DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. No 280 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DINSDAG 28 NOVEMBER. De pierrette en de peer. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzondei lijke nummers 3 Cents. iBiA vli Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. aaas C ÜZ~ ALEXANDRE DUMA®. 157) o— OURANT. DOOR EMERIE IIÜLME BEAM AN. De Pierrette begon juist te zingen toen de Peer, een hoog adellijk E-ngelsch edelman, op een leegen stoel aan de achterste rij plaats nam en toen zij ein digde met een alleraardigst, coquet glimlachje, dat het publiek opgewonden maakte van geestdrift en de aandacht trok van den Peer, streek hij over zijn snor en fronste een weinig de wenkbrauwen. Het trof hem dat de uitdrukking van haar gezichtje niet geheel in die omgeving paste en dat het costuum van een Pier- rette, hoe aardig het mocht staan, als vermomming zeer veel te wenschen overliet. Toen het concert was afgeloop-en, begaf hij zich naar de tr?p waarlangs de medewerkers moesten af dalen en toen de Pierrette beneden kwam ging hij re gelrecht op haar af en nam zijn hoed af. „Goeden avond!" zei hij. De Pierrette schrikte, 't was of zij zich schuldig ge voelde; zij bleef even op de trap staan. „Lieve hemel!" riep zij, „is u daar?" ,.Ja, dat geloof ik wel. Mag ik u felieiteeren. Ij heeft een allerliefste stem." „Dank u," fluisterde zij zedig'. „Het is natuurlijk heel aardig' van u, maar" Zij zweeg eensklaps en wierp een vluehtigcn blik om zich heen. De Peer lachte. „Wat heeft u geleide? Dat wist ik niet. Ik hoopte dat u mij de eer zou aandoen mijn geleide aan te nemen ten minste voor vanavond." De Pierrette merkte het ironische in zijn stem op en zij fronste een weinig het voorhoofd. „Als u van plan is onaangenaam te wezen." „Dat ben ik niet. Integendeel, ik ben het tegendeel van plan; zeer aangenaam. Beschouw mij, als u zoo goed wilt zijn, als iemand die in een totaal nieuwe rol voor u optreedt dat is geloof ik de geijkte term voor het tooneel. Maar pardon, mag ik u even vragen waar wij naar toe gaan?" De Pierrette stond even stil. „Ja, ik wou naar huis gaan." „Als wij eens naar het eind van de pier wandelden en daar wat gingen zitten. Dan kunnen wij gezellig' praten zonder gestoord te worden en later kan ik u naar huis brengen hm hm De Pierrette volgde hem met een gebaar van be rusting. „Indien u er op gesteld is." „Ja, dat hen ik." En de Peer wees naar een beschut plekje. De Pierrette draaide haastig het hoofd om, lceek achter zich, en ging zitten. Haar metgezel lachte zachtjes. „Ja," merkte hij op alsof hij haar onuitgesproken gedachte beantwoordde„Ik dacht ook dat ik een voetstap achter ons hoorde; maar ik zie niemand." Zij trok haar avondmantel om haar schouders *en ging op het puntje van de bank zitten, terwijl dc Peer een nieuwe sigaar opstak. „Ilöe heeft u uitgevonden dat wij dat. ik hier was V' vroeg zij plotseling. „Bij toeval," luidde het antwoord; de Peer zwaaide daarbij met zijn sigaar door de lucht, hetgeen bedui den moest dat lvij alle verantwoording van zich af wil de werpen. „Het toeval, en een onbedrieglijke inge ving" ging hij voort terwijl hij naast haar plaats nam. Het is juist een geschikte tijd van 't jaar om naar Eastbourne te gaan. Een jonge dame van goe de maatschappelijke positie, die van huis wegloopt om een rondreizend© zangeres te worden, zoude