DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
liefdesoffëfT
Honderd en veertiende Jaargang,
1912
V R IJ D A O
5 JANUARI.
Jaarlijksche oproeping
INSCHRIJVING
NATIONALE MILITIE
voor de mannelijke geborenen
van 1893 op Dinsdag en Vrijdag
van iedere week, van 13 uur,
tot 20 Januari a.s.
E E 11 IL L E T 0 N.
IA' N Üi jü A W l>.
No. 4.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—
Afzonderlijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Oroote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
van gegadigden naar de betrekking van
arbeider bij de gemeentereiniging.
ALKMAARSCRE CODRANT.
Zij, die wenschen in aanmerking te komen voor de
betrekking van arbeider bij den gemeentelijken
reinigingsdienst, kunnen zich daartoe aanmelden
ter gemeente-secretarie (ten einde zich te doen inschrij
ven op een daarvoor aan te leggen lijst) en tevens bij
den Directeur der gemeente-reiniging.
Gegadigden moeten gedurende minstens twee achter
eenvolgende jaren, onmiddellijk voorafgaande aan hun
ne aanmelding, binnen deze gemeente hebben gewoond,
niet ouder zijn dan 30 jaren en in het bezit zyn van
een gezond lichaamsgestel.
Zij, die zich vroeger reeds opgaven, hebben zich
voor dit jaar opnieuw aan te melden.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
Alkmaar, 5 Januari 1912.
JEU» «He l»et verslag van 's raads hande
lingen en de daarbjj beboorende bijlagen
geregeld wenschen te ontvangen, knnnen zich
daarvoor ter Gemeente-Secretarie tegen be
taling van F 2.50 per |aar abonneeren.
De Secretaris van Alkmaar,
DONATH.
ALKMAAR, 5 Januari.
Een hoogleeraar te Bonn heeft dezer dagen het
pakkende woord gesproken, dat de verhouding tus-
sehen Duitschland en Engeland, zooals deze nu is,
niet kan blijven: zij moet beter of slechter worden.
Deze weiniggo-eds voorspellende verhouding- wordt, ge
lijk men weet, sinds jaren in de hand' gewerkt door
sommige bladen te Londen en te Berlijn, die er blijk
baar voordeel in zien de vólkeren aan Theems en
Spree tegen elkaar op te zetten. Een van die poli
tieke giftmengsters is de Londensehe Daily Mail.
Het Engelsche bladl heeft natuurlijl^, een vertegenwoor
diger te Berlijn en deze wendde zich ongeveer veertien
dagen geleden tot den bekenden hoogleeraar en politi
cus Hans Delbriick met het verzoek dezen te mogen
interviewen. De heer v. Bethmann ILollweg had er
op gezinspeeld', dat Engeland niet in woorden, maar
door
RUDOLF STRATZ.
4) o
En, werkelijk zag zij er uit, alsof zij haar bedreiging
zou ten uitvoer brengen. Hij ging- voor haar staan en
zei tusschen zijn tanden o,p dien, onaangenaam-rusti-
gen toon, waarvoor zij het meest bevreesd was: „Je
kunt maar niet doen, wat je wilt? Je bent niet meer
in orms. Je bent de vrouw van een Pruisisch of
ficier en je hebt je te gedragen, zooals wij dat hier
gewoon zijn. En het voornaamste bij ons is: nooit
schandeel maken!Daarom ga je nu heel rustig
bij de andere dames zitten.
.waar zij ook bij is!"
„Nu, zij zal je niet bijten!" ontsnapte hem in zijn
woede, en bijna had hij er aan toegevoegd: „Leer lie
ver van haar houding onder zulke omstandighe
den.Maar hij vergenoegde zich met haar nog
eens bemoedigend toe te knikken: „Wees nu ver-
OttiOver een half uur is het leed geleden."
Hij voegde zich in de rookkamer bij de andere hee-
ren. Majoor Ulerici zat op de canapé. Hij zag er
van nabij jonger uit dan zijn grijze haren deden ver
moeden. Maar een vijftiger zou hij toch wel wezeu.
Zijn lognét, waar de kleine, lichtblauwe oogjes zoo
goedig doorkeken, paste ternauwernood bij zijn ge
zonde, frissche gelaatskleur. Onder de heeren was hij
de eenige in politiek; hij droeg een glanzend wit vest
over zijn rond buikje. Er ging een fijne geur van
eau-de-eologne, sigarettenmen wist zelf niet wat,
van hem uit. Hij maakte over het geheel toch een
zeer voornamen indruk.
