DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN
No. 288
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DONDERDAG
7 DECEMBER.
B IKHEMLASU.
De drie Musketiers*
FEUIL3L.BÏTOM
ALKMAAR, 7 December.
Zooals we reeds kort hebben gemeld, is het tot een
breide gekomen tusschen Koning Alfonso en zijn tan-
te Eulalia. De infante, die de schoone namen draagt
van Maria Lulalin 1' rancisca van Assïsi Maxgaretha,
Roberta Isabella, Franeisca, Paula Christina Maria
de la Piedad, werd den 12-den Februari 1864 geboren,
Zij was nog- maar vier jaar toen haar moeder, Ko
ningin Isabella II werd verjaagd en zich 'te Parijs, het
toevluchtsoord Van onttroonde majesteiten, vestigde.
Van de drie dochters van Koningin Isabella had zij
het meest geërfd van het temperament en van de on
verschilligheid over het oordeel der wereld. De infan
te verklaarde dan ook dezer dagen, dat ze zich meer
Parisjenne dan Spaanscbe gevoelde.
Toen do Spanjaarden Isabella's zoon als Alfonso
Kil op den troon geplaatst hadden, was een van zijn
eerste daden te zorgen, dat zijn zusters uit de Parij-
sche atmosfeer kwamen en slechts de hoflucht van
Madrid konden inademen. „De- lncht- te Parijs is niet
goed voor haar" moet hij gezegd hebben. De oudste
(Ier drie zusters, de infante Isabella, huwde een prins
van Bourbon, graaf v. Girgenti, zij leeft thans als
weduwe te Madrid en is door de groote populairiteit,
v elke zij zich heeft, weten verwerven, een groote steun
voor de dynastie geworden, J>e tweede, infante Maria
de la Paz, is de gemalin van prins Bodewijk Ferdi
nand van Beieren. Eulalia trad ondanks allen tegen-
stand in het huwelijk met haar neef, prins Anton van
Orleans. Twee kinderen kwamen er uit dit huwe
lijk prins Alfonso en Lodewijk Ferdinand1, van wie
de oudste gehuwd is met. prinses Beatrice van Ko
burg. Hot huwelijk was weinig gelukkig wat meer
voorkomt als hij piet deugt en zij niet deugt. De in
fante leidde al heel gauw een al te vrij leventje. Te
vergeefs liet de Spaanscbe koningin-weduwe haar
dikwijls gevoelen, dat zij tot het Spaanscbe hof be
hoorde en dat zij overeenkomstig de strenge hofetiket-
te had te leven, dus zich niet zooveel vrijheden mocht
veroorloven. Zij stoorde er zich niet aan, ging bijv.
prat op haar kennis met den Spaanschen revolution-
paiien journalist Louis Boirafoux, die to Parijs woont
en in zijn geschriften steeds de Spaansche dynastie en
regeering aanvalt,
Bij de troonsbestijging van Alfonso XIII hebben
de beide dames zich weer verzoend. Infante Eulalia
zag er evenwel niet tegen op, bij die gelegenheid te
verschijnen in Parijsche toiletten en roodblond
verfd haar. De koningin-weduwe moet toen tot haar
hebben gezegd: „Vergeet niet, dat je een nakome
linge bent van Karei V en dat je je aan 't bof van Fi-
lips IV bevindt. „Do infante antwoordde echter op
spottenden toon: „Ik ben er waarlijk niet trotsch
op."
Het huwelijk van haar zoon Alfonso, dat tot stand
kwam buiten de vereischte toestemming des konings,
bedierf echter weer veel en het gedrag der infante
deed er het zijne toe. Zij daalde n.l. langzamerhand
af in de kringen der „Rastaquouères," werd „diner-
prinses." Als er eens een vreemde nabob te Parijs
kwam, die in een of ander luxe-hotel een diner gaf,
dan kon men den volgenden morgen in de couranten,
die over zulke gebeurtenissen steeds berichtjes opne
men, lezen, dat son „Altesse Royale l'Infante Eula
lia van de partij was en dat was in den regel voor
iemand, die van lagere geboorte maar van hooger ze
delijk gehalte is, het bewijs, dat hij niet gaarne een
plaatsje in die tafelronde zou hébben ingenomen
Genoeg dus om te doen gelooven, dat de infante
wat men noemt „een veelbewogen leven" achter den
rug heeft. Zij vond thans het oogenblik gekomen,
haar levensverhaal openbaar te maken. Ziehier wat
ze daaromtrent aan een journaliste, die haar kwam
interviewen, mededeelde':-
„Ik heb nog nooit iets geschréven. In onze familie
vertrouwt, men niét aan het papier toe alles wat men
graag zou willen zeggen, maar nu ik grootmoeder ben
dacht ik, dat ik het hoek, waarin mijn filosofische ge
dachten zijn neergelegd, wel zou mogen uitgeven."
