DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Oitat naar achterlijke kindersn. No. 278 Honderd en dertiende Jaargang, 1911 ZATERDAG 25 NOVEMBER. "SPROKKËLINUEN. ALRMAARSCHE ALKMAAR, 25 November. Der heeren boecken zijn te doncker om te lezen.. (Gebroeders). Het valt g'emacklyck wat een ander heeft begreepem zich 't eigenen. (Op Traj. Bockalijns Kundtschappen van Tarnas). De moeite leert verborgentheden [schatten Op haer waerdij. (Altaer geheimenissen). 't Geen nadeel schijnt in 't oogh van een benevelt o-ordeel Gedijt tot vruchtbaarheid en wenschelij- ker voordeel. (Gebroeders). Een zelve zaeck heeft menige aenge- zichten, Naar dat ze wort gedraeit, gewent, ge- keert Op 's menschen oog (Jephta). Wie uit onzeker hêen bet zeker moet putten, loopt geen klein gevaer. (Op den Edipus.). Men kan op los vermoen niet zekers bouwen. (Koning David in Ballingschap). Wanneer de harder dwaelt, wat pad, wat rechte gangen kan d' arme kudd© gaen? (Gijsbreeht van Amstel). Wie schichtig (overijld) richt, beklaegt zich licht te laet. (Koning Edipus). Het naberou volght snel een' die t' ontydigh oordeelt. (Bat. Gebroeders). Bijlage No. 113, waarin B. en W. den Raad in over weging geven te willen uitspreken, „dat naar 's Raads «•eening de tijd om in deze gemeente tot dte oprich ting ran eene school voor achterlijke kinderen over te nog niet gekomen is", is voor ons- een teleur- #*ellin<g geweest. In de eerste plaats om de wijze, waarop dit voorstel van B. en W. tot stand gekomen ia en ten tweede om zijn strekking. Toen in de maand Mei B. en W. den Raad eenzelf de uitspraak wilden laten doen, hebben wij in een tweetal artikelen geschreven uit eigen aandrang, ter wille van de zaak zelve, zonder ruggespraak met welke corporatie of persoon ook betoogd, dat dit voorstel onlogisch en voorbarig was. Een dergelijke uitspraak toch werd niet van den Raad gevraagd, kon •iet aan den Raad worden voorgesteld en niet door den Raad worden gedaan. Gevraagd werd slechts let bevorderen van een deskundig onderzoek naar het aantal achterlijke kinderen in deze gemeente. Niets meer. Vraagster was de commissie van toezicht op het lager onderwijs, die zich overeenkomstig kaiar taak, op de hoogte bad gesteld van dte resul taten van het onderwijs en bij de hoofden der scholen inlichtingen had ingewonnen, ten einde te weten te komen, bij hoeveel leerlingen die resultaten zoo onvol doende zijn, dat ze vermoedelijk tot de achterlijken •ïogen worden gerekend.. Vijf jaar lang heeft de «ommissie dat gedaan en toen was zij evenals bijv. B. en W. onlangs ten aanzien van de aanbieding der Kennemer Electriciteits-Maatschappij zoover ge vorderd, dat een deskundig onderzoek gewenscht leek. Had de commissie zelf over middelen te beschikken, »ij zou waarschijnlijk zelf wel weten wat haar te doen •tand. Maar nu ze geen inkomsten bezit, nu ze ook, gelijk elders wel eens het geval is, geen deskundige leden in haar midden heeft, bleef haar slechts een be roep op het gemeentebestuur over. Zij achtte en hit verlieze men niet uit het oog zulk een onder soek door een psychiater en paedagoog gewenscht. Had het nu niet voor de hand gelegen, dat Ji. en W. waardeerende de belangstelling welke de commissie voor het onderwijs aan den dag legde, misschien te vens overwegende, dat hier in de gemeente èn een psychiater èn een paedagoog wonen, die voor zulk een •nderzoek uitnemend geschikt zijn, den Raad hadden voorgesteld, aan het verzoek te voldoen? B. en W. brengen in de spaarzame mededeeli.ngen aan den Raad wel een woord van waardeering aan «te commissie, maar wij hadden in dit geval liever ge- •ien, dat zij het hierbij niet hadden gelaten, doch ook hoor een daad: blijk hadden gegevén van waardeering jegens de commissie „voor haar betoonden ijver in het behartigen der belangen van het Lager Onderwijs." Of door de gevolgde wijze van handelen het initiatief der commissie wel wordt bevorderd en de belangen van het