DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No
Honderd en dertiende Jaargang.
19Ü
ZATERDAG
25 NOVEMBER.
278
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
TRIPOLIS 1911.
MAROKKO 1859
De drie Musketiers.
D@ m©tor
Telefoonnummer 3.
ALKMAARSCHE COURANT.
ALK MA All, 25 November.
Ruim vijftig1 jaren liggen er tussch-en de groote ex
peditie van Spanje naar Marokko en die van Italië
naar Tripoli». En hoeveel verschil er ook moge zijn,
tusschen deze twee, toch wordt men, -raadplegende dat
verleden en dit vergelijkende met het heden, getroffen
door tal van punten van overeenkomst. De expedities
vinden in vrijwel hetzelfde jaargetijde plaats de
oorlogstoestand trad destijds 22 Oc., thans 29 Sept.
in. De vijand daargelaten de Turken bestaat
voornamelijk uit Arabieren en Mooren. De Italianen
zijn als de Spanjaarden destijds in de eerste
maanden weinig verder gekomen en hebben hoofdza
kelijk verdedigend moeten optreden. De weersgesteld
heid en de cholera doen op vrijwel dezelfde wijze hun
noodlottigen invloed gelden, enz. enz.
Het is daarom niet oninteressant het verloop van
de expeditie iin 1859 nog eens na te gaan en eenige
frappante bijzonderheden te vermelden, welke groote
overeenkomst vertoonen mot hetgeen we tot. dusverre
over den Italiaansch-Turksche-n oorlog vernamen en
welke een juister kijk kunnen geven op hetgeen in
Tripolis wellicht nog geschieden zal.
Vooral nu onder den indruk van den aanvankelijken
tegenspoed der Italianen en de Italiaansche wreedhe
den hoe lang of liever hoe kort is het geleden dat
men van afschuw vervuld was over de gruwelijke
moordpartijen der Turken? de meening veelvuldig
ingang heeft, gevonden, dat de zaak der Italianen er
hopeloos voorstaat en dat boontje om zijn loontje zal
komen, kan de hier bedoelde vergelijking van nut zijn.
De volgende gegevens, ontleend aan een uitvoerig ar
tikel in het Sept-ember-nummer van de „Revue des
Deux Mondes", jaargang 1860, do«n zien, dat de
Spanjaarden tegen de moedige Mohammedanen, wel-
ko de elementen en de cholera tot bondgenooten had
den, een uiterst moeielijken en veel menschenlevens en
kapitaal verslindenden strijd hebben moeten voeren,
maar dat ze, ten slotte als overwinnaars, den Afri-
kaanschen bodem konden verhit en, zij het dan ook, dat
die overwinning weinig winst heeft opgeleverd.
Den 22sten October 1859 begon de Spaansche ex
peditie naar Marokko. Spanje zond 40.000 man naar
Marokko, verdeeld in 3 legerkorpsen, onder bevel van
de generaals don Rafaël Ecbague, don Juan Zabala-,
don Antonio Ros de Olanol, verder een reserve-divisie
onder don Juan Prim, graaf van Reuss, terwijl het
opperbevel werd gevoerd door den mi nis ter-pres i denj
geteraal Leopold O'Donnell, graaf de Lueena.
Iten 19den November werd het eerste korps ont
scheept te Ceuta, den 26sten het tweede en het reser
ve-korps, het derde kwam eerst den 12den December.
Yan het oogenblik der ontscheping af moesten de sol
daten tegen den vijand vechten. Al dadelijk bleek,
dat de legeraanvoerders slechts een zeer onvolledige
terreinkennis bezaten. Men kende bet land niet, wist
niets van de sterkte van den vijand, van zijn strijd
wijze. Met. welke groote moeilijkbeden men te kampen
had, blijkt hieruit reeds dat men over den afstand
van Ceuta naar Tetoean, 9 mijlen, twee maanden
heeft gedaan. Men had vooral te lijden onder het
klimaat en van ziekten, in het bijzonder van de cho
lera.
„Wij leven hier, indien het althans leven mag hee-
ten", zoo schreef een officier, die drie dagen later
overleed, bij het begin der campagne, „als veroordeel
den in een hel. De vijand laat ons geen oogenblik
met rust en de cholera evenmin. De Tpgen en de wind
volgen ons overal, en het is alsof de beschermengelen
na»?
