DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No 280
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DINSDAG
28 NOVEMBER.
De pierrette en de peer.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
iBiA vli
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
aaas C ÜZ~
ALEXANDRE DUMA®.
157) o—
OURANT.
DOOR EMERIE IIÜLME BEAM AN.
De Pierrette begon juist te zingen toen de Peer,
een hoog adellijk E-ngelsch edelman, op een leegen
stoel aan de achterste rij plaats nam en toen zij ein
digde met een alleraardigst, coquet glimlachje, dat
het publiek opgewonden maakte van geestdrift en de
aandacht trok van den Peer, streek hij over zijn snor
en fronste een weinig de wenkbrauwen. Het trof hem
dat de uitdrukking van haar gezichtje niet geheel in
die omgeving paste en dat het costuum van een Pier-
rette, hoe aardig het mocht staan, als vermomming
zeer veel te wenschen overliet.
Toen het concert was afgeloop-en, begaf hij zich
naar de tr?p waarlangs de medewerkers moesten af
dalen en toen de Pierrette beneden kwam ging hij re
gelrecht op haar af en nam zijn hoed af.
„Goeden avond!" zei hij.
De Pierrette schrikte, 't was of zij zich schuldig ge
voelde; zij bleef even op de trap staan.
„Lieve hemel!" riep zij, „is u daar?"
,.Ja, dat geloof ik wel. Mag ik u felieiteeren. Ij
heeft een allerliefste stem."
„Dank u," fluisterde zij zedig'. „Het is natuurlijk
heel aardig' van u, maar" Zij zweeg eensklaps en
wierp een vluehtigcn blik om zich heen.
De Peer lachte. „Wat heeft u geleide? Dat wist
ik niet. Ik hoopte dat u mij de eer zou aandoen mijn
geleide aan te nemen ten minste voor vanavond."
De Pierrette merkte het ironische in zijn stem op
en zij fronste een weinig het voorhoofd.
„Als u van plan is onaangenaam te wezen."
„Dat ben ik niet. Integendeel, ik ben het tegendeel
van plan; zeer aangenaam. Beschouw mij, als u zoo
goed wilt zijn, als iemand die in een totaal nieuwe
rol voor u optreedt dat is geloof ik de geijkte term
voor het tooneel. Maar pardon, mag ik u even vragen
waar wij naar toe gaan?"
De Pierrette stond even stil. „Ja, ik wou naar huis
gaan."
„Als wij eens naar het eind van de pier wandelden
en daar wat gingen zitten. Dan kunnen wij gezellig'
praten zonder gestoord te worden en later kan ik
u naar huis brengen hm hm
De Pierrette volgde hem met een gebaar van be
rusting.
„Indien u er op gesteld is."
„Ja, dat hen ik." En de Peer wees naar een beschut
plekje.
De Pierrette draaide haastig het hoofd om, lceek
achter zich, en ging zitten. Haar metgezel lachte
zachtjes.
„Ja," merkte hij op alsof hij haar onuitgesproken
gedachte beantwoordde„Ik dacht ook dat ik een
voetstap achter ons hoorde; maar ik zie niemand."
Zij trok haar avondmantel om haar schouders *en
ging op het puntje van de bank zitten, terwijl dc Peer
een nieuwe sigaar opstak.
„Ilöe heeft u uitgevonden dat wij dat. ik hier
was V' vroeg zij plotseling.
„Bij toeval," luidde het antwoord; de Peer zwaaide
daarbij met zijn sigaar door de lucht, hetgeen bedui
den moest dat lvij alle verantwoording van zich af wil
de werpen. „Het toeval, en een onbedrieglijke inge
ving" ging hij voort terwijl hij naast haar plaats
nam. Het is juist een geschikte tijd van 't jaar om
naar Eastbourne te gaan. Een jonge dame van goe
de maatschappelijke positie, die van huis wegloopt om
een rondreizend© zangeres te worden, zoude zulk een
plaats bij voorkeur uitkiezen. Ik ging dus eens naar
Eastbourne, dineerde en wandelde naar de pier waar,
zooals ik vooraf geïnformeerd had, ©en uitstekend
muziekgezelschap te hooren zou wezen. I1 ziet die
verklaring is zoo eenvoudig mogelijk."
