten de sol daten tegen den vijand vechten. Al dadelijk bleek, dat de legeraanvoerders slechts een zeer onvolledige terreinkennis bezaten. Men kende bet land niet, wist niets van de sterkte van den vijand, van zijn strijd wijze. Met. welke groote moeilijkbeden men te kampen had, blijkt hieruit reeds dat men over den afstand van Ceuta naar Tetoean, 9 mijlen, twee maanden heeft gedaan. Men had vooral te lijden onder het klimaat en van ziekten, in het bijzonder van de cho lera. „Wij leven hier, indien het althans leven mag hee- ten", zoo schreef een officier, die drie dagen later overleed, bij het begin der campagne, „als veroordeel den in een hel. De vijand laat ons geen oogenblik met rust en de cholera evenmin. De Tpgen en de wind volgen ons overal, en het is alsof de beschermengelen na»? ALEXANDRE DTTMAÉL 155) o— Ui had1 het besluit genomen niets anders te eten dan die zelfstandigheden, waarin het onmogelijk was eenig slaapmiddel te mengen; uit twee eieren en eenige vruchten bestond mijn maal, vervolgens putte ik een glas water uit mijn beschermende fontein en ik dronk. Dadelijk bij den eersten teug meende ik, dat het niet denzelfden smaak als des morgens had; een plotseling vermoeden kwam in mij op, ik hield op met drinken, maar ik had reeds een half glas geledigd. Het overige goot ik met afkeer uit en ik wachtte mot het angstzweet op mijn voorhoofd. Ongetwijfeld had de eene of andere onzichtbare getuige mij het wa ter uit de fontein zien nemen en vain mijn goed ver trouwen gebruik gemaakt, om met te meer zekerheid mijn val te berokkenen, die, reeds zoo koel besloten, met zooveel wreedheid werd achtervolgd. Een half uur was er niet verloopen of dezelfde gewaarwordin gen herhaalden zich; maar dewijl ik nu niet meer dan een half glas water had gedronken, bood ik den slaap langer weerstand en in plaats van nu volkomen in slaap te vallen, verviel ik in een soort van somnam bulisme, dat mij het bewustzijn deed behouden van hetgeen rondom mij voorviel, maar mij echter de kracht ontnam te gaan. Ik sleepte mij naar mijne legerstede om er mijn ©enigste verdedigingsmiddel te zoeken, dat mij overbleef, mijn reddingsmiddel, maar ik kon het hoofdeinde niet bereiken; ik viel op de knieën, terwijl mijne banden een der kolommen, waar op mijn bed rustte, omknelden." Felton werd akelig bleek en een stuipachtige ril ling doorliep zijn ganscbe lichaam. „En het verschrikkelijkste," vervolgde milady met ontroerde stem, alsof zij nog den angst ondervond van van Afrika niet slechts de menschen, maar ook de ele menten zelve tegen ons hebben opgeroepen. Wij sla pen in het drabbige slijk, zonder te weten of deze on lustige slaap de eeuwige zal worden door een vijande lijken kogel of door een aanval van cholera, welke voor ons een onvermijdelijk, onzichtbaar ellendig noodlot is, dat onze gelederen sterk dunt. Gisteren hebben we bij de 300 zieken gekregen. Indien ge ons niet spoedig te hulp komt, zult ge in plaats van een divisie een kerkhof vinden. Wij geven ons niet aan den Moor (Maure) maar aan den dood (mort) over." Meer dan 10.000 zieken bracht de epidemie in het hospitaal van Ceuta. De militaire administratie kon niet zoo snel en goed hulp verleenen, als zou zijn geschied, indien zij wat meer ondervinding vóór dezen oorlog had opge- i daan. Van het eerste oogenblik af moest men zich i onafgebroken meten met een vijand, die onvermoeid was, dien men den eenen dag terugdreef en die den volgenden ochtend opnieuw verscheen. Hoe sterk was f die vijand? Hij was samengesteld uit geregelde troe- pen en mannen, die de wapens opnamen, zoodra de heilige ooadog was verklaard. In het geheel zal het Marokkaansche leger uit hoogstens 40.000 man heb- ben bestaan. De uitslag van elk gevecht kon niet twijfelachtig zijn: het was de strijd van een gere