onderwijs, waarop zij heeft toe te zien, wel zijn ge diend, is een vraag, die we terloops opwerpen. De commissie dan wenscht een onderzoek, ten einde met zekerhei d te weten te komen of het getal achterlijke kinderen hier ter stede groot genoeg is om tot oprichting van een bijzonderlijk voor hen in te richten school over te gaan. B. en W. meenen het echter wel zonder deskundig advies in deze medisch-paedagogische kwestie te kun nen stellen en dten Raad te kunnen voorstellen uit te maken dat naar 's Raads meening de tijd om in deze gemeente tot de oprichting van een school voor achterlijke kinderen; over te gaan, nog niet gekomen is." 's Raads meening eilieve, waar zou die dan op moeten berusten? Alvast niet op een uitvoerig, flink gedocumenteerd voorstel van B. en W. Hoeveel achterlijke kinderen hier ter stede bijv. zijn weet men nog altijd niet, im mers alleen het gevraagde onderzoek kan dit uitma ken. Hoe zeer men in het duister rondtast blijkt duidelijk bij een vergelijking van de beide over deze zaak ver schenen bijlagen. In No. 39 lezen we, dat het meeren- deel der achterlijke kinderen in deze gemeente wordt aangetroffen op bijzondere scholen, terwijl de jongste bijlage ons wil leeren, dat er op de bijzondere scho len slechts G achterlijke kinderen gaan Mocht een Raadslid, alvorens zich uit te spreken, iets willen weten van de zaak toch geen onbillijk verlangen niet waar? bijv. over de resultaten van hot speciale onderwijs, over de voordeden daarvan voor de achterlijken, voor de huisgezinnen, voor de normale kinderen, voor de gemeente, dte maatschappij, enz. enz., dan zullen ze waarschijnlijk bij B. en W. niet terecht kunnen. B. en W. zijn blijkbaar van meeniing, dat de Raad zich niet slechts zonder des kundig' onderzoek, maar ook wel zonder dergelijke ge gevens kan uitspreken. Slaan ze daarbij den Raad naar juisten maatstaf aan? Het is mogelijk, dat een deskundig onderzoek aan toont-, dat er aan een speciale inrichting hieT geen be hoefte is en dat elders opgedane ervaringen navolging- niet gewenscht maken. Evenzeer bestaat echter de i mogelijkheid, dat het aantal zwakzinnigen hier groo- ter blijkt, dan men had vermoed, dat men door bestu- deering van anderer voorbeeld en van de zaak zelve tot een geheel ander inzicht komt, dan bij zeer opper vlakkige beoordeeling'. Beid© mogelijkheden1 zijn bestaanbaar en zoolang een der twee niet is geécarteerd, blijven wij een ver regaande principieele beslissing, als B. en W. thans van den Raad willen uitlokken, onlogisch en voorbarig achten. In de vergadering van Woensdag 31 Mei werd de behandeling van dit punt der agenda verdaagd en werd aan B. en W. opgedragen een onderzoek in te stellen naar de vraag of de zwakzinnige kinderen, die bijzondere scholen bezoeken, eventueel naar een voor hen bestemde school zouden worden gezonden. Ook dit onderzoek was onlogisch en voorbarig hoe kan zonder deskundige voorlichting worden uitge maakt, welke kinderen, naar de uitspraak van dr. Kuijper, wegens hun achterlijkheid: op de lagere school worden gemaakt tot „een verbitterd en tot boosdoener geneigd mensch"? Doch dit dan daargelaten, hoe hebben B. en W. zich gekweten van de hen opgedragen taak? Ze hebben „terzake de noodige inlichtingen inge wonnen bij de hoofden der verschillende bijzondere scholen." Dit komt dus hierop neer, dat ze zich er met een Jantje van. Leiden, dat bovendien geen betrouw baar Jantje- is, hebben afgemaakt. Hadden ze te vo ren elders inlichtingen ingewonnen, ja hadden ze ons gevraagd om de gegevens die wij, blijkens het hoofd artikel in het nummer van 10 Juni j.l. hadden verza meld, zij zoudien wel een anderen weg- hebben moeten volgen. Een der hoofden van scholen voor achterlijken toch schreef ons: „Bij de opening der school waren door hoofden van IJ. K. scholen geen leerlingen als vermoedelijk-zwak- zinnig opgegeven. Thans geschiedt de aanvrage om toelating niet door bemiddeling van de hoofden van