zulk een plaats bij voorkeur uitkiezen. Ik ging dus eens naar Eastbourne, dineerde en wandelde naar de pier waar, zooals ik vooraf geïnformeerd had, ©en uitstekend muziekgezelschap te hooren zou wezen. I1 ziet die verklaring is zoo eenvoudig mogelijk." De Pierrette zweeg een oogenblik-, de Peer rookte stilzwijgend door; toen zeide zij: „Ik begrijp niet waarom u mij opzoeken wou ik begrijp niet waarom iemand zich met zulke zaken wil bemoeien!" De Peer nam langzaam zijn sigaar uit zijn mond en keek met aandacht naar het gloeiende puntje. „Ook die verklaring is doodeenvoudig" merkte hij na eenig stilzwijgen op. „Toen ik uw goed© ouders aan het verstand bracht dat er van een huwelijk tus- schen u en mijn buitengewoon koppigen zoon Charlie geen sprake kon wezen, daar Charlie geen cent bezit en ik zelf" voegde hij er bij met een zucht „mij ten naastenbij in den zelfden toestand bevind, waren zij deze zaak volkomen met mij eens, deden zelfs hun best, zoo-als ge zult weten eenigen drang hij u uit te oefenen, opdat ge uw hart- en hand aan -een ander zoudt schenken." „Aan een predikant!" zeide Perriette met een ver- „In ernst, vindt „Uw vader beeft mij verzekerd, dat hij een te Imo gen dunk had van uw waarheidsliefde om een derge lijk vermoeden te koesteren. Hij scheen zich in 't ge heel niet over uw veiligheid te verontrusten." De Pierrette beet zich op- de lippen. „Ga voort," zeide zij. „Ik ga voort. Toe-n ik hoorde, dat u uw ouderlijk huis hadt v-erla-ten e-n u bij een muziekgezelschap Pierrot aangesloten-, kreeg ik een soort van ingeving1. „Charlie is met haar meegegaan," riep ik uit. „Ze zijn zeker samen weggeloopen „Hoe ontzettend knap van u om dat te bedenken!" mompelde het meisje. „Ja, nog, al. De gewoonte van gevolgtrekkingen maken! Nu ziet ge hoe eenvoudig de verklaring is. Ik wou Charlie weervinden daarom zocht ik u." Hier zweeg d'e Peer e-en oogenblik -en klo-pte de asch van zijn sigaar. Zij keek peinzend over de zee, -naai de schitterende lichtjes. „Natuurlijk vergiste u zich. Wij waren niet samen weggeloopen." „Ja, ik heb mijn vergissing ingezien terwijl ik u hoorde zingen, dat prachtige lied van zoo-even. Ik zag, dat u geen trouwring aan hadt." „En u feliciteerde u zelf met. die ontdekking. U achtelijke beweging va,n het hoofd. u mij een meisje om met een predikant t-e trouwen?" vindt mij niet goed genoeg om de vrouw van uw zoon De Peer zag- haar eenige oogenblikken nadenkend te worden." Integendeel; ik vind' u veel te goed." „Wees dan zoo goed mij -even t-e zeggen waarom u cexiijiv irctrai, ui jujj uiwci nj% vancecrd zijn in zijn begrippen. Eigenlijk gezegd kan hem verbiedt met mq te trouwen? De Pe-er nam de sigaar uit zpn mond. „Neen, eerlijk gezegd, neen, of hij moest ze-er gea- Bleek, onbewegelijk, verplet door die vreeselijke openbaring, verblind -door de bovenme.nscli-elijke schoonheid van die halfnaakte vrouw, die zich voor hem met een schaamteloosheid, die hij verheven vond, vertoonde, viel hij eindelijk op de knieën voor haar neder, zooals d!e eerste Christenen voor die reine, hei lige martelaressen, die de vervolgingen des keizers, in den circus aan den bloeddorstigen- wellust van het volk overleverden. Het brandmerk verdween, alleen de schoonheid bleef voor hem over. „Vergiffenis! vergiffenis! vergiffenis!" riep Felton uit, „ach, vergiffenis!" Milady las in zijn oogenLiefde! liefdel „Waarvoor vergiffenis?" vroeg zij. „Vergiffenis voor mij, dat ik mij bij uwe vervol gers heb gevoegd." Milady reikte hem de hand. „Zoo schoon! zoo jong!" riep Felton1 uit, hare hand met. kussen bedekkende. Milady liet op hem een dier blikken vallen, welke van -een slaaf een koning maken. Felton was Puri tein, hij liet de hand los om haar voeten te kussen. Hij bemind© haar reeds niet alleen, hij aanbad haar. Toen de overspanning geëindigd was-, toen milady hare koelbloedigheid -scheen teruggekregen t-e hebben, die zij nooit verlo-ren had, zeide hij „O, thans heb, ik nog slechts een vraag te doen: den naam van uw wezenlijken beul? Want voor mij be staat er slechts een, de ander was het werktuig, meer niet." „En hoe, broeder!" riep milady uit, „moet ik u dien naam nog noemen, hebt gij hem niet geraden „Wat!" hernam Felton, „hij!.... altijd hij.... Wat! is hij de ware schuldige?" ik ook niet zeggen dat u een jong meisje is om met iemand te trouwen die geen cent bezit. Daarenboven beschouwde ik het als -een noodzakelijkheid dat Char lie een rijke vrouw trouwde; dat drukte ik hem voort durend op h-et hart. Ik heb meer gedaan dan dat. Ik .heb een rijke vrouw voor hem gezocht -en gevonden een Am-erikaansche -erfdochter met 40.000 pond inko men 'sjaars. Ik bracht haar (overdrachtelijk gespro ken) aan zijn voeten en hij vertrapte haar (eveneens in overdrachtelijken zin) die dwaze jongen! Waarom! Omdat hij besloten had. met een ander te trouwen." „Verbaast u dat?" vroeg de Pierrette met een uit- d-agenden blik. De Peer zag haar aan en boog. „Neen1," zeide hij langzaam, „dat niet. De eenige goede eigenschap, die Charlie van mij geërfd schijnt te hebben, is een lastig schoonheidsgevoel. Ongeluk kig gaat het bij hem niet gepaard met hetgeen men noemt gezond verstand. Il-et is niet mogelijk met hem te redeneeren. En toen vermaningen geen uit werking hadden heb ik mijn vaderlijk gezag gebruikt. Hij weigerde mij te gehoorzamen!" „Lieve jongen!" fluisterde d-e Pierrette. „Ik heb hem bevel gegeven met de rijke -erfgename te trouwen. Hij is mijn huis uitgeloopen." De Pierrette knikte vroolijk;. „Ja, dat wist ik." „Daar twijfel ik niet' aan. Veertien dagen geleden is hij het- huis uitgeloopen en daar hij verzuimd heeft mij zijn adres op te geven, ben ik niet in staat hem te chrijven. Een paar dagen geleden heb ik echter van uw vader gehoord, dat u ook het huis was uitgeloopen en een briefje tot verklaring hadt achtergelaten. Dit briefje behelsde het bericht, dat u van plan was u bij een muziekgezelschap aan te sluiten vo-or dezen zomer en uw ouders vriendelijk verzocht zich niet verder om u te bekommeren. Wat dit betreft, het doet mij ge noegen in staat te wezen u te zeggen, dat uw ouders getracht hebben strikt- aan uw verlangen te voldoen." „Dat is -afschuwelijk van hen!" riep de Pierrette uit. „Verbeeld u dat ik mij zelf was gaan verd-rin- j ken „Wat wou u „Dat doe ik niet," zeide hij doodbedaard. „D-oet u dat niet!" riep de Pierrette opspringende. „En u heeft mij geen minuut geleden uw redenen op gegeven waarom u liet niet hebben wou." „Ja zeker," antwoordde de oude heer met onver stoorbare kalmte. „En ik heb u ook gezegd, dat ik Charlie graag vinden wou. Ik dacht, dat u mij daar in misschien kon helpen." „Hoe zou ik dat kunnen?" „Ik ben zeer oprecht tegenover u geweest, en ik zal daarmee voortgaan. Zou