DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN No. 288 Honderd en dertiende Jaargang. 1911 DONDERDAG 7 DECEMBER. B IKHEMLASU. De drie Musketiers* FEUIL3L.BÏTOM ALKMAAR, 7 December. Zooals we reeds kort hebben gemeld, is het tot een breide gekomen tusschen Koning Alfonso en zijn tan- te Eulalia. De infante, die de schoone namen draagt van Maria Lulalin 1' rancisca van Assïsi Maxgaretha, Roberta Isabella, Franeisca, Paula Christina Maria de la Piedad, werd den 12-den Februari 1864 geboren, Zij was nog- maar vier jaar toen haar moeder, Ko ningin Isabella II werd verjaagd en zich 'te Parijs, het toevluchtsoord Van onttroonde majesteiten, vestigde. Van de drie dochters van Koningin Isabella had zij het meest geërfd van het temperament en van de on verschilligheid over het oordeel der wereld. De infan te verklaarde dan ook dezer dagen, dat ze zich meer Parisjenne dan Spaanscbe gevoelde. Toen do Spanjaarden Isabella's zoon als Alfonso Kil op den troon geplaatst hadden, was een van zijn eerste daden te zorgen, dat zijn zusters uit de Parij- sche atmosfeer kwamen en slechts de hoflucht van Madrid konden inademen. „De- lncht- te Parijs is niet goed voor haar" moet hij gezegd hebben. De oudste (Ier drie zusters, de infante Isabella, huwde een prins van Bourbon, graaf v. Girgenti, zij leeft thans als weduwe te Madrid en is door de groote populairiteit, v elke zij zich heeft, weten verwerven, een groote steun voor de dynastie geworden, J>e tweede, infante Maria de la Paz, is de gemalin van prins Bodewijk Ferdi nand van Beieren. Eulalia trad ondanks allen tegen- stand in het huwelijk met haar neef, prins Anton van Orleans. Twee kinderen kwamen er uit dit huwe lijk prins Alfonso en Lodewijk Ferdinand1, van wie de oudste gehuwd is met. prinses Beatrice van Ko burg. Hot huwelijk was weinig gelukkig wat meer voorkomt als hij piet deugt en zij niet deugt. De in fante leidde al heel gauw een al te vrij leventje. Te vergeefs liet de Spaanscbe koningin-weduwe haar dikwijls gevoelen, dat zij tot het Spaanscbe hof be hoorde en dat zij overeenkomstig de strenge hofetiket- te had te leven, dus zich niet zooveel vrijheden mocht veroorloven. Zij stoorde er zich niet aan, ging bijv. prat op haar kennis met den Spaanschen revolution- paiien journalist Louis Boirafoux, die to Parijs woont en in zijn geschriften steeds de Spaansche dynastie en regeering aanvalt, Bij de troonsbestijging van Alfonso XIII hebben de beide dames zich weer verzoend. Infante Eulalia zag er evenwel niet tegen op, bij die gelegenheid te verschijnen in Parijsche toiletten en roodblond verfd haar. De koningin-weduwe moet toen tot haar hebben gezegd: „Vergeet niet, dat je een nakome linge bent van Karei V en dat je je aan 't bof van Fi- lips IV bevindt. „Do infante antwoordde echter op spottenden toon: „Ik ben er waarlijk niet trotsch op." Het huwelijk van haar zoon Alfonso, dat tot stand kwam buiten de vereischte toestemming des konings, bedierf echter weer veel en het gedrag der infante deed er het zijne toe. Zij daalde n.l. langzamerhand af in de kringen der „Rastaquouères," werd „diner- prinses." Als er eens een vreemde nabob te Parijs kwam, die in een of ander luxe-hotel een diner gaf, dan kon men den volgenden morgen in de couranten, die over zulke gebeurtenissen steeds berichtjes opne men, lezen, dat son „Altesse Royale l'Infante Eula lia van de partij was en dat was in den regel voor iemand, die van lagere geboorte maar van hooger ze delijk gehalte is, het bewijs, dat hij niet gaarne een plaatsje in die tafelronde zou hébben ingenomen