DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Hst foorstel inzake werkloosheldrerzekerlng.
No 290
Honderd en dertiende faargang.
1911
ZATERDAG
9 DECEMBER.
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Dit nummer bestaat uit 3 bladen.
EEN MODERNE HUGO DE GROOT.
ALKMAARSCHE COURANT
■MaMibitiÉa
i.
ALKMAAR, 9 December.
Met belangstelling zal men ongetwijfeld eenigen tijd
geleden hebben gelezen, dat burgemeester en wethou
ders van Alkmaar den Raad een „ontwerp-verordening
op het gemeentelijke werkloozenfon-ds" hebben aange
boden. Ronduit verklaren B. en W. in die toelichting,
dat deze indiening niet van ganscher harte gaat. Zij
hadden gehoopt nog eenigen tijd daarmede te kutinen
wachten. De ondervinding, van hetgeen door over
heidsbemoeiing tot stand kan worden gebracht, zeg
gen ze, is nog zeer gering. Verder mag verwacbt
worden, dat weldtra van rijkswege maatregelen zullen
kunnen worden verordend, welke de door de gemeenten
genomen maatregelen, althans gedeeltelijk, zullen
kunnen teniet doen. Eindelijk zijn ze van meening,
dat de werkloosheid in deze gemeente nimmer dien
omvang heeft aangenomen als in sommige andere
deelen' des lands en dat de oplossing van het vraag
stuk voor Alkmaar in geenendeele tot de meest ur
gente onderwerpen moet worden gerekend. Evenwel
de aandrang, welke door den Raad bij herhaling was
uitgeoefend, was zoo groot, dat B. en W. zich niet
langer verantwoord achten met het blijven aannemen
van een afwachtende houding. Dit _standpunt valt
onvoorwaardelijk te prijzen, temeer nu nog- maar zeer
kort geleden door den burgemeester werd verklaard,
dat- het college van B. en W. nog niet eenstemmig
over deze zaak dacht. De eenstemmigheid- heeft ge
lukkig niet lang op zich laten wachten, op g-rondi van
het ontbreken eener verklaring van een minderheid
natuurlijk aangenomen, dat ze bestaat-, Intussclien is
de spoed, welke werd betracht, niet ten goede geko
men aan het voorstel zelve, waaraan het wel is te
zien dat het haast-werk is geweest. Alvorens echter
eenige opmerkingen te maken, waartoe de bijlage aan
leiding geeft, willen we nog wel' gaarne ons aansluiten
bij 's Raiad-s meerderheid, welker aandrang wij trou
wens steeds hebben gesteund. Werkloosheid achten
we een der treurigste verschijnselen van het maat
schappelijk leven. Niets is harder voor wie werken
wil en werken kan, dan dat hij geen werk kan vinden.
Zijn schaarsche middelen zijn weldra uitgeput, om
aan de behoeften, hoe zeer ook ingekrompen, te kun
nen voldoen, moet hij huurschuld maken, dingen ver-
koopen en verpanden, borgen bij bakker en kruidenier
zoolang als tot dit alles de gelegenheid bestaat. En
dan? Dan moet hij aankloppen bij armenzorg, dé
hand, tot werken zoo gaarne bereid, uitstrekken naar
de openbare of particuliere liefdadigheid. Ge-en won
der waarlijk, da-t een flink werkman zich gaarne voor
een dergelijke kwade kans eenigszins- wil verzekeren,
om in zulk een ernstigen t-ijd niet dadelijk broodeloos
te staan. Door wekelijks een klein bedrag af te zon
deren, verzekert hij zich van een uitkeering, indien hij
werkloos mocht worden. Maar wat voor dit doel ter
zijde kan worden gelegd! is niet genoeg om voldoende
te helpen, wanneer er steun noodig is. Daarom komt
de overheid bij deze poging om in den vorm van ver
zekering den noodj te lenigen, te hulp. En niet slechts
beloont zij daardoor een op zich zelf zoo nuttige -sel£
help, maar ook moedigt zij daardoor liet streven naar
eigen hulp aan. Dit- juist maakt de overheidsbemoei
ing bij dit stelsel van vrijwillige verzekering voor ons!
zoo bijzonder sympathiek, dat zij de zelfstandige
kracht bevordert, de eigen energie prikkelt, het per
soonlijke verantwoordelijkheidsgevoel versterkt.