Men weet, dat koning Alfonso er anders over denkt
vermoedelijk vooral, omdat de schrijfster de echt
scheiding verdedigt, want overigens moet het nog al
vervelende lectuur zijn, welke alleen zal worden gele
zen omdat een prinses het geschreven heeft.
De koning heeft- zijn tante, zoodra hij van hot boek
hoorde, het volgende telegram gezonden:
,Ik beveel u de openbaarmaking onmiddellijk te
staken jotdat ik het boek ken en ik u machtiging heb
verleend. Alphonso rey."
Tante seinde toen terug:
„B.en zeer verwonderd dat men een oordeel over een
boek uitspreekt, voordat men het kent. Dit is iets,
dat alleen maar in Spanje kan gebeuren. Nooit het
hofleven bemind hebbend, mij altijd achteraf gehou
den hebbend, maak ik gebruik van de gelegenheid af
scheid van je te nemen, want na het gebeurde, goed
voor een inquisitie, beschouw ik me vrij in mijn par
ticuliere leven te handelen zooals me goed dunkt."
Toen is de ministerraad er aan te pas gekomen.
Fluks zond de infante evenwel aan dén minister-pre
sident het volgende ironische telegram: „Ik wacht
de bestraffing af, verzoek u echter mij zoo spoedig
mogelijk te laten weten, waarin deze bestaat, daar ik
van plan ben op reis te gaan."
Bang is de infante dus niet. De ministerraad moet
van nieening zijn, dat men haar niet uit haar rang
kan ontzetten, daar zij dezen krachtens geboorte en
niet door de koninklijke genade heeft gekregen. En
het jaargeld van 250.000 peseta's (125.000 gulden)
dan?
Och, zeido de infante, wat kan de koning tegen zijn
tante doen? Moor de intrekking van het jaargeld is
de toestemming van de volksvertegenwoordiging noo-
dig en in deze veelbewogen tijden is zooiets altijd ge
vaarlijk voor een koning. Alfonso XTII zal hieraan
denken."
EERSTE KAMER.
Gisteren vergaderd© de Eerste Kamer onder voor
zitterschap van J. E. N. baron Schimmelpenninck
van der Oye,
De voorzitter stelde voor morgen in de secties te
onderzoeken de. wetsontwerpen, vermeld op een aan de
toegezonden lijst, met dien verstande, dat de
Militiewet onderaan komt en dat eenige wetsontwer
pen worden bijgevoegd, o, a. na de Militiewet, het
wetsontwerp tot het aangaan van een overeenkomst
met de gemeente 's-Gravenhage, betreffende koop en
verkoop van terreinen op het Buitenhof.
Liet sectieonderzoek van laatstgenoemd ontwerp zal
met voor Vrijdag plaats hebben.
'Ir0t1.(le, te onderzoeken wetsontwerpen behoort ook
de Indische begrooting'.
Aldus werd besloten.
De verga der hig word verdaagd tot nadere bijeenroe
ping.
TWEEDE KAMER.
In de zitting van gisteren werden de algemeene be
schouwingen over de staatsbegrooting voortgezet, met
eene rede van den heer De Siyornin Lobman
C'. H.), welke verklaarde, eerst het volgend jaar den
tijd gekomen te achten, om over de productiviteit van
het Kabinet te spreken. Eensgezindheid is er, meen
de hij, aan de rechterzijde voldoende, al is er verschil
over de keuze van de middelen, om het gemeenschap
pelijk doel te bereiken. Bij de sociale wetgeving is
het niet anders, al zijn de verschillen daar grooter.
Doch dc tegenwoordige scheiding in rechts en links is
de schuld van de liberalen.