Genoeg dus om te doen gelooven, dat de infante wat men noemt „een veelbewogen leven" achter den rug heeft. Zij vond thans het oogenblik gekomen, haar levensverhaal openbaar te maken. Ziehier wat ze daaromtrent aan een journaliste, die haar kwam interviewen, mededeelde':- „Ik heb nog nooit iets geschréven. In onze familie vertrouwt, men niét aan het papier toe alles wat men graag zou willen zeggen, maar nu ik grootmoeder ben dacht ik, dat ik het hoek, waarin mijn filosofische ge dachten zijn neergelegd, wel zou mogen uitgeven." Men weet, dat koning Alfonso er anders over denkt vermoedelijk vooral, omdat de schrijfster de echt scheiding verdedigt, want overigens moet het nog al vervelende lectuur zijn, welke alleen zal worden gele zen omdat een prinses het geschreven heeft. De koning heeft- zijn tante, zoodra hij van hot boek hoorde, het volgende telegram gezonden: ,Ik beveel u de openbaarmaking onmiddellijk te staken jotdat ik het boek ken en ik u machtiging heb verleend. Alphonso rey." Tante seinde toen terug: „B.en zeer verwonderd dat men een oordeel over een boek uitspreekt, voordat men het kent. Dit is iets, dat alleen maar in Spanje kan gebeuren. Nooit het hofleven bemind hebbend, mij altijd achteraf gehou den hebbend, maak ik gebruik van de gelegenheid af scheid van je te nemen, want na het gebeurde, goed voor een inquisitie, beschouw ik me vrij in mijn par ticuliere leven te handelen zooals me goed dunkt." Toen is de ministerraad er aan te pas gekomen. Fluks zond de infante evenwel aan dén minister-pre sident het volgende ironische telegram: „Ik wacht de bestraffing af, verzoek u echter mij zoo spoedig mogelijk te laten weten, waarin deze bestaat, daar ik van plan ben op reis te gaan." Bang is de infante dus niet. De ministerraad moet van nieening zijn, dat men haar niet uit haar rang kan ontzetten, daar zij dezen krachtens geboorte en niet door de koninklijke genade heeft gekregen. En het jaargeld van 250.000 peseta's (125.000 gulden) dan? Och, zeido de infante, wat kan de koning tegen zijn tante doen? Moor de intrekking van het jaargeld is de toestemming van de volksvertegenwoordiging noo- dig en in deze veelbewogen tijden is zooiets altijd ge vaarlijk voor een koning. Alfonso XTII zal hieraan denken." EERSTE KAMER. Gisteren vergaderd© de Eerste Kamer onder voor zitterschap van J. E. N. baron Schimmelpenninck van der Oye, De voorzitter stelde voor morgen in de secties te onderzoeken de. wetsontwerpen, vermeld op een aan de toegezonden lijst, met dien verstande, dat de Militiewet onderaan komt en dat eenige wetsontwer pen worden bijgevoegd, o, a. na de Militiewet, het wetsontwerp tot het aangaan van een overeenkomst met de gemeente 's-Gravenhage, betreffende koop en verkoop van terreinen op het Buitenhof. Liet sectieonderzoek van laatstgenoemd ontwerp zal met voor Vrijdag plaats hebben. 'Ir0t1.(le, te onderzoeken wetsontwerpen behoort ook de Indische begrooting'. Aldus werd besloten. De verga der hig word verdaagd tot nadere bijeenroe ping. TWEEDE KAMER. In de zitting van gisteren werden de algemeene be schouwingen over de staatsbegrooting voortgezet, met eene rede van den heer De Siyornin Lobman C'. H.), welke verklaarde, eerst het volgend jaar den tijd gekomen te achten, om over de productiviteit van het Kabinet te spreken. Eensgezindheid is er, meen de hij, aan de rechterzijde voldoende, al is er verschil over de keuze van de middelen, om het gemeenschap pelijk doel te bereiken. Bij de sociale wetgeving is het niet anders, al zijn de verschillen daar grooter. Doch dc tegenwoordige