scholen, doch rechtstreeks door de ouders, waaronder ook R. K., die hun kinderen op een bijzondere school hebben." Een ander: Mijn ervaring is, dat in 't begin de katholieken meer een afwachtende houding aannamen, dat daarna de ouders zonder tusschenkomst van onderwijzers of geestelijkheid plaatsing vroegen, dat we hier thans zoover zijn, dat enkele schoolhoofden hun medewer king tot plaatsing verleenden, vooral ook door den aandrang van de schoolartsen. Ik heb enkele leerlingen1 van de Christelijke scho len, d. w. z. .dite welke uilgaan van de Diaconie der Ned. Ilerv. Gemeente en gereformeerden betrokken, maar dan waren 't de ouders die in 't belang hunner kinderen zelf plaatsing kwamen vragen naar me ver zekerd werd, zeer tegen den zin van de schoolhoofden, waar de kinderen ter school gingen." Een derde: „11 vraagt mij hoe de ouders van kinderen van R. C. en Christelijke scholen tegenover onze scholen staan. Dat is zeer verschillend. M. i. hangt dit geheel af van den raad dien zij krijgen van de hoofden dezer b ij zonde r escho- 1 e n." De R. C. scholen zenden ons bijna zonder uitzonde ring hun achterlijke leerlingen. Toch krijgen wij dik wijls wel kinderen van Christelijke ouders, maar dan hebben die ouders zelf het initatief genomen." Dergelijke antwoorden geven te denken. Het kan zijn, dat de hoofden der 3 bijzondere Alkmaarsche scholen sympathiek tegenover het onderwijs aan ach terlijke kinderen staan, maar het tegendeel is ook geenszins uitgesloten en daarom was het gewenscht geweest, dat hun bemiddeling in dezen niet ware in geroepen. Hadden B. en W. werkelijk een ernstig onderzoek willen instellen, dan zouden ze ook dit onderdeel der zaak anders hebben aangepakt. Dan zouden ze ge zorgd hebben, dat die ouders werden gewezen op het belang, dat zij en dat hun kind heeft bij dit onderwijs, dan zouden zij die ouders wellicht in de gelegenheid hebben gesteld bijv. te Haarlem of te Amsterdam eens met eigen oogen te aanschouwen, hoe daar van stum- perd.s zeer goed bruikbare menschen worden gemaakt. Niet om die ouders achter zich aan' te. lokken, gelijk indertijd de ratten achter den fluitspelenden Ratten vanger van Hameien liepen, maar om hen in staat te stellen zelfstandig een betrouwbaar oordeel te vellen, hen te laten wikken en wegen, wat het zwaarste is. Evenwel B. en W. hebben de hoofden deT bijzon dere scholen gevraagd. En het resultaat? Een deelde mede, dat een ouderpaar niet genegen is zijn kind naar de school te zenden. De tweede kon niet zeggen of de ouders van twee kinderen geneigd zijn deze daarheen te zenden, doch het werd door hem b e t w ij f e 1 d, de derde g e- loofde niet dat de ouders van drie kinderen daartoe bereid zijn. „Onder deze omstandigheden" meenen B. en W. hun voorstel onveranderd te moeten handhaven. „Onder deze omstandigheden" dat is dus bij een onderzoek, dat op de minst-doelmatige wijze geschied de, dat geen enkele waarborg biedt en tenslotte slechts in één van de zes gevallen een nog betrekkelijk positief resultaat heeft opgeleverd. „Inderdaad achten wij, zoo gaan B. en W. in bijla ge 113 voort-, het oprichten van een school als hier bedoeld, allerminst, urgent en zouden wij eene oplos sing der vraag om tot kleiner klassen op de openbare lagere, scholen te geraken, aan welk onderwerp sedert eenigen tijd de bijzondere aandacht van ons college is gewijd, van veel grooter algemeen belang achten." In bijlage 39 werd over die kleinere klassen niet gesproken. Maar tusschen de bijlagen 39 en 113 is er van de hand van den heer Meijer in ons blad een in gezonden stuk verschenen, waarin hetzelfde argu ment werd gebezigd. Wij wenschen den heer Meijer gaarne geluk inet dit succes, maar betreuren het ten zeerste, dat B. en W. nu ook al dit motief hebben aangevoerd het eenige trouwens, dat door hen in bijlage 113 wordt gebezigd. Zeker, kleinere klassen, dat is een veel grooter alge meen belang. Maar het een behoeft het ander toch