u vertrouwen niet met ver- trouwen willen vergelden?" Weder lachte het meisje zenuwachtig. dat ik u vertelde?" j „In één woord alles." I „En dat is niet veel. Charlie en ik hebben besloten zelf te trachten aan den kost- te komen, toen u ons niet wou helpen." „Zeg liever niet- kon helpen." „En daarom heb ik mij aangesloten bij dit muziek- gezelschap en hij j „Nu, hij?" „Is ook gekomen om een wakend- oog op mij te houden." „Ik heb hem niet herkend in zijn Pi-errotpakje." „Neen, dat wil ik wel gelooven, hij was o-ok niet in Pierrotcostuum. Hij had graag Pierrot willen worden, maar zij wilden hem -niet hebben." „Ach kom, e-n waarom niet?" „Omdat hij geen noot zingen kan." „Mij dunkt dat is een onbeduidend bezwaar. Hij kon met zijn hoed rondgaan o-m geld op te halen. Dat is een werkje waar niet veel talent voor v-ereischt wordt." „Wees nu niet zoo onuitstaanbaar. Hij doet ook zijn werk dat begrijpt u. Toen hij niet aangenomen werd als Pierrot is hij gaan schrijven." „Is het heusch waar?.Ik had nooit gedacht dat hij letterkundige aspiraties had. Wat schrijft hij?" „O artikeltjes en andere dingen!" „En verdient hij nog al wat geld 'met die „artikel tjes -en andere dingen?" „Neen," erkende de Pierrette nood© „niet heel veel, ten minste tot nu toe. Hij hij heeft er tot nu toé niets mee verdiend." „Ach ja, ik heb altijd gehoord dat de letterkunde e-en onzeker vak is. Dus ge leeft zeker beiden van hetgeen u verdient als Pierrette ook als ge ge trouwd zijt?" „O neen, geen sprake van. Hij heeft een beetje geld om mee te beginnen, dat spreekt- van zelf.'' „Hm! dat spreekt- van' zelf, daar dacht ik niet aan. Dus hij is hier?" „Ja natuurlijk. Ziezoo-, nu weet ik het." „Dank u wel. Ik had- wel gedacht dat u mij helpen zou." „In de gegeven omstandigheden...." „Ja juist, de omstandigheden zijn veranderd," er kende de Peer, terwijl hij over zijn snor streek. „Heeft u ooit gehoord van Cyrus P. Tomkin-san^ den- kaars-en- koning?" „Den wat?" „Den kaarsenkoning. Een koopma-nskoningschap alleen, dat begrijpt u. De naam is u zeker wel be kend „Ik heb hem nooit in mijn leven gehoord. Wie is dat?" rf „Hij is -een van de „omstandigheden" verklaarde de oude heer. „En- daarenboven wa-s hij -een broer van mij." „Waar ter wereld praat u toch over?" vroeg de Pierrette in stomme verbazing. „Over den heer Cyrus P. Tomkinson. Hij is verle den week gestorven, de -arme man, in den betrekkelijk jeugdigen leeftijd van vijftig jaar. Hij was onge trouwd. Tomkinson was zijn eigenlijke naam .niet; hij heeft dien naam in Amerika aangenomen-, uit han delsbelangen. Het was een zeer merkwaardig man!" De Peer zuchtte. „Zijn methode om geld te slaan uit talk moet verbazingwekkend- geweest zijn." „Heeft hij veel geld verdiend?" vroeg de Pierret- tete zich een weinig voorover buigende. „Ja, een massa." Weder een zucht. „En zegt u niet da-t het -een broer van u was „Ja, ofschoon- hij dat noodt beeft willen bekennen. Ik vrees dat hij een zeer ongunstige opinie had over zijn eigen familie, omdat hij van- dien kant tegen werking ondervonden heeft o-p het punt van zijn smaak en aanleg voor den- handel. Hij nam den naam Tomki-nson aan. E-en ni-ets zeggende naam Cyrus P. Tomkin-son en maakte groot fortuin met talk." De Pierrette leunde in haa-r strandstoel, -haar be langstelling van zooeven begon te verminderen. „H-et spijt mij, dat ik het hooren m-o-et," zeide