DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DINSDAG 5 DECEMBER, Brieven uit Marokko, INNENLANI). No. 286 De drie musketiers* Deze Courant wordt eiken avondbehalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. k Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Voorbereidend Militair-onderricht. FEUIT .T .F1TOM ALKMAARSC liSSiAVli BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algeinéene kennis, dat in bet Ge meenteblad! van Alkmaar Hos. 358 en 359 zijn opge nomen de besluiten van den Raad dier gemeente van 29 November j.l., waarbij zijn vastgesteld: lo. eeue verordening, houdende bepalingen omtrent minimum loon en maximum arbeidstijd, in acht te nemen bij het uitvoeren van openbare werken in de gemeente Alkmaar, (Gemeenteblad1 No. 358). 2o. eene verordening, regelende de inrichting der ge- meente-politie (Gemeenteblad1 No. 359). Welke verordeningen, heden afgekondigd, geduren de drie maanden ter gemeente-secretarie voor een ieder ter leziug zijn nedergelegd en aldaar in afdruk tegen betaling van J 0.10 zijn verkrijgbaar gesteld1. Alkmaar, 5 December 1911. Burgemeester en Wethouders voornoemd: G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Do BURGEMEESTER der gemeente ALKMAAR brengt, naar aanleiding van een desbetreffende circu laire van den commissaris der Koningin in deze pro vincie, ter kennis van belanghebbenden, dat het on derzoek naar de geoefendheid van: lo. LOTELINGEN, die dingen naar het bewijs; hetzij voor militaire bekwaamheid, hetzij voor licha melijke geoefendheid, den wel voor beide, 2o. JONGELIEDEN, die dingen naar het getuig schrift, vereischt tot het aangaan eener verbintenis bij het reservekader, hetzij der Infanterie of Vesting- Artillerie, dan wel der Genie, zal plaats vinden in het tijdvak VAN EN MET 2 TOT EN MET 13 JANUARI 1912; dat het onderzoek voor eiken deelnemer in één dag afloopt en voor lotelingen en jongelieden, woonachtig en verblijf houdende in de gemeente ALKMAAR zal worden gehouden te HELDER; dat tot het onderzoek uitsluitend worden toegela ten a. zij, die hebben deelgenomen aan de loting voor de lichting 1912; b. de lotelingen der lichting 1911, die, ingevolge het bepaalde bij de tweede zinsnede van art. 99 der Militiewet 1901, in 1912 worden ingelijfd; c. de reeds ingelijfde lotelingen-, in het genot van uitstel van eerste oefening, die, om in aanmerking te kunnen komen voor verlenging van uitstel, in ver band! piet de bepaling van het op 2 na laatste lid van art. 2 van het K. B. van 2 December 1901 (Staatsblad No. 230), zooals dit artikel is gewijzigd en aangevuld bij de K. B. van 17 October 1904 (Staatsblad1 No. 234) en van 9 Januari 1909 (Staatsblad No. 10) hun bewijs van voorgeoefendheid wenschen te vernieuwen; d. jongelieden, adspiranteu-vrijwilliger voor het re servekader der Infanterie, Vesting-Artillerie of Genie. Belanghebbenden, die zich niet VOOR DEN lOen DECEMBER 1911 ter gemeente-secretarie tot deel neming aan het onderricht hebben aangemeld, worden niet tot dat onderzoek toegelaten. ZIJ, DIE BIJ DE SCHIETOEFENINGEN TOT VERHOOGING VAN 's LANDS WEERKRACHT EEN „SCHIETBEWIJS" HEBBEN VERKRE GEN, LEGGEN DIT BIJ DE AANMELDING OVER. De Burgemeester voornoemd, 'O. RIPPING. JUUUt ALEXANDRE DTTMAJ, o 163) Buckingham verzamelde al zijn overblijvende le venskrachten om dien brief te kunnen verstaan. Ver volgens, toen hij geëindigd1 was en alsof hij in denzel- ven een bittere teleurstelling had gevonden, vroeg hij „Hebt gij mij dan niets anders te