DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Oitat naar achterlijke kindersn.
No. 278
Honderd en dertiende Jaargang,
1911
ZATERDAG
25 NOVEMBER.
"SPROKKËLINUEN.
ALRMAARSCHE
ALKMAAR, 25 November.
Der heeren boecken zijn te doncker om
te lezen.. (Gebroeders).
Het valt g'emacklyck wat een ander
heeft begreepem zich 't eigenen.
(Op Traj. Bockalijns Kundtschappen
van Tarnas).
De moeite leert verborgentheden
[schatten
Op haer waerdij.
(Altaer geheimenissen).
't Geen nadeel schijnt in 't oogh van
een benevelt o-ordeel
Gedijt tot vruchtbaarheid en wenschelij-
ker voordeel. (Gebroeders).
Een zelve zaeck heeft menige aenge-
zichten,
Naar dat ze wort gedraeit, gewent, ge-
keert
Op 's menschen oog
(Jephta).
Wie uit onzeker hêen bet zeker
moet putten, loopt geen klein gevaer.
(Op den Edipus.).
Men kan op los vermoen
niet zekers bouwen.
(Koning David in Ballingschap).
Wanneer de harder dwaelt,
wat pad, wat rechte gangen kan d' arme
kudd© gaen?
(Gijsbreeht van Amstel).
Wie schichtig (overijld) richt,
beklaegt zich licht te laet.
(Koning Edipus).
Het naberou volght snel
een' die t' ontydigh oordeelt.
(Bat. Gebroeders).
Bijlage No. 113, waarin B. en W. den Raad in over
weging geven te willen uitspreken, „dat naar 's Raads
«•eening de tijd om in deze gemeente tot dte oprich
ting ran eene school voor achterlijke kinderen over te
nog niet gekomen is", is voor ons- een teleur-
#*ellin<g geweest. In de eerste plaats om de wijze,
waarop dit voorstel van B. en W. tot stand gekomen
ia en ten tweede om zijn strekking.
Toen in de maand Mei B. en W. den Raad eenzelf
de uitspraak wilden laten doen, hebben wij in een
tweetal artikelen geschreven uit eigen aandrang,
ter wille van de zaak zelve, zonder ruggespraak met
welke corporatie of persoon ook betoogd, dat dit
voorstel onlogisch en voorbarig was. Een dergelijke
uitspraak toch werd niet van den Raad gevraagd, kon
•iet aan den Raad worden voorgesteld en niet door
den Raad worden gedaan. Gevraagd werd slechts
let bevorderen van een deskundig onderzoek naar het
aantal achterlijke kinderen in deze gemeente. Niets
meer. Vraagster was de commissie van toezicht op
het lager onderwijs, die zich overeenkomstig
kaiar taak, op de hoogte bad gesteld van dte resul
taten van het onderwijs en bij de hoofden der scholen
inlichtingen had ingewonnen, ten einde te weten te
komen, bij hoeveel leerlingen die resultaten zoo onvol
doende zijn, dat ze vermoedelijk tot de achterlijken
•ïogen worden gerekend.. Vijf jaar lang heeft de
«ommissie dat gedaan en toen was zij evenals bijv.
B. en W. onlangs ten aanzien van de aanbieding der
Kennemer Electriciteits-Maatschappij zoover ge
vorderd, dat een deskundig onderzoek gewenscht leek.
Had de commissie zelf over middelen te beschikken,
»ij zou waarschijnlijk zelf wel weten wat haar te doen
•tand. Maar nu ze geen inkomsten bezit, nu ze ook,
gelijk elders wel eens het geval is, geen deskundige
leden in haar midden heeft, bleef haar slechts een be
roep op het gemeentebestuur over. Zij achtte en
hit verlieze men niet uit het oog zulk een onder
soek door een psychiater en paedagoog gewenscht.
