DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DINSDAG
5 DECEMBER,
Brieven uit Marokko,
INNENLANI).
No. 286
De drie musketiers*
Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. k Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Voorbereidend Militair-onderricht.
FEUIT .T .F1TOM
ALKMAARSC
liSSiAVli
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algeinéene kennis, dat in bet Ge
meenteblad! van Alkmaar Hos. 358 en 359 zijn opge
nomen de besluiten van den Raad dier gemeente van
29 November j.l., waarbij zijn vastgesteld:
lo. eeue verordening, houdende bepalingen omtrent
minimum loon en maximum arbeidstijd, in acht te
nemen bij het uitvoeren van openbare werken in
de gemeente Alkmaar, (Gemeenteblad1 No. 358).
2o. eene verordening, regelende de inrichting der ge-
meente-politie (Gemeenteblad1 No. 359).
Welke verordeningen, heden afgekondigd, geduren
de drie maanden ter gemeente-secretarie voor een
ieder ter leziug zijn nedergelegd en aldaar in afdruk
tegen betaling van J 0.10 zijn verkrijgbaar gesteld1.
Alkmaar, 5 December 1911.
Burgemeester en Wethouders voornoemd:
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Do BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR
brengt, naar aanleiding van een desbetreffende circu
laire van den commissaris der Koningin in deze pro
vincie, ter kennis van belanghebbenden, dat het on
derzoek naar de geoefendheid van:
lo. LOTELINGEN, die dingen naar het bewijs;
hetzij voor militaire bekwaamheid, hetzij voor licha
melijke geoefendheid, den wel voor beide,
2o. JONGELIEDEN, die dingen naar het getuig
schrift, vereischt tot het aangaan eener verbintenis bij
het reservekader, hetzij der Infanterie of Vesting-
Artillerie, dan wel der Genie,
zal plaats vinden in het tijdvak VAN EN MET 2
TOT EN MET 13 JANUARI 1912;
dat het onderzoek voor eiken deelnemer in één dag
afloopt en voor lotelingen en jongelieden, woonachtig
en verblijf houdende in de gemeente ALKMAAR zal
worden gehouden te HELDER;
dat tot het onderzoek uitsluitend worden toegela
ten
a. zij, die hebben deelgenomen aan de loting voor
de lichting 1912;
b. de lotelingen der lichting 1911, die, ingevolge
het bepaalde bij de tweede zinsnede van art. 99 der
Militiewet 1901, in 1912 worden ingelijfd;
c. de reeds ingelijfde lotelingen-, in het genot van
uitstel van eerste oefening, die, om in aanmerking te
kunnen komen voor verlenging van uitstel, in ver
band! piet de bepaling van het op 2 na laatste lid van
art. 2 van het K. B. van 2 December 1901 (Staatsblad
No. 230), zooals dit artikel is gewijzigd en aangevuld
bij de K. B. van 17 October 1904 (Staatsblad1 No. 234)
en van 9 Januari 1909 (Staatsblad No. 10) hun bewijs
van voorgeoefendheid wenschen te vernieuwen;
d. jongelieden, adspiranteu-vrijwilliger voor het re
servekader der Infanterie, Vesting-Artillerie of Genie.
Belanghebbenden, die zich niet VOOR DEN lOen
DECEMBER 1911 ter gemeente-secretarie tot deel
neming aan het onderricht hebben aangemeld, worden
niet tot dat onderzoek toegelaten.
ZIJ, DIE BIJ DE SCHIETOEFENINGEN TOT
VERHOOGING VAN 's LANDS WEERKRACHT
EEN „SCHIETBEWIJS" HEBBEN VERKRE
GEN, LEGGEN DIT BIJ DE AANMELDING
OVER.
De Burgemeester voornoemd,
'O. RIPPING.
JUUUt
ALEXANDRE DTTMAJ,
o
163)
Buckingham verzamelde al zijn overblijvende le
venskrachten om dien brief te kunnen verstaan. Ver
volgens, toen hij geëindigd1 was en alsof hij in denzel-
ven een bittere teleurstelling had gevonden, vroeg hij
„Hebt gij mij dan niets anders te zeggen, Laporte?"