zeggen, Laporte?" „O, ja, Uwe Excellentie, de koningin heeft mij be last u te zeggen op uwe hoede te zijn, want men had baar verwittigd, dat men u wilde vermoorden. Zij heeft mij nog belast u te zeggen, dat zij u steeds be minde." „Oriep Buckingham uit, „de hemel zij geloofd Mijn dood zal dan voor haar niet die eens vreemde linge zijn." Laporte barstte in tranen uit. „Patrick!' riep de hertog, „breng mij het kistje, waarin de diamanten gespen waren." Patrick bracht het gevraagde voorwerp, dat Lapor te herkende als aan de koningin te hebben toebehoord. „Nu de wit satijnen brieventasch, waarop in parelen haar naam is geborduurd." Patrick gehoorzaamde opnieuw. „Ziedaar, Laporte!" zei Buckingham, „dé twee ge dachtenissen, die ik van haar bezit: dat zilveren kist je en die twee brieven. Gij zult ze aan de koningin teruggeven en tet een laatste herinnering (hij zocht naar eenig kostbaar voorwerp in zijn nabijheid) zult gij er bijvoegen. (hij bleef zoeken, maar zijn door den dood verduisterde oogen ontmoetten niets anders dan het mes, uit Felton's handen ontglipt en nog roo- kende van het purperen bloed, dat het bedekte), en gij zult er dat mes bijvoegen", zeide de hertog, de hand van Laporte drukkende. Hij was nog in staat de brieventasch in het kistje neer te leggen en er het mes te laten invallen, terwijl SAïDA. liet „conflict" tusschen- Duitschland. en Frankrijk zal zich wel ten goede schikken. Beide partijen zijn zoo al niet tevreden, toch op een zoodanige wijze el kander tegemoet gekomen in die moeilijke zaak, dat voor het uitbreken van eenen oorlog geen gevaar meer bestaat. Dat is ten minste de meening hier onder de militairen. Frankrijk zal e'en stuk van zijn Congo af staan en Duitschland wil het vrij spel laten in Marok ko. Evenwel nog immer waait de Duitsche oorlogs- vlag aan het strand te Agadir en nog steeds vermaken de blonde matroosjes zich met visschen op de kusten, die toch in ieder opzicht Frankrijk zullen toebehooren. Daarbij schijnen de bewoners alles behalve tevreden te zijn over het voortdurend ruilen van hunne lieer- sobers. De réden daarvan is dat de Duitschers tot nog toe geen in- of uitvoerrechten hebben en nog min der aan belasting ophalen hebben, gedacht, dan Frank rijk, dat meer aan den zuinigen kant Is, De Fransche regeering zendt geregeld e-enigehonderdenMarokkaan sche politiebeambten het pas verworven binnenland in, zóó ver tot zij op verzet stuiten. Zij laat dan den bewoners bekend maken dat zij onder Eransch gezag staan, dat zij ook als zoodanig hebben bij te dragen in die kosten, die worden gemaakt ten bate hunner vei ligheid, voor het aanleggen van goede wegen, aan stellen- van Fransche ambtenaren enz. Op die wijze beeft Marianne nu bijna gansch Marokko onder haar gezag. De Sultan is een man, vroeger misschien vol ener gie, thans geknakt, teleurgesteld in zijn onzinnige droomen om van zijn land een tweede Frankrijk te maken, en van zijne onderdanen alle jaren zóóveel te halen dat hij voor dat geld uitstapjes zou kunnen ma- keu in zijn auto door zijn rijk. Hij is bitter teleurgesteld in zijne schoone plannen. Van Marokko was geen Europeesch land te maken; de st-eenen groeien hi-er ten hemel, de enkele schamele boom schreeuwt om water terwijl mogen er onder dén grond vele schatten verborgen liggen liet kapi talen zal kosten om deze te voorschijn te brengen. En juist dat begin-kapitaal ontbreekt er. De bewoners leven van den een-en dag op den anderen. Slechts een deel houdt er een vaste verblijfplaats op na. Waar