ALEXANDRE DTTMAÉL
155) o—
Ui had1 het besluit genomen niets anders te
eten dan die zelfstandigheden, waarin het onmogelijk
was eenig slaapmiddel te mengen; uit twee eieren en
eenige vruchten bestond mijn maal, vervolgens putte
ik een glas water uit mijn beschermende fontein en
ik dronk. Dadelijk bij den eersten teug meende ik,
dat het niet denzelfden smaak als des morgens had;
een plotseling vermoeden kwam in mij op, ik hield op
met drinken, maar ik had reeds een half glas geledigd.
Het overige goot ik met afkeer uit en ik wachtte mot
het angstzweet op mijn voorhoofd. Ongetwijfeld
had de eene of andere onzichtbare getuige mij het wa
ter uit de fontein zien nemen en vain mijn goed ver
trouwen gebruik gemaakt, om met te meer zekerheid
mijn val te berokkenen, die, reeds zoo koel besloten,
met zooveel wreedheid werd achtervolgd. Een half
uur was er niet verloopen of dezelfde gewaarwordin
gen herhaalden zich; maar dewijl ik nu niet meer dan
een half glas water had gedronken, bood ik den slaap
langer weerstand en in plaats van nu volkomen in
slaap te vallen, verviel ik in een soort van somnam
bulisme, dat mij het bewustzijn deed behouden van
hetgeen rondom mij voorviel, maar mij echter de
kracht ontnam te gaan. Ik sleepte mij naar mijne
legerstede om er mijn ©enigste verdedigingsmiddel te
zoeken, dat mij overbleef, mijn reddingsmiddel, maar
ik kon het hoofdeinde niet bereiken; ik viel op de
knieën, terwijl mijne banden een der kolommen, waar
op mijn bed rustte, omknelden."
Felton werd akelig bleek en een stuipachtige ril
ling doorliep zijn ganscbe lichaam.
„En het verschrikkelijkste," vervolgde milady met
ontroerde stem, alsof zij nog den angst ondervond van
van Afrika niet slechts de menschen, maar ook de ele
menten zelve tegen ons hebben opgeroepen. Wij sla
pen in het drabbige slijk, zonder te weten of deze on
lustige slaap de eeuwige zal worden door een vijande
lijken kogel of door een aanval van cholera, welke
voor ons een onvermijdelijk, onzichtbaar ellendig
noodlot is, dat onze gelederen sterk dunt. Gisteren
hebben we bij de 300 zieken gekregen. Indien ge ons
niet spoedig te hulp komt, zult ge in plaats van een
divisie een kerkhof vinden. Wij geven ons niet aan
den Moor (Maure) maar aan den dood (mort) over."
Meer dan 10.000 zieken bracht de epidemie in het
hospitaal van Ceuta.
De militaire administratie kon niet zoo snel en
goed hulp verleenen, als zou zijn geschied, indien zij
wat meer ondervinding vóór dezen oorlog had opge- i
daan. Van het eerste oogenblik af moest men zich i
onafgebroken meten met een vijand, die onvermoeid
was, dien men den eenen dag terugdreef en die den
volgenden ochtend opnieuw verscheen. Hoe sterk was f
die vijand? Hij was samengesteld uit geregelde troe-
pen en mannen, die de wapens opnamen, zoodra de
heilige ooadog was verklaard. In het geheel zal het
Marokkaansche leger uit hoogstens 40.000 man heb-
ben bestaan. De uitslag van elk gevecht kon niet
twijfelachtig zijn: het was de strijd van een gere
gelde, gedicip'lineerde intelligente macht tegen éen
wanordelijke. Het Marokkaansche leger had geen or
ganisatie, geen tactiek, geen artillerie, het bezat
slechts een primitief geweer, de donderbus. Zijn ver
maarde ruiterij legde meer moed en hardnekkigheid
dan bekwaamheid aan den dag. Deze vreemde solda
ten vochten desniettegenstaande met een grooten
moed, welke werd aangewakkerd door het godsdiensti-
g-o fanatisme, zij grepen elke gelegenheid aan, schenen
onuitputtelijk in verrassingen, en wanneer ze nader
den, stieten ze woeste kreten uit. Zij lieten zich
dooden, bijna nooit overgeven, vandaar dan ook, dat
er zoo weinig gevangen genomen werden. Vier of vijf
gevangenen zijn er te Ceuta geweest en dat was een
evenement.