Spr. meende, dat het reglement van orde der Ka
mer wijziging behoeft, om de resultaten van den ar
beid meer in overeenstemming te. doen zijn met het
harde werken. Het bestaande reglement houdt te
weinig rekening met het gewijzigde karakter vfln de
Kamer, die hoe^ langer hoe meer eèn medebesturend
lichaam wordt, in stee van een bloot critiseerend en
wetgevend lichaam, gelijk zij vroeger was.
Spr. wenscht© liet regl. van orde met deze gedachte
te hebben herzien, dat meer op den voorgrond zal
worden gebracht de wetgevende bezigheid van de Ka
nier, en dat de propaganda en de verkiezingsredevoe
ringen in de Kamer meer naar achteren zullen kunnen
werden gedrongen. Hij betuigde er zijn leedwezen
over, dat de heeren Drucker en Roodhuyzen wat hij
noemt een knieval voor de sociaal-demoeraten hebben
gedaan. Spr. eindigde met te kennen te geven, dat
het land veiliger is tegen do sociaal-democraten onder
een rechter kabinet, dan onder een kabinet van vrij
zinnig-democraten, die de socialisten z. i. niet aan
durven.
De heer Kuyper (A. R.) bestreed den heer
Drucker, en sprak over Engelsche, Duitsche en Belgi
sche toestanden en politieke verhoudingen. Daarna
over De Standaard. Vervolgens verdedigde hij, dat
een kabinet niet behoeft af te treden als een onge
huwde drager van de kroon niet huwen wil. Hij ve.r-
dedigdo yercler het kabinet, en met name minister
lalma, dien men, naar het inzicht van spr., wil „wip-
penom er „conservatief" voor in de plaats te stellen.
Spr. bepleitte het totstandbrengen van een Zon
dagswet,
Nadat stemming was gehouden over den post van
de begrooting' van justitie, tot verleening van subsi
die aan het centraal bureau voor sociale adviezen
(aangenomen met 51 tegen 21 stemmen), en de be
grooting van justitie was aangenomen zonder hoofde
lijke stemming, werden de algemeene beschouwingen
voortgezet door de» heer Van der Voort van
z P CA- R.), welke sprak over de staking in het
havenbedrijf te Amsterdam,
De heer Kooien (R. O.) hield; financiëele be
schouwingen,
De hoer Vliegen (S. D. A. P.) besprak de Am-
sterdnmsche staking en eritiseerde eveneens de hou-
ding van het openbaar gezag diaarbij.
Do heer Nolens verdedigde de hulde aan mi
nister Ta lm a te Utrecht gebracht als verdiend voor
den hem gepresteerden arbeid.
'tWoord was daarna aan den minister van Binnen-
and.sche Zaken, dén heer Heemskerk, doch de
vergadering werd toen om D/2 uur verdaagd tot
s avonds 8 uur, toen voortgegaan werd met de be
grooting van Buitenlandsche Zaken.
De heer Tydeman (V. L.) wees op onze eigen
aardige verhouding tot België, met welk land wij een
dageiijksch verkeer hebben op verschillend gebied,
zoodat er van gemeenschappelijke belangen kan wor
den gesproken.
Met genoegen constateerde spr., dat de diplomatie
den arbeid der Hollandsch-Belgische commissie sym
pathiek is. De commissie waagt de medewerking der
regéering.
Do minister van buitenlandsche zaken, de lieer De
Marees van Swinderen, beantwoordde de verschillende
sprekers.
Na replieken van de heeren Aalberse (R.-K.) Hu-
genholtz (S.D.), De Kantor (U.-L.), Van Karnebeek
(.V.-L.) en Smeenge (U.-L.) en dupliek van den mi-
niÜ?.r wer<len dé algemeene beraadslagingen gesloten.
Bij art. 3 kwam de héér Hugenholtz nog eens terug
op de houding van onzen vice-consul te Los Angelos.
,y art- 34 maakte de heer Ketelaar (V.-D.)
eenige opmerkingen over de Nederlandsche school te
Erussel, in vérband met het hijwonen der lessen in
bijbelsche- en kerkgeschiedenis. Hij betoogde, dat de
ouders vrij moeten zijn, om hun kinderen al of niet
aan die lessen te doen deelnemen.