Had het nu niet voor de hand gelegen, dat Ji. en W.
waardeerende de belangstelling welke de commissie
voor het onderwijs aan den dag legde, misschien te
vens overwegende, dat hier in de gemeente èn een
psychiater èn een paedagoog wonen, die voor zulk een
•nderzoek uitnemend geschikt zijn, den Raad hadden
voorgesteld, aan het verzoek te voldoen?
B. en W. brengen in de spaarzame mededeeli.ngen
aan den Raad wel een woord van waardeering aan
«te commissie, maar wij hadden in dit geval liever ge-
•ien, dat zij het hierbij niet hadden gelaten, doch ook
hoor een daad: blijk hadden gegevén van waardeering
jegens de commissie „voor haar betoonden ijver in het
behartigen der belangen van het Lager Onderwijs."
Of door de gevolgde wijze van handelen het initiatief
der commissie wel wordt bevorderd en de belangen van
het onderwijs, waarop zij heeft toe te zien, wel zijn ge
diend, is een vraag, die we terloops opwerpen.
De commissie dan wenscht een onderzoek, ten einde
met zekerhei d te weten te komen of het getal
achterlijke kinderen hier ter stede groot genoeg is om
tot oprichting van een bijzonderlijk voor hen in te
richten school over te gaan.
B. en W. meenen het echter wel zonder deskundig
advies in deze medisch-paedagogische kwestie te kun
nen stellen en dten Raad te kunnen voorstellen uit te
maken dat naar 's Raads meening de tijd om in
deze gemeente tot de oprichting van een school voor
achterlijke kinderen; over te gaan, nog niet gekomen
is."
's Raads meening eilieve, waar zou die dan op
moeten berusten?
Alvast niet op een uitvoerig, flink gedocumenteerd
voorstel van B. en W. Hoeveel achterlijke kinderen
hier ter stede bijv. zijn weet men nog altijd niet, im
mers alleen het gevraagde onderzoek kan dit uitma
ken.
Hoe zeer men in het duister rondtast blijkt duidelijk
bij een vergelijking van de beide over deze zaak ver
schenen bijlagen. In No. 39 lezen we, dat het meeren-
deel der achterlijke kinderen in deze gemeente wordt
aangetroffen op bijzondere scholen, terwijl de jongste
bijlage ons wil leeren, dat er op de bijzondere scho
len slechts G achterlijke kinderen gaan
Mocht een Raadslid, alvorens zich uit te spreken,
iets willen weten van de zaak toch geen onbillijk
verlangen niet waar? bijv. over de resultaten van
hot speciale onderwijs, over de voordeden daarvan
voor de achterlijken, voor de huisgezinnen, voor de
normale kinderen, voor de gemeente, dte maatschappij,
enz. enz., dan zullen ze waarschijnlijk bij B. en W.
niet terecht kunnen. B. en W. zijn blijkbaar van
meeniing, dat de Raad zich niet slechts zonder des
kundig' onderzoek, maar ook wel zonder dergelijke ge
gevens kan uitspreken. Slaan ze daarbij den Raad
naar juisten maatstaf aan?
Het is mogelijk, dat een deskundig onderzoek aan
toont-, dat er aan een speciale inrichting hieT geen be
hoefte is en dat elders opgedane ervaringen navolging-
niet gewenscht maken. Evenzeer bestaat echter de
i mogelijkheid, dat het aantal zwakzinnigen hier groo-
ter blijkt, dan men had vermoed, dat men door bestu-
deering van anderer voorbeeld en van de zaak zelve
tot een geheel ander inzicht komt, dan bij zeer opper
vlakkige beoordeeling'.
Beid© mogelijkheden1 zijn bestaanbaar en zoolang
een der twee niet is geécarteerd, blijven wij een ver
regaande principieele beslissing, als B. en W. thans
van den Raad willen uitlokken, onlogisch en voorbarig
achten.
In de vergadering van Woensdag 31 Mei werd de
behandeling van dit punt der agenda verdaagd en
werd aan B. en W. opgedragen een onderzoek in te
stellen naar de vraag of de zwakzinnige kinderen, die
bijzondere scholen bezoeken, eventueel naar een voor
hen bestemde school zouden worden gezonden.
