DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Honderd en dertiende jaargang.
1911
ZATERDAG
9 DECEMBER.
SPROKKELINGEN.
STA JUSN1EUW8.
No. 290
De drie ifluskafierm.
F* BIJIU-LKTOIV
.a—-
ARSC
COURANT
AMERIKAANSCII
Uit Amerika, het land der onbegrensde mogelijkhe
den, komt weer eens een bijzonder verhaal, dat tot
veel vroolijkheid aanleiding geeft.
Mejuffrouw Edith Putman verveelde zich. Zij leef
de met haar moeder buiten en kreeg' een strenge op
voeding. Natuurlijk had de jonge dame echter ge
noeg romannetjes gelezen om te droomen van een ge
lukkige toekomst. Hoe moest zij echter in het huwe
lijk treden, als zij geen heeren ontmoette? Zij reken
de evenwel op de nieuwsgierig'heid der mannen en
kreeg een practiscli denkbeeld. Zij begaf zich n.l.
naar de haven en schreef op een der eieren, die in
groote kisten naar alle oorden van de wereld verzon
den worden: „Tk heet Edith Putman, woon daar en
daar, ben 19 jaar oud, heel aardig, en heb blauwe
oogen en blonde baren."
Niet lang daarna ontving zij een briefje met den
volgenden inhoud: „Uw bericht was mij bij mijn ont
bijt zeer welkom. Het ei smaakte bijzonder lekker.
Ik droom dag en nacht van uw blauwe oogen. Ik kom
u Vrijdag bezoeken."
H;i kwam, zag en overwon!
Mejuffrouw Joy Chudleiglis trad op nog romanti
scher wijze in het huwelijk. Zij bracht haar vacantia
op een vruehteaxkweekerij door en verveelde zich daar
zoo nu en dan verschrikkelijk tnsschen de eindelooze
rijen appelboomen. Ook zij nam een practisch besluit.
Zij nam een portret van zichzelf ze wist natuurlijk,
dat ze er aardig uitzag-en schreef op den achter
kant: „Waar zijt gij? En wie zijt gij, die eens deze
appelen zult eten? Schrijf mij, smeek ik u, want ik
ga dood van verveling." Deze smeekbede stak zij in
een mand prachtige appelen, die voor Engeland be
stemd waren. En uit Engeland, het dorado voor de
schoone Amerikaanschen, kwam antwoord op 't smee-
kende briefje in den vorm van een telegram, dat de
komst van een jongen man verkondigde. Ook hier
hetzelfde resultaat!
Een derde Amerikaanscbe dame, miss Banes, legde
het anders aan. Zij adresseerde een briefkaart aan
„de mooiste man" te X. De postbode was hierover
niet erg gesticht en bezorgde de kaart bij den leelijk-
sten man, dien hij kende. Een levendige correspon
dentie ontspon zich tusschen de twee.
En toen de moderne Cyrano* de Bergerac bij zijne
onbekende-bekende schoone in persoon kwam, had hij
haar door zijn brieven reeds zoo bekoord, dat zij hem
zijn leelijkheid gaarne vergaf.
HOE DAMES SMOKKELEN.
Dames, die veel van honden houden en op haar reis
van het vasteland naar Engeland hare, meest kleine,
viervoetige vrienden meenemen, ondervinden heel wat
last van de douane-beambten, omdat de Engelsche
wet voor eiken hond een langere quarantaine voor
schrijft. Daarom probeeren vele dames allerlei smok-
keikunstjes. Zij verstoppen haar hondjes in een zak
van een pelsmantel, dragen ze in een mof, in onschul
dig lijkende waschzakken, ja, zelfs een zijden lucht
kussen diende wel eens tot tijdelijke verblijfplaats van
een beklagenswaardig beestje. De dieren begrijpen
echter niet altijd den ernst van den toestand. On
langs bijv. stapte te Calais een dame aan boord, die
door een kinderjuffrouw werd begeleid. De laatste
droeg het kindje, dat er warmpjes in gestopt was. De
beid© dames kwamen gedurende de reis niet uit de
hut. Te Dover stapten ze aan land en verklaarden, dat
ze niets voor de belasting hadden aan te geven. Toen
ze echter de douane moesten passeeren, begon baby
tc blaffen
KIND-VROUWTJES.