Het karakter van deze gevechten werd door den
schrijver Alarcon, die als volontair heeft gediend bij
de chasseurs „Cjndad-Rodrigo," aldus beschreven
„In andere oorlogen weet men de sterkte en het ge
halte van den vijand. men heeft een denkbeeld
van zijn karakter, van zijn geschiedenis, van den weg,
dien hij heeft gevolgd, van de plaats waar hij kam
peert. Ziet men de Mooren verschijnen, dan weet men
niets dan dat ze er zijn, dat ze een millioen kunnen
zijn of een eenvoudige guerilla, dat ze uit den grond,
door ons schoongeveegd, schijnen geboren te worden, dat
onze tegenwoordigheid hun uit hun gebied heeft ge
lokt, dat ze tegen ons optrekken, gelijk ze gisteren de
den, gelijk ze morgen zullen doen, zonder datf de op
elkaar volgende nederlagen hen ontmoedigen, zonder
dat hun verliezen hen schijnen te verminderen, zonder
dat ouzo overmacht hen vrees aanjaagt...."
Het Spaansche leger moest met de eene hand wer
ken, en met de andere vechten, het moest een weg ba
nen en tegelijkertijd een dapperen vijand bestrijden.
In anderhalve maand was men nog maar twee mijlen
van Ceuta verwijderd en had meer dan vijftien ge
vechten geleverd. Den 15den December, terwijl het le
ger assisteerde hij een mis voor de eerste gesneuvel
den, wierpen 15000 Arabieren zich heldhaftig op de
Spaansche kampen, den 25sten December vierden ze
het Kerstfeest door een nieuwen aanval. Dit waren
enkele van de hoofdmomenten. Yan eiken dag zou
het volgende kort doch welsprekend bulletin kunnen
worden opgemaakt: „Het regent, de cholera woedt
hevig, men werkt aan den weg naar Tetoean en de
dat ontzettend oogenblik, „was, dat ik het gevaar ken
de, dat mij bedreigde; dat mijn ziel, indien ik mij dus
kan uitdrukken, in mijn slapend lichaam waakte, dat
ik hoorde, dat ik zag; weliswaar was zulks als in den
droom, maar juist daarom te verschrikkelijker. Ik zag
de lamp oprijzen en mij van lieverlede in de duisternis
laten. Vervolgens hoorde ik dat mij welbekende ge
rucht der deur, hoewel die deur slechts twee malen
was geopend geworden. Ik voelde inwendig, dat men
mij naderde; men zegt, dat de rampzalige verdwaalde
in de wouden van Amerika op die wijze de slang voelt
naderen. Ik wilde een poging doen, ik trachtte te
schreeuwenzelfs door een ongelooflijke krachtsin
spanning richtte ik mij omhoog, maar het was om on
middellijk weder neder te vallen."
„Maar zeg mij toch, wie uw vervolger was 1" riep de
jonge officier uit.
Milady zag met een enkelen blik al de smart, die zij
Felton veroorzaakte, door op elke bijzonderheid van
haar verhaal te drukken; zij wilde hem geen de minste
foltering sparen. Iloe dieper zij hem in het hart zou
treffen, zooveel te sterker zou hij haar wreken.
Zij ging dus opnieuw voort, alsof zij zijn uitroep
niet gehoord hadde, of dat zij meende, dat het oogen
blik niet was gekomen om erop te antwoorden„Ik
hoorde hem, toen hij mij zag, uitroepen: „Die ellen
dige Puriteinen! Ik wist wel, dat zij hun beulen terg
den, maar ik meende, dat zij minder sterk jegens hun
verleiders waren."
Felton luisterde zonder iets anders te doen hooren
dan een soort van gebrul, alleenlijk stroomde het
zweet van zijn marmeren voorhoofd, en zijn onder zijn
gewaad verborgene hand reet zijn boezem open.
„Tot mij zelve komende," hernam milady, „was mijn
eerste beweging onder dat hoofdkussen dat mes te
zoeken, dat ik niet had kunnen bereiken; indien het
niet ter verdediging had gediend, kon het echter nog
tot uitwissching der misdaad dienen. Maar Felton!
dit mes opnemende, kwam een vreeselijk denkbeeld in
mij op. Ik heb gezworen u alles te zeggen en ik zal
het doen ik heb u d« waarheid beloofd, ik aal u die
Mooren verschijnen."