Ook dit onderzoek was onlogisch en voorbarig
hoe kan zonder deskundige voorlichting worden uitge
maakt, welke kinderen, naar de uitspraak van dr.
Kuijper, wegens hun achterlijkheid: op de lagere school
worden gemaakt tot „een verbitterd en tot boosdoener
geneigd mensch"?
Doch dit dan daargelaten, hoe hebben B. en
W. zich gekweten van de hen opgedragen taak?
Ze hebben „terzake de noodige inlichtingen inge
wonnen bij de hoofden der verschillende bijzondere
scholen."
Dit komt dus hierop neer, dat ze zich er met een
Jantje van. Leiden, dat bovendien geen betrouw
baar Jantje- is, hebben afgemaakt. Hadden ze te vo
ren elders inlichtingen ingewonnen, ja hadden ze ons
gevraagd om de gegevens die wij, blijkens het hoofd
artikel in het nummer van 10 Juni j.l. hadden verza
meld, zij zoudien wel een anderen weg- hebben moeten
volgen.
Een der hoofden van scholen voor achterlijken toch
schreef ons:
„Bij de opening der school waren door hoofden van
IJ. K. scholen geen leerlingen als vermoedelijk-zwak-
zinnig opgegeven. Thans geschiedt de aanvrage om
toelating niet door bemiddeling van de hoofden van
scholen, doch rechtstreeks door de ouders, waaronder
ook R. K., die hun kinderen op een bijzondere school
hebben."
Een ander:
Mijn ervaring is, dat in 't begin de katholieken
meer een afwachtende houding aannamen, dat daarna
de ouders zonder tusschenkomst van onderwijzers of
geestelijkheid plaatsing vroegen, dat we hier thans
zoover zijn, dat enkele schoolhoofden hun medewer
king tot plaatsing verleenden, vooral ook door den
aandrang van de schoolartsen.
Ik heb enkele leerlingen1 van de Christelijke scho
len, d. w. z. .dite welke uilgaan van de Diaconie der
Ned. Ilerv. Gemeente en gereformeerden betrokken,
maar dan waren 't de ouders die in 't belang hunner
kinderen zelf plaatsing kwamen vragen naar me ver
zekerd werd, zeer tegen den zin van de schoolhoofden,
waar de kinderen ter school gingen."
Een derde:
„11 vraagt mij hoe de ouders van kinderen van R.
C. en Christelijke scholen tegenover onze scholen
staan. Dat is zeer verschillend. M. i. hangt dit
geheel af van den raad dien zij krijgen
van de hoofden dezer b ij zonde r escho-
1 e n."
De R. C. scholen zenden ons bijna zonder uitzonde
ring hun achterlijke leerlingen. Toch krijgen wij dik
wijls wel kinderen van Christelijke ouders, maar dan
hebben die ouders zelf het initatief genomen."
Dergelijke antwoorden geven te denken. Het kan
zijn, dat de hoofden der 3 bijzondere Alkmaarsche
scholen sympathiek tegenover het onderwijs aan ach
terlijke kinderen staan, maar het tegendeel is ook
geenszins uitgesloten en daarom was het gewenscht
geweest, dat hun bemiddeling in dezen niet ware in
geroepen.
Hadden B. en W. werkelijk een ernstig onderzoek
willen instellen, dan zouden ze ook dit onderdeel der
zaak anders hebben aangepakt. Dan zouden ze ge
zorgd hebben, dat die ouders werden gewezen op het
belang, dat zij en dat hun kind heeft bij dit onderwijs,
dan zouden zij die ouders wellicht in de gelegenheid
hebben gesteld bijv. te Haarlem of te Amsterdam eens
met eigen oogen te aanschouwen, hoe daar van stum-
perd.s zeer goed bruikbare menschen worden gemaakt.
