DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN,
Nieuwjaarswenschen.
Honderd en dertiende Jaargang.
1911
DONDERDAG
28 DECEMBE
B INNENIAND.
De drie Muskeiierss
No "304
Nieuwjaarswenschen
Oe gewapende vrede*
In het nummer dat ZATERDAG
30 DECEMBER verschijnt, zal we
derom gelegenheid bestaan tot het
plaatsen van
a 25 cents a contant.
m.
gmg' i I A' UélSWÉ
ALKMA
DE DIRECTIE.
(Rel jaar 1911.)
ALK Al AAK, 28 December.
„Het geweer bij den voet" is, de leuze van 1911 ge
weest en ook in dit jaar hebben verschillende staten
gedaan wat ze konden, om inj die positie zoo sterk mo
gelijk te staan1. Alom was men ervan overtuigd, dat
men, men moge het recht ook nog zoo klaar aan zijn
zijde' hebben, zondeT het geweer niemandal uitricht.
De sympathie der beschaafde wereld heeft slechts
waarde, indien degeen die haar krijgt beschikt over de
noodig-e kracht ter verdediging- van het recht, waar
dit in het gedrang mocht komen. De toestand in Per-
zië was slecht, niemand wilde eigenlijk de verantwoor
delijkheid' van het bewind op zich nemen, kracht ter
verdédiging was eT voor de regeering niet Rusland
kan er doen wat het wil, wordt door niemand in zijn
veroveringswerk gehinderd. In Tripolis lieerschte
wanbestuur, het land werd niet geëxploiteerd, de ver
dediging was niet georganiseerd Italië heeft vrij
spel. In Marokko was het al niet beter en het gaat
ei dan ook niet anders. Naar een goed-georganiseer-
den ost-Europeeschen staat zal de overweldigers-
hand zich niet durven uitstrekken' en als hij het toch
deed, zou Europa zich er waarschijnlijk niet zonder
meer bij neerleggen. Daarom moeten de kleinere Eu-
ropeesche mogendheden zij het dan ook met begrij-
pelijken tegenzin aan, de bewapeningswedloop naar
mate van hun krachten wel meedoen. En zij doen dat
inderdaad welken regeeringsvorm ze ook mogen
bezitten. Nederland' bijv. geeft voor zijn landsverde
diging 7.98 per hoofd der bevolking uit, Denemar
ken 6.37, Zweden 9.52, Zwitserland 5.87, Noor
wegen 5.43 wij zijn, dus waarlijk niet zuinig! Wij
hadden op onze goedgekeurde staatsbegrooting- van
1911 bijna 47 millioen voor de lands,'verdediging staan
- 47 millioen van dé 213 millioenen nog- altijd
wordt er meer gevraagd. Snel blijven de uitgaven
voor dit doel stijgen, telkens komen er nieuwe, duur
dere aanvragen. Terecht wordt gesproken van „een
zijdig opdrijven der oorlogsuitgaven." Terecht wordt
gevraagd waar eigenlijk de grens ligt van hetgeen wij
kunnen offeren voor onze militaire lasten in verhou
ding tot hetgeen wij kunnen uitgeven voor andere za
ken. elen zijn overtuigd, dat de regeering die grens
reeds lang heeft overschreden toch vraagt de mi
nister van marine weer geld voor twee nieuwe oor
logsschepen.
Wij volg-en slechts het voorbeeld van anderen. Wat
deden de andere mogendheden in 1911 alzoo?