„Neen, ziet u, dat jagen in de buurt van Berlijn.
zeide hij tot den naast hem zittenden afgevaardigde
von Allmerode, „vroeger hebben zij hier de pijn-
ïn daden zijn goede gezindheid1 jegens Duitschland
mopt betuigen en nu wilde men in Engeland wel eens
weten, waarin die daden zouden moeten bestaan,
schreef de correspondent. De heer Delbriick besloot
dezen brief aanvankelijk niet. te beantwoorden. Maar
een Engelsch heer, dien hij kende als een vriend
der Duitschers, overtuigde hem, hoe gewenscht het
was, dat den lezers van de Daily Mail eens duidelijk
het Duitsche standpunt uiteengezet werd. Do heer
Delbriick ontving dus den correspondent. Hij begon
met te verklaren dat de vijandige houding van het
bedoelde blad, de ophitsing, waaraan het zich steeds
schuldig maakt, niet het minst tot het ontstaan van
oorlogsgevaar heeft bijgedragen. Na deze inleiding
schetste hij de groote verbittering in Duitschland
over Engelands houding en kwam toen tot- hetgeen de
correspondent eigenlijk wilde weten: wat Engeland
moet doen, om weder goede maatjes njet Duitschland
te worden. Hij deed daarbij uitkomen, dat Duitsch
land er niet aan denkt, de overheersching van Enge
land ter zee aan te tasten en staafde dit door zich te
beroepen op Duitsche marine-menschen, die vermoe
delijk hoogstens een verhouding van de strijdkrachten
als 2:3 wenschten, terwijl hij zelf een 1:2 verhouding
voldoende zou vinden.
Den volgenden dag gaf de correspondent hem een
verslag van het onderhoud, dat werd goedgekeurd
alleen ontbrak er de kritiek op de Daily Mail aan.
Eenige dagen daarna werd de heer Delbriick
's avonds laat telefonisch door de Berlijnsche Morgen-
post opgebeld. Er stond, zeide de redactie van dat
blad, een interview met den hoogleeraar in de Daily
Mail dat de dwaaste dingen bevatte. Of niet een re
dacteur dadelijk zou mogen komen om de zaken weer
recht te zetten De heer Delbriick vond dit aanvan
kelijk niet noodig; hij wist immers wat de kwestie
was. Maar toen men hem het een en ander had ver
teld van hetgeen hij zou hebben gezegd en ej aan toe
gevoegd had', dat dergelijke dingen geen 24 uur on
weersproken door de wereld mochten gaan en beloofd
had ervoor te zullen zorgen, dat de verbetering nog
denzelfden nacht naar Londen zou worden geseind,
verklaarde hij zich bereid een redacteur van het Ber
lijnsche blad te ontvangen. De tekst, dien hij toen
onder de oogen kreeg, luidde inderdaad heel anders,
dan de goedgekeurde. Hij verbeterde wat er te ver
beteren viel en voegde er aan- toe, dat. men zou laten
uitkomen, dat de wijzigingen vermoedelijk te wijten
zouden zijn aan d'e vertaling en aan de vertolking van
den Duitsellen correspondent te Londen.
Inderdaad bleek eenige dagen later uit de Daily
Mail, dat liet interview volkomen juist, was weergege
ven. De verkeerde lezing- bleek ontstaan eenerzijds
door de bespreking der redactie van de Daily Mail,
welke al liet wezenlijke voorbijging en alleen den na.
druk legde op hetgeen gezegd werd over de verbitter
de stemming in Duitschland' jegens Engeland, en aan
den anderen kant door den Duitschen correspondent
der Morgenpost te Londen, die zich meer aan die be
spreking dan aan de eigen woorden van den ge-inter-
viewde had gehouden en zelfs die eigen woorden ver
keerd weergaf. De „Berliner Morgenpost" echter heeft
om haar correspondent te Londen te dekken, een ver
klaring van den heer Delbriick, dat die correspondent
vermoedelijk de schuld van het gebeurde droeg, in den
prullemand laten vallen, diens verbeteringen aldus in
gekleed, dat het lijkt alsof ze sloegen op het verslag
van de Daily Mail, waarna het Engelsche blad boos
verklaarde, dat de heer Delbriick zelf den tekst- goed
gekeurd had. Tegelijkertijd bleek het Duitsche blad
dat notabene beloofd had den hoogleeraar te zullen
helpen! het eens te zijn met de insinuaties van het
Engelsche blad, uitgesproken naar aanleiding van het
geen was gezegd over de stemming in Duitschland.