Niet om die ouders achter zich aan' te. lokken, gelijk
indertijd de ratten achter den fluitspelenden Ratten
vanger van Hameien liepen, maar om hen in staat te
stellen zelfstandig een betrouwbaar oordeel te vellen,
hen te laten wikken en wegen, wat het zwaarste is.
Evenwel B. en W. hebben de hoofden deT bijzon
dere scholen gevraagd.
En het resultaat?
Een deelde mede, dat een ouderpaar niet genegen is
zijn kind naar de school te zenden.
De tweede kon niet zeggen of de ouders van twee
kinderen geneigd zijn deze daarheen te zenden, doch
het werd door hem b e t w ij f e 1 d, de derde g e-
loofde niet dat de ouders van drie kinderen
daartoe bereid zijn.
„Onder deze omstandigheden" meenen B. en W.
hun voorstel onveranderd te moeten handhaven.
„Onder deze omstandigheden" dat is dus bij een
onderzoek, dat op de minst-doelmatige wijze geschied
de, dat geen enkele waarborg biedt en tenslotte slechts
in één van de zes gevallen een nog betrekkelijk
positief resultaat heeft opgeleverd.
„Inderdaad achten wij, zoo gaan B. en W. in bijla
ge 113 voort-, het oprichten van een school als hier
bedoeld, allerminst, urgent en zouden wij eene oplos
sing der vraag om tot kleiner klassen op de openbare
lagere, scholen te geraken, aan welk onderwerp sedert
eenigen tijd de bijzondere aandacht van ons college is
gewijd, van veel grooter algemeen belang achten."
In bijlage 39 werd over die kleinere klassen niet
gesproken. Maar tusschen de bijlagen 39 en 113 is er
van de hand van den heer Meijer in ons blad een in
gezonden stuk verschenen, waarin hetzelfde argu
ment werd gebezigd.
Wij wenschen den heer Meijer gaarne geluk inet dit
succes, maar betreuren het ten zeerste, dat B. en W.
nu ook al dit motief hebben aangevoerd het eenige
trouwens, dat door hen in bijlage 113 wordt gebezigd.
Zeker, kleinere klassen, dat is een veel grooter alge
meen belang. Maar het een behoeft het ander toch
niet uit te sluiten. Omdat oplossing van het vraag
stuk der Kanaalkade van veel grooter algemeen belang
is dan de verbouwing van het stadhuis, heeft men
toch niet die verbouwing op de lange baan geschoven?
Omdat de rioleering in deze gemeente dringend voor
ziening behoeft, laat men de straten, wanneer ze ver
beterd kunnen worden, toch niet in slechten staat?
Op deze wijze zou men immers alle verbeteringen en
hervormingen kunnen uitstellen
Hoe zeer wij elke poging om het onderwijs te verbe
teren van harte zullen toejuichen, we zouden het niet
minder betreuren, als het thans door B. en W. gebe
zigde motief de klip moet worden, waarop elke bereik
bare hervorming wordt gejaagd.
Maar wij herhalen het gaat op.het oogenblik
slechts over de vraag van het deskundig onderzoek.
Het is te voorzien, dat sommige raadsleden daar
niets voor voelen en wel willen medewerken om door
aanneming van het voorstel van B. en W. de zaak
van de baan te brengen, ook al weten ze, dat ze zich
op losse vermoedens, op onvoldoend© gegevens uit
spreken.
Was de heer Uitenbosch nog in den Raad, hij zou
ongetwijfeld alles in het werk stellen, om te voorko
men, dat de Raad een even voorbarige als ongemoti
veerde uitspraak zou doen.
Is het te optimistisch te veronderstellen, dat er-nu
in den Raad een andere stem zal opgaan, om te betoo-
gen, dat men zich thans niet moet uitspreken, maar
eerst het gevraagde deskundige onderzoek dient in te
stellen? Dat naar die stem zal worden geluisterd?