„O, ja, Uwe Excellentie, de koningin heeft mij be
last u te zeggen op uwe hoede te zijn, want men had
baar verwittigd, dat men u wilde vermoorden. Zij
heeft mij nog belast u te zeggen, dat zij u steeds be
minde."
„Oriep Buckingham uit, „de hemel zij geloofd
Mijn dood zal dan voor haar niet die eens vreemde
linge zijn."
Laporte barstte in tranen uit.
„Patrick!' riep de hertog, „breng mij het kistje,
waarin de diamanten gespen waren."
Patrick bracht het gevraagde voorwerp, dat Lapor
te herkende als aan de koningin te hebben toebehoord.
„Nu de wit satijnen brieventasch, waarop in parelen
haar naam is geborduurd."
Patrick gehoorzaamde opnieuw.
„Ziedaar, Laporte!" zei Buckingham, „dé twee ge
dachtenissen, die ik van haar bezit: dat zilveren kist
je en die twee brieven. Gij zult ze aan de koningin
teruggeven en tet een laatste herinnering (hij zocht
naar eenig kostbaar voorwerp in zijn nabijheid) zult
gij er bijvoegen. (hij bleef zoeken, maar zijn door
den dood verduisterde oogen ontmoetten niets anders
dan het mes, uit Felton's handen ontglipt en nog roo-
kende van het purperen bloed, dat het bedekte), en gij
zult er dat mes bijvoegen", zeide de hertog, de hand
van Laporte drukkende.
Hij was nog in staat de brieventasch in het kistje
neer te leggen en er het mes te laten invallen, terwijl
SAïDA.
liet „conflict" tusschen- Duitschland. en Frankrijk
zal zich wel ten goede schikken. Beide partijen zijn
zoo al niet tevreden, toch op een zoodanige wijze el
kander tegemoet gekomen in die moeilijke zaak, dat
voor het uitbreken van eenen oorlog geen gevaar meer
bestaat. Dat is ten minste de meening hier onder de
militairen. Frankrijk zal e'en stuk van zijn Congo af
staan en Duitschland wil het vrij spel laten in Marok
ko. Evenwel nog immer waait de Duitsche oorlogs-
vlag aan het strand te Agadir en nog steeds vermaken
de blonde matroosjes zich met visschen op de kusten,
die toch in ieder opzicht Frankrijk zullen toebehooren.
Daarbij schijnen de bewoners alles behalve tevreden
te zijn over het voortdurend ruilen van hunne lieer-
sobers. De réden daarvan is dat de Duitschers tot
nog toe geen in- of uitvoerrechten hebben en nog min
der aan belasting ophalen hebben, gedacht, dan Frank
rijk, dat meer aan den zuinigen kant Is, De Fransche
regeering zendt geregeld e-enigehonderdenMarokkaan
sche politiebeambten het pas verworven binnenland
in, zóó ver tot zij op verzet stuiten. Zij laat dan den
bewoners bekend maken dat zij onder Eransch gezag
staan, dat zij ook als zoodanig hebben bij te dragen in
die kosten, die worden gemaakt ten bate hunner vei
ligheid, voor het aanleggen van goede wegen, aan
stellen- van Fransche ambtenaren enz. Op die wijze
beeft Marianne nu bijna gansch Marokko onder haar
gezag.
De Sultan is een man, vroeger misschien vol ener
gie, thans geknakt, teleurgesteld in zijn onzinnige
droomen om van zijn land een tweede Frankrijk te
maken, en van zijne onderdanen alle jaren zóóveel te
halen dat hij voor dat geld uitstapjes zou kunnen ma-
keu in zijn auto door zijn rijk.
Hij is bitter teleurgesteld in zijne schoone plannen.