gelde, gedicip'lineerde intelligente macht tegen éen wanordelijke. Het Marokkaansche leger had geen or ganisatie, geen tactiek, geen artillerie, het bezat slechts een primitief geweer, de donderbus. Zijn ver maarde ruiterij legde meer moed en hardnekkigheid dan bekwaamheid aan den dag. Deze vreemde solda ten vochten desniettegenstaande met een grooten moed, welke werd aangewakkerd door het godsdiensti- g-o fanatisme, zij grepen elke gelegenheid aan, schenen onuitputtelijk in verrassingen, en wanneer ze nader den, stieten ze woeste kreten uit. Zij lieten zich dooden, bijna nooit overgeven, vandaar dan ook, dat er zoo weinig gevangen genomen werden. Vier of vijf gevangenen zijn er te Ceuta geweest en dat was een evenement. Het karakter van deze gevechten werd door den schrijver Alarcon, die als volontair heeft gediend bij de chasseurs „Cjndad-Rodrigo," aldus beschreven „In andere oorlogen weet men de sterkte en het ge halte van den vijand. men heeft een denkbeeld van zijn karakter, van zijn geschiedenis, van den weg, dien hij heeft gevolgd, van de plaats waar hij kam peert. Ziet men de Mooren verschijnen, dan weet men niets dan dat ze er zijn, dat ze een millioen kunnen zijn of een eenvoudige guerilla, dat ze uit den grond, door ons schoongeveegd, schijnen geboren te worden, dat onze tegenwoordigheid hun uit hun gebied heeft ge lokt, dat ze tegen ons optrekken, gelijk ze gisteren de den, gelijk ze morgen zullen doen, zonder datf de op elkaar volgende nederlagen hen ontmoedigen, zonder dat hun verliezen hen schijnen te verminderen, zonder dat ouzo overmacht hen vrees aanjaagt...." Het Spaansche leger moest met de eene hand wer ken, en met de andere vechten, het moest een weg ba nen en tegelijkertijd een dapperen vijand bestrijden. In anderhalve maand was men nog maar twee mijlen van Ceuta verwijderd en had meer dan vijftien ge vechten geleverd. Den 15den December, terwijl het le ger assisteerde hij een mis voor de eerste gesneuvel den, wierpen 15000 Arabieren zich heldhaftig op de Spaansche kampen, den 25sten December vierden ze het Kerstfeest door een nieuwen aanval. Dit waren enkele van de hoofdmomenten. Yan eiken dag zou het volgende kort doch welsprekend bulletin kunnen worden opgemaakt: „Het regent, de cholera woedt hevig, men werkt aan den weg naar Tetoean en de dat ontzettend oogenblik, „was, dat ik het gevaar ken de, dat mij bedreigde; dat mijn ziel, indien ik mij dus kan uitdrukken, in mijn slapend lichaam waakte, dat ik hoorde, dat ik zag; weliswaar was zulks als in den droom, maar juist daarom te verschrikkelijker. Ik zag de lamp oprijzen en mij van lieverlede in de duisternis laten. Vervolgens hoorde ik dat mij welbekende ge rucht der deur, hoewel die deur slechts twee malen was geopend geworden. Ik voelde inwendig, dat men mij naderde; men zegt, dat de rampzalige verdwaalde in de wouden van Amerika op die wijze de slang voelt naderen. Ik wilde een poging doen, ik trachtte te schreeuwenzelfs door een ongelooflijke krachtsin spanning richtte ik mij omhoog, maar het was om on middellijk weder neder te vallen." „Maar zeg mij toch, wie uw vervolger was 1" riep de jonge officier uit. Milady zag met een enkelen blik al de smart, die zij Felton veroorzaakte, door op elke bijzonderheid van haar verhaal te drukken; zij wilde hem geen de minste foltering sparen. Iloe dieper zij hem in het hart zou treffen, zooveel te sterker zou hij haar wreken. Zij ging dus opnieuw voort, alsof zij zijn uitroep niet gehoord hadde, of dat zij meende, dat het oogen blik niet was gekomen om erop te antwoorden„Ik hoorde hem, toen hij mij zag, uitroepen: „Die ellen dige Puriteinen! Ik wist wel, dat zij hun beulen terg den, maar ik meende, dat zij minder sterk jegens hun verleiders waren." Felton luisterde zonder iets anders te