Op grond van hetgeen in dit artikel, waarboven we
een paar toepasselijke aanhalingen uit Vondels wer
ken plaatsten, is aangevoerd, en waarvan we gaarne
zagen bestreden hetgeen men erin1 onjuist mocht ach
ten, meenen we te mogen verklaren, dat die stem zui
verder van klank zou zijn dan de dissonant, die uit
bijlage 113 klinkt.
van de slechte weersgesteldheid: worden. Do monni
ken staan sinds korten tijd in telefonische verbinding-
met St. Bemy en Oontine de Roz, zoodat ze nauwkeu
rig over het aantal der personen zijn ingelicht, welke
den weg over den pas willen afleggen. Wanneer het
slechts weer wordt, gaan enkele monniken met honde»
op marsch, den reizigers tegemoet. Dikwijls ook wor
den cfe honden alleen uitgezonden, of zonderen ze zich
van hun begeleiders af, om verdwaalden hulp te ver-
leenen. De vorige winter stelde den mensch en dier
zeer hooge eischen. Dikwijls bleven de honden 12
14 uur uit, zonder slaap of voedsel. De verdienste
lijkste hond is op het oogenblik „Olivier". Hij heef*
reeds 50 menschen gered. In den regel gaat hij het
liefst alleen uit. Op een van zijn tochten bracht hij
een gezelschap van 12 reizigers, die door een lawin#
hulpeloos op een klein plekje opeen gedrongen waren,
naar het hospitaal. Spoedig daarop vond' dezelfde
hond een reiziger, die reeds door de monniken gezocht
en verwacht werd en die 20 voet diep bewusteloos- on
der de sneeuw lag. Een klein, bijna stervend kind
droeg hij eens'uren lang in den bek. Zijn lievelings-
makker is „Zürich", die zich ook reeds zeer verdien
stelijk heeft gemaakt. Eens bevonden de prior en dri*
broeders zich met hun honden in een vreeselijke»
sneeuwstorm, om een reisgezelschap te hulp te kome».
Plotseling sprong „Zürich" met groote sprongen sa
de sneeuw, begon te krabben en te blaffen, totdat d»
prior zich naar hem begaf met vereende krachte*
hadiden beide weldra een bewustelooze uit zijn sneeuw-
graf bevrijd. Daar de prior verderop een hond hoorde
blaffen, wilde hij daarheen snellen, maar „Ziirich"
rende, hem na, pakte hem beet en scheurde hem terug.
Een stap verder en de prior was in een afgrond ge
stort.
Op het oogenblik hebben de monniken 16 gedres
seerde en 12 jonge honden ter beschikking. De dres
suur der dieren moet zeer gemakkelijk zijn en heeft i»
de zomermaanden plaats.
HET HOF VAN DEN TSAAR IN LIVADIA.
Het zonnige klimaat van de heerlijke Russische
Riviera, de stilte en de betoovering van hare omge
ving' hebben-, zoo lezen we in een buitenlandsch blad,
ook dezen keer buitengewoon gunstig op den gezond
heidstoestand van de jong© Tsaritza gewerkt en de
droevige gemoedsstemming, die zich na den schrik
van den aanslag te Kieff bij haar weer opnieuw open
baarde, doen verdwijnen.
Keizerin Alexandra, wie geen kuur zoo goed doet
als rust en versterkende, warme zeelucht, maakt
thans weer verre wandelingen en laat zich door regen
en wind niet weerhouden lange auto-tochten te ma
ken in de schoone omstreken van de keizerlijke resi
dentie. Onlangs werd de keizerin, zooals een der ho
velingen vertelde, op een wandeling naar het naburige
Jalta door een hevige onweersbui overvallen. Zij be
sloot kort en bondig in den eersten den besten winkel
in de stad te gaan schuilen, waar zij tévens verschil
lende inkoopan deed. Grootvorstin Olga, die haar
vroeger vergezelde, had in dien tijd de parapluie, die
de beide dames bij zich hadden, weer opgestoken en
zoo in den winkel te drogen gezet.
De winkelier, die het hooge bezoek niet herkend
had en wel wat bezorgd was voor zijn vloer, maakte de
jong© dame een standje en zeide o. a., dat zijn winkel
gauw overstroomd zou zijn, als al zijn bezoekers hunne
parapluier in zijn winkel uitzetten om te drogen.
