DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN LIEFDESOFFER No. 29 1912. ZATERDAG 3 FEBRUARI. Brieven uit Marokko FE II ILL ET O X. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,—Ti Afzonderlijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 0. v. d. Y. Sl'UOEKELljN'LEA. ONDER BEDELAARS EN LANDLOOPERS. AIN TIBOÜLA. Het geheele rooversnest was gealarmeerd. Alles liep te wapen en weldra zochten ze doel tusschen 'de bosch- jes „cheriba," waarachter de legionairs zich verborgen en vanwaar ze vuur gaven op al wat maar zichtbaar werd. De roovers bedienden zich van de schietgaten in den muur, zoodat ons geweervuur weinig of geen uitwerking had, terwijl zij daarboven een vrij uitzicht en een steunpunt hadden voor hunne geweren. De ko lonel gaf per ordonnans order de infanterie terug te trekken en do artillerie eens te doen spelen. De „gnoum salueerde en verd'ween in de richting der stelling. Na eenige minuten daverden de vier achter eenvolgende kanonschoten en zagen wij met ontzet ting de verwoesting welke ze aanrichtten. Arbi wist niet wat te denken, toen hij die dikke aarden muren vaneen zag splijten als papier. De te genstand, die werd geboden, bleek dan ook nutteloos en allen zochten hun heil in de vlucht, maar ze werden door het vuur der in de boschjes verscholen legioen soldaten opgevangen. Binnen eenige uren was het eens zoo sterke rooversnest een puinhoop, waaruit de stervenden en gewonden afgrijselijke kreten slaakten. Do gevangenen werden bijeengebonden en onder ster ke begeleiding opgezonden naar den Franschen post. De rest zou achterblijven om met Arbi als gids de ver kenning verder voort te zetten, nu ook naar zijn „gourbi," naar zijn stam. Hij verzocht aan den kommandant om eerst met zijn ,,kaïd' te mogen gaan spreken en zijn stamgenooten te verhalen van de macht der Franschen en van de voordeden, verbonde naan de onderwerping aan het Fransche gezag. Doch daarvan wilde de commandant niets weten. Hij twijfelde of deze jonge man, wanneer hij naar zijn stam ging, wel zou wederkeeren. Im mers, ze zouden daar alles in 't werk stellen, hem van zijn plan af te brengen desnoods geweld gebruiken. Daarvoor kende hij de Marokkanen reeds te lang. Al- zoo trok Arbi met een bezwaard hart mede op weg naar de plaats, waar hij de zijnen had achtergelaten. Beeds kon men merken, hoe verder men kwam, dat de bewoners niets van die vreemde troepen weten wilden. Overal scheen men gewaarschuwd, vond men verlaten kasbah's en brandende gourbi's, terwijl de bewoners geweerschoten losten op de naderende immer voor- waartsgaande Fransche troepen. Op een oogenblik, toen de troepen zich juist bevon den in een ravijn tusschen twee bergen, werden ze van ttwee zijden beschoten van de hoogte af. Stukken steen werden in 't ravijn op de troepen gesmeten, een paniek ontstond, de ezels der artillerie zetten het op een loopen, de een wilde voorwaarts, de ander terug. Eensklaps klonk het geroep: „de Marokkanen zijn achter ons, we zijn ingesloten!" en werkelijk, een ben de bereden Marokkanen viel den in wanorde zijnden troep in den rug aan en voltooide de paniek. Arbi zag zich eensklaps omringd door zijn eigen stamgenooten, die hem, in plaats van te verwelkomen, het woord „verrader" toeschreeuwden. Hij werd van zijn paard geworpen, geboeid en weggevoerd door eenige lieden, terwijl de rest in galop zich bij hunne nog steeds strijdende landgenooten voegde. Het scheen, dat de Franschen er in geslaagd waren, zich een anderen weg te banen, want het vuur, waar mede ze hun terugtocht dekten, werd immer verder af gehoord, dus van hen had hij geen huLp te verwachten, welk lot stond hem dan te wachten? Hij beproefde zijn bewakers op de hoogte te bren gen, wat zijn doel was geweest, dat hij of de Fran schen niet gekomen waren met slechte bedoelingen, doch zijne bewakers lachten om zijn beweringen en waren doof voor zijn beden om hem vrij te laten gaan. Na eenige uren kwamen groepsgewijze de achtervol gers terug op de plaats, waar ze Arbi en zijn bewakers had achtergelaten. Ze hadden de Franschen ver ge noeg uitgeleide gedaan; ook de „kaïd" keerde terug, steeg van zijn paard en allen schaarden zich rond hem. Een krijgsraad werd gevormd door den „kaïd" en eenige oudsten van den stam, lang duurde de be raadslaging niet. Na verloop van een half uur werd 1 Arbi in een cirkel gevoerd en hem als verrader van zijn stam do doodstraf aangezegd, en hoe hij ook be zwoer, dat zijn bedoelingen niet slecht geweest waren, hij en niemand anders had de Franschen op weg ge- I bracht naar dezen stam. Die bevatte ook zijn familie leden, geen straf kon te zwaar zijn voor iemand, die zelfs zijn oude