doen hooren dan een soort van gebrul, alleenlijk stroomde het zweet van zijn marmeren voorhoofd, en zijn onder zijn gewaad verborgene hand reet zijn boezem open. „Tot mij zelve komende," hernam milady, „was mijn eerste beweging onder dat hoofdkussen dat mes te zoeken, dat ik niet had kunnen bereiken; indien het niet ter verdediging had gediend, kon het echter nog tot uitwissching der misdaad dienen. Maar Felton! dit mes opnemende, kwam een vreeselijk denkbeeld in mij op. Ik heb gezworen u alles te zeggen en ik zal het doen ik heb u d« waarheid beloofd, ik aal u die Mooren verschijnen." De Spanjaarden besloten het nieuwe jaar goed in te zetten, van verdedigend aanvallend op te treden. Prim rukte vroeg in den nieuwjaarsmorgen met acht bataljons infanterie en twee eskadrons huzaren op, maar hoe vroeg hij ook was, de Arabieren waren hem vóór geweest. Weldra zag hij zich omsingeld. Het werd een bloedige worsteling. Be Arabieren vochten als leeuwen, kregen bovendien van alle kanten hulp. werden ze teruggeslagen, dan kwamen ze in grooter getale terug. Tenslotte moesten ze echter terugtrek ken, tweeduizend dooden achterlatend. Den 7den Januari hadden de Spanjaarden te lijden van een verschrikkelijk onweer. Ze hadden de orka nen van 18 en 25 December doorstaan, maar de water hoos, do wind, de bliksem en de donder, welke 7 Janu ari begonnen en drie dagen duurden, overtrof alles wat men te voren had beleefd. Men stelle zich dit leger voor, opgewonden door een behaalde overwin ning, maai' steeds vergezeld door de cholera, onder de voeten een moerassigen bodem, boven de hoofden een dreigenden hemel, voor zich een onstuimige zee, ach ter zich de woeste bergen, bevolkt met vijanden, die ieder oogenblik gereed waren zich op hun prooi te werpenEn dan hadden de Arabieren den verbin dingsweg met Ceuta weten af te snijden, terwijl de oorlogsschepen door het noodweer gedwongen waren de volle zee te kiezen. Het leger was dus geheel aan zich zelf overgeleverd ou er kwam gebrek aan alles men sprak van een hongerkamp. Gelukkig had men die dagen weinig last van den vijand en toen het weer beter werd kon er hulp worden verleende De cholera bleef evenwel slachtoffers eiscben en als men zich wat te ver waag de, liep men kans door den vijand te worden overval len. Den lOden Januari werd de opmarsch voortge zet en den 23sten Januari werd het eerste gevecht bij Tetoean geleverd. De Arabieren werden terugge slagen, den 31sten kwamen ze weer. Zij hoopten toen hét Spaansche leger te kunnen verrassen, bet in zee to jagen of een omtrekkende beweging te kunnen ma ken en bet aldus in te sluiten. Het treffen was bloe dig, maar de Spaansche stellingen bleven onaangetast. Den 4den Februari had er een beslissende slag plaats. De dag was eerst koud en regenachtig. Men zag de bergen bedekt met sneeuw. Weldra werd bet echter helder en zonnig. Den 5den vroeg generaal O'Donnell de stad over te geven, er op wijzende dat tegenstand nutteloos zou zijn en den 6den lag er in de heilige stad van Marokko een' Spaansch garnizoen. Vijf dagen later kwamen de Marokkanen over de vre de spreken. De onderhandelingen werden door hen gerekt, zoodat de Spanjaarden den 23sten Maart be sloten gevolg tfe geven aan hun aanvankelijk voorne men en naar Tanger op te rukken. Ze waren pp alles voorbereid, doch verwachtten dien dag geen ernstige dingen. Maar tegen negen uur werd er van alle kan ten gevuurd. Het Marokkaansche leger, versterkt tot bijna 40.000 ma£ het doel der z. g. n. vredesonder handelingen was dus bereikt trad aanvallend op. De Arabieren verschenen op alle heuvels, sterke afdee- lingen cavalerie traden in de vlakte op. In de verte ontdekte men de Marokkaansche kampen. Een hevig gevecht ontstond over de geheel© linie. Al heel gauw bleek, dat de Marokkanen van hun