De Pierrette zweeg een oogenblik-, de Peer rookte
stilzwijgend door; toen zeide zij:
„Ik begrijp niet waarom u mij opzoeken wou ik
begrijp niet waarom iemand zich met zulke zaken wil
bemoeien!"
De Peer nam langzaam zijn sigaar uit zijn mond en
keek met aandacht naar het gloeiende puntje.
„Ook die verklaring is doodeenvoudig" merkte hij
na eenig stilzwijgen op. „Toen ik uw goed© ouders
aan het verstand bracht dat er van een huwelijk tus-
schen u en mijn buitengewoon koppigen zoon Charlie
geen sprake kon wezen, daar Charlie geen cent bezit
en ik zelf" voegde hij er bij met een zucht „mij
ten naastenbij in den zelfden toestand bevind, waren
zij deze zaak volkomen met mij eens, deden zelfs hun
best, zoo-als ge zult weten eenigen drang hij u uit te
oefenen, opdat ge uw hart- en hand aan -een ander
zoudt schenken."
„Aan een predikant!" zeide Perriette met een ver-
„In ernst, vindt
„Uw vader beeft mij verzekerd, dat hij een te Imo
gen dunk had van uw waarheidsliefde om een derge
lijk vermoeden te koesteren. Hij scheen zich in 't ge
heel niet over uw veiligheid te verontrusten."
De Pierrette beet zich op- de lippen.
„Ga voort," zeide zij.
„Ik ga voort. Toe-n ik hoorde, dat u uw ouderlijk
huis hadt v-erla-ten e-n u bij een muziekgezelschap
Pierrot aangesloten-, kreeg ik een soort van ingeving1.
„Charlie is met haar meegegaan," riep ik uit. „Ze zijn
zeker samen weggeloopen
„Hoe ontzettend knap van u om dat te bedenken!"
mompelde het meisje.
„Ja, nog, al. De gewoonte van gevolgtrekkingen
maken! Nu ziet ge hoe eenvoudig de verklaring is. Ik
wou Charlie weervinden daarom zocht ik u."
Hier zweeg d'e Peer e-en oogenblik -en klo-pte de asch
van zijn sigaar. Zij keek peinzend over de zee, -naai
de schitterende lichtjes.
„Natuurlijk vergiste u zich. Wij waren niet samen
weggeloopen."
„Ja, ik heb mijn vergissing ingezien terwijl ik u
hoorde zingen, dat prachtige lied van zoo-even. Ik zag,
dat u geen trouwring aan hadt."
„En u feliciteerde u zelf met. die ontdekking. U
achtelijke beweging va,n het hoofd.
u mij een meisje om met een predikant t-e trouwen?" vindt mij niet goed genoeg om de vrouw van uw zoon
De Peer zag- haar eenige oogenblikken nadenkend te worden."
Integendeel; ik vind' u veel te goed."
„Wees dan zoo goed mij -even t-e zeggen waarom u
cexiijiv irctrai, ui jujj uiwci nj%
vancecrd zijn in zijn begrippen. Eigenlijk gezegd kan hem verbiedt met mq te trouwen?
De Pe-er nam de sigaar uit zpn mond.
„Neen, eerlijk gezegd, neen, of hij moest ze-er gea-
Bleek, onbewegelijk, verplet door die vreeselijke
openbaring, verblind -door de bovenme.nscli-elijke
schoonheid van die halfnaakte vrouw, die zich voor
hem met een schaamteloosheid, die hij verheven vond,
vertoonde, viel hij eindelijk op de knieën voor haar
neder, zooals d!e eerste Christenen voor die reine, hei
lige martelaressen, die de vervolgingen des keizers, in
den circus aan den bloeddorstigen- wellust van het
volk overleverden. Het brandmerk verdween, alleen de
schoonheid bleef voor hem over.
„Vergiffenis! vergiffenis! vergiffenis!" riep Felton
uit, „ach, vergiffenis!"
Milady las in zijn oogenLiefde! liefdel
„Waarvoor vergiffenis?" vroeg zij.
„Vergiffenis voor mij, dat ik mij bij uwe vervol
gers heb gevoegd."
Milady reikte hem de hand.