Ziehier dus een aardig staaltje van de werkwijze der
couranten. Het Londensehe blad vraagt in het be
lang der goede zaak een interview, neemt dit ook op,
maar gaat in een hoofdartikel den ge-interviewde te
lijf, onder miskenning van hetgeen, waar bet juist op
aankomt. Een Duitsch correspondent seint hoofdza
kelijk het hatelijke artikel en iets verkeerds van het
interview. De Duitsche courant gaat nagr den ge-
interviewde om hem naar het heet, hulp to bieden,
maar weigert ronduit voor de waarheid uit te komen,
valt den man in den rug aan en steunt tenslotte het
Engelsche blad. Inderdaad, zij is wel leerzaam deze
kleine geschiedenis van een interview! En teekenend
voor de Engelsch-Duit-sche verhoudingen tevens.
SABOTAGE OP DE SPOORWEGEN?
Men schrijft aan de N. R. Ot.
I it goede bron vernemen wij, dat de regeeriug en
de spoorwegautoriteit met elkaar in verbinding zijn
getreden naar aanleiding- van het vermoeden, dat er
plannen bestaan of bestaan heibben daden van sabota
ge op den spoorweg te plegen. Een feit moet het
zijn, dat verschillende lijnen door de politie streng
bewaakt worden en ook vanwege den spoorwegdienst
zelf een bijzonder wakend oog op den weg en de wer
ken gehouden wordt.
Een feit is het verder, dat Dinsdagavond] 2 dezer op
den verbindingsweg tusschen het Centraalstation te
Utrecht en station Maliebaan aldaar ontdekt is, dat
een puntstuk van een spoorwegstaaf van den spoor
weg stuk was, waardoor de treinenloop tusschen
Utrecht-Centraalstation en Utrecht-Malibaan ge
staakt moest worden, cn de treinen naar Arnhem over
verkeerd] spoor moesten loopen.
aortsi vernamen wij, eveneens- uit een geloofwaar
dige bron, dat een spoorwegbeambte van uit het Zui
den des lands de autoriteiten moet hebben gewaar
schuwd.
Onder het spoorwegpersoneel zelf loopen verschil
lende geruchten. Zoo werd! van die zijde verteld, dat
de minister en de directeur-generaal der staatsspoor
wegen dreigbrieven moeten hebben ontvangen, wel'ke
brieven gepost waren te Bodegraven. Deze geruchten
moet men echter laten, voor wat ze zijn, namelijk
niets meer dan geruchten.
Als lijnen, die bewaakt worden, worden bepaaldelijk
genoemd de lijnen ArnhemAmsterdam, BoxtelNij
megen en UtrechtLeiden. Waarschijnlijk is het
echter, dat alle lijnen bewaakt worden.
In verband hiermede herinneren wij aan hetgeen de
minister van Waterstaat zeide in de Tweede-Kamer
vergadering van Donderdag 14 December hij de be
handeling van zijn begrooting, schrijft de N. Ct.
Sprekende over de Nederl. Vereeniging van Spoor-
en Tramwegpersoneel' en de red-enen welke de Regee
ring bewogen tegenover dat lichaam en zijn bestuur
de uiterste reserve in acht te nemen, zeide de heer
Regout (Hand. blz. 1304)
„Ik ga nu niet in op verschillende staaltjes van het
optreden van de Nederlandsche Vereeniging. Ik wil er
alleen op wijzen hoe in een .van de laatste nummers
van haar orgaan op een perfide wijze sabotage wordt
aanbevolen, n.l. op de beken-de wijze, dat men het zegt
af te kc-uren en te gelijk het goed signaleert. Het staat
in verband met de houding van de directie der Hol-
landsche Spoor, ma-ar al mocht er reden* zijn voor die
vereeniging om zich daarover te beklagen, dan heeft
zij nog allerminst het recht het personeel daarom in
direct tot sabotage op te wekken.
Zij schrijft:
Maar gij..,, kweekt ook naturen die uw stelsel
zullen bestrijden met sabotage, het gevreesde middel,
waarvan de toepassing in het spoorwegbedrijf zoo
noodlottig kan wezen.
Gij kweekt de menschen, die in het dhister van den
nacht doorsnijden uw telegraafdraden, onklaar maljen
uw locomotieven, onveilig maken uw sporen en wis
sels. Staat op en verontrust u, persorganen van de
bezittende klasse. over wat gij aansporing tot sa
botage zult noemen. Wij zeggen u, dat gij huichelt
en liegt. Wij bestrijden sabotage, zien daarin geen
middel, dat de arbeiders-klasse vooruit brengt, maar
wij voorspellen u: sabotage blijft niet uit op de lijnen
der H. IJ. S. M.