nederlagen hadden geprofiteerdzij waren niet stoutmoediger, maar ze manoeuvreerden handiger, ze waren beter gewapend en ze verdedigden hun posities geregelder en onstui miger. Na 6 uur veehtens begon het er voor de Span jaarden beter uit te zien. Tweemaal gingen zij tot den aanval over en tweemaal werden ze genoodzaakt het tijdelijk veroverde terrein weer af te staan. Toen zeggen, al moest die tot mijn verderf strekken." „liet denkbeeld verrees in u!" riep Felton uit, „u op dien man te wreken, nietwaar?" „Welnu, ja!" zeide milady, „dat denkbeeld paste niet een Christenvrouw, dat weet ik; ongetwijfeld blies de eeuwige vijand onzer ziel mij dit in. Kortom, wat zal ik u zeggen, Felton!" vervolgde zij, op den toon ©ener vrouw, die zich van een misdaad beschul digt, „dat denkbeeld kwam in mij op en verliet mij niet. meer. Het is misschien voor deze moorddadige gedachte, dat ik thans de straf onderga." „Ga voort, ga voqgt!'' zeide Felton, „ik verlang met ongeduld u tot de wraak te zien komen." „O, ik nam mij voor die zoo spoedig mogelijk te ver vullen, ik twijfelde niet, of hij zou den volgenden nacht terugkomen; gedurende den dag had ik niets te vreezen. Ook toen het uur van het ontbijt gekomen was, aarzelde ik niet te eten en te drinken, daar het mijn voornemen was den schijn aan te nemen, alsof ik mijn avondmaal nuttigde, zonder echter iets te gebrui ken; ik wilde alzoo door het voedsel des ochtends het vasten van den avond' vergoeden. Ik verborg een glas water, dat ik van mijn ontbijt had gespaard', daar de dorst mij het meest had doen lijden, toen ik achten veertig uren zonder eten of drinken was gebleven. De dag ging voorbij zonder ©enigen anderen invloed op mij te hebben teweeggebracht dam mij in mijn voor nemen te versterken; intussch-en dtoeg ik zorg, dat mijn gelaat niet de minste gedachte mijner ziel ver ried, want ik twijfelde er niet aan, dat men mij be spiedde; meermalen zelfs voelde ik een glimlach op mijn lippen zweven. Felton, ik durf u niet zeggen, wat denkbeeld mij deed glimlachen; want gij zoudt mij verfoeien." „Ga voort, ga voort!" herhaalde Felton, „gij ziet wel hoe ik luister en hoe verlangend ik naar het einde ben." „Het werd avond," vervolgde milady, „d© gewone omstandigheden werden vervuld; als naar gewoonte verscheen in de duisternis mijn avondmaal; vervolgens werd de lamp ontstoken en il» aetto najj aai; tafel. Ik werden na een wanliopigen strijd, waarin zij 3000 man verloren, de Arabieren uit al hun stellingen verdreven. Den volgenden morgen kwamen de Arabieren weer over den vrede spreken, nu was het echter heusch ge meend en den 25sten Maart werd de vrede geteekend. En liet resultaat? Bij het afscheid vam de troepen op Afrikaanschen bodem zeide generaal Ros de Olan-o: „Wij hebben een oorlog gevoerd, die nieuw voor ons was en naar mijn meening kan men een campagne verliezen, ook al ze geviert men bij alle oorlogsdaden." In deze woorden lag duidelijk opgesloten, dat de gekoesterde verwachtingen niet waren vervuld. us het je gelukt?" vroeg ze, terwijl ze baar zoontje op den arm zacht heen en weer wiegelde om het ventje tot bedaren te brengen. Haar man had zich blijkbaar overwerkt. Doods bleek was hij binnengekomen, zijn vingers beefden nog van* te groote inspanning. Zes uren achtereen had hij gewerkt zonder er ook maar een oogenblik van rust af te nemen. „Alles is gelukt" zei hij, met een langen diepen zucht, welke evenwel niet veel had van een zucht van verlichting na een behaalde overwinning. Zij trok haar handschoen uit en streelde lief en teer het voorhoofd van den man. Toen dwong ze hem met zacht geweld op te zien en haar in de oogen te kijken. „Steven," zeide ze, „zoo toont men geen blijdschap over een behaald succes." En toen ze merkte, dat haar man steeds meer mis noegd en zwaarmoedig