De Spanjaarden besloten het nieuwe jaar goed in
te zetten, van verdedigend aanvallend op te treden.
Prim rukte vroeg in den nieuwjaarsmorgen met acht
bataljons infanterie en twee eskadrons huzaren op,
maar hoe vroeg hij ook was, de Arabieren waren hem
vóór geweest. Weldra zag hij zich omsingeld. Het
werd een bloedige worsteling. Be Arabieren vochten
als leeuwen, kregen bovendien van alle kanten hulp.
werden ze teruggeslagen, dan kwamen ze in grooter
getale terug. Tenslotte moesten ze echter terugtrek
ken, tweeduizend dooden achterlatend.
Den 7den Januari hadden de Spanjaarden te lijden
van een verschrikkelijk onweer. Ze hadden de orka
nen van 18 en 25 December doorstaan, maar de water
hoos, do wind, de bliksem en de donder, welke 7 Janu
ari begonnen en drie dagen duurden, overtrof alles
wat men te voren had beleefd. Men stelle zich dit
leger voor, opgewonden door een behaalde overwin
ning, maai' steeds vergezeld door de cholera, onder de
voeten een moerassigen bodem, boven de hoofden een
dreigenden hemel, voor zich een onstuimige zee, ach
ter zich de woeste bergen, bevolkt met vijanden, die
ieder oogenblik gereed waren zich op hun prooi te
werpenEn dan hadden de Arabieren den verbin
dingsweg met Ceuta weten af te snijden, terwijl de
oorlogsschepen door het noodweer gedwongen waren
de volle zee te kiezen.
Het leger was dus geheel aan zich zelf overgeleverd
ou er kwam gebrek aan alles men sprak van een
hongerkamp. Gelukkig had men die dagen weinig
last van den vijand en toen het weer beter werd kon
er hulp worden verleende De cholera bleef evenwel
slachtoffers eiscben en als men zich wat te ver waag
de, liep men kans door den vijand te worden overval
len. Den lOden Januari werd de opmarsch voortge
zet en den 23sten Januari werd het eerste gevecht
bij Tetoean geleverd. De Arabieren werden terugge
slagen, den 31sten kwamen ze weer. Zij hoopten toen
hét Spaansche leger te kunnen verrassen, bet in zee
to jagen of een omtrekkende beweging te kunnen ma
ken en bet aldus in te sluiten. Het treffen was bloe
dig, maar de Spaansche stellingen bleven onaangetast.
Den 4den Februari had er een beslissende slag
plaats. De dag was eerst koud en regenachtig. Men
zag de bergen bedekt met sneeuw. Weldra werd bet
echter helder en zonnig. Den 5den vroeg generaal
O'Donnell de stad over te geven, er op wijzende dat
tegenstand nutteloos zou zijn en den 6den lag er in de
heilige stad van Marokko een' Spaansch garnizoen.
Vijf dagen later kwamen de Marokkanen over de vre
de spreken. De onderhandelingen werden door hen
gerekt, zoodat de Spanjaarden den 23sten Maart be
sloten gevolg tfe geven aan hun aanvankelijk voorne
men en naar Tanger op te rukken. Ze waren pp alles
voorbereid, doch verwachtten dien dag geen ernstige
dingen. Maar tegen negen uur werd er van alle kan
ten gevuurd. Het Marokkaansche leger, versterkt tot
bijna 40.000 ma£ het doel der z. g. n. vredesonder
handelingen was dus bereikt trad aanvallend op.
De Arabieren verschenen op alle heuvels, sterke afdee-
lingen cavalerie traden in de vlakte op. In de verte
ontdekte men de Marokkaansche kampen. Een hevig
gevecht ontstond over de geheel© linie. Al heel gauw
bleek, dat de Marokkanen van hun nederlagen hadden
geprofiteerdzij waren niet stoutmoediger, maar ze
manoeuvreerden handiger, ze waren beter gewapend
en ze verdedigden hun posities geregelder en onstui
miger. Na 6 uur veehtens begon het er voor de Span
jaarden beter uit te zien. Tweemaal gingen zij tot
den aanval over en tweemaal werden ze genoodzaakt
het tijdelijk veroverde terrein weer af te staan. Toen
zeggen, al moest die tot mijn verderf strekken."