De lieer El horst (A.-R.) sprak over dé cursus
sen in de Rijn-provincie, die zeer op prijs werden ge
steld, en vroeg of de stand der voorbereiding zoo is,
dat eerlang met de cursussen kan worden begonnen.
De heer Van Karnebeek (V. L.), wees er
op, dat de Nederlandsche school te Brussel slechts
door 27 kinderen wordt bezocht, waarvoor 90 per
hoofd subsidie wordt betaald, terwijl er 12.000 Ne
derlanders te Brussel wonen.
De heer Van Asch van Wijok dankte den
minister voor bet verleende subsidie aan dé Neder
landsche schooi te Brussel.
De Minister gaf toe, dat die school bitter
klein is, maar achtte het subsidie toch noodig. Het
overleggen van een bewijs van goed gedrag voor de
onderwijzers aan de Rijncursussen achtte dé minister
noodig in verband met de Duitsche wétten. Gegevens
I over de voorbereiding tot dié cursussen kon de minis
ter thans niet verschaffen.
Ka repliek werd het artikel goedgekeurd.
De begrooting van Buitenlandsche Zaken werd
zonder stemming goedgekeurd.
Zonder debat en zondér hoofdelijke stemming wer
den aangenomen de volgend© wetsontwerpen:
le. tot goedkeuring van het op 11 Februari 1911
te Parijs tusschen Nederland en Frankrijk gesloten
verdrag nopens overneming van armlastige krankzin
nige onderdanen en oud-onderdanen
2e. tot goedkeuring van het op 4 Mei te Parijs on-
derteekende verdrag met bijbehoorend slotprotokol
tot bestrijding van den zoogenaamden handel in
vrouwen en meisjes;
3e. tot goedkeuring van het op 19 Juli 1911 te
Brussel gespten verdrag, tot regeling van het verkeer
van gedistilleerd over de Beigisch-Nederlandsche
grens, en
4e. tot goedkeuring der overeenkomst tot oprich
ting van een internationaal gezondheidisbureau, den
9en December 1907 te Rome gesloten.
Over de Waterstaats-begrooting wei-den geen al
gemeene beschouwingen gevoerd.
De vergadering werd om 12 u. 20 verdaagd tot he
den. Er waren toen nog drie léden aanwezig.
nxs»
ALEXANDRE DUMA.8
0
165)
iS "eP A'Artagnan, bleek van woede,
terwijl het zweet op zija voorhoofd uitbrak, „hij is
net, laat mij hem vervolgen."
„Maar wie Hij vroeg Athos.
„Hij, die man!"
„Welke man?"
„Die vervloekte kerel, mijn kwade geest, dien ik
steeds heb ontmoet, wanneer mij een of ander ongeluk
bedreigde; hij, dien ik zocht, toen ik onzen vriend
os uitdaagde; hij, dien ik denzelfden. dag heb out-
;i-°f 'v if* nffrouw Bonacieux is ontvoerd] geworden,
H- to-ri- 6 a* ^ezien> hij is 't, hij is de man van Meung!
ni,en, ^henytoeii de wind zijn mantel opensloeg."
ren'? T© f Ath°S' ^inzemd' "Te paard, hee-
inhalen." vervol^en wiJ hem, wij zullen hem
to^over^U1" Aramis' opdenk dat hij den
tegenovergestelden weg gaat, dien wij gaan; dat hii
dat wlilir 1>aai W1 °nze Paar^n vermoeid zijn';
lat wj bijgevolg onze paarden zuilen doodrijden, zon-
f er zelfs de kans te hebben hem te bereiken Laten
w,j dien man daar, redden wij de vrouwd?Irtegïa^"
„Hei, mijnheernep een stalknecht, den vreemde
ling naloopende, „hei, mijnheer! Hier heb ik een pa-
piertje, dat uit uw hoed is gevallen. Hei!'"
Pi11*1 vriend!" zei d'Artagnan, „ziedaar een halve
pistool, geef ma) dat papiertje."
„Met alle pleizier, mijnheer!"
Ziedaar."
De stalknecht, verheugd over den goeden dag, dien
terug keerde naar de binnenplaats der herberg
BArtagnan opende het papier.
„Welnu?" vroegen zijn vrienden, nmr hem luiste
rende.
„Sleehts_ één woord", zeido d'Artagnan.
„Ja zeide Aramis, „en1 het woord is de naam eener
stad.