Een paar seconden later stopte een keizerlijke auto,
die men van het paleis had uitgezonden om de dames
te halen, voor den winkel. Met schrik bemerkte de
winkelier, wie er bij hem op bezoek waren en hij putte
zich uit in verontschuldigingen over zijn onbehoorlijk
gedrag. Keizerin Alexandra weerde hem lachend af
en zeide vriendelijk tot den verlegen geworden man
„U. heeft groot gelijk en de Grootvorstin heeft haar
fout ingezien." Daarna verliet zij vriendelijk groe
tend den winkel, terwijl de winkelier zich van zijn
schrik herstelde.
Maar ook Tsaar Nikolaas en de kinderen, vooral de
kleine troonopvolger Alexi mogen zich in een voor
treffelijke gezondheid verheugen. Deden zij hun zin,
dan bleven ze tot Februari iin Livadia. De keizer moet
echter weer naar de Newa, maar waarschijnlijk zal de
keizerin met de kinderen in Livadia achterblijven en
bijgevolg zal St. Petersburg ook dezen winter geen
schitterende hoffeesten in zijn midden zien.
Geen der hoven van Europa leeft zoo afgezonderd
als het Russische hofde feesten en bals, die vroeger
een zekere vermaardheid hadden, zijn -na den oorlog
met Japan geheel opgehouden.
Wel echter nam het keizerlijk echtpaar kort geleden
deel aan een weldadigheidsfeest in Jalta, waarbij de
keizerin zelf verkocht en haai' echtgenoot zich vrij en
ongedwongen te midden van de menigte bewoog.
Wat de bewaking van het paleis door de politie be
treft, dezo wordt nog altijd streng gehandhaafd.
DE ST. BERNHARDSHONDEN ALS
REDDERS.
De winterarbeid der beroemde St. Bernhard-honden
j is weer begonnen. Moeielijke maanden hebben de
brave dieren voor zich, want er gaat geen dag voorbij,
waarop zij niet uren lang onderweg zijn, om uitgeput
te en verdwaalde reizigers naar de gastvrije monniken
van St. Bernhard te brengen. Pater Bourgedis, te te
genwoordige prior van het klooster, heeft een Etn-
gelsch interviewer aardige bijzonderheden medege
deeld over den arbeid der beroemde honden. Het
klooster lig-t 8000 voet boven de oppervlakte der zee.
De pas is een der belangrijkst? verkeerswegen tus
schen Zwitserland en Italië en wordt jaarlijks door
ongeveer 20.000 menschen gebruikt,van wie twee der
de, uitsluitend arme menschen, den weg in den bar-
ren winter afleggen en dan dikwijls het slachtoffer
BEECIIAM'S PILLEN BEECIIAM'S OPERA'S.
Een paar jaar geleden trad in Londen plotseling
een rijk en naar het scheen een zeer begaafd jong-
mensch op, die db Londenaren heel wat beloofde oj»
muzikaal gebied en voornamelijk op het gebied van de
opera, die- hij geheel wilde hervormen. Een half jaar
later echter had deze jonge man met zijn zwart punt
baardje, die er niets Engelsch uitzag, reeds weer af
gedaan. Reusachtige sommen gelds waren verknoeid
en met de opera was men niets verdeT gekomen, wa»
het groote publiek er toe bracht te zeggendat het nu
weer opnieuw uitkwam, dat de Londenaren nog niet
rijp waren voor de opera.