Het- gemeentebelang, uit moreel en materieel oog-;
punt hierbij betrokken, is zoo groot, dat de gemeentel
zich daarvoor wel een offer mag getroosten.
3STu zijn B. en W. van meening, dat de ondervinding-
tot nu toe opgedaan, zeer gering is. Het kan niet!
worden ontkend, dat de werkloozenverzekering nog
niet een zaak va-u ouden datum is en dat er tot dus-,
verre nog geen enkel stelsel volmaakt geboren bleek.
Maar aan den anderen kant is de gemeente, welke
thans het vraagstuk der werkloosheidverzekering aan
pakt, geenszins een pioniere op sociaal gebied. In dit
verband zij met eenige- verwondering gewaagd van de
omstandigheid, da-t uit d-e bijlage niet blijkt, of er
voor den raad ook gegevens (verordeningen, jaarver
slagen etc.) uit andere gemeenten ter visie' zijn ge
legd.
Burgemeester en wethouders ge-ven verder uiting
aan de vrees, dat de te verwachten werkzaamheid van
het rijk gedeeltelijk de gemeentelijke maatregelen
zullen kunnen te niet doen. In de eerste plaats zij
naar aanleiding van deze uitlating opgemerkt, dat er
tusschen een rapport eener staatscommissie en een
daaruitvoortvloeienda wet in d'en regel nog al een
lange periode ligt En verder is het niet zeer waar
schijnlijk te achten dat ingrijpende wijzigingen in de
gemeentelijke verordeningen noodig zullen zijn, zoo
het rijk zich de zaak der werkloosheidverzekering
aantrekt.
In de memorie van toelichting bij het wetsontwerp
van 1907, waarvan de bedoeling was een nieuw arti
kel in te voegen in de staatsbegrooting voor in het
jaar 1908 toe te kennen bijdragen aan gemeenten in
hare uitgaven over het dienstjaar 1907 ten behoeve
van de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van
werkloosheid ad 0000 werd er de nadruk op gelegd,
dat het rijk de plaatselijke overheid! dient bij te staan,
dat de gemeenten, om op rijkssubsidie aanspraak te
kunnen maken, natuurlijk met het noodig© beleid- zul
len moeten te werk gaan, doch dat het niet raadzaam
is nauwkeurig omschreven voorwaarden te stellen, wijl
plaatselijke omstandigheden grooten invloed! zullen
kunnen hebben op de maatregelen, welke behooren te
worden genomen.
Ook bij het groote verzekeringsdebat, in de Tweede
Kamer in 1908 gehouden, werd betoogd, dat de werk-
loozenzorg een taak is, door de gemeente ter hand
te nemen, zoonoodig met finantieelen steun van den
staat.
Naar alle waarschijnlijkheid! zal dus hij de staats
bemoeiing de gemeente het aanrakingspunt blijven en
zal er weinig behoeven te worden veranderd aan een
bestaand stelsel, mits dit deugdelijk zij.
Eindelijk verklaren B. en W. dat het oplossen van
het vraagstuk der werkloosheid in Alkmaar in gee
nendeele tot de meest urgente onderwerpen van over
heidsbemoeiing moet. worden gerekend. Wij beschik
ken niet over de gegevens, welke men noodig heeft
voordat men zoo beslist stelling kan nemen bijv. de
resultaten van een werkloozentelling gedurende do
laatste jaren, vergelijkingen met andere gemeenten
van Alkmaars grootte als Ylaardingen, Vlissingen
etc., waar men wel tot het nemen van maatregelen is
overgegaan. Maar uit de aanvragen van de georgani
seerde arbeiders in deze gemeente, uit den aandrang
uitgeoefend door en vermoedelijk ook op ver
schillende raadsleden, zou men toch wel opmaken, dat
de behoefte naar een oplossing hierterstede wel dege
lijk wordt gevoeld.