De Engelsche regeering beeft het resultaat der
volkstelling in Indië, welke het vorige jaar werd ge
houden, openbaar gemaakt. Hieruit is gebleken, dat
er 250.000 kleine meisjes zijn, die reeds in het huwe
lijksbootje stapten, ofschoon ze nog maar 5 jaar zijn.
Gehuwden o-nder de tien jaar telde men 2.000.000 -en
„nauwelijks
uw gezel
beken ik,
den tijd,
„ik vrees
gekozen.
die sl-a-
Zoodia-nig
het ten
ALEXANDRE DUMAê.
16?, _0_
„Hoe, mejuffrouw!" zei zij tot haar,
heb ik u gezien en gij wilt mij weder van
schap berooven, waarop ik trouwens, dat
reeds eenigszins had gerekend, gedurende
dien ik hier moet blijven?"
„Neen, mevrouw 1" antwoordde de novice,
de. alleen, een slecht oogenblik te hebben
Gij sliept, gij zijt vermoeid."
„Velnu!" zeide milady, „wat kunnen zij,
pen, begeeren? Een aangenaam ontwaken,
ontwaken hebt gij mij geschonken, laat mij
volle genieten."
Haar bij de band nemende, trok zij haar op een leu
ningstoel,^ die nabij het bed stond.
De novice zette zich neder.
„Mijn hemel! zeide deze, „wat ben ik ongelukkig!
Ziedaar zes maanden, dat ik hier ben, zonder ©enigen
den minsten schijn van uitspanning; gij komt, uw te
genwoordigheid zou voor mij .een bekoorlijk gezel
schap zijn geweest, en ziedaar, naar alle waarschijn
lijkheid sta ik thans op bet punt het klooster te ver
laten."
„Hoe?" vroeg milady, „gaat gij het dan zoo spoedig'
verlaten
„Ten minste, ik hoop het", zeide de novice met een
uitdrukking van blijdschap, die zij in het minst niet
trachtte te verbergen.
„Ik meen gehoord te hebben, dat g'ij van wege den
kardinaal te lijden hebt gehad?" ging milady voort,
„dat is een reden van vriendschap te meer tusschen
ons beiden."
„Hetgeen onze g-oede abdis mij heeft gezegd, is dan
waar, dat ook gij een slachtoffer van den kardinaal
waart?"
onder de vijftien 6.000.000. Deze merkwaardige cij
fers berusten op de Indische gewoonte, welke den va
der beveelt zijn dochter zoo vroeg mogelijk aan een
echtgenoot te verkoopen. De kinderen worden in den
tempel getrouwd en na dieze plechtigheid aan de ou
ders terug gegeven. Millioenen- Indische vrouwen zijn
op dertien jarigen leeftijd reeds moeder en op vijf-en-
twintig jaar grootmoeder.
Het lot van de. Indische getrouwde vrouw is verre
van benijdenswaard. Zij is de slavin van haar man.
Nog erger echter is het lolt der weduwen; ofschoon de
gewoonte van den „vrijwüligen" vuurdood afneemt.
Hoe meer de weduwe lijdt, zoo heet- het, des te geluk
kiger baar echt-genooten bei in de eeuwige velden
hebbenDe meeste w-eduweix worden tempeldanse
ressen, een beroep, dat slechts vergulde ellende geeft!
AARDBEVING EN BIJGELOOF.
Vermakelijk zijn de bijgeloowige voorstellingen, wel
ke er in alle tijden en. onder alle volkoren over het
machtige verschijnsel van het beven der aarde zijn
ontstaan.
Naar de meening der oud Hindoes wordt een aard
beving veroorzaakt doordat de groot© kikvo-rschen,
waarop het heelal rust, zich don kop krabben! De'een
voudiger Japanner, die om -de veertien dagen een
aard- en een zeebeving kan- waarnemen, gelooft dat»
de aardvisch, de Jishinoew-o, telkens met zijn staart
zwaait en daardoor zee en land doet schudden.