Van Marokko was geen Europeesch land te maken;
de st-eenen groeien hi-er ten hemel, de enkele schamele
boom schreeuwt om water terwijl mogen er onder
dén grond vele schatten verborgen liggen liet kapi
talen zal kosten om deze te voorschijn te brengen. En
juist dat begin-kapitaal ontbreekt er. De bewoners
leven van den een-en dag op den anderen. Slechts een
deel houdt er een vaste verblijfplaats op na. Waar de
grond het beste bebouwbaar is, daar bezaaien zij de
akker-s met haver en rogge; -en van de opbrengst van
hunnen arbeid moeten ze verder het ga-nsche jaar le
ven. En .dan die winter, die hier ook nog zeer koud
is! Hoe d'ie menschen er door komen is mij onbegrijpe
lijk. Even als- in Holland de boer zijn varkensstal vol
stopt met stroo of riet, zoo pakken deze lieden hun
tent vol met allerhande warmt-ebezorgende dingen,
jjtt'op, dor gras, schapenhuid-m, ja alles wat ze maar
bijeen kunnen zamelen. Daarin nestelen ze zich voor
den winter. Te werken valt er niets, -soms hebben ze
van hun haver -een gedeelte voor zich zelve behouden,
dat zij verwerken tot brood of „koes-koes", een soort
pap, di-e hun een-ige voedsel moet uitmaken.
Een ander deel der bewoners van de binnenlanden
l-eeft uitsluitend van veeteelt en trekt bet geheele jaar
van de eene plaats naar de andere om voor hun kud
den vee, bestaande uit schapen, geiten, koeien -en ka
meel-en, voedstel te zoeken. Natuurlijk trekt nooit
iemand alleen miet zijn vee rond, daar hij dan- spoedig
kans zou hebben alles te verliezen en zelf vermoord te
worden door een der naburige -stammen. Een geheele
stam, „tribu," verplaatst zich van de eene naar de -an
dere streek. Waar men den eenen dag een groot dorp
heeft gezien, daar treft men een week later niets meer
hij Laporte een teeken gaf, dat- hij niet meer kon
spreken; daarop viel hij in eten l-aatste stuiptrekking',
die hij de kracht niet meer had te overwinnen, van de
sofa op den grond. Patrick -slaakt© een luiden kreet.
Buckingham wilde nog eenmaal glimlachen, maar d-e
dood brak zijn laatste gedachte af, die als een laatste
afscheid op zijn lippen en zijn voorhoofd bleef inge
drukt. In dit oogenblik naderde, geheel ontsteld, de
geneesheer, die zich re-ed-s op' het admiraalsschip be
vond, alwaar men verplicht was geweest hem te roe
pen. Hij naderde den hertog, vatte zijn hand, hield die
een oogenblik in- de zijne en liet ze weer zinken.
„Alles is Lo vergeefszeide hij, „hij is dood
„Dood! dood!" gilde Patrick.
Op dien kreet liepen allen de zaal binnen en overal
heerschte verslagenheid en verwarring.
Zoodra lord de Winter zag d-at Buckingham dood
was, spiedde hij zich tot Feiten, die zoolang door de
soldaten op het terras van het paleis was bewaakt ge
worden.
„Ellendelingzeide hij tot den jongeling, die sinds
den dood van Buckingham dié kalmte en koelbloedig
heid had teruggevonden, welke hém ni-et meer zou
vérlaten. „Ellendeling! wat hebt gij gedaan!"
„Ik heb mij gewroken", zeide hij.
„Gij zeide de baron, „zeg liever, dat gij het werk
tuig dier vervloekte vrouw zijt geweest. Maar ik
zweer het u, die misdaad zal haar laatste zijn."
„Ik weet niet, wat gij bedoelt", hernam Felton
koel, „en evenmin waarover gij wi'lt spreken, mylord!
Ik heb den hertog van Buckingham het leven ontno
men, omdat hij tot tweemaal, zelfs aan u, heeft ge
weigerd, mij tot kapitein te bevorderen; ik h-eb hem
voor zijn onrechtvaardigheid ge-straft, a-nders niet."
Ontsteld beschouwde lord de Winter de lieden, die
Eelton bonden, niet wetende wat van -een dergelijke j
ongevoeligheid t-e moeten denken. Iets echter deed
het voorhoofd van Felton met eem donkere wolk be-
trekken: bij elke-n voetstap, dien hij hoorde, meende j
de onnoozele Puritein den voet-stap en de stem van
milady te herkennen, die zich in zijne armen kwam j
werpen om zich zelve te beschuldigen en met hem te
aan dan een mesthoop.