Als dat geen indirecte aansporing is tot sabotage
weet ik het. niet."
boomen geveld', om aard-a-ppelen te pooten. Nu maken
zij er weer bosch van, voor de jachtpachtzoo'n
Berlijner zet tegenwoordig alles- op het spel, om met
zijn geweer.
Hij hieldl plotseling op. Hij had kapitein Gisbert
gezien, stond nu langzaam op en boog: „Von Ulerici."
„Gisbert."
Een oogeu-blik heerschte er een algemeene stilte.
De- havana-wolken kronkelden- langzaam door het
muis-stille vertrek. Von Allmerode maakte aan de
zen gespannen toestand een einde, door het afgebro
ken gesprek te vervolgen: „In ieder geval.... in
Mecklenburg bijv. zijn nog verbazend veel herten
te vinden, ongelooflijk", en zoo ontspon zich langza
merhand weer een gesprek over -de jacht, alsof er
niets gebeurd was. Georg Gisbert hield' zich een wei
nig op den achtergrond. Kort daarna kwam zijn
broeder, de Spandauer artillerie-kapitein naarhemtoe.
ging naast hem zitten en zei op gedempten t-oon:
„Dat heb je nu van die belachelijke eetpartijen hier
in Berlijn! Daar trommelen de Muthardt's maar blin
delings alles bij elkaar, wat beenen heeft, en 'zijn dan
zeer verbaasd, alsDie vrouwen zitten binnen bij
elkaar, als kippen bij een onweersbui! De een-ige, die
zich er boven weet te verheffen, is je gewezen vrouw!
Die zit heel onbevangen met ee-n paar o-ude dames te
praten over Bayreuth en' zoo, en vertrekt geen spier."
Zijn broeder knikte en lachte stil voer zich heen. De
deuren naar het salon stonden open. Men ko-n de hoo-
ge damesstemmen hooren en de kleurige todletjes be
wonderen. Alleen' Vera kon hij niet zien. In plaats
daarvan had hij majoor von Ulerici zoo- dicht bij zich.
En hij keek de kamer eens rond en dacht: De- Mu
thardt's zijn zeker rijk. Dergelijke beelden en Perzi
sche tapijten en schilderijen heb ik thuis in de Meine-
kestrasse ook. Ik ben ook een gezeten man. Ik heb
mij verkocht. En zij daar binnen doet precies het
zelfde!. Het is niet alle dagen Zondag in de we
reld!.... Men kan niet altijd de vleugels maar uit
slaan en vliegen. Ergens beneden wacht altijd' wel
een Ulerici of een firma Dörsaiu Eröhlich.
Daar verscheen ook de jonge gastheer met een hoog
rood gelaat. Eerst sprak hij op gedempten toon- met
von Ulerici, die goedig zat te knikken, een beetje- pa-
cha-achtig, vond Georg Gisbert, als iemand, die heel
zeker van zijn zaak i®. Toen trad luitenant von Mu-
thardt onopgemerkt op Gisbert toe en mompelde ver
legen. „Beste kapitein!. ik vraag u duizendmaal
excuusHet zal mij een goede les zijn voor het ver
volg. En voor mijn vrouw ook. Voorloop-ig' slikt zij
beneden anti-pyrine, om weer op haar verhaal te ko
men. Morgen heeft zij natuurlijk hoofdpijn! Ik ken
dat al!. Ik weet werkelijk -niet-, wat ik zeggen
moet! Ik vind het vreeselijk, dat wij ons- zóó verga
loppeerd' hebben
Georg Gisbert was opgestaan.
„Het heeft niets te beteeke-nen, mijn waarde Mu-
thardt!" zeide hij. „Men leeft toch in één wereld!
Mijn gewezen vrouw enj ik kunnen het toch niet voor
komen, dat wij elkaar door een of an-der toeval nog
een® weer zullen zien. Daar moeten wij maar aan
wennen. Als u het goedl vindt, wilde ik er nu- wel
graag stilletjes vandoor gaan! U begrijpt, dat ik me
liever niet nog eens vertoon daar binnen! Wilt u
misschien mijn vrouw even waarschuwen.
„Zeker! zeker!" De luitenant snelde heen. Een
minuut later stonden de heide echtgenooten- in de
gang. Nog even zag kapitein Gisbert, toen de deur
van het salon openging, Vera's blonde hoofdtoen
hielp hij zijn vrouw aan haar mantel en ging met haar
de trap af naar huis.