„Zoo schoon! zoo jong!" riep Felton1 uit, hare hand
met. kussen bedekkende.
Milady liet op hem een dier blikken vallen, welke
van -een slaaf een koning maken. Felton was Puri
tein, hij liet de hand los om haar voeten te kussen.
Hij bemind© haar reeds niet alleen, hij aanbad haar.
Toen de overspanning geëindigd was-, toen milady
hare koelbloedigheid -scheen teruggekregen t-e hebben,
die zij nooit verlo-ren had, zeide hij
„O, thans heb, ik nog slechts een vraag te doen:
den naam van uw wezenlijken beul? Want voor mij be
staat er slechts een, de ander was het werktuig, meer
niet."
„En hoe, broeder!" riep milady uit, „moet ik u
dien naam nog noemen, hebt gij hem niet geraden
„Wat!" hernam Felton, „hij!.... altijd hij....
Wat! is hij de ware schuldige?"
ik ook niet zeggen dat u een jong meisje is om met
iemand te trouwen die geen cent bezit. Daarenboven
beschouwde ik het als -een noodzakelijkheid dat Char
lie een rijke vrouw trouwde; dat drukte ik hem voort
durend op h-et hart. Ik heb meer gedaan dan dat. Ik
.heb een rijke vrouw voor hem gezocht -en gevonden
een Am-erikaansche -erfdochter met 40.000 pond inko
men 'sjaars. Ik bracht haar (overdrachtelijk gespro
ken) aan zijn voeten en hij vertrapte haar (eveneens
in overdrachtelijken zin) die dwaze jongen! Waarom!
Omdat hij besloten had. met een ander te trouwen."
„Verbaast u dat?" vroeg de Pierrette met een uit-
d-agenden blik.
De Peer zag haar aan en boog.
„Neen1," zeide hij langzaam, „dat niet. De eenige
goede eigenschap, die Charlie van mij geërfd schijnt
te hebben, is een lastig schoonheidsgevoel. Ongeluk
kig gaat het bij hem niet gepaard met hetgeen men
noemt gezond verstand. Il-et is niet mogelijk met
hem te redeneeren. En toen vermaningen geen uit
werking hadden heb ik mijn vaderlijk gezag gebruikt.
Hij weigerde mij te gehoorzamen!"
„Lieve jongen!" fluisterde d-e Pierrette.
„Ik heb hem bevel gegeven met de rijke -erfgename
te trouwen. Hij is mijn huis uitgeloopen."
De Pierrette knikte vroolijk;. „Ja, dat wist ik."
„Daar twijfel ik niet' aan. Veertien dagen geleden
is hij het- huis uitgeloopen en daar hij verzuimd heeft
mij zijn adres op te geven, ben ik niet in staat hem te
chrijven. Een paar dagen geleden heb ik echter van
uw vader gehoord, dat u ook het huis was uitgeloopen
en een briefje tot verklaring hadt achtergelaten. Dit
briefje behelsde het bericht, dat u van plan was u bij
een muziekgezelschap aan te sluiten vo-or dezen zomer
en uw ouders vriendelijk verzocht zich niet verder om
u te bekommeren. Wat dit betreft, het doet mij ge
noegen in staat te wezen u te zeggen, dat uw ouders
getracht hebben strikt- aan uw verlangen te voldoen."
„Dat is -afschuwelijk van hen!" riep de Pierrette
uit. „Verbeeld u dat ik mij zelf was gaan verd-rin- j
ken
„Wat wou u
„Dat doe ik niet," zeide hij doodbedaard.
„D-oet u dat niet!" riep de Pierrette opspringende.
„En u heeft mij geen minuut geleden uw redenen op
gegeven waarom u liet niet hebben wou."
„Ja zeker," antwoordde de oude heer met onver
stoorbare kalmte. „En ik heb u ook gezegd, dat ik
Charlie graag vinden wou. Ik dacht, dat u mij daar
in misschien kon helpen."
„Hoe zou ik dat kunnen?"
„Ik ben zeer oprecht tegenover u geweest, en ik zal
daarmee voortgaan. Zou u vertrouwen niet met ver-
trouwen willen vergelden?"
Weder lachte het meisje zenuwachtig.
dat ik u vertelde?"
j „In één woord alles."