De bewoners van Marokko zijn vooreerst nog niet
tot beschaafde menschen te vormen, en nog minder tot
aan hun Sultan belasting opbrengende onderdanen.
De Sultan is niet in staat zijn rijk alleen te regeeren.
Hij moest daartoe drie of meer mogendheden ter
hulp roep-en, di-e over meer macht als hij konden be
schikken en die niet met zachtheid maar met harde
stalen kogels die fanatieke bewoners tot rede wisten te
brengen, alles ten koste van vele meuschenlevens.
Nu zijn ze zoover gekomen dat de Marokkanen van
alle kanten in bedwang worden gehouden. Hun aan
val op de residentie F-ez is door den snellen opmarsch
der Fransche troepen verijdeld. Aan démi Sultan is
een voldoend aantal soldaten gegeven om hem voort
aan te beschermen, posten zijn aangelegd op den ge
volgden weg van Casa-Blanca over Rabat naar Fez,
terwijl uit het Oosten de troepen van uit Oudjda nog
steeds meer vooruit schuiven en den afstand steeds
kleiner maken tusschen Fez en die rivi-er de Moulyia,
de Fransche invloedsfeer. Doch, zooals gezegd, Frank
rijk is ni-et alleen aangewezen geheel Marokko plat te
schieten, hi-er lood te zaaien en belasting op te halen.
Ook Spanje houdt zijn recht staande om het gebied
van af M-elila tot Tanger onder zijn beschermende
vleugels te nemen. Dat i-s niet naar den zin der woes
te Rif bewoners, die telkens de Spanjolen terug jagen
naar hun vroegere verblijfplaats. Het „Rif" en zijn
moeilijk begaanbare bergen met hun vele schuilplaat
sen is niet geschikt voor de operaties der Spaansche
troepen. Daarom hebben z-e dat stukje maar zoo lang
laten liggen en zijn op een -andere plaats, n.l. El Ksar
hun geluk gaan beproeven. Tot nog to-e was het lot
hun gunstig, n.l. de Marokkaansche stad Arzila heb
ben ze zond-er veel tege-ns-tand genom-en en nu rukken
ze langzaam op naar het gebied, grenzende aan dat
der Fransch-en.
Deze zijn evenwel over d-at „snel oprukken" allesbe
halve te spreken, ze hebben Duitschland de handen
gebonden en nu is het waarachtig weer Spanje dat
last geeft. Zelfs in Tanger, waar Fransche douune-
hénmbteh re-eds sedert jaren dienst doen, hebben de
Spanjaards pogingen gedaan om te landen met een
afdeeling infanterie. Dat gaf m-e een opschudding
in het Fransche legerbestuur en spoedig werd- den
Spanjaard beduid, dat Tanger „Eransch" was en al-
zoo geen Spaansche bezetting noodig had. Een Fran
sche kruiser zette een beetje kracht bij die verklaring
en nu is de vraag of Spanje zich zal laten afschiepen
met een bedreiging of zich zal beroepen op het door
don Sultan miet Spanje gesloten verdrag? In ieder ge
val, Frankrijk ziet in Spanje een „kaper op de kust,"
die ook verwijderd moet worden wil hiet de handen vrij
hebben in Marokko. En volgens- mijne gedachte -al
ben ik maar -een legioen-soldaat dan duurt het niet
zoo lang meer of Frankrijk neemt geheel Marokko in
„protectoraat", met andere woorden laat den Sultan
regeeren onder zijn toezicht, -evenals in achter-Indië
in Tonkin -en in het naburige Tunis*). Wie gelooft
tcch dat Frankrijk al die onkosten heeft gemaakt voor
niets? Wie zal die betalen? Zeker niet d-e Sultan, nog
minder de Fransche schatkist. Al d-at kapitaal, besteed
aan het bouwen van posten, maken van verkenningen,
Marokkaansche politie, alles d-e geh-ee-le mis-e en scène
zal betaald worden d-oor de Benni-Snas, Benni-Zoezi-
koe en al die Beuni's, wanneer Frankrijk maar een
maal de vrije hand heeft in Marokko.
v. d. Y.