Ook de Bari in Midden-Afrikn hebben een naïeve
voorstelling'. Bij hen komen rondom den berg Redjaf
aardschokken, veelvuldig voor en -door deze wordt soms
het water van. den Nijl boog' opgezweept. De Bari
verklaren dit aldus: Aan dten linker oever van den
Nijl staat, de berg- Redjaf, die getrouwd is anet den
berg, welke zich er vlak tegenover op den rechteroever
bevindt. De eerste is die mam in dit weinig gelukkige
huwelijk. Is hij uit zijn humeur, dan bromst hij en
laat de aarde heven; maar veel erger is het, wanneer
zijn vrouw op den rechteroever toornt. Ze huilt, brult,
raast en vernielt alles. Inderdaiad bewijzen de waar
nemingen, dat de aardbevingen, -die vam den rechter
oever uitgaan, veel heviger zijn -dan de andere. De
Bari gelooven, dat de trouweloosheid van den man de
schuld is van de boosheid der vrouw. Als zulk een
aardbeving- veroorzakend standje loskomt, .offeren de
inboorlingen jonge koeien, om de woede van de opge
wonden echtgenoot© tot bed-ari-ng te brengen.
De Bedouïnen gelooven, dat de aarde op de ho
rens van een os hangt en wel nu eens op den -eenen en
dan weer op den anden-en. Ls deze wereld-os moe in
zijn eenen hoorn, dan slingert hij door eon snelle be
weging van den kop de aarde op den anderen, totdat
hij eindelijk dood-op zial zijn -en de heele aarde weg
gooit. In het eerste geval kamt er een aardbeving', in
het tweede gaat de wereld natuurlijk te niet.
wekte hij de grootste geestdrift.
Het, volgende uittreksel uit een interview met Dr.
Ed-uard Grieg, na zijn verblijf te Londen, waar hij
Percy Grainger had aangetroffen, is een uitnemend
getuigschrift
„Er is een kunstenaar, wians medewerking ik nooit
zal vergeten, namelijk die van Percy Grainger. Hij is
een jong genie, met een echte kunstenaarsziel. Of
schoon Australiër van geboorte, spreekt hij Noorsch
en- is zeer begeesterd over ons land en onze kunst.
Geheel en al de man dien wij moetenliefhebben.Bij een
1 „At Home," mij ter eer© door Lady Speyer gegeven,
speelde hij mijne „Slatter" (Boerendansen) meester
lijk, volmaakt zooals zij gespeeld moeten worden."
Onder alle pianisten der wereld koos Eduard Grieg'
zelf Percy Grainger uit, om zijn klavierconcert op het
beroemde Leeds-Festival te spelen. Grieg wildé zelf
dirigeeren.
Na Grieg's overlijden zond zijne weduwe het horloge
en ketting, die de meester 25 jaar gedragen had, aan
Percy Grainger,
t Percy Grainger bemint harstocbtelijk de talenstu-
i die, waarvoor hij ook een even groot talent bezit als
voor het schilderen en eveneens het verzamelen van
oude volksliederen.
1 Het Vorige jaar verscheen hij voor 't eerst in Ne
derland en veroverde, met één slag de sympathieën van
het kunstlievende publiek, zoodat hij met. engngemen-
j ten werd overstelpt.
I Vatten we eenige Hollandsche beoordeelingen kort
samen ter staving van liet bovenstaande.
De Ilaagsche Nieuwe Courant: Wat we gisteravond
hebben beleefd, wat ons innerlijk heeft ervaren, was
een rijk gamma van de meest wondere ontroeringen,
loopend van dte onvoorwaardelijkste bewondering tot
de hoogste schoonheids-extase. Elk moment van dezen
onvergelijkelijken avond bracht een nieuwe emotie;
het was tenslotte een opeenstapeling van sensaties.