I „En dat is niet veel. Charlie en ik hebben besloten
zelf te trachten aan den kost- te komen, toen u ons
niet wou helpen."
„Zeg liever niet- kon helpen."
„En daarom heb ik mij aangesloten bij dit muziek-
gezelschap en hij
j „Nu, hij?"
„Is ook gekomen om een wakend- oog op mij te
houden."
„Ik heb hem niet herkend in zijn Pi-errotpakje."
„Neen, dat wil ik wel gelooven, hij was o-ok niet in
Pierrotcostuum. Hij had graag Pierrot willen worden,
maar zij wilden hem -niet hebben."
„Ach kom, e-n waarom niet?"
„Omdat hij geen noot zingen kan."
„Mij dunkt dat is een onbeduidend bezwaar. Hij
kon met zijn hoed rondgaan o-m geld op te halen. Dat
is een werkje waar niet veel talent voor v-ereischt
wordt."
„Wees nu niet zoo onuitstaanbaar. Hij doet ook
zijn werk dat begrijpt u. Toen hij niet aangenomen
werd als Pierrot is hij gaan schrijven."
„Is het heusch waar?.Ik had nooit gedacht dat hij
letterkundige aspiraties had. Wat schrijft hij?"
„O artikeltjes en andere dingen!"
„En verdient hij nog al wat geld 'met die „artikel
tjes -en andere dingen?"
„Neen," erkende de Pierrette nood© „niet heel
veel, ten minste tot nu toe. Hij hij heeft er tot
nu toé niets mee verdiend."
„Ach ja, ik heb altijd gehoord dat de letterkunde
e-en onzeker vak is. Dus ge leeft zeker beiden van
hetgeen u verdient als Pierrette ook als ge ge
trouwd zijt?"
„O neen, geen sprake van. Hij heeft een beetje
geld om mee te beginnen, dat spreekt- van zelf.''
„Hm! dat spreekt- van' zelf, daar dacht ik niet aan.
Dus hij is hier?"
„Ja natuurlijk. Ziezoo-, nu weet ik het."
„Dank u wel. Ik had- wel gedacht dat u mij helpen
zou."
„In de gegeven omstandigheden...."
„Ja juist, de omstandigheden zijn veranderd," er
kende de Peer, terwijl hij over zijn snor streek. „Heeft
u ooit gehoord van Cyrus P. Tomkin-san^ den- kaars-en-
koning?"
„Den wat?"
„Den kaarsenkoning. Een koopma-nskoningschap
alleen, dat begrijpt u. De naam is u zeker wel be
kend
„Ik heb hem nooit in mijn leven gehoord. Wie is
dat?" rf
„Hij is -een van de „omstandigheden" verklaarde de
oude heer. „En- daarenboven wa-s hij -een broer van
mij."
„Waar ter wereld praat u toch over?" vroeg de
Pierrette in stomme verbazing.
„Over den heer Cyrus P. Tomkinson. Hij is verle
den week gestorven, de -arme man, in den betrekkelijk
jeugdigen leeftijd van vijftig jaar. Hij was onge
trouwd. Tomkinson was zijn eigenlijke naam .niet;
hij heeft dien naam in Amerika aangenomen-, uit han
delsbelangen. Het was een zeer merkwaardig man!"
De Peer zuchtte. „Zijn methode om geld te slaan uit
talk moet verbazingwekkend- geweest zijn."
„Heeft hij veel geld verdiend?" vroeg de Pierret-
tete zich een weinig voorover buigende.
„Ja, een massa." Weder een zucht.
„En zegt u niet da-t het -een broer van u was
„Ja, ofschoon- hij dat noodt beeft willen bekennen.
Ik vrees dat hij een zeer ongunstige opinie had over
zijn eigen familie, omdat hij van- dien kant tegen
werking ondervonden heeft o-p het punt van zijn
smaak en aanleg voor den- handel. Hij nam den naam
Tomki-nson aan. E-en ni-ets zeggende naam Cyrus P.
Tomkin-son en maakte groot fortuin met talk."
De Pierrette leunde in haa-r strandstoel, -haar be
langstelling van zooeven begon te verminderen.
„H-et spijt mij, dat ik het hooren m-o-et," zeide zij
beleefd.