[De schrijver kon toen hij dezen brief verzond
nog niet weten dut zijn voorspellingen zoo spoedig
zouden bewaarheid worden. Redactie].
sterven. Eensklaps ontroerde hijzijn oog vestigde
zich op een stip in zee, die men van het terras, waar
op hij stond, geheel kon overzienmet dien adelaars
blik de-s zeemans had hij daar, waar een ander slechts
een op de baren dobberende zeemeeuw zou gemeend
hebben te zien, het zeil der sloep herkend, die naar de
kust van Frankrijk stevende. Hij Verbleekte, bracht
de hand aan zijn brekend hart -en doorzag het geheele
verraad.
„Een laatste gunst", zeide hij tot den baron.
„Welke?" vroeg de-ze.
„Hoe laat is het?".
De baron haalde zijn horloge te voorschijn.
„Tien minuten voor negen uur", Jaei hij.
Milady had haar vertrek anderhalf uur bespoedigd;
zoodva zij het kanonschot, dat de noodlottige gebeur
tenis aankondigde, hoorde, had zij het bevel gegeven
om het anker te lichten. Liet vaartuig zeilde oud-er
een blauwen hemel, op een groot-en afstand der kust.
„De lieruel heeft het gewild", zei-de Eelton, met de
onderwerping eens geestdrijvers, echt-er zonder zijn
oog van d'a-t scheepje af te trekken, aan welks boord
hij z-ek-er meende dé witte schim te onderscheiden van
haar, voor wie zijn leven zou worden opgeofferd.
D-e Winter volgde zijn blik, bes-pi-edde zijn lijden en
raadde al-l-es.
„Wees vooreerst alléén gestraft, ellendeling!'' zeide
d-o lord tot Felton, die zich, de ooge-n naar zee ke-
keerd, liet voortsleepen, „maar ik zweer u bij de ge
dachtenis mijns broeders, dien ik zoo lief had, dat uw
medeplichtig© niet gered is."
Felton liet 't. hoofd zinken, zonder een enkel woord
te spreken.
En lord de Winter, haastig voortgaande, begaf zich
naar d-o haven.
LXI.
IN FRANKRIJK.
De grootste vrees van den koning van Engeland,
Karei I, toen hij den moord vernam, was, dat een zoo
EERSTE KAMER.
De leden van de Eerste Kamer, die morgenavond
vergaderen, komen hoofdzakelijk bijeen tot hét in de
afdeeli-ngen onderzoeken van die Indische begrooting
dienst 1912, de Militiewet en enkele weinig omvang
rijke wetsontwerpen.
Bij de Kamer is nog aanhangig het wetsontwerp op
de staatsbedrijven, waaromtrent de Memorie van Ant
woord wordt ingewacht, zoodat het ontwerp nog niet
voor openbare behandeling gereed is.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren werden de algemeene
beschouwingen over de begrooting voortgezet door den
heer de Kanter (U. L.), die alleen op grond van
algemeene wettelijke regeling restitutie van pensioen
bijdragen wil verleend zien.
De heer P a t ij n (U. L.) besprak den algemeenen
toestand van de finantiën. Het snel accres van de
middelen, dat op sterke vermeerdering van welvaart
wijst, m ge het Tarief verre houden. Bij den goeden
stand onzer finantiën moest er echter sprake zijn van
overschot. Nu dit er niet is, zij men voorzichtig, daal
de slechte uitkomsten der spoorwegen ten slotte, ook
den Staat zullen aangaan. Dus niette veel optimisme.
Hoe durft de Minister op een opbrengst van 2 millioen
uit de door het nog te verdedigen debietreeht te rekenen
De daling van de koers onzer nationale schuld maakt
spr. bezorgd. Hij ging na, wat daarvan de oorzaken
kunnen zijn. Zoo heeft o.a. het beleid der Regeering
in den aanvang van dit jaar de vraag naar onze staats
fondsen gedrukt.