Bij het ontwerpen der voorgestelde verordening is,
zeggen B. en W. die. Haagsche verordening' in hoofd
zaak gevolgd, welke naar zij meenen, het gemakke
lijkst aan Alkmaarsche toestanden kan worden aan
gepast. Aldaar is, zoo gaan zij voort, vrij zuiver het
Gentsche stelsel gevolgd, bestaande in het geven vag
een hijslag bij de vergoedingen welke de vakvereeni-
gingen aan hare werklooze leden uitkeeren. In deze
twee zinnetjes ligt echter een contradictio in termi
nis. In den TIa,ag is juist niet het Gentsche -stelsel
gevolgd. Men is in den Haag juist uitgegaan van
een geheel ander, het Noorsclie stelsel, en eerst later
heeft de Rahd een wijziging in de richting van het
Gentsche stelsel aangebracht, waardoor is ontstaan
hetgeen men in den regel het Haagsche stelsel noemt.
Bij deze „algemeene beschouwingen" mogen we het
heden laten.
In een volgend artikel zullen ze nog even worden
voortgezet, zal meer in het bijzonder bij den naam en
de grondgedachte worden stilgestaan en zullen verder
eenige leemten en onjuistheden worden besproken, die
wij in de verordening meenen hebben ontdekt en die,
we ten deele hebben teruggevonden in de amendemen
ten, welke bereids door den heer Van Buijsen zijn in
gediend.
EERSTE KAMER.
De Eerste Kamer gaat heden, na afloop van de-
a fel eel ings werkzaamheden, zonder nog in openbare'
vergadering bijeen te komen, uiteen t.ot na Kerstmis.
Daarna komt zij weer bijeen ter behandeling van de
Indische begTOoting 1912 en vertier gereed' zijnde on
derwerpen.
In de vergadering van gisteren van de afdeelingen
zijn benoemd tot rapporteurs over het wetsontwerp be
treffende de Militie de heeren Vermeulen, Staal, Van
Voorst tot Voorst, 't Hooft en Röell.
TWEEDE KAMER,
In de zitting van gisteren werden de algemeene be
schouwingen over de Staatsbegrooting voortgezet. De
heer De Beaufort (V.' L.) was- aan het woord.
Ilij betoogde, dat de heer Roodhuyzen duidelijk heeft
doen uitkomen niet- dat de begrippen vrijzinnigheid en
democratie elkaar dekken, maar juist dat ze elkaar
niet dekken. Hij bestreed vervolgens de Indische
schooldenkbeelden van d-r. Kuyper. Wat de aanmun
ting van zilvergeld aangaat, sloot spr. zich aan bij
den minister van financiën.
Daarop kwam dr. Kuyper (A. R.)- met enkele op
merkingen. Zijn dreigement met staking van deel
neming aan de sociale verzekeringen, als de invalidi
teitswet niet op een zeker oogenblik tot stand geko
men zou zijn, kan na minister Heemskerk's uiteenzet
tingen komen te vervallen. Na uitgesproken te heb
ben, vroeg hij het. woord voor een persoonlijk feitmi
nister Heemskerk had) hem beschuldigd „in hooge ma-
- te krenkend!" te zijn geweest jegens den minister van
koloniën. Spr. nam nu uit zijn eerste rede terug, dat
de minister van koloniën hem liadi „gekwetst"; men
leze daarvoor „ontstemd." Als minister Heemskerk
dan ook maar wil inzien, dat hij (minister) hem
(spreker) heeft, pijn gedla.au. Christenbroeder, reik mij
nu de hand! Hierop las spr. den minister nog eens
de les, en zet hij opnieuw zijne grieven tegen den mi
nister van kolbniën uiteen.