scheiding in rechts en links is de schuld van de liberalen. Spr. meende, dat het reglement van orde der Ka mer wijziging behoeft, om de resultaten van den ar beid meer in overeenstemming te. doen zijn met het harde werken. Het bestaande reglement houdt te weinig rekening met het gewijzigde karakter vfln de Kamer, die hoe^ langer hoe meer eèn medebesturend lichaam wordt, in stee van een bloot critiseerend en wetgevend lichaam, gelijk zij vroeger was. Spr. wenscht© liet regl. van orde met deze gedachte te hebben herzien, dat meer op den voorgrond zal worden gebracht de wetgevende bezigheid van de Ka nier, en dat de propaganda en de verkiezingsredevoe ringen in de Kamer meer naar achteren zullen kunnen werden gedrongen. Hij betuigde er zijn leedwezen over, dat de heeren Drucker en Roodhuyzen wat hij noemt een knieval voor de sociaal-demoeraten hebben gedaan. Spr. eindigde met te kennen te geven, dat het land veiliger is tegen do sociaal-democraten onder een rechter kabinet, dan onder een kabinet van vrij zinnig-democraten, die de socialisten z. i. niet aan durven. De heer Kuyper (A. R.) bestreed den heer Drucker, en sprak over Engelsche, Duitsche en Belgi sche toestanden en politieke verhoudingen. Daarna over De Standaard. Vervolgens verdedigde hij, dat een kabinet niet behoeft af te treden als een onge huwde drager van de kroon niet huwen wil. Hij ve.r- dedigdo yercler het kabinet, en met name minister lalma, dien men, naar het inzicht van spr., wil „wip- penom er „conservatief" voor in de plaats te stellen. Spr. bepleitte het totstandbrengen van een Zon dagswet, Nadat stemming was gehouden over den post van de begrooting' van justitie, tot verleening van subsi die aan het centraal bureau voor sociale adviezen (aangenomen met 51 tegen 21 stemmen), en de be grooting van justitie was aangenomen zonder hoofde lijke stemming, werden de algemeene beschouwingen voortgezet door de» heer Van der Voort van z P CA- R.), welke sprak over de staking in het havenbedrijf te Amsterdam, De heer Kooien (R. O.) hield; financiëele be schouwingen, De hoer Vliegen (S. D. A. P.) besprak de Am- sterdnmsche staking en eritiseerde eveneens de hou- ding van het openbaar gezag diaarbij. Do heer Nolens verdedigde de hulde aan mi nister Ta lm a te Utrecht gebracht als verdiend voor den hem gepresteerden arbeid. 'tWoord was daarna aan den minister van Binnen- and.sche Zaken, dén heer Heemskerk, doch de vergadering werd toen om D/2 uur verdaagd tot s avonds 8 uur, toen voortgegaan werd met de be grooting van Buitenlandsche Zaken. De heer Tydeman (V. L.) wees op onze eigen aardige verhouding tot België, met welk land wij een dageiijksch verkeer hebben op verschillend gebied, zoodat er van gemeenschappelijke belangen kan wor den gesproken. Met genoegen constateerde spr., dat de diplomatie den arbeid der Hollandsch-Belgische commissie sym pathiek is. De commissie waagt de medewerking der regéering. Do minister van buitenlandsche zaken, de lieer De Marees van Swinderen, beantwoordde de verschillende sprekers. Na replieken van de heeren Aalberse (R.-K.) Hu- genholtz (S.D.), De Kantor (U.-L.), Van Karnebeek (.V.-L.) en Smeenge (U.-L.) en dupliek van den mi- niÜ?.r wer<len dé algemeene beraadslagingen gesloten. Bij art. 3 kwam de héér Hugenholtz nog eens terug op de houding van onzen vice-consul te Los Angelos. ,y art- 34 maakte de heer Ketelaar (V.-D.) eenige opmerkingen over de Nederlandsche school te Erussel, in vérband met het hijwonen der lessen in bijbelsche- en kerkgeschiedenis. Hij betoogde, dat de ouders vrij moeten zijn, om hun kinderen al of niet aan die lessen te doen deelnemen. De lieer El horst (A.