„liet denkbeeld verrees in u!" riep Felton uit, „u
op dien man te wreken, nietwaar?"
„Welnu, ja!" zeide milady, „dat denkbeeld paste
niet een Christenvrouw, dat weet ik; ongetwijfeld
blies de eeuwige vijand onzer ziel mij dit in. Kortom,
wat zal ik u zeggen, Felton!" vervolgde zij, op den
toon ©ener vrouw, die zich van een misdaad beschul
digt, „dat denkbeeld kwam in mij op en verliet mij
niet. meer. Het is misschien voor deze moorddadige
gedachte, dat ik thans de straf onderga."
„Ga voort, ga voqgt!'' zeide Felton, „ik verlang met
ongeduld u tot de wraak te zien komen."
„O, ik nam mij voor die zoo spoedig mogelijk te ver
vullen, ik twijfelde niet, of hij zou den volgenden
nacht terugkomen; gedurende den dag had ik niets
te vreezen. Ook toen het uur van het ontbijt gekomen
was, aarzelde ik niet te eten en te drinken, daar het
mijn voornemen was den schijn aan te nemen, alsof ik
mijn avondmaal nuttigde, zonder echter iets te gebrui
ken; ik wilde alzoo door het voedsel des ochtends het
vasten van den avond' vergoeden. Ik verborg een glas
water, dat ik van mijn ontbijt had gespaard', daar de
dorst mij het meest had doen lijden, toen ik achten
veertig uren zonder eten of drinken was gebleven. De
dag ging voorbij zonder ©enigen anderen invloed op
mij te hebben teweeggebracht dam mij in mijn voor
nemen te versterken; intussch-en dtoeg ik zorg, dat
mijn gelaat niet de minste gedachte mijner ziel ver
ried, want ik twijfelde er niet aan, dat men mij be
spiedde; meermalen zelfs voelde ik een glimlach op
mijn lippen zweven. Felton, ik durf u niet zeggen, wat
denkbeeld mij deed glimlachen; want gij zoudt mij
verfoeien."
„Ga voort, ga voort!" herhaalde Felton, „gij ziet
wel hoe ik luister en hoe verlangend ik naar het einde
ben."
„Het werd avond," vervolgde milady, „d© gewone
omstandigheden werden vervuld; als naar gewoonte
verscheen in de duisternis mijn avondmaal; vervolgens
werd de lamp ontstoken en il» aetto najj aai; tafel. Ik
werden na een wanliopigen strijd, waarin zij 3000 man
verloren, de Arabieren uit al hun stellingen verdreven.
Den volgenden morgen kwamen de Arabieren weer
over den vrede spreken, nu was het echter heusch ge
meend en den 25sten Maart werd de vrede geteekend.
En liet resultaat?
Bij het afscheid vam de troepen op Afrikaanschen
bodem zeide generaal Ros de Olan-o: „Wij hebben een
oorlog gevoerd, die nieuw voor ons was en naar mijn
meening kan men een campagne verliezen, ook al ze
geviert men bij alle oorlogsdaden."
In deze woorden lag duidelijk opgesloten, dat de
gekoesterde verwachtingen niet waren vervuld.
us het je gelukt?" vroeg ze, terwijl ze baar zoontje
op den arm zacht heen en weer wiegelde om het ventje
tot bedaren te brengen.
Haar man had zich blijkbaar overwerkt. Doods
bleek was hij binnengekomen, zijn vingers beefden nog
van* te groote inspanning. Zes uren achtereen had
hij gewerkt zonder er ook maar een oogenblik van rust
af te nemen.
„Alles is gelukt" zei hij, met een langen diepen
zucht, welke evenwel niet veel had van een zucht van
verlichting na een behaalde overwinning.
Zij trok haar handschoen uit en streelde lief en
teer het voorhoofd van den man. Toen dwong ze hem
met zacht geweld op te zien en haar in de oogen te
kijken.
„Steven," zeide ze, „zoo toont men geen blijdschap
over een behaald succes."
En toen ze merkte, dat haar man steeds meer mis
noegd en zwaarmoedig werd, hield ze hem het kind
toe.
4ï)aar, kus je zoon!"
Hij nam het hummeltje voorzichtig op den arm, en
terwijl zijn hand liefkoozend over het zachte haar van
het knaapje gleed, staarde zijn blik naar buiten.