Zoo'n genie een tijdgenoot te mogen noemen, hem te
mogen hooren, zijn lof te mogen bezingen, dat is een
niet genoeg t© waardeeren geluk.
Het VaderlandEen openbaring was het over-
weldigend groot©, rijpe kerngezonde geluid uit 't edele
erts van .de heerlijke Bechstein gehaald; een toon, die
van diep uit het binnenste der klavierziel wordt ge-
haaldeen bro-nzen monument van klankschoonheid.
Het Nieuws van den Dag: Hoe heeft deze geniale
man de intentiën van den grooten meester (Bach!)
doorgrond! Indien hij zelf de schepper ware, zou hij
met de waarde der verschillende levensmiddelen; zij
krijgen immers maar alleen datgene wat het aller
noodzakelijkst is voor hen om te blijven leven en wat
hen in staat stelt 's Maandags weer op de fabriek te
rug te kunnen komen. Als bewijs hiervan schetste spr.
het leven van het arbeidersgezin in verband met de
stijging der levensmiddelen en kwam daarbij tot de
conclusie dat de tijden voor den arbeider zeer slecht
zijn. De-ze omstandigheid vond zijn oorzaak niet in
den handel die goed, zelfs best is, in den landbouw of
in de industrie, waarin een leven en bedrijf heerscht,
zooals in lange tijden niet gekend is, noch mocht do
schuld van de dure tijden in dezen winter geschoven
worden op de diroogte van dezen zomer.
Zeer breedvoerig stond spreker stil bij het aanhalen
van voorbeelden ter staving dezer bewering en z. i.
moeten gelogenstraft worden de woorden van profes-
j sor Treub, waarin deze zegtde toestanden van de
een© partij houden gelijken tred' met die der anderen,
want z. i. is het een groote leugen te beweren, dat,
gaat het de bezittende klasse goed, de arbeidende klas
se er dan wel bij vaart, en dat het de bezittende klasse
goed gaat bewijst het feit dat er ruim 6 millioen meer
inkomsten zijn dan vorige jaren in 's rijks schatkist-.
Te betreuren is het-, dat die som- in hoofdzaak alleen
ten goede komt aan ons militairisme.
De duurte is een gevolg van den drogen zomer
een bewering' die zoowel door staatkundigen als door
j oud© tantes op koffiekransjes wordt verkondigd
noemde spreker in 't minst niet steekhoudend,
j Waarin vindt de duurt© dan wel haar oorzaak?
Deze vraag beantwoordde spreker met het treffen
van een vergelijking van den zoo bij uitstek gunstigen
j finantieelen toestand der groote wereld van vóór 6 of
7 jaren met de veel minder rooskleurige tijden van ou-
geveer 3 jaren geleden. Toen ontstond een crisis in
de groote finantieele wereld, welke een groote werk-
1 loosheid ten gevolg© had.
Na lang bij dezen crisis en die werkloosheid te heb
ben stilgestaan, kwam spreker tot de overtuiging dat
de oorzaak der dure tijden in geenen deele aan de ar-
beidende klasse is te wijten.
Mocht de bezittende klasse met- het over het hoofd
zien van den zooeven genoemden crisis nog zoeken
1 naar den oorzaak der dure tijden, het valt te betreu-
i ren dat daarin nog maar steeds geen verandering kan
worden gebracht en de arbeiders nog maar steeds on-
der die toestanden gebukt moeten gaan.
Spreker noemde daarna een vergelijking der prijzen
PERCY GRAINGER.
We hebben al' heel wat gunstige critieken over
kunstenaars onder de oog-en gehad, maar beoordeelin-
g-en, die van een dergelijke bewondering, neen adora
tie getuigen, als- welke ons thans over den jeugdigen
Australischen pianist werden toegezonden, overtref
fen eenvoudig alles. Al die recensies zijn één hoog-
ge-stemden lofzang, waarin het genoten kunstgenot
jubelend naklinkt. Hoe'vjSle der internationale cou
rantenknipsels beginnen en eindigen niet met een
het werk niet helderder voor ons
leven".