„Armemtières", las Porthos.
Armentières? Dat ken ik niet."
„En het schrift is van hare hand!" riep Athos.
„Welaanbewaren wij dat papiertje zorgvuldig",
zeide dArtagnan. „Misschien is mijn halve pistool
met voor mets uitgegeven. Te paard, mijne vrienden,
te paard1!"
En de vrienden draafden spoorslags den weg naar
Eethune op.
LXTT.
HET KARMELIETEN NONNENKLOOSTER
TE BéTLIUNE.
Groote misdadigers bezitten, om zoo te zeggen, een
zekere geschiktheid, die ben alle hinderpalen doet te
boven komen en hen aan élle gevaren doet ontsnap
pen zoolang, tot de Voorzienigheid, hun snoodheid
moede, paal en perk stelt aan hun goddeloos geluk.
Het was evenzoo met milady. Zij ontkwam de krui
sers der béide natiën en landde te Boulogne, zonder
dat eenig ongeval haar had' bejegend'.
Te Portsmouth aankomende, was milady eein Engel
sche die de vervolgingen in Frankrijk uit la Roebelle
hadden gejaagd.
Te Boulogne aan wal komende, na twee dagen op
zee te zijn gewee-st, gaf zij zich voor een Fransehe
uit, die de Engelschen in hun haat tegen Frankrijk te
iortsmouth verontrust hadden. Milady bezat boven
dien het beste paspoort in hare schoonheid en de gul
heid, met welke zij het geldi rondom zich strooide. Van
de gewone maatregelen ontslagen, door den bevalligen
glimlach en beleefde manieren van een ouden bevel
hebber der haven, die haar de handen kuste, bleef zij
met te Boulogne dan dén noodigen tijd, om den vol
genden, brief op de post te doen
„Aan Zijne Eminentie, den Kardinaal de Riche
lieu, in zijn legerkamp voor la Rochelle.
Uwe Excellentie kan gerust zijn, Zijne Genade
de Hertog van Buckingham zal niet naar Frankrijk
vertrekken.
Boulogne, 25, des avonds.
Miladly DE
ingevolge de begeerte Uwer Eminentie, be-
geet ik mij naar het Karmelieten Nonnenklooster
te Bethune, waar ik uwe bevelen zal1 wachten."
Milady ging dienzelfden avond op reis. De nacht
overviel haar: zij hield stil en ging in een herberg
slapen; des morgens ten vijf ure vertrok zij weder,
zoodat zij drie uren daarna Béthune bereikte. Zij liet
zich het klooster der Karmelieten nonnen aanwijzen
en ging er onmiddellijk binnen. De abdis kwam haar
tegemoet; milady toonde haar hét bevel van den kar
dinaal de abdis liet haar een kamer geven en haar
een ontbijt voordienen.
Al het, verledene was voor de oogen dier vrouw ver
dienen en dén blik op de toekomst gevestigd', zag zij
1111 niet anders dan de schitterende fortuin, die de kar
dinaal haar toedacht; hij, dien zij zoo gelukkig had
gediend, zonder d'at zijn naam in het minste in die
bloedige zaak was gemengd' geworden. De steeds nieu-
we hartstochten, die haar verteerden, gaven aan haar
leven de gelijkenis dier walken, welke in het lucht-
ïuim drijven, nu eens het azuur, dan het vuur, dan
weder de duisternis des orkaans weerkaatsten en geen
ander spoor achterlaten dan verwoesting en dood.
Na het ontbijt kwam dé abdis haar een bezoek
brengen. Er zij11 weinig uitspanningen in een kloos
ter en de goedé dame was ongeduldig kennis met hare
nieuwe huisgenoot© te maken. Milady wilde de abdis
behagen en zulks was voor die waariijk met uitste
kende geestvermogens begiftigde vrouw, in het ge-
heel niet moeilijk. Zij beproefde beminnelijk te zijn,
Zij was bekoorlijk en misleidde de abdis, d'oor haar zoo
afwisselend! gesprek en de lieftalligheid, die in hare
geheele persoon doorstraalde.
De abdis, een adellijke vrouw, hield vooral van die
Gemengd nieuws.
DE GROENTIJD.