-R.) sprak over dé cursus sen in de Rijn-provincie, die zeer op prijs werden ge steld, en vroeg of de stand der voorbereiding zoo is, dat eerlang met de cursussen kan worden begonnen. De heer Van Karnebeek (V. L.), wees er op, dat de Nederlandsche school te Brussel slechts door 27 kinderen wordt bezocht, waarvoor 90 per hoofd subsidie wordt betaald, terwijl er 12.000 Ne derlanders te Brussel wonen. De heer Van Asch van Wijok dankte den minister voor bet verleende subsidie aan dé Neder landsche schooi te Brussel. De Minister gaf toe, dat die school bitter klein is, maar achtte het subsidie toch noodig. Het overleggen van een bewijs van goed gedrag voor de onderwijzers aan de Rijncursussen achtte dé minister noodig in verband met de Duitsche wétten. Gegevens I over de voorbereiding tot dié cursussen kon de minis ter thans niet verschaffen. Ka repliek werd het artikel goedgekeurd. De begrooting van Buitenlandsche Zaken werd zonder stemming goedgekeurd. Zonder debat en zondér hoofdelijke stemming wer den aangenomen de volgend© wetsontwerpen: le. tot goedkeuring van het op 11 Februari 1911 te Parijs tusschen Nederland en Frankrijk gesloten verdrag nopens overneming van armlastige krankzin nige onderdanen en oud-onderdanen 2e. tot goedkeuring van het op 4 Mei te Parijs on- derteekende verdrag met bijbehoorend slotprotokol tot bestrijding van den zoogenaamden handel in vrouwen en meisjes; 3e. tot goedkeuring van het op 19 Juli 1911 te Brussel gespten verdrag, tot regeling van het verkeer van gedistilleerd over de Beigisch-Nederlandsche grens, en 4e. tot goedkeuring der overeenkomst tot oprich ting van een internationaal gezondheidisbureau, den 9en December 1907 te Rome gesloten. Over de Waterstaats-begrooting wei-den geen al gemeene beschouwingen gevoerd. De vergadering werd om 12 u. 20 verdaagd tot he den. Er waren toen nog drie léden aanwezig. nxs» ALEXANDRE DUMA.8 0 165) iS "eP A'Artagnan, bleek van woede, terwijl het zweet op zija voorhoofd uitbrak, „hij is net, laat mij hem vervolgen." „Maar wie Hij vroeg Athos. „Hij, die man!" „Welke man?" „Die vervloekte kerel, mijn kwade geest, dien ik steeds heb ontmoet, wanneer mij een of ander ongeluk bedreigde; hij, dien ik zocht, toen ik onzen vriend os uitdaagde; hij, dien ik denzelfden. dag heb out- ;i-°f 'v if* nffrouw Bonacieux is ontvoerd] geworden, H- to-ri- 6 a* ^ezien> hij is 't, hij is de man van Meung! ni,en, ^henytoeii de wind zijn mantel opensloeg." ren'? T© f Ath°S' ^inzemd' "Te paard, hee- inhalen." vervol^en wiJ hem, wij zullen hem to^over^U1" Aramis' opdenk dat hij den tegenovergestelden weg gaat, dien wij gaan; dat hii dat wlilir 1>aai W1 °nze Paar^n vermoeid zijn'; lat wj bijgevolg onze paarden zuilen doodrijden, zon- f er zelfs de kans te hebben hem te bereiken Laten w,j dien man daar, redden wij de vrouwd?Irtegïa^" „Hei, mijnheernep een stalknecht, den vreemde ling naloopende, „hei, mijnheer! Hier heb ik een pa- piertje, dat uit uw hoed is gevallen. Hei!'" Pi11*1 vriend!" zei d'Artagnan, „ziedaar een halve pistool, geef ma) dat papiertje." „Met alle pleizier, mijnheer!" Ziedaar." De stalknecht, verheugd over den goeden dag, dien terug keerde naar de binnenplaats der herberg BArtagnan opende het papier. „Welnu?" vroegen zijn vrienden, nmr hem luiste rende. „Sleehts_ één woord", zeido d'Artagnan. „Ja zeide Aramis, „en1 het woord is de naam eener stad. „Armemtières", las Porthos. Armentières? Dat ken ik niet." „En het schrift is van hare hand!" riep