De N. R. Ct.„Een wonder deze jonge Australiër
Een geboren genie! Een pianist, die zijn instrument
zoo volkomen beheerseht, er den klank uit doet aan
zwellen tot zulk een ontzettende kracht en tevens ver
loedert tot een zoo smeltende weekheid; d-oor de
tieroiek van zijn voordracht dusdanig imponeert en
door zulk een innige verzonkenheid den toon weet te
verdiepen tot een zielefluistering, is sinds Rubinstein
in de concertzaal nog niet weer verschenen!"
Wij mogen het bij deze enkele aanhalingen laten.
Als niet ieder muziekliefhebber, binnen wiens be
reik dit concert valt-, optrekt om deze zeldzame ster
aan den muzikalen hemel te gaan bewonderen
wanneer zou men het dan moeten doen?
DE DUURTE.
Voor een zeer klein gehoor trad
genie
Percy Grainger is een genie, zei dl'. Eduard Grieg,
toen hij hem jaren geleden voor -de eerste maal hoorde
spelen en deze woorden werden in alle landen her
drukt. Het muzikale talent vaar dezen uitverkorene
kwam al op zeer jeugdigen leeftijd aan d»:u dag. Van
zijn vijfde jaar af kreeg- hij geregeld pianolessen en op
zijn tiende jaar had hij reeds concert-successen te boe
ken. Maar dit wonderkind is gelukkig' niet als won
derkind gestorven, maar opgegroeid tot wonderman.
Zes jaar lang studeerde hij t-e Frankfort, eerst onder
leiding van -den vermaarden prof. James -zullen
we maar niet zeggen Jacob Kwast, tóen onder Bu
sunie. Van zijn zestiende jaar hij is nu 28 ver-
Donderdagavond,
ter behandeling van bovenstaand onderwerp, in „Dili-
I -gentia", van wege den Alkmaarschen Bestuurders-
bc-mi, op de heer A. B. Kleerekoper, uit Amsterdam.
Na opening der vergadering begon de spreker zijne
j rede met ee.ne vergelijking van het St. Nicolaasfeest,
1 waarfejj zoo velen verstoppertje spelen en hen die
thans dooi hunne afwezigheid schitterden. Hij
hebben kunnen doen I der eerste levensbehoeften van vóót 10 jaren en thans,
daarbij nog eens met nadruk verklarende, dat. de loo-
nen geen gelijken tred met die prijzen hadden gehou
den.
Een nieuwe te vestigen kolonie tot voorbeeld ne
mende, waarin men zal trachten evenredigheid te
brengen in producten en producenten, wees spreker
op de noodzakelijkheid, dat dit op de geheel© aarde,
die in zekeren zin t-och ook maar een kolonie is, ook
zoo moest zijn.
Hoe komt het dan, als alles op de wereld goed gaat
en ook de natuur haar plicht heeft gedaan, dat het
zulk een dure t ij dl is en wel juist nadat de bloei der
wereld zich na het doormaken van die crisis is g-aan
herstellen? vraagt spreker. De oorzaak is, dat de mid
delen, die de menschen voor hun levensonderhoud
noodig hebben, in het bezit zijn van hen, die over het
geld beschikken en dat. geld bij elkaar brengen, maat
schappijen en groepen van maatschappijen vormend,
waardoor zij in staat zijn, een groot aantal artikelen
op den prijs te brengen en te houden, die bun in hun
eigen belang verkieselijk voorkomt. Ergo wordt de
prijs niet bepaald door vraag en hoeveelheid, noch
door het algemeen belang; maar dioor afspraak en
overeenkomst van de rijksten dezer wereld. Als ruime
be-
oogsten de artikelen goedkooper zouden kunnen ma-
n ken, dan wordt er niet meer dan een bepaalde hoeveel-
treurde deze geringe opkomst, te meer daar de bezit- d de markt bpachfc 0n zoo h t.
I tend© klfcsse een behagen schept m het slecht bezoek
der vergaderingen van de arbeiders.