De minister van koloniën kwam nu ook in het
krijt. Hij gewaagde van een „afschuwelijk, misver
stand," en betoogde dat de heer Kuyper zich vergist.
Waarop de voorzitter verzocht geen „da capo"
van de behandeling van de Indische begroeting te ge
ven.
Na deze entracte kwam de heer Pat ij n (U. L.)
aan het woord. Hij- hield zijn bezwaren vol, en klaag
de, dat de minister hem voor een groot gedeelte geen
antwoord gegeven heeft.
De heeren Dolk (U. L.) en De Klerk (U.L.)
maakten enkele korte opmerkingen.
Vervolgens behandelde de heer .Vliegen (S. D.
A. P.) nog eens uitvoerig de Amsterdamsche gebeur
tenissen tijdens de zeel-iedenstaking.
Hierop de minister van landbouw, N. en H. Hij
verdedigde den vorm van de door hem ingediende
wetsontwerpen tegenover den heer Patijn.
Dan volgde de minister van binnenlandsche zaken.
Hij verdedigde de benoeming van den Helderschen
schoolopzi ener
Als een volgend© kiesrecht-petitie op een Maandag
wordt overgereikt, zal de minister de ''he-eren ontvan
gen. Ook omtrent de Amsterdamsche gebeurtenissen
deed' de minister nog enkele mededeelingen.
De minister verheugde zich over de verklaring van
Dr. Kuyper, betreffende de Invaliditeitswet, De regee
ring zal de totstandkoming van ziekte en -invalidi
teitswet, voor zoover dit van haar afhangt, bevorde-
ren, niet. in deze periode, doch nog in dit jaar.
Wat het onderwijs aangaat, de verhouding tusschen
I openbaar en bijzonder onderwij-s is nog steeds niet in
overeenstemming met de gezindheid der bevolking.
De minister antwoordde dr. Kuyper, dat hij geen
oorlogsverklaring heeft bedoeld. Dr. Kuyper denkt
echter wat slecht o^er de antirevolutionaire ministers;
hij is wat bezorgd over hen. Dat vinden die ministers
niet aangenaam, en dat komt dan wel eens aan der,
dag. Daarom zegt sprekerDenk niet zoo slecht over
ons, en werkt wat meer met ons mede. (Bravo).
De heer Nolens (R.-K.) repliceerde.
De heer Patijn. en de minister Talma moeten
dat vertrouwde spr. niet vasthouden aan hetgeen
zij hier gezegd hebben, als aan een wet van Meden en
Perzen. Anders zou dit belemmerend kunnen werken
op den arbeid van de- commissie van voorbereiding.
De heer Kuyper (A. R.) betreurde, dat zijn
houd-ing en woorden irriteerend hebben gewerkt. Ver-
scheid'enen worden daaronder vaak rancuneus. Des
te meer waardeert hij het, dat het kabinet rond en
open zijn gemoed heeft gelucht.
Twisten van geliefden brengen de harten nauwer
bijeen. Spr. heeft niet anders dan lof over gehad voor
het kabinet, in zijn rede van gisteren slechts critiek
geuit op details. Hoe kan- men dan nu zeggen, dat
hij slecht denkt van het kabinet?
Bij den minister van koloniën bleek geen kwaad in
het spel te zijn. Die minister meende, dat. de Stan
daard- zich vergist heeft in de feiten, en als dit blijkt
zal correctie zeker volgen. Misverstand) was er niet
tusschen de 2 debatteerende partijen, maar bij de ge
heele Kamer en hij het publiek daarbuiten. De explo
sie van vriendschap van de overzijde wijst er op. Het
misverstand) kan alleen verklaard worden hierdoor,
dat de verdediging van de Indische Begrooting zoo
veelomvattend was, dat 's ministers geest op het be
paalde punt niet los en vrij meer was. Sprak men
vroeger eerst van oorlog: nu is alles pais en vree.