de grond het beste bebouwbaar is, daar bezaaien zij de akker-s met haver en rogge; -en van de opbrengst van hunnen arbeid moeten ze verder het ga-nsche jaar le ven. En .dan die winter, die hier ook nog zeer koud is! Hoe d'ie menschen er door komen is mij onbegrijpe lijk. Even als- in Holland de boer zijn varkensstal vol stopt met stroo of riet, zoo pakken deze lieden hun tent vol met allerhande warmt-ebezorgende dingen, jjtt'op, dor gras, schapenhuid-m, ja alles wat ze maar bijeen kunnen zamelen. Daarin nestelen ze zich voor den winter. Te werken valt er niets, -soms hebben ze van hun haver -een gedeelte voor zich zelve behouden, dat zij verwerken tot brood of „koes-koes", een soort pap, di-e hun een-ige voedsel moet uitmaken. Een ander deel der bewoners van de binnenlanden l-eeft uitsluitend van veeteelt en trekt bet geheele jaar van de eene plaats naar de andere om voor hun kud den vee, bestaande uit schapen, geiten, koeien -en ka meel-en, voedstel te zoeken. Natuurlijk trekt nooit iemand alleen miet zijn vee rond, daar hij dan- spoedig kans zou hebben alles te verliezen en zelf vermoord te worden door een der naburige -stammen. Een geheele stam, „tribu," verplaatst zich van de eene naar de -an dere streek. Waar men den eenen dag een groot dorp heeft gezien, daar treft men een week later niets meer hij Laporte een teeken gaf, dat- hij niet meer kon spreken; daarop viel hij in eten l-aatste stuiptrekking', die hij de kracht niet meer had te overwinnen, van de sofa op den grond. Patrick -slaakt© een luiden kreet. Buckingham wilde nog eenmaal glimlachen, maar d-e dood brak zijn laatste gedachte af, die als een laatste afscheid op zijn lippen en zijn voorhoofd bleef inge drukt. In dit oogenblik naderde, geheel ontsteld, de geneesheer, die zich re-ed-s op' het admiraalsschip be vond, alwaar men verplicht was geweest hem te roe pen. Hij naderde den hertog, vatte zijn hand, hield die een oogenblik in- de zijne en liet ze weer zinken. „Alles is Lo vergeefszeide hij, „hij is dood „Dood! dood!" gilde Patrick. Op dien kreet liepen allen de zaal binnen en overal heerschte verslagenheid en verwarring. Zoodra lord de Winter zag d-at Buckingham dood was, spiedde hij zich tot Feiten, die zoolang door de soldaten op het terras van het paleis was bewaakt ge worden. „Ellendelingzeide hij tot den jongeling, die sinds den dood van Buckingham dié kalmte en koelbloedig heid had teruggevonden, welke hém ni-et meer zou vérlaten. „Ellendeling! wat hebt gij gedaan!" „Ik heb mij gewroken", zeide hij. „Gij zeide de baron, „zeg liever, dat gij het werk tuig dier vervloekte vrouw zijt geweest. Maar ik zweer het u, die misdaad zal haar laatste zijn." „Ik weet niet, wat gij bedoelt", hernam Felton koel, „en evenmin waarover gij wi'lt spreken, mylord! Ik heb den hertog van Buckingham het leven ontno men, omdat hij tot tweemaal, zelfs aan u, heeft ge weigerd, mij tot kapitein te bevorderen; ik h-eb hem voor zijn onrechtvaardigheid ge-straft, a-nders niet." Ontsteld beschouwde lord de Winter de lieden, die Eelton bonden, niet wetende wat van -een dergelijke j ongevoeligheid t-e moeten denken. Iets echter deed het voorhoofd van Felton met eem donkere wolk be- trekken: bij elke-n voetstap, dien hij hoorde, meende j de onnoozele Puritein den voet-stap en de stem van milady te herkennen, die zich in zijne armen kwam j werpen om zich zelve te beschuldigen en met hem te aan dan een mesthoop. De bewoners van Marokko zijn vooreerst nog niet tot beschaafde menschen te