Het Amerikaansehe Huis van Afgevaardigden stel
de een bedrag' van 250.000 dollars ter beschikking voor
den aankoop van vliegtuigen en' nam daarna een
nieuw vlootprogram voor 1912 aan. De Fransche
volksvertegenwoordiging- stond de regeering twee
nieuwe pantserschepen toe. De Russische regeering
wenschte 4 nieuwe slagschepen. De Turksche Kamer
k-eurdc goed, dat er twee „Nooitbenauwds" bij een En-
gelsche firma zouden worden besteld. Het Noorsche,
storthing stond de credieten toe voor den aanbouw
van torpedojagers en ondérzeesche booten. Deze kor
te, onvolledige' opsomming heeft hoofdzakelijk betrek
king op de marine. Maar met het leger staat het niet
anders ook daar reorganisatie, Versterking, De een
kan het niet nalaten, omdat een ander het doet en
allen zuchten ze onder den druk, welke het gevolg van
de genomen maatregelen is. Het lijdt geep twijfel of
de meerderheid der bevolkingen is voor geleidelijke
ontwapening, de parlementen staan slechts met tegen
zin nieuwe credieten voor nieuwe bewapening toe
maar aan een einde van den wedijver in' de krijgstoe
rustingen te land en ter zee valt voorshands niet te
denken. Een alleen kan niet voorgaan en naar een
overeenstemming- van de Voornaamste mogendheden
ziet het thans nog lang niet uit. Het parool voor de
kleine zoowel als voor dé g-roote staten blijft: zoo ge
den vrede wilt, bereidt u dan ten oorlog voor."
Geweldige wapenschouwingen en wapenoefeningen
zijn er dit jaar gehouden. Den 24sten Juni waren er
op de reede van Spithead 177 Engelsche oorlogsbo
dems bijeen, teneinde aanschouwelijk voor te stellen
hoe Groot Brittanje over de golven heerscht. Den
4den September had in de haven van Toulon een g-roo
te vlootpara.de voor president Fallières en den marine-
minister D'eleasse plaats. En den dag daarna had
Duitschland zijn vlootparade te Kiel waarbij 21 slag
schepen, 4 gepantserde kruisers, 8 kleine kruisers, 66
torpedobooten eu twee divisies mijnzoekers aan 50.000
toeschouwers (onder wie de keizer en de Oostenrijk-
sche troonopvolger) werden getoond.
Men begrijpt, -dat- in alle drie landen deze vertoonin
gen oorlogszuchtige stemmingen deden ontstaan
vooral in Frankrijk waar minister Delcassé in een
hartstochtelijke rede de vaderlandsehe vloot roemde.
Met dit al is er echter in het afgeloopem jaar ook over
vrede en ontwapening gesproken.
Het Hongaarsche Huis van Afgevaardigden behan
delde in Maart een interpellatie over de ontwapening.
Zelfs in dé Russische Doema kwam dit onderwerp ter
sprake 118 leden drongen aan op beperking der uit
gaven voor verdediging." In Amerika opende president
Taft zelf het derde nationale vredescongres te Balti
more. Dergelijke gebeurtenissen zijn geenszins van
heslissenden invloed, maar ze bewijzen, dat de vredes-
on ontwapeningsdenkbeelden zich niet slechts staande
houden, maar zelfs veld winnen. Van meer direct be
lang en grooter propagandistische waarde zijn natuur
lijk de verdragen, welke de mogendheden, onderling
sluiten ter beslissing vgn geschillen lange scheidsrech
terlijken weg-, In Engeland en in Amerika werd dit
jaar ernstig werk gemaakt van een verdrag, waarbij
alle kwesties, ook die welke levensbelangen raken, aan
een scheidsrechterlijke uitspraak zouden worden on-
deiworpen en Frankrijk sloot, zich bij deze overeen
komst van broeders aan. Den 4den Augustus werd
dit belangrijke verdrag geteekend. In Maart keurde
het Deensche parlement de vernieuwing van het arbi
trageverdrag met Engeland goed', in Mei de Belgische
Kamer dat met Italië.
In een vorig artikel gewaagden we reeds van de te
leurstelling, welke in de eerste plaats door Italië en
toen ook door andere mogendheden, aan de vredes-
vrienden berokkend werd. Het verdrag van 18 Octo
ber 1907, door de mogendheden tijdens de tweedte vre
desconferentie gesloten, immers scheen als voor het
Tripolis-conflict geschreven. Eerstens had Italië een
vreedzame beslechting kunnen voorslaan waarvoor
Turkije wel te vinden ware geweest. Of het had' een
beroep kunnen doen op de g-oede diensten, op de be
middeling van een of meer bevriende mogencllieden.