„Het aderland" publiceert een „gesloten brief,"
door prof. De Groot, te Leiden, gezonden aan de leden
van dé beide Kamers der Staten-Generaal, inzake het
Leidsche groenen-schandaal en den groentijd! in het
algemeen.
Hij wijst, daarin op hetgeen door hem zelf, en ande
ren reeds waarschuwend tegen den groentijd is inge
bracht en hoe alles niets heeft mogen baten.
Na hetgeen onlangs te Leiden gebeurd is, staat hem,
zegt hij, geen andereu weg open, dan zich te wenden
tot de leden van de Staten-Generaal.
„Wat deed ditmaal de Senaat?" vraagt hij. En hij
antwoordt: „Zijn rector berispte zonder erbarmen,
ten aanzien van de gansche natie, maar tegen het
groentijd-instituut werd zelfs niet den vinger opgehe
ven.
De schrijver van den „gesloten brief" geeft nu een
uitvoerig relaas van het gebeurde op den bekenden re
ceptie-avond met een afschrift van het libretto en
eindigt dan aldus:
Mijne Heeren Leden van de Staten-Generaal! Dus
wetende tot welk een omvang; de jaarlijkscjie vergrij
pen van dat instituut aan de jonge novieten zijn uit
gewassen, en hoe die vergrijpen worden bedreven in
het groot, met terzijdestelling van de meest elementai
re begrippen van zedelijkheid, fatsoen en eer dan
voorwaar, behoeft men zich niet af te vragen, wat zich
aan onze Hoogescholen in den groentijd binnenska
mers afspeelt.
Wie niet ziende blind is, weet nu ook wat de be
scherming der groenen door de Corpsbesturen, waar
mee altijd wordt geschermd;, te beteekenen heeft. En
andere beschermers tegen gemeenheden der door
"Massensuggestion aangegrepen georganiseerde over
macht hebben de onbedrevfen jongeren, ongeorgani
seerde éénlingen, niet. Is 't geen toestand, die ten
hemel schreit? Mag die maar zoo voortduren? Er kan
toch op ingegrepen worden, wijl het moet.
hofgeschiedenissen, die zoo moeilijk de grenzen eens
koninkrijk-s bereiken en nog moeilijker de muren van
een klooster door Ir in genaan welks voet 't gedruisch
dei wereld verstomt. Milady daarentegen was zeer
bekend met dé menig-vuldige aristocratische intriges,
te midden van welke zij, gedurende vijf of zes jaren
had geleefd; zij ving dan aan, met de goede abdis
over de wereld'sche bedrijven van het Fransehe hof te
onderhouden en die gepaard gingent aan de buitenspo
rige godsvrucht des konings. Zij verhaalde haar de
geheime liefdesavonturen der heeren en dames van
het hof, die de abdis zeer goed bij naam kende; raak
te even dén liefdehandel van Buckingham met de ko
ningin aan en sprak veel, ten einde een weinig te hoo-
ren spreken.
Maar de abdis bepaalde zich tot luisteren en tot
glimlachen, zonder een woord te spreken. Intusschen,
daar milady zag, dat die soort van gesprekken haar
zeer vermaakten, ging zij voort, maar nu liet zij het
gesprek op den kardinaal neerkomen, doch niet we
tende, of de abdis al of niet kard'inaalsgezind was,
hield zij zich op dén juisten middenweg, terwijl de nog
voorzichtiger abdis zich van hare zijde niets liet ont
vallen en slechts een diepe buiging met het hoofd
maakte, elkens wanneer de vreemdelinge den naam
van Zijne Eminentie uitsprak. Milady begon te vree-
zen, dat zij zich in het klooster verschrikkelijk zou
vervelen. Zij besloot dus iets te wagen, om eindelijk
te zien, waaraan zij zich te houden had, derhalve be
gon zij, aanvankelijk onder bedekte termen, kwaad
van den kardinaal te spreken, vervolgens trad zij meer
in bijzonderheden, den liefdehandel van den minister
met mevrouw d'Alguitlon, met Marion de Lonne en
eenige loszinnige vrouwen verhalende. De abdis luis
terde meer aandachtig, werd van lieverlede spraakza-
mer en glimlachte.
,,IIa. dacht milady, „zij begint in mijne geaprekkeu
behagen_te scheppen. Indien zij voor dén kardinaal is,
dan is zij het althans niet met geestdrift."
f Woedt vsrvolgd.)