vormen, en nog minder tot aan hun Sultan belasting opbrengende onderdanen. De Sultan is niet in staat zijn rijk alleen te regeeren. Hij moest daartoe drie of meer mogendheden ter hulp roep-en, di-e over meer macht als hij konden be schikken en die niet met zachtheid maar met harde stalen kogels die fanatieke bewoners tot rede wisten te brengen, alles ten koste van vele meuschenlevens. Nu zijn ze zoover gekomen dat de Marokkanen van alle kanten in bedwang worden gehouden. Hun aan val op de residentie F-ez is door den snellen opmarsch der Fransche troepen verijdeld. Aan démi Sultan is een voldoend aantal soldaten gegeven om hem voort aan te beschermen, posten zijn aangelegd op den ge volgden weg van Casa-Blanca over Rabat naar Fez, terwijl uit het Oosten de troepen van uit Oudjda nog steeds meer vooruit schuiven en den afstand steeds kleiner maken tusschen Fez en die rivi-er de Moulyia, de Fransche invloedsfeer. Doch, zooals gezegd, Frank rijk is ni-et alleen aangewezen geheel Marokko plat te schieten, hi-er lood te zaaien en belasting op te halen. Ook Spanje houdt zijn recht staande om het gebied van af M-elila tot Tanger onder zijn beschermende vleugels te nemen. Dat i-s niet naar den zin der woes te Rif bewoners, die telkens de Spanjolen terug jagen naar hun vroegere verblijfplaats. Het „Rif" en zijn moeilijk begaanbare bergen met hun vele schuilplaat sen is niet geschikt voor de operaties der Spaansche troepen. Daarom hebben z-e dat stukje maar zoo lang laten liggen en zijn op een -andere plaats, n.l. El Ksar hun geluk gaan beproeven. Tot nog to-e was het lot hun gunstig, n.l. de Marokkaansche stad Arzila heb ben ze zond-er veel tege-ns-tand genom-en en nu rukken ze langzaam op naar het gebied, grenzende aan dat der Fransch-en. Deze zijn evenwel over d-at „snel oprukken" allesbe halve te spreken, ze hebben Duitschland de handen gebonden en nu is het waarachtig weer Spanje dat last geeft. Zelfs in Tanger, waar Fransche douune- hénmbteh re-eds sedert jaren dienst doen, hebben de Spanjaards pogingen gedaan om te landen met een afdeeling infanterie. Dat gaf m-e een opschudding in het Fransche legerbestuur en spoedig werd- den Spanjaard beduid, dat Tanger „Eransch" was en al- zoo geen Spaansche bezetting noodig had. Een Fran sche kruiser zette een beetje kracht bij die verklaring en nu is de vraag of Spanje zich zal laten afschiepen met een bedreiging of zich zal beroepen op het door don Sultan miet Spanje gesloten verdrag? In ieder ge val, Frankrijk ziet in Spanje een „kaper op de kust," die ook verwijderd moet worden wil hiet de handen vrij hebben in Marokko. En volgens- mijne gedachte -al ben ik maar -een legioen-soldaat dan duurt het niet zoo lang meer of Frankrijk neemt geheel Marokko in „protectoraat", met andere woorden laat den Sultan regeeren onder zijn toezicht, -evenals in achter-Indië in Tonkin -en in het naburige Tunis*). Wie gelooft tcch dat Frankrijk al die onkosten heeft gemaakt voor niets? Wie zal die betalen? Zeker niet d-e Sultan, nog minder de Fransche schatkist. Al d-at kapitaal, besteed aan het bouwen van posten, maken van verkenningen, Marokkaansche politie, alles d-e geh-ee-le mis-e en scène zal betaald worden d-oor de Benni-Snas, Benni-Zoezi- koe en al die Beuni's, wanneer Frankrijk maar een maal de vrije hand heeft in Marokko. v. d. Y. [De schrijver kon toen hij dezen brief verzond nog niet weten dut zijn voorspellingen zoo spoedig zouden bewaarheid worden. Redactie]. sterven. Eensklaps ontroerde hijzijn