„Spijt het u dat hij fortuin gemaakt beeft?"
„Neen natuurlijk meen ik dat hij dood is."
„Ik geloof ni-et dat. die treurige gebeurtenis u erg
behoeft te -spijt-en. Het zou mij spijten als u het u te
erg aantrok. Zelfs mijn eigen verdriet is een weinig
getemperd door bet feit dat Cy-rus en ik volkomen
vreemdelingen voor elkaar waren." Hij zweeg en zag
de Pierrette peinzend aan. „Weet u hoeveel hij be
zat
„Neen, hoe ter w-e-rel-d zou ik dat weten! Maar als
hij zoo rijk was beeft hij u zeker een mooie -som nage
laten?"
De P-eer schudde droevig het hoofd-.
„Geen cent. Cyrus heeft meer d-a-n' een millioe-n pond
verdiend met dat gekke goed, di-e talk e-n- hij heeft mij
geen cent nagelat-en niets zelfs niet zijn zegen."
„Lieve hemel! Een millioen po-nd! E-n hij liet er
geen cent van aa-n u a&, ofschoon hij uw eigen broeder
„De eenige schuldige," zeide- milady, „hij, d-e ver
woester van Engeland, de vervolger der ware geloovi-
ge-n, de belager der -eer van zoovele vrouwen; hij, die
voor -een gril van zij.n bedorven hart, zooveel bloed in
Engeland zal doen storten; die heden de Protestanten
beschermt, e-n ze morge-n zal verraden."
„Buckingham! Het i-s dus Buckingham!" riep Fel
ton door drift vervoerd.
Mil-ady verborg haar gelaat i-n haar ha-nden, als
konde zij de schaamte niet verdragen, die d-eze naam
in haar opwekte.
„Buckingham! de beul van het- engelachtige schep
sel riep Felton. „En gij hebt hem -niet door uwe
bliksems getroffen, mijn hemelGij hebt hem edel, ge
ëerd, machtig, tot ons aller verderf in h-et leven gela
ten! Wil hij da-n op- zijn hoofd de straf halen, die voor
de verdoemden is weggelegd!" ging Felton met stij
gende overspanning voort.
Wil hij dan, dat menschelijke wraak de hem-elsche
rechtvaardigheid voorkome
„De menschen vreezen en sparen hem."
„O, ik," zeide Eelton, „vrees hem niet en zal hem
ook niet spare-n
Milady voelde hare ziel door een helsche vreugde
overstelpt.
„Maar hoe komt lord de Winter, mijn weldoener,
mijn vader, in dit alles gemengd?" vroeg Felto-n.
„Luister, Felton!" hernam milady, „er gaan immers
te sam-eu, èn lage èn verachtelijke, èn groote èn edel
moedige zielen; ik had -een verloofde, een man, die mij
en dien ik beminde-een hart al-s het uwe, Felton, ee-n
man- als gij. Ik ging tot hem -en verhaalde hem alles
deze kende mij, e-n hij twijfelde niet -een oogenblik.
Hij was -een voornaam heer, een man van gelijken
rang als Buckingham. Hij zeide niets, gordde alleen
zijn degen1 om, wikkelde zich in zijn mantel en begaf
zich naar Buckingham-Palace.
„Ja, ja," zeide Felton, „ik begrijp, maar met derge
lijke lieden moet men niet den degen, maar den dolk
gebruiken."
„Buckingham was reeds den vorigen dag als ambas
sadeur naar Spanje vertrokken-, waar hij de hand der
infante, voo-r koning Karei I ging v-erzoeken, die toe-n
slechts van prins Wales was. Mijn verloofde kwam
terug. „Luister," zeide hij mij, „die man -is vertrok
ken, bijgevolg ontgaat hij voor het oogenblik mijn
wraak, maar laat ons vereenigd zijn, z-ooal-s wij moe
ten wezen en vertrouw op lord de Winter, om zijn eer
en d-ie zijner vrouw te verdedigen-."
„Lord de winter!" riep Eelton uit.
„Ja," zeide milady, „lord- de Winter; e-n thans moet
ge alles begrijpen, nietwaar? Buckingham b-l-eef langer
dan een jaar afwezig; acht dagen vóór zijn -aankomst
stierf lord de Winter plotseling, mij als ee-nige erfge
name nalatende."
