DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
No. 303
Honderd en dertiende jaargang.
1911
WOENSDAG
27 DECEMBER.
De dv*i®
BINNENLAND.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
Een gevaarlijk karwei.
Telefoonnummer 3.
FBUIIJLiBTOKr
LENE BOODSCHAP VAN DEN KARDINAAL.
ALKMAAR
9
Door J. HOWARD.
Ik was in de leer gegaan bij een decoratieschilder,
maar met een zucht naar veranderingen en gevaren
behept, ging ik naar zee nog vóór mijn leertijd! om
was.
-Ma eenige jaren te hebben rondgezwalkt, kreeg ik
genoeg van het zeemansleven, waarbij kwam dat ik in
dien tusschentijd1 getrouwd was. Dus besloot ik mij
voor goed aan wal te vestigen. Ik kreeg werk bij een
bouwmeester, wiens specialiteit was het bouwen van
hooge fabrieksschoorsteenen. Ik was altijd nog al
kalm en kon op hoogten staan, waarop de meeste men-
schen duizelig zouden worden, spoedig' kwam ik dus in
een g'oed blaadje bij mijn patroon.
Lens moesten wij een bliksemafleider herstellen,
die dicht bij den top van een zeer hoogen schoorsteen
in het ongereede was geraakt, en meneer Osborne
droeg- mij en een zekeren James Shaw, dit karweitje
op, daar wij van al zijn volk het meest durfden
Met ons zeseen gingen wij dien dag er heen. We
hadden een handkar, beladen met de noodige kabels,
hijsc'hblokken, schoonsteenwissel en een bak of wieg
bij ons.
Nadat we den wissel haddfen laten rijzen en de lijn
weer over den top van den schoorsteen gezakt was,
haalden wij het touw op, aan welks einde het blok was
bevestigd', waardoor wéér een kabel liep, waarmede wij
moesten worden opgeheschen.
Shaw was kort geleden in 't huwelijk getreden, en
toen wij in den bak stapten, vroegen de lui hem gek
scherend of hij niets meer aan zijn vrouw te zeggen
had vóór hij stierfmeneer Osborne gaf ons de hand
en maande ons aan onze bedaardheid niet te verliezen,
hierna werden wij opgehesdien.
Het was in de stad bekend geworden, dat de gelei
der moest worden bevestigd. De datum was echter
stilgehouden en ik verwachtte dus niet dat we veel
toeschouwers zouden hebbenmaar toen wij hooger
kwamen en een ruimer uitzicht kregen, zag ik dat de
straten krioelden van kijkers: Shaw was zeer kalm,
en toen ik met mijn pet wuifde, zei hij wrevelig, dat
het nu geen tijd was voor zulke; dwaasheden en dat hij
vond dat ik op het oogenblik wel aan betere dingen
kon denken, dan hoe die gekken te vermaken, die ons
stonden aan te gapen, en, zoo beweerde hij, niets lie
ver zouden zien, dan dat ons een ongeluk overkwam
Ik was goedsmoeds naar boven gegaan, zonder ei
genlijk te denken aan het gevaar iLt wij liepen; maar
toen wij al nader en nader bij den Top kwamen, terwijl
niets ons hield dan het strak gespannen rtouw, begon
ik toch het gewaagde der onderneming in te zien.
Wat Shaw er van dacht, weet ik niet; hij zat op den
bodem van den bak, zondter uit te kijken, ofschoon ik
hem zei, dat het beter was zijn oogen eens te g'ebrui
ken, om zoodoende aan de hoogte te wennen.
Groote God? wat wat dat? Wij waren op weinige
ellen afstand1 van de te maken1 muurkop en nog waren
zij beneden aan het hijschen zonder eenigszins' den
gang te vertragen! In een oogenblik begreep ik, dat
zij zich in de hoogte vergistten en d'at d'oor de groote
kracht van het windas, het touw moest breken als de
bak tegen het blok aanstiet. Ik sprong op en het
touw grijpende, klauterde ik naar de kap. Shaw was
ook opgesprongen en volgde mij, beiden waren we dus
in veiligheid; en nog gingen zij door met hijschen tot
zij eindelijk stuitten.
doen brak het touw. en bak, ophaallijn, touw,
hij ichblok, alles viel naar beneden. Wij verkeerden dus
in een allervreeselijksten toestand.