Ook hadden andere mogendheden uit eigen beweging
hun goede diensten of bemiddeling kunnen aanbieden,
kunnen trachten, het verbreken der vreedzame betrek
kingen te voorkomen, zelfs kunnen optreden geduren
de den loop der vijandelijkheden. Niets van dit alles
is geschied en Turkije heeft meer dam eens tevergeefs
de bemiddeling van andere mogendheden ingeroepen.
Die bemiddeling zij kan nog komen. Zoodra de
Tripolitaans'che kwestie de oorzaak mocht worden van
den zoo lang gevreesden Balkanbrand, die tot dusverre
nog niet is uitgebroken, zullen de mogendheden optre
den uit eigenbelang. Maar eerder niet. Van een
„vrede door recht" kan dan ook geen sprake zijn. Die
is voor onzen tijd ni'et weggelegd. Wij mogen zelfs
dankbaar zijn voor een gewapenden vrede.
v
Heeft Europa in Juli niet aan den. vooravond van
een oorlog- gestaan?
De Marokkaans'che kwestie, eens de lastigste nala
tenschap van de negentiende eeuw genoemd, was er de
oorzaak van. Men had gehoopt, dat zij bij het verdrag,
dat den 9den Februari 1909 tusiscben Duitschland en
Frankrijk op den grondslag van de overeenkomst van
Algeciras was gesloten, definitief zou zijn opgelost.
Afaar jawel nauwelijks was de inkt van dat verdrag
droog, of er deden zich nieuwe moeielijkheden voor.
1 rankrijk ging kalm door met „vredelievend door te
r dringen," maar het afpersing,ssysteem van sultan
Moelai Hafid, dat talrijke stammen tot den opstand
bracht, was een gereede aanleiding, om steeds meer
troepen in het gewenschte gebied te brengen. Naar
het- heette door den sultan zelf te hulp geroepen, trok
ken 21 AIci van dit jaar de Fransche troepen Fez bin
nen. De Duitsche regeering verklaarde, dat dit een
inbreuk was op de overeenkomst van Algeciras. Er ge
beurde evenwel geruimen tijd' niets, totdat Duitsch
land den lsten Juli plotseling het oorlogsschip de
„Panther" naar Agadir zond, naar het heette om de
bedreigde Duitsche belangen aldaar te beschermen, in
werkelijkheid' echter om Frankrijk te laten voelen, dat
het niet bereid was zich zonder meer bij de Fransche
veroveringsplannen neer te leggen.
Deze daad de „Panther" werd enkele dagen daar-
maakt, dat Frankrijk te Berlijn een schriftelijke notsf
zou indienen, van welker hoofdpunten niet kon worden
afgeweken. Op die voorstellen liet Duitschland tegen
voorstellen volgen. Den 23sten September, toen de
heer Cambon met zijn gemalin, en dochter aan een
maaltijd aanzat aan een diner, te zijner eere door von
Kiderlen-Wachter gegeven, was gedemonstreerd, dat
de beide mogendheden het eens waren geworden en
luwde de opwinding, welke den 9den September op de
beurs te Berlijn en ook in andere Duitsche steden tot
een paniek aanleiding had gegeven. Den llden Octo
ber werden beide landen het eens inzake Marokko, den
4den November over de schadeloosstelling in den Kon
go cn toen kon het verdrag geteekend worden,
Den 9den November hield de Rijkskanselier een re-
j de over de overeenkomst, waarbij de kroonprins op de-
I monstrati,eve wijze de bestrijders van den heer v. Beth-
inanii- Heilweg toejuichte 's avonds moesten beiden
bij den Keizer tafelen en de volgende dagen kwam de
kroonprins niet meer in den Rijksdag. De rijkskanse
lier oogstte bitter weinig succes en de sprekers hadden
slechts ongunstige woorden voor de overeenkomst.
Den llden November was de rijkskanselier, blijkbaar
geruggesteund door den keizer, krachtiger. Het ver
drag- werd naar een commissie verwezen, waarin mi
nister Kiderlen-Wachter belangwekkende mededeelin-
gen deed over Tie tusschen de Duitsche en Britsche re
geering- gewisselde verklaringen.