Athos. „Welaanbewaren wij dat papiertje zorgvuldig", zeide dArtagnan. „Misschien is mijn halve pistool met voor mets uitgegeven. Te paard, mijne vrienden, te paard1!" En de vrienden draafden spoorslags den weg naar Eethune op. LXTT. HET KARMELIETEN NONNENKLOOSTER TE BéTLIUNE. Groote misdadigers bezitten, om zoo te zeggen, een zekere geschiktheid, die ben alle hinderpalen doet te boven komen en hen aan élle gevaren doet ontsnap pen zoolang, tot de Voorzienigheid, hun snoodheid moede, paal en perk stelt aan hun goddeloos geluk. Het was evenzoo met milady. Zij ontkwam de krui sers der béide natiën en landde te Boulogne, zonder dat eenig ongeval haar had' bejegend'. Te Portsmouth aankomende, was milady eein Engel sche die de vervolgingen in Frankrijk uit la Roebelle hadden gejaagd. Te Boulogne aan wal komende, na twee dagen op zee te zijn gewee-st, gaf zij zich voor een Fransehe uit, die de Engelschen in hun haat tegen Frankrijk te iortsmouth verontrust hadden. Milady bezat boven dien het beste paspoort in hare schoonheid en de gul heid, met welke zij het geldi rondom zich strooide. Van de gewone maatregelen ontslagen, door den bevalligen glimlach en beleefde manieren van een ouden bevel hebber der haven, die haar de handen kuste, bleef zij met te Boulogne dan dén noodigen tijd, om den vol genden, brief op de post te doen „Aan Zijne Eminentie, den Kardinaal de Riche lieu, in zijn legerkamp voor la Rochelle. Uwe Excellentie kan gerust zijn, Zijne Genade de Hertog van Buckingham zal niet naar Frankrijk vertrekken. Boulogne, 25, des avonds. Miladly DE ingevolge de begeerte Uwer Eminentie, be- geet ik mij naar het Karmelieten Nonnenklooster te Bethune, waar ik uwe bevelen zal1 wachten." Milady ging dienzelfden avond op reis. De nacht overviel haar: zij hield stil en ging in een herberg slapen; des morgens ten vijf ure vertrok zij weder, zoodat zij drie uren daarna Béthune bereikte. Zij liet zich het klooster der Karmelieten nonnen aanwijzen en ging er onmiddellijk binnen. De abdis kwam haar tegemoet; milady toonde haar hét bevel van den kar dinaal de abdis liet haar een kamer geven en haar een ontbijt voordienen. Al het, verledene was voor de oogen dier vrouw ver dienen en dén blik op de toekomst gevestigd', zag zij 1111 niet anders dan de schitterende fortuin, die de kar dinaal haar toedacht; hij, dien zij zoo gelukkig had gediend, zonder d'at zijn naam in het minste in die bloedige zaak was gemengd' geworden. De steeds nieu- we hartstochten, die haar verteerden, gaven aan haar leven de gelijkenis dier walken, welke in het lucht- ïuim drijven, nu eens het azuur, dan het vuur, dan weder de duisternis des orkaans weerkaatsten en geen ander spoor achterlaten dan verwoesting en dood. Na het ontbijt kwam dé abdis haar een bezoek brengen. Er zij11 weinig uitspanningen in een kloos ter en de goedé dame was ongeduldig kennis met hare nieuwe huisgenoot© te maken. Milady wilde de abdis behagen en zulks was voor die waariijk met uitste kende geestvermogens begiftigde vrouw, in het ge- heel niet moeilijk. Zij beproefde beminnelijk te zijn, Zij was bekoorlijk en misleidde de abdis, d'oor haar zoo afwisselend! gesprek en de lieftalligheid, die in hare geheele persoon doorstraalde. De abdis, een adellijke vrouw, hield vooral van die Gemengd nieuws. DE GROENTIJD. „Het aderland" publiceert een „gesloten brief," door prof. De Groot, te Leiden, gezonden aan de leden van dé beide Kamers der Staten-Generaal, inzake het Leidsche groenen-schandaal en den groentijd! in het algemeen. Hij wijst, daarin op hetgeen door