zij beleefd. „Spijt het u dat hij fortuin gemaakt beeft?" „Neen natuurlijk meen ik dat hij dood is." „Ik geloof ni-et dat. die treurige gebeurtenis u erg behoeft te -spijt-en. Het zou mij spijten als u het u te erg aantrok. Zelfs mijn eigen verdriet is een weinig getemperd door bet feit dat Cy-rus en ik volkomen vreemdelingen voor elkaar waren." Hij zweeg en zag de Pierrette peinzend aan. „Weet u hoeveel hij be zat „Neen, hoe ter w-e-rel-d zou ik dat weten! Maar als hij zoo rijk was beeft hij u zeker een mooie -som nage laten?" De P-eer schudde droevig het hoofd-. „Geen cent. Cyrus heeft meer d-a-n' een millioe-n pond verdiend met dat gekke goed, di-e talk e-n- hij heeft mij geen cent nagelat-en niets zelfs niet zijn zegen." „Lieve hemel! Een millioen po-nd! E-n hij liet er geen cent van aa-n u a&, ofschoon hij uw eigen broeder „De eenige schuldige," zeide- milady, „hij, d-e ver woester van Engeland, de vervolger der ware geloovi- ge-n, de belager der -eer van zoovele vrouwen; hij, die voor -een gril van zij.n bedorven hart, zooveel bloed in Engeland zal doen storten; die heden de Protestanten beschermt, e-n ze morge-n zal verraden." „Buckingham! Het i-s dus Buckingham!" riep Fel ton door drift vervoerd. Mil-ady verborg haar gelaat i-n haar ha-nden, als konde zij de schaamte niet verdragen, die d-eze naam in haar opwekte. „Buckingham! de beul van het- engelachtige schep sel riep Felton. „En gij hebt hem -niet door uwe bliksems getroffen, mijn hemelGij hebt hem edel, ge ëerd, machtig, tot ons aller verderf in h-et leven gela ten! Wil hij da-n op- zijn hoofd de straf halen, die voor de verdoemden is weggelegd!" ging Felton met stij gende overspanning voort. Wil hij dan, dat menschelijke wraak de hem-elsche rechtvaardigheid voorkome „De menschen vreezen en sparen hem." „O, ik," zeide Eelton, „vrees hem niet en zal hem ook niet spare-n Milady voelde hare ziel door een helsche vreugde overstelpt. „Maar hoe komt lord de Winter, mijn weldoener, mijn vader, in dit alles gemengd?" vroeg Felto-n. „Luister, Felton!" hernam milady, „er gaan immers te sam-eu, èn lage èn verachtelijke, èn groote èn edel moedige zielen; ik had -een verloofde, een man, die mij en dien ik beminde-een hart al-s het uwe, Felton, ee-n man- als gij. Ik ging tot hem -en verhaalde hem alles deze kende mij, e-n hij twijfelde niet -een oogenblik. Hij was -een voornaam heer, een man van gelijken rang als Buckingham. Hij zeide niets, gordde alleen zijn degen1 om, wikkelde zich in zijn mantel en begaf zich naar Buckingham-Palace. „Ja, ja," zeide Felton, „ik begrijp, maar met derge lijke lieden moet men niet den degen, maar den dolk gebruiken." „Buckingham was reeds den vorigen dag als ambas sadeur naar Spanje vertrokken-, waar hij de hand der infante, voo-r koning Karei I ging v-erzoeken, die toe-n slechts van prins Wales was. Mijn verloofde kwam terug. „Luister," zeide hij mij, „die man -is vertrok ken, bijgevolg ontgaat hij voor het oogenblik mijn wraak, maar laat ons vereenigd zijn, z-ooal-s wij moe ten wezen en vertrouw op lord de Winter, om zijn eer en d-ie zijner vrouw te verdedigen-." „Lord de winter!" riep Eelton uit. „Ja," zeide milady, „lord- de Winter; e-n thans moet ge alles begrijpen, nietwaar? Buckingham b-l-eef langer dan een jaar afwezig; acht dagen vóór zijn -aankomst stierf lord de Winter plotseling, mij als ee-nige