Over het geheel echter wekte het verloop dezer zaak
dat den minister van koloniën v. Lindequist deed
besluiten zijn ambt neer te leggen ontevredenheid',
ten deel ontstaan uit de overtuiging, dat Duitschland
naar de wapens had! moeten grijpen', anderzijds g-eves-
tig'd op de meening, dat Duitschland onvoldoende pro
fijt uit de situatie heeft getrokken.
De Fransche Kamer van Afgevaardigden heeft na
eeu lange en vaak opgewonden bespreking de Marok-
ko-overeenkomst goedgekeurd (met 393 tegen 36 stem
men en 141 onthoudingen.
Frankrijk is thans met Spanje bezig de Marokkaan-
sche buit te doelen. Moeielijkheden worden daarbij
niet verwacht.
Maar getuigt het van pessimisme, de veronderstel
ling te uiten, dat Frankrijk nog lang niet van de
Marokkaansebe ellende, en Europa niet van de Ma-
rokkaansche kwestie af is?
XV ij geloov-en het niet dit deel der nalatenschap
van de negentiende eeuw kan nog heel wat beroering
te weeg brengen!
na, door den kruiser „Berlin"
vervangen baarde
ALEXANDRE DUMAS
179) __o_.
Zoodra het geleide in de eene of andere stad aan
kwam en zooch-a zij den koning- tot aan zijn verblijf
hadden vergezeld, begaven de vier vrienden zich naar
hun kwartier, of naar de een of andere afgelegene her-
>erg, waar zij noch speelden, noch dronken, maar
fluisterend spraken, telkens opmerkzaam rondziende,
of men hen ook beluisterde.
Op zekeren dag-, dat de koning op den weg halt had
doen houden, om de jacht met de ekster te zien en dat
de vier vrienden, volgens gewoonte; in plaats van aan
<!o jacht deel te nemen, zich in een herberg aan den
groot en weg ophielden, liet een ruiter, die met- lossen
i engel van la Roebelle was gekomen, zijn paard' voor
t deur der herberg* stilstaan en eischte een glas wijn,
lei wijl hij een blik in de kamer wierp, waar d'e vier
musketiers bij elkander waren.
„Heidaar! mijnheer d'Artagnan!" zeide hij, „rijt gij
het niet, dien ik daar zie?"
D'Artagnan richtte het hoofd omhoog en slaakte
een vreugdekreet.
De man, die hein had geroepen, was zijn onbekende
van Meung, van de Doodgraversstraat en van Atrecht,
D'Artagnan trok zijn degen en snelde de deur uit.
Maar dezen keer, in plaats van te vluchten, sprong de
onbekende van zijn paard en trad d'Artagnan te ge-
moet.
„Ha. mijnheer! riep de jongeling, „ik ontmoet ;i
eindelijk! Dezen keer zult gij mij niet ontsnappen."
„Dat is ook volstrekt mijn bedoeling niet, mijnheer,
want nu zoek ik u. In naam des koning-s neem ik u
gevangen."
„Iloe! Wat zegt gij riep d'Artagnan.
„Ik zeg u, dat gij mij uwen degen moet geven eu
wel zonder weerstand, mijnheer! Uw hoofd is er mede
gemoeid, dat waarschuw ik u."
„Wie zijt gij toch?' vroeg d'Artagnan, zijn degen
latende zinken, doch zonder dien over te geven.
„Ik ben ridder de Rochefort", antwoordde dé onbe
kende, „de adjudant van den kardinaal de Richelieu,
en ik heb bevel u tot Zijne Eminentie te geleiden.
„Wij koeren naar Zijne Eminentie terug, mijnheer
de ridder zeide Athos, toetredende; „en gij' zult wel
het woord van eer van den heer d'Artagnan willen
aannemen, dat hij zich rechtstreeks naar la Roebelle
zal begeven."
„Ik moet hem in handen der gardes stellen, die hem
naar het legerkamp zullen voeren."
„W ij zullen hem hiertoe verstrekken, mijnheer, op
ons woorcl van eer. Maar ook op ons woord van
eer", voegde Athos er bij, de wenkbrauwen, fronsende;
„de heer d'Artagnan zal ons niet verlaten."