De arme Shaw was geheel verbijsterd van schrik en
toen hij op_ de kap was geklommen, die maar ander-
halven voèt breed was, riep hij uit:
- Waar kan ik bidden? Waar kan ik knielen om
te bidden?
Ik zei op ernstigen toon:
Ga zitten, Jim; God zal wel naar ons gebed hoo-
ren, ook al doen we het zittende.
De kleur van zijn gelaat was doorschijnend' blauw,
en het was vertrokken en verwrongen, alsof hij een be
roerte had. Zijn oogen stonden wild! en rolden door
zijn hoofd en hij kon niet stilzitten, maar zwaaide zoo
met zijn lichaam heen en weer, dat ik begreep dat hij
zoodoende zijn evenwicht zou verliezen.
Kom, Jim, jongen, sprak ik hem toe, denkende
hem moed in te spreken, 't ziet er leelijk voor ons uit,
maar het kan1 nog goed afloopen, houdt je kordaat en
sla je arm om den stang, dat zal je wat steun geven.
Waar ben je? en waar is de stang? vroeg hij met
holle stem, niettegenstaande hij mij aankeek en de
stang nauwelijks twee voet van zijn linkerhand verwij
derd was.
Hieruit maakte ik op, d'at hij door den schrik blind
v/as geworden en een gevoel van zelfbehoud fluisterde
mij in: „kom niet in zijn nabijheid!"; maar toen dacht
ik aan zijn jonge vrouw, en dat hij wel beschouwd
toch een goede kerel was, en wat ik gaarne zou ge
wild hebben, dat hij voor mij zou doen, als ik in zijn
plaats was geweest kort en goed, ik besloot ter wille
van hem het gevaar te trotseeren.
Natuurlijk durfde ik niet te gaan staan, maar werk
te mij met mijn handen wat voorwaarts, pakte hem
vast, sloeg mijn arm om hem heen en hem op den
zachtst mogelijken toon vermanende bedaard te blijven
sloeg' ik zijn arm om den stang. Deze was echter een
el of 5 lager losgeraakt, zoodat hij' er mede heen en
weer wiegelde. Ik verwachtte elk oogenblik, dat ik
hem hals over kop naar beneden zou zien tuimelen,
den afleider met zich mee sleurende.
Beneden heerschte een groote drukte; het volk liep
rondom het (erf en trachtte er in te komen, maar zoo
als even te voren stonden er slechts een man, of vier
aan d'en voet van den schoorsteen; toen ik goed keek,
bemerkte ik dat zij iemand op een baar leg'den en h'em
zachtjes aan naar het machinehuis droegen. Een der
mannen liep er achter met een 'hoed in de hand, en
daaruit leidde ik af, dat er iemand gekwetst was
door het vallen van het blok en dat dit onze arme me
neer Osborne moest zijn, want niemand! anders on
der ons droeg een hoed'.
Niemand keek naar boven. Naderhand hoorde ik,
dat- onze. mannen zoo begaan waren met het ongeluk
onzen goeden patroon Overkomen, dat zij in 't geheel
niet aan ons dachten, en het volk buiten meend'e dat
wij met den bak mede naar beneden waren gekomen;
wij werden zoodoende twintig Ininuten geheel in den
steek gelaten.
Terwijl ik zoo naar heneden keek en het mij speet
voor^ onzen goeden patroon, werd ik eensklaps opge
schrikt d'oor een woesten lach van Shaw, die daarop
begon te fluiten en te gillen als een bezetene. Toen
beg'reep ik dat hij gek was geworden.
Nog ril ik als ik aan dat oogenblik terugdenk.