Thomas Beecliam zoo heette de jonge man
trok zich brommende op den achtergrond terug en
schold geweldig op de critiek en- op het publiek, dat
niet gekomen was om de voor hem bestemde, muziek
te-hooren. Wat hij hun echter niet verweet, was dat
hij niet. slecht ingestudeerde opera's (de moeilijkste,
te voren nooit uitgevoerde muziekdrama's van Wag
ner b.v. repeteerde hij: één of tweemaal) voorzette. En
niemand begreep hoe het kwam, dat de groote onder
neming zoo jammerlijk mislukt wasr Beecham bleef
voor ieder een raadsel, want aan begaafdheid ontbrak
het hem niet. De verklaring, dat slechts dwaze eer
zucht en ijdelheid den zoon van dten rijken pillenfabri-
kant Beecham's pillen toch zijn wijd en zijd bekend
liem er toe gebracht had zich als opera-dirigent op
te werpen, wilde geen ingang vinden bij bet publiek.
Thans echter is de sluier, die over dit raadsel hing,
opgelicht in de rechtszaal, wqar de echtscheidingen
uitgesproken worden. E'r stak eert vrouw achter! En
opnieuw spreekt geheel Londen over Beecham Junior,
iets wat de pillen van Beecham Senior zeker niet. ten
nadeele zal zijn
Het verloop van het drama is als volg't geweest:
Een jong schilder huwde een1 bekoorlijke Amerikaan
sche, die blij was te kunnen trouwen, omdat haar moe
der haar het leven zuur maakte. De jonge echtge
noot© was schilderes, had in Parijs gestudeerd en was
trots op haar begaafdheden, vooral op muzikaal ge
bied. Toen nu Beecham met z'n nieuwe opera voor
den dag kwam en „Tristan en Isolde" opgevoerd zou
worden, meldde zij zich aan en vond in Beecham haar
„Tristan". En hoewel hij haar om haar bescheiden
stemmiddelen niet de rol van „Isolde" liet vertolken,
werd zij toch zijne „Isolde". Evenals in Wagner's
opera, ontmoette het paar elkander in het geheim. Er
werden tochtjes gemaakt naar buiten, er werd samen
gedineerd, men schreef elkaar gloeiende minnebrie-
van. 's Avonds kwam Beecham moe en lusteloos in
Londen terug en werd de opera die natuurlijk bijna
nooit ingestudeerd werd afgeraffeld. De gebeele
opera liet hem koud, hij haakte slechts naar 't oogen
blik, waarop de opvoering weer afgeloopen zou zijn en
hij zijne „Isolde" weer in de armen kon sluiten. Maar
hieraan kwam ook een eind. Op een avond, toen hij
met de Amerikaansche in haar huis soupeerde, ver-
rastte de bedrogen echtgenoot ben. Hij ging naar
een detective en verzocht dezen zijn vrouw steeds in 't
oog te houden. Maar het slot was, dat er een eisch
tot echtscheiding door hem werd ingesteld. De vrouw
was echter niet voor niets een Amerikaansche, zij wist
zich te redden en klaagde haar man aan wegens
mishandeling en echtbreuk. Het hielp haar evenwel
niet en de scheiding is dezer dagen ten voordeele van
den beleedigden echtgenoot uitgesproken.
ZEVEN GULDEN VOOR EEN KUS.
Zooals bekend is, kan men in Engeland maar niet
zoo gemakkelijk zijn verloving verbreken als dat in
andere landen het geval is. Men komt. dan heel dik
wijls met de justitie irn conflict, die den ontrouwe
dan weliswaar geen gevangenisstraf oplegt, maar dik
wijls een flinken aanval op zijn beurs pleegt. Men is
er namelijk in Engeland van overtuigd, dat door eer.
verbroken verloving de kans om te huwen van het
meisje veel kleiner is geworden en derhalve moet haar
een schadevergoeding worden uitgekeerd. Hoe langer
de verloving geduurd heeft en hoe mooier het meisje
was, des te meer moet haar worden uitbetaald. De
grootte van de som wordt door de rechtbank bepaald,
en het is verbazend zooveel als de gezworenen, die
dikwijls zelf vader zijn van bekoorlijke trouwlustige,
dochters, laten betalen..
Een dokter uit Leipzig b. v. moest niet minder dan
7000 prijs geven om van zijn E.ngelsch meisje af te
komen.'. Een duur grapje! De goede man, die mis-