niet uit te sluiten. Omdat oplossing van het vraag stuk der Kanaalkade van veel grooter algemeen belang is dan de verbouwing van het stadhuis, heeft men toch niet die verbouwing op de lange baan geschoven? Omdat de rioleering in deze gemeente dringend voor ziening behoeft, laat men de straten, wanneer ze ver beterd kunnen worden, toch niet in slechten staat? Op deze wijze zou men immers alle verbeteringen en hervormingen kunnen uitstellen Hoe zeer wij elke poging om het onderwijs te verbe teren van harte zullen toejuichen, we zouden het niet minder betreuren, als het thans door B. en W. gebe zigde motief de klip moet worden, waarop elke bereik bare hervorming wordt gejaagd. Maar wij herhalen het gaat op.het oogenblik slechts over de vraag van het deskundig onderzoek. Het is te voorzien, dat sommige raadsleden daar niets voor voelen en wel willen medewerken om door aanneming van het voorstel van B. en W. de zaak van de baan te brengen, ook al weten ze, dat ze zich op losse vermoedens, op onvoldoend© gegevens uit spreken. Was de heer Uitenbosch nog in den Raad, hij zou ongetwijfeld alles in het werk stellen, om te voorko men, dat de Raad een even voorbarige als ongemoti veerde uitspraak zou doen. Is het te optimistisch te veronderstellen, dat er-nu in den Raad een andere stem zal opgaan, om te betoo- gen, dat men zich thans niet moet uitspreken, maar eerst het gevraagde deskundige onderzoek dient in te stellen? Dat naar die stem zal worden geluisterd? Op grond van hetgeen in dit artikel, waarboven we een paar toepasselijke aanhalingen uit Vondels wer ken plaatsten, is aangevoerd, en waarvan we gaarne zagen bestreden hetgeen men erin1 onjuist mocht ach ten, meenen we te mogen verklaren, dat die stem zui verder van klank zou zijn dan de dissonant, die uit bijlage 113 klinkt. van de slechte weersgesteldheid: worden. Do monni ken staan sinds korten tijd in telefonische verbinding- met St. Bemy en Oontine de Roz, zoodat ze nauwkeu rig over het aantal der personen zijn ingelicht, welke den weg over den pas willen afleggen. Wanneer het slechts weer wordt, gaan enkele monniken met honde» op marsch, den reizigers tegemoet. Dikwijls ook wor den cfe honden alleen uitgezonden, of zonderen ze zich van hun begeleiders af, om verdwaalden hulp te ver- leenen. De vorige winter stelde den mensch en dier zeer hooge eischen. Dikwijls bleven de honden 12 14 uur uit, zonder slaap of voedsel. De verdienste lijkste hond is op het oogenblik „Olivier". Hij heef* reeds 50 menschen gered. In den regel gaat hij het liefst alleen uit. Op een van zijn tochten bracht hij een gezelschap van 12 reizigers, die door een lawin# hulpeloos op een klein plekje opeen gedrongen waren, naar het hospitaal. Spoedig daarop vond' dezelfde hond een reiziger, die reeds door de monniken gezocht en verwacht werd en die 20 voet diep bewusteloos- on der de sneeuw lag. Een klein, bijna stervend kind droeg hij eens'uren lang in den bek. Zijn lievelings- makker is „Zürich", die zich ook reeds zeer verdien stelijk heeft gemaakt. Eens bevonden de prior en dri* broeders zich met hun honden in een vreeselijke» sneeuwstorm, om een reisgezelschap te hulp te kome». Plotseling sprong „Zürich" met groote sprongen sa de sneeuw, begon te krabben en te blaffen, totdat d» prior zich naar hem begaf met vereende krachte* hadiden beide weldra een bewustelooze uit zijn sneeuw- graf bevrijd. Daar de prior verderop een hond hoorde blaffen, wilde hij daarheen snellen, maar „Ziirich" rende, hem na, pakte hem beet en scheurde hem terug. Een stap verder en de prior was in een afgrond ge stort. Op het oogenblik hebben de monniken 16 gedres seerde en 12 jonge honden ter beschikking. De dres suur der dieren moet zeer gemakkelijk zijn en heeft i» de zomermaanden plaats. HET HOF VAN DEN TSAAR IN LIVADIA. Het zonnige klimaat van de heerlijke Russische Riviera, de stilte en de betoovering van hare omge ving' hebben-, zoo lezen we in een