Het was verschrikkelijk in den gapenden, zwarten, roe-
tigen koker te kijken en bijna even vreeselijk om daar
buiten naar beneden te zien, waar een vlucht duiven
om den schoorsteen heen fladderde, op aanmerkelijk
geringer hoogt© dan waarop wij on® bevonden. Toen
riep Shaw goddank dat hij zoo in de war was, dat
hij mij niet kon zien, mij driemaal bij den naam,
aac«
AUEXANDEE DUMA®
o
178)
„Ach! mijn hemel!" riep zij, „wilt gij mij dan ver
drinken
Die kreten hadden iets zoo hartverscheurends, dat
d'Artagnan, die aanvankelijk de meest verwoede was
geweest ter vervolging van milady, op een afgeknot-
ten boomstam nederzeeg en zijn hoofd neerbuigende,
zich de ooren met de palmen van de hand stopte, het
geen echter niet belette, dat hij haar nog gestadig
hoorde dreigen en kermen. D'Artagnan was de jong
ste van allen, 't hart brak hem.
„Ach, ik kan niet langer dat afschuwelijk schouw
spel aanzien', zeide hij; „ik kan er niet in toestem
men^ dat die vrouw derwijze het leven verliest."
Milady had! deze weinige woorden gehoord' en haar
verscheen weer een straal van hoop.
„DArtagnan! d'Artagnan!" riep zij, „herinner u,
dat ik u eenmaal heb^oemindP'
De jongeling stond' op en naderde haar een paar
schreden.
Doch Athos kwam hem tegemoet, trok zijn degen en
stelde zich in zijn weg'.
„Indien gij nog één schrede nadert, d'Artagnan!"
zei hij, „kruisen wij onze degens."
D'Artagnan viel op de knieën en bad.
„Komaan!" vervolgde Athos, „scherprechter, doe uw
plicht
„Gaarne, Uwe Edelheid!'' zeide de scherprechter,
„want ik geloof rechtvaardig te handelen door het ver
vullen van mijn ambt jegens die vrouw."
„Het is wel!"
Athos naderde nu milady.
„Ik vergeef u,' zei hij, „al het kwaad, dat gij mij
hebt berokkend. Ik vergeef u mijn verwoest geluk,
mijn verloren eer, mijn1 bevlekte liefde en mijne, door
de wanhoop, waartoe gij mij gebracht hebt, voor im
mer bedreigde zaligheid. Sterf in vrede!"
„I am lost! I must die!" (Ik ben verloren, ik moet
sterven!) mompelde milady in het Engelsch.
loen richtte zij zich overeind, wierp- een. dier helde
re blikken, welke uit een oog van vuur schijnen te
komen, in het rond; maar zij zag niets.... Zij luis
terde, maar^ zij hoorde niets. Zij werd' door niemand
dan door vijanden omringd.
„Waar moet ik sterven?" vroeg zij.
,,Op den anderen oever," antwoordde de scherprech
ter.
Daarop deed hij haar in de boot gaan, en den voet
er in zettende om haar te volgen, stelde Athos hem
eeiiig geld ter hand.
„Ziedaar, zeide hij, „het loon voor de strafoefe
ning, daymen wel zie, dat wij als rechters handelen."
„Goed!" zeide de scherpreehter, „en dat nu ook die
vrouw wete, dat ik. niet alleen mijn ambt, maar ook
mijn plicht vervul."
En hij wierp het geld' in het water.
- „Zie," zeide^ Athos, „die vrouw heeft een kind, en
zij heeft niet één enkel woord over dat kind gezegd."
De boot verwijderde zich naar den linkeroever dei-
Lijs, de schuldige en den scherprechter met zich voe
lende. Al de anderen, bleven op den rechteroever,
waar zij op de knieën waren gevallen.
De boot gleed] langzaam langs het koord der pont,
overschaduwd dbor een bleeke wolk, die op het oogen
blik boven het water hing-. Men zag ze aan den over
kant aanlanden; de gestalten staken donker op de
roodachtige kimmen af.
Het was milady gelukt, gedurende den overtocht
het koord' los te maken, dat haar voeten vasthield; nu
aan den oever gekomen, sprong zij vlug op den kant
en nam de vlucht.
Maar de grondt was nat; boven aan de helling ge
komen, gleed zij uit en viel op de knieën.