Ridder de Rochefort wierp een blik achter zich en
ontwaarddo Porthos en Aramis, die hem voor dé deur
hielden ingesloten; hij begreep, dat hij volkomen aan
de genadé van de vier mannen was overgelaten.
„Mijne heerenzeide hij, „indien de heer d'Artag
nan mij zijn degen wil overgeven en zijn woord bij het
uwe roegen, wil ik mij met uwe belofte tevreden stel
len, van den heer d'Artagnan naar het hoofdkwartier
van den kardinaal te geleiden."
„Ik geef u mijn woord, mijnheer'', zeide d'Artag
nan; „en ziedaar mijn dogen."
rroot opzien in Frankrijk en Engeland'. Eerst deed
men te Parijs niets blijkbaar won men in het be
vriende Londen inlichtingen over de te volgen ge
dragslijn in. Maar den 9den Juli werden d© besprekin
gen tusschen' Frankrijk en Duitschland geopend'. Zij
werden gevoerd tusschen den Franschen gezant te
Berlijn, den heer Cambon en den Duitschen minister
van buiten-land sche zaken, den heer v. Kiderlen-
Wachter. Tijdens de onderhandelingen kwam ineens
I de Engelsche; kanselier Lloyd George (21 Juli) in een
redevoering verklaren, dat Engeland van zins was zijn
plaats en zijn prestige onder dé groote mogendheden
te handhaven en dat „indien Engeland; een toestand
wordt opgedrongen; waarin de vi^de alleen kan wor-
I den bewaard d-oor prijsgeven van de groote en zegen
rijke positie, die Groot-Brittanje heeft verworven déor
eeuwenlangen heldhaftigen arbeid en door een behan
deling, waarbij Engeland» levensbelangen betrokken
zijn, alsof wij van geen beteekenis zijn in den raad dei-
volkeren, een vrede tot dien prijs eene vernedering- zou
zijn; ondragelijk voor een groot land om te1 verduren."
Den 27sten Juli trad er eenige ontspanning in, toen
die minister-president, nadat Duitschland bezwaren te
gen déze rede had' ingediend, in het Lagerhuis wel het
goede recht van Engeland verdedigde op medezegging-
scha-p bij verandering van den toe-stamd in Marokko,
maar het plan tot ingrijpen in de hangende Fransch-
Duitsche ond'erhandelingen loochende. In de tweede
helft van Augustus- kwam er stilstand in de onderhan
delingen, de heer Cambon ging naar Parijs om nieuwe
instructies te halen, de Duitsche rijkskanselier en de
minister van buitenlandsche zaken trokken naar den
keizer te Wilhelmshöhe. Den 26sten werd bekend ge-
EEN BEZOEK VAN DEN KONING EN
KONINGIN VAN ENGELAND?
Naar uit Londen wordt gemekl, meent de Daily
Express- te weten, dat de koning en de koningin van
Engeland in den loop van de volgende acht maanden
een reeks officieele bezoeken gaan afleggen1 aan da
voornaamste Europeesche landen; o.a. aan ons land.
EERSTE KAMER.
In de gistermiddag gehouden zitting heeft de voor
zitter naar aanleiding- van het ingekomen doodsbe
richt een waardeerend woord gewijd aan de nagedach
tenis van jhr. mr. Van Swinderen, vice-president van
den Raad van State.
Ingekomen was ook het bericht van overlijden van
liet I wee de Kamerlid baron Van Heemstra,
Eenige kleine ontwerpen werden zonder discussie of
stemming goedgekeurd.
De Kamer ging over tot het trekken der afdeelin-
gen. Morgenmiddag ten 2 ure komt dé Indische Be
groeting aan de orde.
Gemengd nieuws.
EEN GEHEIMZINNIGE ONTVOERING.