Spr. behandelde dan de middelen om dit te verhel
pen. Spr. prees daartoe aan een spoedig herstel van
het evenwicht in de begrootingen door een snelle
behandeling van de Inkomstenbelastingwaar de
Kegeering op moet aandringen. Snellere amortisatie
van de staatsschuld is een tweede middel, dat mogelijk
is bij herziening van onze Muntwet en groote zilver
aanmunting Dan klaagde spr. over ongewone stiiging
der militaire lasten onder dit kabinet: 5 miilioen
meer dan in 1908 zonder de eigenlijke militaire plan
nen dezer Regeering, die de stijging op bijna 10 mil
lioen brengen. Spr. betoogde, dat de regeering door-
haar militarisme van de slechtste soort de volkskracht
ondermijnt. Verder zette hij uiteen, dat van het voor
nemen van minister Talma, om eenheid en unifor
miteit in de sociale verzekeringswetten te brengen,
niets is terecht gekomen, doch in tegendeel een beden
kelijk gemis aan wetgevend talent gebleken.
De heer De Beaufort betwistte dat er ver
band bestaat tusschen de vrijzinnigen en de democra
tie in den zin, zooals de he-er Roodhuyz-en- dat bedoel
de.
Het volk moet voorbereid worden voor de democra
tie en d-e vrijzinnigen hebben zich van die taak vrij
goed gekweten. Spreker achtte ons volk wel rijp voor
algemeen kiesrecht.
Hoewel ook spreker het betreurde dat de Koningin
niet in persoon- d-e St-aten Generaal heeft geopend
meende spreker diat men dé rege-ering daarover niet
hard moet vallen daar het onts-tane beletsel niet van
Haar afkomstig schijnt en buiten den socialistischen-
optocht schijnt te staan. Ter bespoediging van. de
werkzaamheden adviseerde spreker om het aantal
wetsontwerpen ni-et te vergrooten, nu er reeds zoo
groote overlading i-s. Ten aanzien van de Rechterzij
de wees hij -er op, d-at bij dien schoolstrijd -eenheid van
vreeselijke tijding d-e Rochelleezen zou ontmoedigen,
hij trachtte, zegt Richelieu in zijne gedenkschriften,
die zoo lang mogelijk verborgen te houden, liet al de
havens van het. koninkrijk sluiten, nauwkeurig zorg
dragende, dat geen enkel schip uitzeilde, alvorens het
leger, dat Buckingham gereed maakte, zou vertrokken
zijn, terwijl hij nu, in plaats van Buckingham, zelf
dat vertrek wilde besturen. Hij dreef zelfs de ge-
Strengheid van dat bevel zoo ver, dat hij den ambassa
deur van Denemarken, die zijn afscheid had verzocht,
in Engel-and terug hield, als ook den gewonen Hol-
landschen afgezant, die de Oost-Indische schepen,
welke Karei I aan de Ver-eenigd© Provinciën had te
ruggegeven, in de haven van Ylissing-en- moest- bren
gen.
Maar daar hij er niet eer aan bad- gedacht dit be
vel af te kondigen dan igijf uur n-a dé gebeurtenis,
namelijk te twee uur des namiddags, hadden reeds
twee schepen de haven verlaten; een, zooals wij we
ten. vervoerde milady, die reeds het gebeurde vermoe
dende, in dat vevm-oed-en werd bevestigd door het zien
ophijschen der zwarte vlag van 't admiraalsschip. Wat
het tweede vaartuig betreft, wij zullen later zeggen,
wien het vervoerde en hoe het vertrok.
Onderwijl was- er in het kamp van la Roebelle niets
nieuws voorgevallen. Alleen besloot de koning, die
zich, zooa-ls gewoonlijk, erg verveelde, maar misschien
in het kamp nog iets meer dan- elders, incognito de
feesten van den H. Bodewijk to Saint Germain te
gaan bijwonen, en vroeg derhalve den kardinaal, hem
een geleide van niet meer dan twintig musketiers te
doeii gereed mak-en.
De kardinaal, die zich soms evenveel ala de koning-
verveelde, verleende een Verlof aan zijn koninklijken
luitenant, di'e beloofde tegen den vijftienden Sep
tember terug t-e zullen zijn. De heer dé Trévi'lle, door
Zijne Eminentie gewaarschuwd, maakte zijn bagage
in gereedheid en hoewel de reden van het levendig
verlangen en de gebiedende noodzakelijkheid zijner
vrienden om naar Parijs terug t-e keeren niet kennen
de, bestemde hij ze om aan het geleide de-el te nemen.
(Wordt vervolgd).