erfge name nalatende." „Van wien kwam die slag?" „De hemel, die alles weet, weet dit ongetwijfeld eoik, ik beschuldig niemand." „O, wat afgrond! Wat afgrond!" fluisterde Felton. „Lord de Winter was gestorven, zonder iets aan zijn broeder gezegd te hebben. Het vreeselijk geheim moest voor iedereen verborgen blijven, totdat het als een donderslag boven het hoofd van den schuldige zou uitbarsten. Uw beschermer had met lee-de oogen bet huwelijk van zijn broeder met een meisje zonder for tuin, aangezien. Ik voelde, d-at ik niet de minste hulp had te wachten- van iemand, die i-n zijn hoop op een erfenis bedrogen was geworden. Ik begaf mij naar Frankrijk, besloten er mijn l-even d-oo-r te bren gen; maar mijn geheel vermogen i-s i-n Engeland-; de afgebroken gemeenschap, tengevolge- va-n- den oorlog, ontroofd© mij alles, en ik was genoodzaakt terug te komen, en op di-e wijze kwam ik, nu zes dagen geleden, te Portsmouth aan." „En Buckingham vernam ze-k-er mij-n terugkomst; hij sprak er over met lo-rd de Winter, die reeds tegen mij was ingenomen, en zeide dezen, -dat zijn schoon zuster een onteerde, een gebrandmerkte vrouw was. De edele en reine stem va-n mijn man kon zich niet meer doen hooren, om mij te verdedigen. Lord de Winter geloofde alles wat men hem zeide en dat te eerder daar hij, in zulks te gelooven belang had. Hij d-eed mij in hechtemi-s nem-en ©n mij herwaarts voeren, mij i-n bewaring stellende, Gij weet het overige. Overmor gen, zendt hij mij in ballingschap- naar v-er-re landen; overmorgen plaatst hij mij onder de misdadigers. O het weefsel is fijn gesponnen, dat verzeker ik u; het plan is slim doordacht en mijn eer zal er door verlo ren gaan. Gij ziet wel, dat- ik sterven moet. Felton! Felton! geef mij het mes!" En bij die woorden, al-sof hare krachten geheel wa ren uitgeput, liet milady zich machteloos en bezwij mende in de armen van den jongen officier -neerval len. „Neen," zeide- hij „neen, gij zult leven, in eere en rein leven, gij zult leven om over uw vijanden te. zege vieren Milady stiet hem zachtjes met hare hand terug en hem met haren blik weder aantrekkende, zeide zij, haar gelaat en oogen omsluierende; „O, liever dood! li-ever dood, dan die schande! Fel ton! mijn broeder! mijn vriend! ik bezweer u!" „Neen!" riep Felton uit. „neen, gij zult leven e-n ge wroken worden „Felton! alles wat mij omringt, breng ik ongeluk aan; Felton, verlaat mij, Felton! Laat mij sterven!" „Welnu, dan zullen wij samen sterven!" riep hij uit. Eenige slagen klonken o-p de deur. „Luister," zeide zij, „men heeft ons gehoord, men komt, het is gedaan, wij zijn verlo-ren „Neen," zeide Felton, „het is alleen d-e schildwacht, die mij waarschuwt, dat een patrouille nadert...." „Ca dan naar d© d-eur en doe zelf open." Eelton gehoorzaamde, die vrouw vervulde reeds ge heel zijn hart, geheel zijn ziel. Hij zag voor zich een sergeant, die de wachtronde aanvoerde. „Wel, wat is -er?" vroeg de jonge luitenant. „Gij hebt. mij gezegd de d-eur te- openen, indien ik om hulp hoorde roepen", zeide de schildwacht, „maar gij ha.clt alleen maar v-ergeten mij den sleutel te laten. Ik hoorde u roepen, zonder te verstaan wat gij zeidet, ik wilde de deur openen, maar zij was van binnen ge sloten, toen heb ik den sergeant geroepen." „En hier ben ik!" zeide deze. PCrMdt vmw»1éh1.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 5