De jonge vrouw draafde naar de keuken, maar
volgde door de openstaande deur den blik van haar
man. Zij was een schoone vrouw met donker haar,
ernstige oogen en fijne kleine handjes.
Haar man was verzot op die mooie handjes, vond
het kijken naar die slanke, welverzorgde vingers een
genot en daarom droeg ze bij het werk steeds hand
schoenen, om de huid zacht en glanzend te houden.
Ook nu kookte ze met geganteerde handen. De
vuurgloed brandde in haar gelaat, maar heur gedach
ten waren niet bij haar werk, gingen naar het wijde
veld rondom de kleine woning. Af en toe schrok ze
hevig, wanneer namelijk het water uit den ketel kook
te en op den gloeiend-en kachelplaat spatte of wan
neer het vet te knetteren begon.
Ze dwong zich zelf echter weldra al haar aandacht
te bepalen bij het middagmaal. Toen ze gereed was,
wieseh ze snel haar gezicht, koelde de brandende wan
gen af, streek het haar glad en deed een schoonen
boezel voor.
Een vriendelijk lachje speelde bij het binnentreden
in de woonkamer om haar gelaat, vroolijk sprak zij
op kinderlijken toon het knaapje toe, maar bestudeer
de tegelijkertijd het gelaat van den man.
at niets anders dan eenige vruchten en hield mij alsof
ik uit de karaf water schonk-, maar ik dronk slechts
dat, wat ik in mijn glas li-ad bewaard; de verwisseling
werd trouwens zoo behendig volbracht, dat mijne spi
onnen, indien ik er had, niets hadden kun-nen bespeu
ren. Na bet avondmaal gaf ik dezelfde blijken van
verdooving als den vorigen dag; maar nu, alsof ik van
vermoeidheid bezweek, of mij met het gevaar ge
meenzaam maakte, hield ik mij alsof ik in slaap viel.
Ik had nu ook mijn mes wedergevonden en veinzende
te slapen, omknelde mijn hand krampachtig het beft.
Twee uren verliepen zonder dat er iets nieuws voor
viel. Toen, o mijn hemel, wie zou mij zulks den vori
gen dag hebben gezegd, begon ik te vreezen, dat hij
-niet komen zou. Eindelijk zag ik de lamp opstijgen
en boven in de zoldering verdwijnen; mijne kamer
werd wederom in duisternis gehuld1, maar ik deed 'een
poging om ze met mijnen blik te doo-rdringén. Tien
minuten ongeveer verliepen er, ik hoorde geen ander
geluid dan dat van het kloppen van mijn har-t. Ik
smeekte den Hemel om zijne komst. Eindelijk hoorde
ik het mij zoo goed bekende gerucht der deur, die
zich opende en weder sloot; ik hoorde, ondanks de
zwaarte van het tapijt, voetstappen, die dien vloer de
den kraken; ik zag. in weerwil der duisternis, een
schim mij naderen."
„Haast u, haast u!" viel Felton haar in de rede,
ziet gij niet, dat elk uwer woorden als gloeiend lood
mij brandt!"
„Toen," vervolgde milady, „toen verzamelde ik al
mijne brachten, ik herinnerde mij, dat het uur d'er
wraak of liever der rechtvaardigheid had geslagen, en
beschouwde mij als een- tweede Judith; ik hield het
mes omkneld en toen ik hem in mijn nabijheid zag,
toen, met -een laatsten kreet van smart -en wanhoop,'
stiet ik hem het mes in de borst. De ellendeling had
alles voorzien; zijn borst was met een pantser bedekt,
liet. m-es gleed! er op af. „Hahariep hij:, mij hij
den arm grijpende en mij het wapen ontrukkende, dat
mij zoo slecht had gediend, „gij wilt mij het leven
ontnemen, mijn schoone Puriteine! Dat is meer dan
haat, dat is ondankbaarheid. Och kom, wees bedaard,
mijn fraai kind! Ik dacht u al getemd te hebben. Ik
ben niet van die dwingeland-en-, welke de vrouwen met
geweld houden. Gij bemint mij niet? Ik geloofde het
echter met mijn gewonen eigenwaan; thans weet ik
waaraan nxij te houden. Morgen zult gij vrij zijn."
fWoïdt vervolgd.)