buitenlandsch blad, ook dezen keer buitengewoon gunstig op den gezond heidstoestand van de jong© Tsaritza gewerkt en de droevige gemoedsstemming, die zich na den schrik van den aanslag te Kieff bij haar weer opnieuw open baarde, doen verdwijnen. Keizerin Alexandra, wie geen kuur zoo goed doet als rust en versterkende, warme zeelucht, maakt thans weer verre wandelingen en laat zich door regen en wind niet weerhouden lange auto-tochten te ma ken in de schoone omstreken van de keizerlijke resi dentie. Onlangs werd de keizerin, zooals een der ho velingen vertelde, op een wandeling naar het naburige Jalta door een hevige onweersbui overvallen. Zij be sloot kort en bondig in den eersten den besten winkel in de stad te gaan schuilen, waar zij tévens verschil lende inkoopan deed. Grootvorstin Olga, die haar vroeger vergezelde, had in dien tijd de parapluie, die de beide dames bij zich hadden, weer opgestoken en zoo in den winkel te drogen gezet. De winkelier, die het hooge bezoek niet herkend had en wel wat bezorgd was voor zijn vloer, maakte de jong© dame een standje en zeide o. a., dat zijn winkel gauw overstroomd zou zijn, als al zijn bezoekers hunne parapluier in zijn winkel uitzetten om te drogen. Een paar seconden later stopte een keizerlijke auto, die men van het paleis had uitgezonden om de dames te halen, voor den winkel. Met schrik bemerkte de winkelier, wie er bij hem op bezoek waren en hij putte zich uit in verontschuldigingen over zijn onbehoorlijk gedrag. Keizerin Alexandra weerde hem lachend af en zeide vriendelijk tot den verlegen geworden man „U. heeft groot gelijk en de Grootvorstin heeft haar fout ingezien." Daarna verliet zij vriendelijk groe tend den winkel, terwijl de winkelier zich van zijn schrik herstelde. Maar ook Tsaar Nikolaas en de kinderen, vooral de kleine troonopvolger Alexi mogen zich in een voor treffelijke gezondheid verheugen. Deden zij hun zin, dan bleven ze tot Februari iin Livadia. De keizer moet echter weer naar de Newa, maar waarschijnlijk zal de keizerin met de kinderen in Livadia achterblijven en bijgevolg zal St. Petersburg ook dezen winter geen schitterende hoffeesten in zijn midden zien. Geen der hoven van Europa leeft zoo afgezonderd als het Russische hofde feesten en bals, die vroeger een zekere vermaardheid hadden, zijn -na den oorlog met Japan geheel opgehouden. Wel echter nam het keizerlijk echtpaar kort geleden deel aan een weldadigheidsfeest in Jalta, waarbij de keizerin zelf verkocht en haai' echtgenoot zich vrij en ongedwongen te midden van de menigte bewoog. Wat de bewaking van het paleis door de politie be treft, dezo wordt nog altijd streng gehandhaafd. DE ST. BERNHARDSHONDEN ALS REDDERS. De winterarbeid der beroemde St. Bernhard-honden j is weer begonnen. Moeielijke maanden hebben de brave dieren voor zich, want er gaat geen dag voorbij, waarop zij niet uren lang onderweg zijn, om uitgeput te en verdwaalde reizigers naar de gastvrije monniken van St. Bernhard te brengen. Pater Bourgedis, te te genwoordige prior van het klooster, heeft een Etn- gelsch interviewer aardige bijzonderheden medege deeld over den arbeid der beroemde honden. Het klooster lig-t 8000 voet boven de oppervlakte der zee. De pas is een der belangrijkst? verkeerswegen tus schen Zwitserland en Italië en wordt jaarlijks door ongeveer 20.000 menschen gebruikt,van wie twee der de, uitsluitend arme menschen, den weg in den bar- ren winter afleggen en dan dikwijls het slachtoffer BEECIIAM'S PILLEN BEECIIAM'S OPERA'S. Een paar jaar geleden trad in Londen plotseling een rijk en naar het scheen een zeer begaafd jong- mensch op, die db Londenaren heel wat beloofde oj» muzikaal gebied en voornamelijk op het gebied van de opera, die- hij geheel wilde hervormen. Een half jaar later echter had deze jonge man met zijn zwart punt baardje, die er niets Engelsch uitzag, reeds weer af gedaan. Reusachtige sommen gelds waren verknoeid en met de opera