werd, hield ze hem het kind toe. 4ï)aar, kus je zoon!" Hij nam het hummeltje voorzichtig op den arm, en terwijl zijn hand liefkoozend over het zachte haar van het knaapje gleed, staarde zijn blik naar buiten. De jonge vrouw draafde naar de keuken, maar volgde door de openstaande deur den blik van haar man. Zij was een schoone vrouw met donker haar, ernstige oogen en fijne kleine handjes. Haar man was verzot op die mooie handjes, vond het kijken naar die slanke, welverzorgde vingers een genot en daarom droeg ze bij het werk steeds hand schoenen, om de huid zacht en glanzend te houden. Ook nu kookte ze met geganteerde handen. De vuurgloed brandde in haar gelaat, maar heur gedach ten waren niet bij haar werk, gingen naar het wijde veld rondom de kleine woning. Af en toe schrok ze hevig, wanneer namelijk het water uit den ketel kook te en op den gloeiend-en kachelplaat spatte of wan neer het vet te knetteren begon. Ze dwong zich zelf echter weldra al haar aandacht te bepalen bij het middagmaal. Toen ze gereed was, wieseh ze snel haar gezicht, koelde de brandende wan gen af, streek het haar glad en deed een schoonen boezel voor. Een vriendelijk lachje speelde bij het binnentreden in de woonkamer om haar gelaat, vroolijk sprak zij op kinderlijken toon het knaapje toe, maar bestudeer de tegelijkertijd het gelaat van den man. at niets anders dan eenige vruchten en hield mij alsof ik uit de karaf water schonk-, maar ik dronk slechts dat, wat ik in mijn glas li-ad bewaard; de verwisseling werd trouwens zoo behendig volbracht, dat mijne spi onnen, indien ik er had, niets hadden kun-nen bespeu ren. Na bet avondmaal gaf ik dezelfde blijken van verdooving als den vorigen dag; maar nu, alsof ik van vermoeidheid bezweek, of mij met het gevaar ge meenzaam maakte, hield ik mij alsof ik in slaap viel. Ik had nu ook mijn mes wedergevonden en veinzende te slapen, omknelde mijn hand krampachtig het beft. Twee uren verliepen zonder dat er iets nieuws voor viel. Toen, o mijn hemel, wie zou mij zulks den vori gen dag hebben gezegd, begon ik te vreezen, dat hij -niet komen zou. Eindelijk zag ik de lamp opstijgen en boven in de zoldering verdwijnen; mijne kamer werd wederom in duisternis gehuld1, maar ik deed 'een poging om ze met mijnen blik te doo-rdringén. Tien minuten ongeveer verliepen er, ik hoorde geen ander geluid dan dat van het kloppen van mijn har-t. Ik smeekte den Hemel om zijne komst. Eindelijk hoorde ik het mij zoo goed bekende gerucht der deur, die zich opende en weder sloot; ik hoorde, ondanks de zwaarte van het tapijt, voetstappen, die dien vloer de den kraken; ik zag. in weerwil der duisternis, een schim mij naderen." „Haast u, haast u!" viel Felton haar in de rede, ziet gij niet, dat elk uwer woorden als gloeiend lood mij brandt!" „Toen," vervolgde milady, „toen verzamelde ik al mijne brachten, ik herinnerde mij, dat het uur d'er wraak of liever der rechtvaardigheid had geslagen, en beschouwde mij als een- tweede Judith; ik hield het mes omkneld en toen ik hem in mijn nabijheid zag, toen, met -een laatsten kreet van smart -en wanhoop,' stiet ik hem het mes in de borst. De ellendeling had alles voorzien; zijn borst was met een pantser bedekt, liet. m-es gleed! er op af. „Hahariep hij:, mij hij den arm grijpende en mij het wapen ontrukkende, dat mij zoo slecht had gediend, „gij wilt mij het leven ontnemen, mijn schoone Puriteine! Dat is meer dan haat, dat is ondankbaarheid. Och kom, wees bedaard, mijn fraai kind! Ik dacht u al getemd te hebben. Ik ben niet van die dwingeland-en-, welke de vrouwen met geweld houden. Gij bemint mij niet? Ik geloofde het echter met mijn gewonen eigenwaan; thans weet ik waaraan nxij te houden. Morgen zult gij vrij zijn." fWoïdt vervolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 13