De familie H„ te 's-Gravenhage, die, vergezeld van
haar dochter, vóór-verleden jaar bij een bezoek aan
\v ïesbaden daar kennis maakte met een Fransche fa-
mille en destijds voor haar dochter geen uitnoodiging
wenschte te accepteeren tot een verblijf te Parijs, zag-
dezen zomer 't zelfde echtpaar te Schevenfngen ko-
men. De kennismaking werd hernieuwd en de vriend
schapsbanden werden thans zoo sterk aangetrokken,
dat voor enkele treken- dé dochter des huizes naar de
Ville lumière bij de Parijsche kennissen op bezoek
Sindsdien echter ontbreekt elk bericht omtrent le
ven pf lot va-n 't meisje. Aan het opgegeven adres te
I aiijs weet men niets van de mensehen van den aan
gegeven naam. Eu in „Tout Paris" schijnt die echt-
"Dat is mij des te liever", hernam Rochefort, „daar
ik mijne reis moet vervolgen."
„In-dien het is om u met milady te vereenigen", zei
Athos koel, „d-an is het vruchteloos, gij zult baar niet
vinden."
„Wat is er dan va-n haar geworden?" vroeg Roche
fort ongeduldig.
„Vergezel ons naar het legerkamp en gij zult het
vernemen."
Rochefort bleef een oogenblik in gedachten verzon
ken; daar men sléchts een dag-reize van Surg-èr-es was
verwijderd, tot waar de kardinaal den koning moest
tegemoet gaan, besloot hij den raad van Athos te vol
gen en met hem terug te keeren. Bovendien bood do
terug-reis hem een voordeel aan, namelijk, in persoon
den gevangene te kunnen' bewaken. Men begaf zich
op weg.
Den volgenden dag-, des namiddags te drie uur,
kwam men te Surgères aan; de kardinaal waehtt-e er
Bodewijk^ XIII reeds. De minister en de koning wis
selden daar met elkaud-er veel beleefdheden, wens'ch-
ten elkander geluk met het toeval, dat Frankrijk van
den halsstarrigen vijand had verlost, die Europa er
tegen ophitste. waarna dé kardinaal, die, door
Rochefort verwittigd zijnde van de inhechtenisneming
van d Artagnan, ongeduldig' was hem te hooren, van
den koning afscheid nam, hem n-oodigende de-n volgen
den morgen de werkzaamheden aan den dijk te komen
bezichtigen, die vol-eind' wfjren.
Toen hij des avonds in zijn hoofdkwartier van Point
de Pierre terugkwam, vond de kardinaal voor het huis,
dat hij bewoonde, d'Artagnan zonder degen en de drie
musketiers gewapend staan.
Hij beschouwde hen met een gestrengen blik en
wenkt# d'Artagnan met oog #n hand- om kam t# vol
gen.
„Wij wachten u, d'Artagnan", zeide Athos, luide
genoeg om door den kardinaal gehoord te worden.
Zijne Eminentie fronste het voorhoofd, bleef een
oogenblik staan en vervolgde toen zijn weg, zonder
een woord te spreken. D'Artagnan trad achter den
kardinaal en' Rochefort na d'Artagnan- hin-n-en; de
deur werd bewaakt.
Zijne Eminentie begaf zich in de kamer, die hem
lot kabinet verstrekte en gaf Rochefort een wenk, den
jongen musketier binnen) te geleiden.
Rochefort gehoorzaamde en- verwijderde zich.
D'Artagnan bleef met den kardinaalhet was zijn
tweede samenkomst met Richelieu en hij bekende la
ter, dat hij overtuigd' was, dat het de laatste zou zijn.
Richelieu bleef overeind, tegen den schoorsteen leu
nende, staan; een tafel stond tusschen hem en d'Ar
tagnan.
„Mijnheer!" zeide de kardinaal, „gij zijt op mijn
bevel in hechtenis genomen."
„Men heeft 't mij gezegd. Uwe Eminentie!"
„Weet gij waarom?"
Neeiy Uwe Eminentie, want het eenige, waarvoor
men mij in hechtenis zou kunnen nemen, is u nog on
bekend."
Richelieu beschouwde den jongeling met strakken
blik.
„Wel", zeide hij, „wat moet dat be teekenen-?"
„Indien Uwe Eminentie mij eerst de misdaden wil
mededoelen, waarvan men mij beschuldigt, zal ik Uwe
Eminentie de daden verhalen, die ik heb verricht."
„Men beschuldigt u van misdaden, die grootere
hoofden dan het uwe hebben doen vallen", antwoordde
d# kardineal.
ÜVftsii trtijjfd)