(Hilariteit links).
De heer P a t. ij n (IT. L.) voerde vervolgens voor
de derde maal1 het woord.
De heer De Visser (C.-H.) zei dat- in de rede
van dr. Kuyper een misverstand school, dat velen
rechts pijn heeft gedaan. Van ontstemming van de
rechterzijde in haar geheel over het optreden van den
minister van koloniën is spr. niets bekend. Daarvan
bleek noch in de Kamer, noch in de Pers. Op den mi
nister van koloniën is een stempel gedrukt van geeste
lijke en intellectueele armoede. Dat -is volkomen on
juist. De minister van koloniën heeft in zijn geheel
verdediging van zijn begrooting, niet het minst bij de
quaestie der Minahassa, getoond, een rechtgeaard
geestverwant te zijn van Groen van Prinsterer.
Bravo's)
De minister van landbouw (de! heer Talma) dupli
ceerde.
De algemeene beschouwingen w-erden- gesloten.
Hoofdstuk I (Huis- der Koningin) werd' z. h. s.
aangenomen.
Hoofdstuk II (Hooge Colleges) werd zonder debat
of z. h. s.. aangenomen.
Vervolgens was Hoofdstuk V (Binnenlandsche Za
ken) aan de orde. Na enkele opmerkingen van de
heeren Van Lijnden van Sandenburg en Fleskens,
werd de vergadering verdaagd tot 's avond-s, toen de
begrooting van Waterstaat aan de orde was, waarhij
natuurlijk verschillende districtsbelangen ter sprake
kwamen.
Bij art, 81 werden de beraadslagingen om 12 uur 25
gesloten (er waren nog 4 leden aanwezig). Maandag
middag voortzetting.
sloten 30 December a.s., die op grof wild- 31 Januari
1912.
Gemengd nieuws.
I INBRAAK.
In het afbetaling'smagazijn van den heer T. van
Veen, in de Plantagestra-ati te Rotterdam, ia gister
nacht ingebroken. Aan de zijde van de Plantagestraat
heeft men zich door een raam tot het magazijn toe
gang verschaft. Met medeneming van een 30-tal uls-
ters en een partij kindergoed; hebben de dieven het
huis aan de zijde van het Oosteinde verlaten door een
deur, die aan de binnenzijde met een grendel was ge
sloten. Pogingen, in het werk gesteld om met den po
litiehond het- spoor van de dieven te ontdekken, heb
ben geen resultaat opgeleverd. Men vermoedt, da-t de
daders dezelfde personen zijn, die den vorigen nacht
in de fabriek van damesconfectie van de firma. Gebrs.
Groosjolian, in de Vijverhofstraat, hebben ingebroken.
GRIEZELIGE VONDST.
Gistermiddag werd' door dr. Beckers te Heerlen de
lijkschouwing verricht op het Dinsdag in het dennen
bosch van Heyliof gevonden lijk. Twee brigadiers der
marechaussee en een groote menigte waren aanwezig-.
Dr. Beckers constateerde, d-at liet geraamte ongeveer
anderhalf jaar oud! was. Na schouwing werden de
overblijfselen in het bosch begraven. In de vestzakken
wei-den nog gevonden drie rijksdaalders, eenig' klein
geld en een horloge zonder ketting. Bij het- opruimen
vond men nog in de nabijheid van d-e rechterhand een
revolver met zes geladen patronen en bij de linkerhand
stak een mes in den gro-ndl
Men vermoedt thans met eenige zekerheid, dat de
vondst de overblijfselen zijn van den voor ongeveer an
derhalf jaar spoorloos verdwenen mijnwerker K., da-ar
deze volgens verklaringen van zijn vroegere hospita
een zonderling was, die altijd van een revolver was
voorzien en dlie in dien tijd schoenen droeg, welke veel
overeenkomst vertoonden met de bij het lijk gevonde
nen.