1 Daar, zfco vervolgde spreker, zelfs de bezittende
j klasse klaagt over de duurte, moet het al zeer erg
daarmee gestald zijn; niet te verwonderen is het daar-
om, dat de arbeiders de gevolgen der duurte het meest
i gevoelen, daar hun loonen geen gelijken tred houden
kapitaal den prijs naar zijn welbehagen. In de koffie
heeft men een voorbeeld van recenten datum, dat met
vele andere te vermeerderen zou zijn. Niet de ge
kroonde hoofden regeeren de wereld, maaï zij, die het
goud hebben, waarvan de kronen gemaakt zijn. Karl
Marx heeft in zijn tijd dien toestand zien komen. Hij
zag den geweldigen toren van het kapitalisme oprijzen
„Stil!" zei milady, „spreken wij zelfs hier niet der-
wijze over hem. Al mijn ongelukken zijn ontstaan,
doordien ik bijna hetzelfde, wat gij daan- zegt, aan -een
vrouw zeide, die ik mijn vriendin waande, doch die
mij verraden heeft. En ook: gij zijt immers het slacht
offer van verraad?"
„Neen zeide de jong» vrouw, „maar ten gevolge
mijner gehechtheid voor een vrouw, die ik li'ef had,
voor wie ik mijn leven zoju hebben gegeven em het nog
zou geven."
„En die u aan uw lot heeft overgelaten, is het niet
zoo?"
„Ik ben onrechtvaardig genoeg geweest, ztilks te
gelooven, maar sedert two© -of drie dagen heb ik het
bewijs van het tegendeel verkregen. Het zou mij hard
zijn gevallen te weten, dat zij mij vergeten had.
Maar'., ging de nieuweling voort, „het schijnt alsof
gij vrij zijt en indien gjij wildet vluchten, zulks slechts
van u zou afhangen."
„Waar wilt gij, dat ik mij hegeve, zonder vrienden,
zonder geld, in een ati,-e©k van Frankrijk, die ik a'rci
ken, waar.
„O riep de jonge, kloosterzuster uit, „wat vrienden,
betreft, deze zult gij. overal vimdten, gij schijnt zoo goed
te zijn en zoo schoon,!"
„Dat belet niet", hernam milady, haren glimlach
verzachtende, als oïn er een engelachtige uitdrukking
aan te geven, „dat ik alleen ben en vervolgd word."
„Luister", zeide de jonge wiouw, „men moet op den
hemel al zijn vertrouwen stjollenziet gij, er komt al
tijd ©en oogenblik, dat het goede, wat men heeft be
dreven, uwe zaak daar bepleit, en ziedaan, misschien is
het voor u een geluk, hoe nietig en onvermogend ik
ook ben, dat gij mij hebt ontmoet, want indien ik hier
uitgeraak, welnu, dan zullen die vermogende vrienden,
die ik heb, na zich voor mij in de waagschaal te heb
ben gesteld, zulks ook voor n doen."
„Ach, toen ik zeide, dat ik alleen was", zeil milady,
hopende de jonge vrouw tot spreker» over te halen, en
als tot zichzelve sprekende^ „was zulks niet -omdat ik
ook geene vermogende vrienden had,, maar die vrien
d-en beven voou d-en kardinaal. Zijlfa de konifigia durft
mij niet tegen ^^,en verschrikkelijken minister be
schermen en ik heb het bewijs, dat Hare Majesteit,
-ondanks hare goedhartigheid, meer dan eens verplicht
is geweest aan -de gramschap Zijner Eminentie die
genen over te Ia-ten, welke haar gediend hadden."
„Geloof mij, mevrouw, de koningin kan den schijn
hebben hare vu lenden aan hun lot over te laten, maar
gij moet dien schijn niet gelooven: hoe meer zij wor
den vervolgd, dus te meer denkt de koningin aan hen
en dikwijls op heit oog-enblik, dat zij meenen, dat er
het minst aan hen wordt gedacht, ontvangen zij het
bewij^ van de innigste belangstelling."
„Helaas!" zeide miMy, „ik geloof het gaarne, de
koningin is zoo- goed!"