oog vestigde zich op een stip in zee, die men van het terras, waar op hij stond, geheel kon overzienmet dien adelaars blik de-s zeemans had hij daar, waar een ander slechts een op de baren dobberende zeemeeuw zou gemeend hebben te zien, het zeil der sloep herkend, die naar de kust van Frankrijk stevende. Hij Verbleekte, bracht de hand aan zijn brekend hart -en doorzag het geheele verraad. „Een laatste gunst", zeide hij tot den baron. „Welke?" vroeg de-ze. „Hoe laat is het?". De baron haalde zijn horloge te voorschijn. „Tien minuten voor negen uur", Jaei hij. Milady had haar vertrek anderhalf uur bespoedigd; zoodva zij het kanonschot, dat de noodlottige gebeur tenis aankondigde, hoorde, had zij het bevel gegeven om het anker te lichten. Liet vaartuig zeilde oud-er een blauwen hemel, op een groot-en afstand der kust. „De lieruel heeft het gewild", zei-de Eelton, met de onderwerping eens geestdrijvers, echt-er zonder zijn oog van d'a-t scheepje af te trekken, aan welks boord hij z-ek-er meende dé witte schim te onderscheiden van haar, voor wie zijn leven zou worden opgeofferd. D-e Winter volgde zijn blik, bes-pi-edde zijn lijden en raadde al-l-es. „Wees vooreerst alléén gestraft, ellendeling!'' zeide d-o lord tot Felton, die zich, de ooge-n naar zee ke- keerd, liet voortsleepen, „maar ik zweer u bij de ge dachtenis mijns broeders, dien ik zoo lief had, dat uw medeplichtig© niet gered is." Felton liet 't. hoofd zinken, zonder een enkel woord te spreken. En lord de Winter, haastig voortgaande, begaf zich naar d-o haven. LXI. IN FRANKRIJK. De grootste vrees van den koning van Engeland, Karei I, toen hij den moord vernam, was, dat een zoo EERSTE KAMER. De leden van de Eerste Kamer, die morgenavond vergaderen, komen hoofdzakelijk bijeen tot hét in de afdeeli-ngen onderzoeken van die Indische begrooting dienst 1912, de Militiewet en enkele weinig omvang rijke wetsontwerpen. Bij de Kamer is nog aanhangig het wetsontwerp op de staatsbedrijven, waaromtrent de Memorie van Ant woord wordt ingewacht, zoodat het ontwerp nog niet voor openbare behandeling gereed is. TWEEDE KAMER. In de zitting van gisteren werden de algemeene beschouwingen over de begrooting voortgezet door den heer de Kanter (U. L.), die alleen op grond van algemeene wettelijke regeling restitutie van pensioen bijdragen wil verleend zien. De heer P a t ij n (U. L.) besprak den algemeenen toestand van de finantiën. Het snel accres van de middelen, dat op sterke vermeerdering van welvaart wijst, m ge het Tarief verre houden. Bij den goeden stand onzer finantiën moest er echter sprake zijn van overschot. Nu dit er niet is, zij men voorzichtig, daal de slechte uitkomsten der spoorwegen ten slotte, ook den Staat zullen aangaan. Dus niette veel optimisme. Hoe durft de Minister op een opbrengst van 2 millioen uit de door het nog te verdedigen debietreeht te rekenen De daling van de koers onzer nationale schuld maakt spr. bezorgd. Hij ging na, wat daarvan de oorzaken kunnen zijn. Zoo heeft o.a. het beleid der Regeering in den aanvang van dit jaar de vraag naar onze staats fondsen gedrukt. Spr. behandelde dan de middelen om dit te verhel pen. Spr. prees daartoe aan een spoedig herstel van het evenwicht in de begrootingen door een snelle behandeling van de Inkomstenbelastingwaar de Kegeering op moet aandringen. Snellere amortisatie van de staatsschuld is een tweede middel, dat mogelijk is bij herziening van onze Muntwet en groote zilver aanmunting Dan klaagde spr. over ongewone stiiging