Algemeen is men van meening, dat hier geen mis
daad in het spel is, maar dat de ongelukkige K. in
moedeloosheid een eind aan zijn leven maakte. Het
verdwijnen van het hoofd wordt aan een roofdier toe
geschreven.
Toen gistermorgen een spoorwegbeambte in de goe
derenloods van het station te Leer, in Oost-Eriesland,
aan het werk was, werd zijn aandacht getrokken door
een waschmand, waarin zich iets scheen t-e bewegen.
Hij liet zijn werk staan, ging op de mand af en lichtte
het deksel op. En da-ar zag hij voor zich een jong-
mensch, wien het in de beperkte ruimte blijkbaar te
benauwd geworden was en die zich nu door zijn bewe
gingen verraden had. Het jongemensch in de mand
bleek bij onderzoek de dader van een grooten diefstal
te Leer te zijn.
DE JACHT IN NOORD-HOLLAND.
De jacht op klein wild in Noord-Holland wordt ge-
E-EN DE-GENESTET-HOEK.
In het gesticht Meerenberg is een de-Genestet-hoek
aangebracht. De linkerzij-de der vestibule van het
hoofdgebouw, waar reeds vele wachtende bezoekers op
de bamboestoelen konden rusten, is nu geheel aan -den
dichter gewijd, wiens naam al lang- aan Meerenberg is
verbonden. Boven het bekende lied) „Bij Meerenberg"
(De morgen lacht, dfe koeltjes zweven....), uit het
jaar 1858, ziet men een groot, door een patiënt getee-
kend, portret van De Genestet- en drie kijkjes' (steen
druk) uit den tijd' toen deze het gesticht- kende en er
op zoo roerende wijze over dichtte. Het zijn: het oude
gesticht, de kerk en het meertje met het oude heeren
huis.
ANTI-TREKIIONDENBOND.
De dames W. Tindal-Tindal en A. O. Kuhn-Kra-
mer, te Amsterdam, wenden pogingen aan om. te gera
ken tot de oprichting van een anti-trekhondenbond.
Hoogstwaarschijnlijk zal deze bond nog in deze maand
worden opgericht.
DE MIST.
Volgens te Hardingen ontvangen bericht is de
stoomboot Hunze XX, van daar naar Amsterdam ver
trokken, Woensdagnamiddag in een dikken mist op
een stoompont Stavoren-Enkhuizen geloopen. De
voorsteven van de Hunze werdl vernield; d-e boot is
met zware lekkage te Enkhu-izen aangekomen.
UIT OTERLEEK.
In de Donderdag gehouden vergadering van de le
den der IJsclub Oterleek, afd. IJ. II. N. brachten
secretaris en penningmeester verslag uit over het jaar
1910—'11.
Uit de rekening, die door dl© heeren 0. Dekker en
A. Hoogland werd nagezien, bleek, dat het batig saldo
thans 676.04° bedra-agt.
De heeren R. Groot en J. van Alhada werden als
bestuursleden herkozen, <to laatste tevens als secreta
ris.
Tot afgevaardigde naar de Algemeene vergadering
op 29 December a.s. te Amsterdam- te houden, werd
gekozen de heer R. Groot met den heer A. Hoogland
als plaatsvervanger.
Als bode der club werd- ter vervanging van den heer
L. Brouwer, de heer- A. Deun benoemd.
Na behandeling van den beschrijvingsbrief en voor
lezing van ingekomen stukken, werd- de vergadering-
door den voorzitter, den heer S. Brak, die dank had
gebracht aan secretaris en penningmeester voor hun
ne nauwkeurig gevoerde administratie, gesloten.