„O, kent gij haar d-an, .die -schoone, edele vorstin,
dat gij derwijze van ba-ar spreekt?' riep de jonge
vrouw met geestdrift.
„Dat is te zeggen", hernam jmilady, rechtstreeks in
hare verschansingen aangevallen* „ik heb de eer niet
haar persoonlijk te kennen, ma-ar ik ken een aantal
harer vertrouwde vrienden. Ik ken d.en heer Putange,
ik ken den h-eer de Tréville."
„Den heer d© Tréville?" riep de j-onge vrouw,
g-ij den heer de Tréville?"
„Ja, zeker, zelfs zeer goed."
„Den kapitein van 's konings musketiers."
„O, maar straks zult gij zien", riep de
vrouw, „dat wij volkomen .kennissen zijn, bijna
tdinuen. Indien gij den h-ear de Tréville kent, moet gij
dikwerf bij hem zijn geweest."
.„Dikwijls", a-ntwoordeb milady, die, eenmaal dien
weg Irebbend© ingeslagen en ziende dat het liegen
ih aar ig-elukte, hiermede tot aan het ©inde wilde vol
houden. i -
„In .zijn huis hebt gij eenige zijner musketiers moe
ten .ontmoeten."
„Allen die hij gewoonlijk ontvangt", antwoordde
milady, -voor wie dat gesprek inderdaad belangrijk be
gon te worden.
„Noem mij eenigen dergenen die gij kent, en gij
zult zien, dat zij tot mijn vrienden behooren."
„Maar",-zeide milady verlegen, „ik ken den heer de
„kent
'jonge
vrien-
Louvigny, den heer de Courtivon, den heer de Férus-
sac."
j De jonge vrouw liet, haar voleinden en ziende dat
zij ophield, zeide zij
„Kent gij niet zekeren edelman, Athos gen-aarhd?"
j Milady werd- even bleek als de bedl-ake-m, die haar
I dekten en hoeveel zelfbeheersching zij ook bezat, kon
i zij echter een uitroep niet bedwingen, de hand van
j ha-ar grijpende, die haar toesprak en welke zij met
j haar blik verslond.
„Hoe! Wat deert "n? Ach, mijn hemel!,' vroeg de
I jonge vrouw, „heb ik dan iets gezegd, d-at u beleedigd
i heeft?"
„Neen, maar die naam heeft mij getroffen, dewijl
j ook ik dien édekn-an heb gekend en bet mij vreemd
- schijnt iemand te vinden, die hem zoo goed kent."
I „O ja, zeer goed, niet alleen hem, maar ook zijn
vrienden, de heeren Porthos en Aramis."
„Waarlijk, ook hen ken ik!" riep mil-ady, die een
kond© voelde, welke'haar hart deed ineenkrimpen.
„Welnu, indien gij hen kent, moet. gij weten dat het
j dappere en moedige mannen zijn. Waarom richt g'ij
u niet tot hen, wanneer gij hulp behoeft
„Dat is, omdat ik niet juist aan hen door vriend
schap ben verbonden", stamelde milady, „ik ken hen,
door over h-en en een hunner vrienden, den heer d'Ar-
tagn-a-n te hebben hooren spreken."
„Kent g'ij den heer d'Artagnan?" riep de jonge
vrouw op hare beurt, de handen van milady vattend
en haar met de oogen verslindende en vervolgens de
zonderlinge uitdrukking van milady bemerkende, zei
zij: „Vergeef mij, mevrouw, maar in welke hoedanig
heid kent gij hem?"
„Wel", hernam mil-ady verlegen, „wel, in hoedanig
heid van vriend."
„Gij bedriegt mij, mevrouw", hernam de jongs
vrouw; „gij zijt zijn minnares geweest!"
„Neen, gij zijt het geweest, mejuffrouw", zeide mi-
lady op hare beurt.
„Ik!" riep de jonge vrouw.
„Ja, gij, nu ken ik u, gij zijt juffrouw Bonaeieux
("Wordt vervolgd.)