hem zelf, en ande ren reeds waarschuwend tegen den groentijd is inge bracht en hoe alles niets heeft mogen baten. Na hetgeen onlangs te Leiden gebeurd is, staat hem, zegt hij, geen andereu weg open, dan zich te wenden tot de leden van de Staten-Generaal. „Wat deed ditmaal de Senaat?" vraagt hij. En hij antwoordt: „Zijn rector berispte zonder erbarmen, ten aanzien van de gansche natie, maar tegen het groentijd-instituut werd zelfs niet den vinger opgehe ven. De schrijver van den „gesloten brief" geeft nu een uitvoerig relaas van het gebeurde op den bekenden re ceptie-avond met een afschrift van het libretto en eindigt dan aldus: Mijne Heeren Leden van de Staten-Generaal! Dus wetende tot welk een omvang; de jaarlijkscjie vergrij pen van dat instituut aan de jonge novieten zijn uit gewassen, en hoe die vergrijpen worden bedreven in het groot, met terzijdestelling van de meest elementai re begrippen van zedelijkheid, fatsoen en eer dan voorwaar, behoeft men zich niet af te vragen, wat zich aan onze Hoogescholen in den groentijd binnenska mers afspeelt. Wie niet ziende blind is, weet nu ook wat de be scherming der groenen door de Corpsbesturen, waar mee altijd wordt geschermd;, te beteekenen heeft. En andere beschermers tegen gemeenheden der door "Massensuggestion aangegrepen georganiseerde over macht hebben de onbedrevfen jongeren, ongeorgani seerde éénlingen, niet. Is 't geen toestand, die ten hemel schreit? Mag die maar zoo voortduren? Er kan toch op ingegrepen worden, wijl het moet. hofgeschiedenissen, die zoo moeilijk de grenzen eens koninkrijk-s bereiken en nog moeilijker de muren van een klooster door Ir in genaan welks voet 't gedruisch dei wereld verstomt. Milady daarentegen was zeer bekend met dé menig-vuldige aristocratische intriges, te midden van welke zij, gedurende vijf of zes jaren had geleefd; zij ving dan aan, met de goede abdis over de wereld'sche bedrijven van het Fransehe hof te onderhouden en die gepaard gingent aan de buitenspo rige godsvrucht des konings. Zij verhaalde haar de geheime liefdesavonturen der heeren en dames van het hof, die de abdis zeer goed bij naam kende; raak te even dén liefdehandel van Buckingham met de ko ningin aan en sprak veel, ten einde een weinig te hoo- ren spreken. Maar de abdis bepaalde zich tot luisteren en tot glimlachen, zonder een woord te spreken. Intusschen, daar milady zag, dat die soort van gesprekken haar zeer vermaakten, ging zij voort, maar nu liet zij het gesprek op den kardinaal neerkomen, doch niet we tende, of de abdis al of niet kard'inaalsgezind was, hield zij zich op dén juisten middenweg, terwijl de nog voorzichtiger abdis zich van hare zijde niets liet ont vallen en slechts een diepe buiging met het hoofd maakte, elkens wanneer de vreemdelinge den naam van Zijne Eminentie uitsprak. Milady begon te vree- zen, dat zij zich in het klooster verschrikkelijk zou vervelen. Zij besloot dus iets te wagen, om eindelijk te zien, waaraan zij zich te houden had, derhalve be gon zij, aanvankelijk onder bedekte termen, kwaad van den kardinaal te spreken, vervolgens trad zij meer in bijzonderheden, den liefdehandel van den minister met mevrouw d'Alguitlon, met Marion de Lonne en eenige loszinnige vrouwen verhalende. De abdis luis terde meer aandachtig, werd van lieverlede spraakza- mer en glimlachte. ,,IIa. dacht milady, „zij begint in mijne geaprekkeu behagen_te scheppen. Indien zij voor dén kardinaal is, dan is zij het althans niet met geestdrift." f Woedt vsrvolgd.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1911 | | pagina 1