Een bijgeloovig denkbeeld trof haar ongetwijfeld,
want zij meende, dat de Hemel .haar zijn hulp wei
gerde en zij bleef in de houding, waarin zij zich be
vond, het hoofd neergebogen ep. met gevouwen hau-
terwijl ik doodsangst uitstond dat zijn gezicht weer
helder zou worden, en begon met een afschuwtelijken
grijns zich naar mij toe te werken. Zoo zacht mogelijk
schoof ik weg; terwijl de haren mij te berge rezen.
Hij volgde mij tweemaal rondom de kap, de vreese
lijkste geluiden uitstootende, en toen hij voor de
tweede maal bij den stang- was gekomen, kwam het in
zijn beneveld brein op, d'at ik naar beneden gevallen
was, want gedurCndb al dien t-ijd had hij bet besef,
waar hij was, niet verloren. Nu trachtte hij te gaan
staan; maar op gevaar af van mijn eigen leven, kon
ik het niet over mij verkrijgen den armen kerel een
zekeren dood1 te zien te gemoet gaan, zonder iets voor
zijn behoud te doen; ik riep hem dus toe te gaan zit
ten, waarop hij over al zijn leden bevende, in elkaar
kromp als een hond' die geslagen wordt, ik denk dat
hij dacht dat het mijn geest was, die tot hem sprak.
Dien morgen had mijn vrouw een brief uit Canada
gekregen en daar waren gedeelten in, waaruit zij niet
wijs kon worden. Ik 'had hem in mijn zak gestoken
met bet doel onzen ploog'baas te vragen hem mij voor
te lezen. Er was onderaan nog een stukje wit papier
en gelukkig' had ik ook een eindje rood potlood in
mijn zak. Ik schreef op het papier: „Haal ons naar
beneden; Shaw i® gek geworden." Dit deed' ik in mijn
tabaksdoos, en was zoo gelukkig ze tusschen twee
werklieden in te gooien, die bij het machinehuis ston
den.
Nu raakte alles in de weer om ons te hulp te komen.
Opnieuw liet men d'en wissel rijzen, ik zag hem lang
zaam aankomen, en toen ik het koord eindelijk in de
hand hield, had ik het wel kunnen kussen.
De arme Shaw zat te klappertanden en dacht nog
steeds dat ik een geest was. Ik deed al het mogelijke
om hem in dat idee te laten, totdat de bak was opge
heschen. Nadat ik hem er teen had ingeduwd, klom
ik er zelf in en pakte hem beet. Dadelijk daalden wij
nu, gedurende den geheelen tocht naar beneden met
elkaar worstelende.
Eenige maanden bleef hij in een krankzinnigenge
sticht en werd' na zijn herstel straatveger, want nooit
kon hij meer op een hoogte staan; en ik heb sinds
dien tijd ook last van duizelingen.
Gemengd nieuws.
UIT DE RIJP.
Gisteravond vergaderde d'e schietv-ereenigiug' „Wil
lem Teil" alhier in het café van mej. de Wed. Blok
dijk. Aanwezig waren 14 leden.
De begrootdng werd onveranderd goedgekeurd met
een daarop voorkomende post groot 30, benoodigd
voor het aanleggen eener- nieuwe (2e) schietbaan voor
de buks.
De aftredende bestuursleden, de heeren E. Hoede-
nraeker en W. J. Klok, werden herkozen, terwijl in
de vacature, ontstaan door het bedanken van den heer
v. d. Stok de heer A. van Marken werd gekozen.
Uit het jaarverslag van den secretaris- bleek dat de
schietoefeningen vrij druk waren bezocht, wat in ver
band gebracht werd met de verleden jaar aangeschaf
te schóól-schijf, systeem luit-. Mulder.
Na regeling va.n eenige meer huishoudelijke zaken
werd de vergadering gesloten.
UIT BROEK OP LANGENDIJK.
Gisteravond vergaderde de vereeniging „Plicht en
Recht" ten lokale van S. M'aakal alhier. De voorzit
ter zette het do-el en de -strekking der vergadering nog
den.