„Van wien kwam die slag?"
„De hemel, die alles weet, weet dit ongetwijfeld
eoik, ik beschuldig niemand."
„O, wat afgrond! Wat afgrond!" fluisterde Felton.
„Lord de Winter was gestorven, zonder iets aan
zijn broeder gezegd te hebben. Het vreeselijk geheim
moest voor iedereen verborgen blijven, totdat het als
een donderslag boven het hoofd van den schuldige zou
uitbarsten. Uw beschermer had met lee-de oogen bet
huwelijk van zijn broeder met een meisje zonder for
tuin, aangezien. Ik voelde, d-at ik niet de minste
hulp had te wachten- van iemand, die i-n zijn hoop op
een erfenis bedrogen was geworden. Ik begaf mij
naar Frankrijk, besloten er mijn l-even d-oo-r te bren
gen; maar mijn geheel vermogen i-s i-n Engeland-; de
afgebroken gemeenschap, tengevolge- va-n- den oorlog,
ontroofd© mij alles, en ik was genoodzaakt terug te
komen, en op di-e wijze kwam ik, nu zes dagen geleden,
te Portsmouth aan."
„En Buckingham vernam ze-k-er mij-n terugkomst;
hij sprak er over met lo-rd de Winter, die reeds tegen
mij was ingenomen, en zeide dezen, -dat zijn schoon
zuster een onteerde, een gebrandmerkte vrouw was. De
edele en reine stem va-n mijn man kon zich niet meer
doen hooren, om mij te verdedigen. Lord de Winter
geloofde alles wat men hem zeide en dat te eerder
daar hij, in zulks te gelooven belang had. Hij d-eed
mij in hechtemi-s nem-en ©n mij herwaarts voeren, mij
i-n bewaring stellende, Gij weet het overige. Overmor
gen, zendt hij mij in ballingschap- naar v-er-re landen;
overmorgen plaatst hij mij onder de misdadigers. O
het weefsel is fijn gesponnen, dat verzeker ik u; het
plan is slim doordacht en mijn eer zal er door verlo
ren gaan. Gij ziet wel, dat- ik sterven moet. Felton!
Felton! geef mij het mes!"
En bij die woorden, al-sof hare krachten geheel wa
ren uitgeput, liet milady zich machteloos en bezwij
mende in de armen van den jongen officier -neerval
len.
„Neen," zeide- hij „neen, gij zult leven, in eere en
rein leven, gij zult leven om over uw vijanden te. zege
vieren
Milady stiet hem zachtjes met hare hand terug en
hem met haren blik weder aantrekkende, zeide zij,
haar gelaat en oogen omsluierende;
„O, liever dood! li-ever dood, dan die schande! Fel
ton! mijn broeder! mijn vriend! ik bezweer u!"
„Neen!" riep Felton uit. „neen, gij zult leven e-n ge
wroken worden
„Felton! alles wat mij omringt, breng ik ongeluk
aan; Felton, verlaat mij, Felton! Laat mij sterven!"
„Welnu, dan zullen wij samen sterven!" riep hij
uit.
Eenige slagen klonken o-p de deur.
„Luister," zeide zij, „men heeft ons gehoord, men
komt, het is gedaan, wij zijn verlo-ren
„Neen," zeide Felton, „het is alleen d-e schildwacht,
die mij waarschuwt, dat een patrouille nadert...."
„Ca dan naar d© d-eur en doe zelf open."
Eelton gehoorzaamde, die vrouw vervulde reeds ge
heel zijn hart, geheel zijn ziel. Hij zag voor zich een
sergeant, die de wachtronde aanvoerde.
„Wel, wat is -er?" vroeg de jonge luitenant.
„Gij hebt. mij gezegd de d-eur te- openen, indien ik
om hulp hoorde roepen", zeide de schildwacht, „maar
gij ha.clt alleen maar v-ergeten mij den sleutel te laten.
Ik hoorde u roepen, zonder te verstaan wat gij zeidet,
ik wilde de deur openen, maar zij was van binnen ge
sloten, toen heb ik den sergeant geroepen."
„En hier ben ik!" zeide deze.
PCrMdt vmw»1éh1.)