De koude voorjaarslucht woei hunj tegemoet. Voor
hen lag- breed em zwart het water van de Spree. In
dit gedeelte van Berlijn was het zeer stil om dezen
tijd; alleen de treinen dreunden in, d-e verte. Georg
Gisbert en zijn vrouw gingen werktuigelijk den kant.
uit van het Lehrter station. Zoo kwam-en zij het
spoedigste thuis. Zij zwegen beiden. Als hij nog eens
naging, wat hij in de laatste uren had doorgemaakt,
kwam hem alles even onwaarschijnlijk voor; het leek
wel een droom. Hij begreep dat hij Otti iets ver
schuldigd was geen uitleg zij wist alles
neen een blik, een handdruk, iets, wat van, hart tot
hart ging. Hij zag, hoe zij geheel in de war was, nog
STAATSBEGROOTING.
Uit een- overzicht van de in de wetsontwerpen tot
vaststelling van de Staatsbegrooting voor 1912 ge
brachte wijzigingen blijkt, dat de begrooting, bij de
indiening geraamd' op 222.017.862.96, gedurende de
schriftelijke gedachtenwisseling in de Tweede Kamer
werd- verhoogd met 650.561.50 en verminderd met
210.255, blijft verhoogd met 440.306.50, zoodat de
raming bij den aanvang van de beraadslaging wa9 ge
worden 222.458.169.46.
Gedurende de beraadslaging in de Tweede Kamer
werd' zij verminderd met 246.529 en verhoogd' met
30.200, blijft, verminderd met 216.329. Alzoo is de
begrooting toegestaan tot een bedrag van
222.241.840.46. De raming van de middelen voor
het dienstjaar 1912 bedraagt 202.068.215. De be
grooting van uitgaven overtreft' de raming der midde
len met 20.173.625.46.
Gemengd nieuw*.
LANDVERHUIZERS VERKEER.
V oensdagnamiddag werd door de grensautoriteiten
te Bentheim onder politiegeleide naar Oldenzaal te
ruggezonden een Russische landverhuizer, die ver
klaarde dien morgen met een boot van Londen te
Amsterdam aangekomen te zijn. Hij bezat een geldi-
gen gouvernementspas, een reisbiljet tot Kopenhagen
en 11 francs. Onder geleide van een marechaussee is
hij hedenmorgen op last van den burgemeester van
Oldenzaal na-ar Amsterdam terug'gezonden.
NAAR INDIë.
Vóór een paar weken ging een 18-jarig meisje uit
Ileerenveen elders logeeren. Zij keerde, tot groote
ongerustheid harer ouders, niet terug. Bij onderzoek
is thans gebleken, dat zij met haar verloofde stilletjes
meer dan hij zelf, die zich heter kon beheerschen. En
midden op de brug, op een oogenblik dat er nergens in
den omtrek iemand te zien was, bleef zij plotseling
staan en barstte in luid s-nikken los.
Hij wist niet goed, wat bij moest doen. Hij legde
zijn arm om haar heen, hij wilde haar troosten
maar zij snikte steeds heftiger, en plotseling, terwijl
zij haar zakdoek aan stukken beet, stiet, zij hartstoch
telijk uit: „Ziezoo daar is zij nu weer!"
„Maar.Otti.
Zij schudde het hoofd' en stampte heftig op den
grond: „Ik heb het wel zien aankomen!.... Nu is
zij er weer!"
„Voor die paar uur, Otti, en dan toch niet meer!"
Zij schoof op. Onder het witte hoo-fdoekje kwam
haar kindergezichtje doodsbleek te voorschijn.
„Niet meer?.... ach, Georg-liefzij is-er altijd'
geweest!"
„Wat?"
„Zij is nooit weg geweest!. Denk je, dat ik zoo
dom was, dat niet te merken? Ik ben goed genoeg
voor het huishouden en voor de kinderen. Maar ik
weet, aan wie je daarbij altijd gedacht hebt!.De
hemel weet, waar ik dat aan verdiend heb!"
Zij weentle luid en drukte haar zakdoek tegen haar
oogen. Haar man zag haar verschrikt aan. Wat had
zij daar gezegd eruit geflapt eigenlijk? Hij beet
zich op de lippen en vroeg: „Zeg, Otti heb ik je
ooit reden voor deze veronderstelling gegeven?"
„Neen, nooitZij schudde het hoofd en staarde
voor zich uit in de- donkere Spree.
„Welnu dan!"
„En toch is zij er!.... Ik heb steeds haar nabij
heid gevoeld, in mijn eigen huis! Dat is het, wat mij
al die jaren dwars heeft gezeten."
v#rv»l9#.