Toen zag men van den anderen oever den scherp
rechter langzaam zijn beide armen opheffen, een
straal der maan scheen op -de kling van zijn breed
slagzwaard en- de armen zonken neder; men hoorde
het fluiten van het Zwaardl en den kreet van het
slachtoffer; vervolgens viel een verminkte klomp on
der den slag. Daarna nam de -scherprechter zijn roo-
den mantel van zijn schouders, spreidde hem op den
grond uit, legde het lichaam er op, wierp het hoofd er
bij, knoopte hem bij de vier hoeken, laadde hem op zijn
Schouders en keerde in de boot terug. In het midden
der Lijs gekomen, liet hij de boot stil liggen, en zijn
last boven de rivier houdende, riep hij met luide stem:
„Plaats voor 's hemels gericht!"
En hij liet het lijk in de diepte des water vallen,
dat zich dadelijk sloot.
LX VIII.
Drie da-gen later kwamen de vier musketiers te Pa
rijs terug; zij waren binnen de grenzen van hun ver
lof gebleven en gingen nog dienzelfden avond!, volgens
gewoonte, bij den heer de Tréville een bezoek afleg
gen.
„Wel, heeren!" vroeg de brave kapitein, „hebt gij u
goed vermaakt gedurende uw uitstapje?"
„Ontzaglijk!" antwoordde Athos in zijn naam en iti
■dien zijner vrienden.
Den zesden dag der volgende maand verliet de ko
ning Parijs, de belofte houdende, die hij den kardinaal
had gedaan, van naar la Rochelle terug te keeren en
nog geheel bedwelmd door het gerucht, dat alom was
verspreid, dat Buckingham vermoord was geworden.
Hoewel gewaarschuwd; dat de man, dien zij zooveel
liefde had toegedragen, aan gevaar was blootgesteld,
wilde echter de koningin, toen men haar zijn dood
verkondigde, zulks niet gelooven; zij ging zelfs zoo
ver, onvoorzichtig uit te roepen: „Dat is valsch! hij
Leeft mij juist geschreven."
eens uiteen; en wees er op dat gesproken zal worden
over ontbinding der vereeniging.
De rekening van den penningmeester sloot met een
batig saldo van J 98.55. Tot het voortbestaan der
vereeniging werd besloten met 13 tegen 9 stemmen,
terwijl tot. bodte werd benoemd J. B-lom wegens bedan
ken van den tegenwoordige. Aan een lid dat 13 we
ken ongesteld is geweest, werd eene gratificatie ge
schonken van 10. Op een schrijven- aan „Koophan
del" omtrent ongevallenverzekering en loonsverhoo-
gi'ng was nog geen antwoord' ingekomen.
Marktaanvoer vap 1 Dec. 1910 tot 1 Dec. 1911.
3745736 stuk bloemkool, 8815782 stuks roocle kool,
3000 zak roocle kool, 2851842 stuks gele kool, 1727650
stuks witte kool, 47 wagons witte kool, 4427200 bos
wortelen, 23088 baal wortelen 50 kilo, 123727 zak
aardappelen 35 kilo, 74597 baal uien, 1417 haal zilver-
uien, 2110,0 baal gele nep, 13541300 stuks sl'aboon-en;
182200 stuks bieten, 81000 stuks rammenas, 128300
kilo rammenas, 128300 kilo augurken, 6000 hos rabar
ber, 3850 stuks koolrapen, 3350 kilo schorseneeren.
UIT HENSBROEK.
De afd. Hens-broek van IJ. H. N. vergaderde thans
bij den- heer Gunder, o-nder leiding vanden voorzitter
De Haan.
Uit. de rekening en verantwoording van den pen
ningmeester Van Diepen bleek dat nog in kas is ruim
90.
De afgetreden bestuursleden, Hagenaar, Huisman
en Komen werd-en herkozen en gekozen de heer J. Hel
der in de vacature P. Kok.
Tot afgevaardigden naar de alg'. verg. te Amster
dam werden benoemd de heeren Hagenaar en Van
Diepen.
Besloten werd nog, om, als 't niet noodig blijkt, dit
jaar geen contributie te innen.
Hierna sluiting der gezellige bijeenkomst.