der militaire lasten onder dit kabinet: 5 miilioen meer dan in 1908 zonder de eigenlijke militaire plan nen dezer Regeering, die de stijging op bijna 10 mil lioen brengen. Spr. betoogde, dat de regeering door- haar militarisme van de slechtste soort de volkskracht ondermijnt. Verder zette hij uiteen, dat van het voor nemen van minister Talma, om eenheid en unifor miteit in de sociale verzekeringswetten te brengen, niets is terecht gekomen, doch in tegendeel een beden kelijk gemis aan wetgevend talent gebleken. De heer De Beaufort betwistte dat er ver band bestaat tusschen de vrijzinnigen en de democra tie in den zin, zooals de he-er Roodhuyz-en- dat bedoel de. Het volk moet voorbereid worden voor de democra tie en d-e vrijzinnigen hebben zich van die taak vrij goed gekweten. Spreker achtte ons volk wel rijp voor algemeen kiesrecht. Hoewel ook spreker het betreurde dat de Koningin niet in persoon- d-e St-aten Generaal heeft geopend meende spreker diat men dé rege-ering daarover niet hard moet vallen daar het onts-tane beletsel niet van Haar afkomstig schijnt en buiten den socialistischen- optocht schijnt te staan. Ter bespoediging van. de werkzaamheden adviseerde spreker om het aantal wetsontwerpen ni-et te vergrooten, nu er reeds zoo groote overlading i-s. Ten aanzien van de Rechterzij de wees hij -er op, d-at bij dien schoolstrijd -eenheid van vreeselijke tijding d-e Rochelleezen zou ontmoedigen, hij trachtte, zegt Richelieu in zijne gedenkschriften, die zoo lang mogelijk verborgen te houden, liet al de havens van het. koninkrijk sluiten, nauwkeurig zorg dragende, dat geen enkel schip uitzeilde, alvorens het leger, dat Buckingham gereed maakte, zou vertrokken zijn, terwijl hij nu, in plaats van Buckingham, zelf dat vertrek wilde besturen. Hij dreef zelfs de ge- Strengheid van dat bevel zoo ver, dat hij den ambassa deur van Denemarken, die zijn afscheid had verzocht, in Engel-and terug hield, als ook den gewonen Hol- landschen afgezant, die de Oost-Indische schepen, welke Karei I aan de Ver-eenigd© Provinciën had te ruggegeven, in de haven van Ylissing-en- moest- bren gen. Maar daar hij er niet eer aan bad- gedacht dit be vel af te kondigen dan igijf uur n-a dé gebeurtenis, namelijk te twee uur des namiddags, hadden reeds twee schepen de haven verlaten; een, zooals wij we ten. vervoerde milady, die reeds het gebeurde vermoe dende, in dat vevm-oed-en werd bevestigd door het zien ophijschen der zwarte vlag van 't admiraalsschip. Wat het tweede vaartuig betreft, wij zullen later zeggen, wien het vervoerde en hoe het vertrok. Onderwijl was- er in het kamp van la Roebelle niets nieuws voorgevallen. Alleen besloot de koning, die zich, zooa-ls gewoonlijk, erg verveelde, maar misschien in het kamp nog iets meer dan- elders, incognito de feesten van den H. Bodewijk to Saint Germain te gaan bijwonen, en vroeg derhalve den kardinaal, hem een geleide van niet meer dan twintig musketiers te doeii gereed mak-en. De kardinaal, die zich soms evenveel ala de koning- verveelde, verleende een Verlof aan zijn koninklijken luitenant, di'e beloofde tegen den vijftienden Sep tember terug t-e zullen zijn. De heer dé Trévi'lle, door Zijne Eminentie gewaarschuwd, maakte zijn bagage in gereedheid en hoewel de reden van het levendig verlangen en de gebiedende noodzakelijkheid zijner vrienden om naar Parijs terug t-e keeren niet kennen de, bestemde hij ze om aan het geleide de-el te nemen. (Wordt vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1