was men niets verdeT gekomen, wa» het groote publiek er toe bracht te zeggendat het nu weer opnieuw uitkwam, dat de Londenaren nog niet rijp waren voor de opera. Thomas Beecliam zoo heette de jonge man trok zich brommende op den achtergrond terug en schold geweldig op de critiek en- op het publiek, dat niet gekomen was om de voor hem bestemde, muziek te-hooren. Wat hij hun echter niet verweet, was dat hij niet. slecht ingestudeerde opera's (de moeilijkste, te voren nooit uitgevoerde muziekdrama's van Wag ner b.v. repeteerde hij: één of tweemaal) voorzette. En niemand begreep hoe het kwam, dat de groote onder neming zoo jammerlijk mislukt wasr Beecham bleef voor ieder een raadsel, want aan begaafdheid ontbrak het hem niet. De verklaring, dat slechts dwaze eer zucht en ijdelheid den zoon van dten rijken pillenfabri- kant Beecham's pillen toch zijn wijd en zijd bekend liem er toe gebracht had zich als opera-dirigent op te werpen, wilde geen ingang vinden bij bet publiek. Thans echter is de sluier, die over dit raadsel hing, opgelicht in de rechtszaal, wqar de echtscheidingen uitgesproken worden. E'r stak eert vrouw achter! En opnieuw spreekt geheel Londen over Beecham Junior, iets wat de pillen van Beecham Senior zeker niet. ten nadeele zal zijn Het verloop van het drama is als volg't geweest: Een jong schilder huwde een1 bekoorlijke Amerikaan sche, die blij was te kunnen trouwen, omdat haar moe der haar het leven zuur maakte. De jonge echtge noot© was schilderes, had in Parijs gestudeerd en was trots op haar begaafdheden, vooral op muzikaal ge bied. Toen nu Beecham met z'n nieuwe opera voor den dag kwam en „Tristan en Isolde" opgevoerd zou worden, meldde zij zich aan en vond in Beecham haar „Tristan". En hoewel hij haar om haar bescheiden stemmiddelen niet de rol van „Isolde" liet vertolken, werd zij toch zijne „Isolde". Evenals in Wagner's opera, ontmoette het paar elkander in het geheim. Er werden tochtjes gemaakt naar buiten, er werd samen gedineerd, men schreef elkaar gloeiende minnebrie- van. 's Avonds kwam Beecham moe en lusteloos in Londen terug en werd de opera die natuurlijk bijna nooit ingestudeerd werd afgeraffeld. De gebeele opera liet hem koud, hij haakte slechts naar 't oogen blik, waarop de opvoering weer afgeloopen zou zijn en hij zijne „Isolde" weer in de armen kon sluiten. Maar hieraan kwam ook een eind. Op een avond, toen hij met de Amerikaansche in haar huis soupeerde, ver- rastte de bedrogen echtgenoot ben. Hij ging naar een detective en verzocht dezen zijn vrouw steeds in 't oog te houden. Maar het slot was, dat er een eisch tot echtscheiding door hem werd ingesteld. De vrouw was echter niet voor niets een Amerikaansche, zij wist zich te redden en klaagde haar man aan wegens mishandeling en echtbreuk. Het hielp haar evenwel niet en de scheiding is dezer dagen ten voordeele van den beleedigden echtgenoot uitgesproken. ZEVEN GULDEN VOOR EEN KUS. Zooals bekend is, kan men in Engeland maar niet zoo gemakkelijk zijn verloving verbreken als dat in andere landen het geval is. Men komt. dan heel dik wijls met de justitie irn conflict, die den ontrouwe dan weliswaar geen gevangenisstraf oplegt, maar dik wijls een flinken aanval op zijn beurs pleegt. Men is er namelijk in Engeland van overtuigd, dat door eer. verbroken verloving de kans om te huwen van het meisje veel kleiner is geworden en derhalve moet haar een schadevergoeding worden uitgekeerd. Hoe langer de verloving geduurd heeft en hoe mooier het meisje was, des te meer moet haar worden uitbetaald. De grootte van de som wordt door de rechtbank bepaald, en het is verbazend zooveel als de gezworenen, die dikwijls zelf vader zijn van bekoorlijke trouwlustige, dochters, laten betalen.. Een dokter uit Leipzig b. v. moest niet minder dan 7000 prijs geven om van zijn E.ngelsch meisje af te komen.'. Een duur grapje! De goede man, die mis-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 9