GRENSINCIDENT.
Men meldt aan de N. R. Ct. uit Brussel d.d. 21 de
zer
Aan de Nederlandsch-Belgische grens is iets ge
beurd, waarvan hier verschillende couranten melding
maken.
Ziehier de Nederla-ndsche lezing: Tusschen Moll en
Bergeik zou in het begin van deze maan-dl de jachtop
ziener V., die een Belgische acte heeft, al jagend op
Nederl-andsch) grondgebied zijn gekomen, waar de ma
rechaussees hem ontmoetten. Het zou tot handrtaste-
lijkheden en zelfs tot geweerschoten zijn gekomen. V.
werd ter beschikking van den rechter gesteld1 -en zal
vervolgd worden wegens overtreding van -de jachtwet,
gewapend verzet en, wellicht wegens poging- tot dbod-
slag.
Volgens de Belgische lezing zo-u V., toen hij door de
ontmoeting met de marechaussees bemerkte, dat hij op
Ned-erlands-ch gebied was, gevlucht zijn naar Postel op
Belgischen gro-nd. Hier zouden de Nedèrlandsche
beambten hem gevolgd hebben en hier zou het gevecht
hebben plaats gehad', waarop V. met geweld op Nede-r-
landlschen grond] zou teruggebracht zijn. Een onder
zoek van de Belgische gendarmerie schijnt laatstge
noemde verklaring van de zaak te bevestigen; te Pos
tel heeft men sporen van een strijd gevonden en even-
zoo van de ontvoering over 120 meter afstand, terwijl
een getuige uit Bergeik beweert, dat hij Nederl-and
sch© marechaussees een vluchteling heeft zien nazet
ten op Belgischen grond. Er is een klacht bij de Bel
gische justitie ingediend. Dezer dagen heeft het par
ket uit 's-Hertog-enbosch ter plaatse een onderzoek in
gesteld; waarbij Belgische gendarmen van Arendonck
en Lommei tegenwoordig waren. De Nederlandsche
marechaussees zouden erkend hebben, dat de beklaag
de op Belgischen grond was gevlucht, maar beweren,
dat hij weer teruggeloopen is op Nederlan-dsch gebied.
Dit laatste ontkent V. ten stelligste. De Nedelrand-
sche justitieambtenaren hebben nog geen getuigen ge
hoord maar hebben akte genomen van de verklaringen
van beklaagde en marechaussees.
Laat ons hopen, dat deze schokkende gebeurtenis de
entente niet schaden zal
Maar den volgenden dag moest zij wel geloof hech
ten aan dit treurig- nieuws. Laperte, zooals iedereen,
door de bevelen van Warel I in Engeland opgehouden,
was nu aangekopien, overbrenger van het laatste en
akelige geschenk, dat Buckingham der koningin zond.
De blijdschap des kouings was zeer levendig ge
weest; li ij gaf zich de moeite niet eens ze te verbergen,
en deed ze zelfs in tegenwoordigheid der koningin uit
barsten.
Lodewijk XIII, zo'oals alle zwakke geesten, ontbrak
het aan edelmoedigheid.
Maar dra werd de koning wederom treurig en zieke
lijk; hij had niet een van die aangezichten, welke
voor een langen! tijd er vroolijk uitzien; hij voelde dat,
naar het kamp terugkeerende, hij wederom slaaf ging
worden en toch keerde hij er terug.
De kardinaal was voor hem een begoochelende slang
en hij de vogel, die van den eenen tak op den anderen
fladdert, zonder haar te kunnen ontkomen.
Ook was de terugtocht naar la Rochelle uiterst treu
rig. Onder vier vrienden vooral strekten hun krijgs
makkers tot verbazing. Zij reden naast elkander, met
neergebogen hoofd en somberen blik. Athos alleen
richtte nu en dan zijn breed voorhoofd omhoog; dan
schitterde een weerlicht in zijn oogen, een bittere
glimlach zweefde op zijn lippen en zooals zijn vrien
den, gaf hij zich daarop wedeorm aan zij droomerijen
over.
(Woïik verv»lgd).