moeder, broeders en zusters in aanra- king wilde brengen met de Franschen, met de Europe anen, die slechts kwamen om hen te verdrukken en nog meer uit te zuigen dan de beambten van den Sul- i tan. Dat meende de „Kaïd" en allen stemden daar- J mede in. Een uur later toonde een haastig opgeworpen aardL heuvel de plaats aan, waar de ongelukkige Arbi het leven had gelaten en zijne stamgenooten keerden te rug naar hunne gourbi's, waar de „kaïd" de familiele den van Arbi bekend maakte met hetgeen was ge beurd. Niet een traan, geen weegeklaag klonk uit hun mond, integendeel ze vervloekten hem, die zoo ver was afgedwaald van zijn stam. Eén echter, een jonge vrouw, vloekte hem niet, ze wist waarom hij was heengegaan, met welk doel, welk plan. Des morgens sloop zij stil uit haar tent naar het.graf van Arbi en weende bitter om het verlies, en toen in den loop van den dag eenige bewoners voorbij kwamen, vonden zij het levenlooze lichaam der jonge vrouw op het graf van den vervloekte Arbi. Niemand heeft ooit iets be grepen, hoe dio vrouw daar kwam op het graf van hem, om wien niemand behoefde te treuren, en ook ik had het nooit geweten, ware er dien avond toen Arbi zijn liefje bekend maakte met zijn plannen, niet een luisteraar geweest, dien de jaloerschheid heeut doen zwijgen, toen Arbi voor zijn rechters stond. La ter, toen ook zijn kans verkeken was, kwam het be rouw en op een goeden dag, toen ik zooals menig maal - weder de gourbi's bezocht en ook dezen man, i verhaalde hij mij deze geschiedenis, welke misschien belangstellende lezers heeft gevonden in deze courant. De gedachte, dat men met geld' iets anders kan doen, dan zich materieel genotmiddelen te verschaffen, en dat men geld voor andere doeleinden verzamelt, is den meesten volkomen vreemd. De sommen, welke in Amerika voor liefdadige doeleinden worden gegeven, zijn buitengewoon groot, maar dit geld is voorname lijk afkomstig van menschen, die meer hebben dan zij kunnen uitgeven. Zeker, er zijn buiten dezen ook ve le edelmoedige menschen, maar het ideaal der groote massa blijft toch het bezit van rijkdommen, om groot te kunnen doen, om anderen te kunnen imponeeren. En het volk houdt alle millionaire slechts voor niets doeners en smullers. ENQELSCHE HUMOR. Philantroop: „Hier is een kroon, arme kerel." „Hemel een heele kroon! Dank, duizend maal dank. Mag ik u misschien een klare aanbieden?" oor ik u mijn dochter tot vrouw geef, jonge man, moet ik eerst iets over uw karakter weten. „Ze ker mijnheer, u kunt de boeken inzien, hier zijn ze." De vader na eenig snuffelen: „neem haar en maak haar gelukkig!" Mevrouw Figgs ging eenszonder haar man naar den schouwburg. „Zul je je niet eenzaam voelen mannie?" vroeg ze lief. „Wel nee," luidde het antwoord, „de papagaai blijft immers." - De dorpskleermaker kreeg van den predikant slechts herstelwerk te maken, nooit een jas of een pak. Toen hij daarover eens met den predikant sprak, antwoordde deze: „Als ik een pak noodig heb, ga ik naar Londen, daar maken ze uitstekende dingen!" Den volgenden Zondag verscheen de kleermaker niet in de kerk. De predikant haastte zich naar de reden hiervan te vragen. Het antwoord luidde: „Wel, als ik een goede preek hooren wil, ga ik naar Londen, daar houden ze uitstekende preeken." [Dit grapje doet ons denken aan een ander. In het noorden van Gro ningen was een predikant, die naar het oordeel der orthodoxen te modern preekte. Hij kwam eens bij een schoenmaker, die tot hem zeide: „Doomnee, joen leer bevalt mie noi meer." De predikant zocht een anderen schoenmaker en toen de eerste hem hierover eens kwam spreken, zeide hij„schoenmaker, je leer bevalt me niet meer.] door RUDOLF STRATZ. 89» „Ik wéét wel, dat u uw verblijfplaats niet zelf kunt kiezen!" r*'i Jf^.K'en woorden op te vatten als een veront schuldiging, dat hij met haar in één stad moest blij- voort: „Eiken dag loopen wij de kans, elkaar hier of daar te ontmoeten. Vera.... zullen wij dit. niet wat minder pijnlijk voor elkaar maken icor .iet uiterlijke verandert er niets door elkaar nu de hand te geven en te zeggen: „En vergeef ons onze schulden.Het zou zooveel beter.roo- leel mooier zijn.... en mij zeker tot een ander mensoh maken veel levenslustiger en meer eens met mijzelf dan tot nu toe Hij stak haar zijn hand toe. Hij durfde nauwelijks hopen, d&t zij haar zon aannemen. Afaar zwijgend legde zij er aarzelend! de hare in. meer, naar het scheen, om aan dat benauwende gefluister in het duis ter, aan die zwoele stemming tusschen hen een einde te maken, dan uit innerljjken drang. Hij gevoelde de aanraking van haar hand, en een groote aandoening overmeesterde hem. Hij drukte haar zoo hartstochte lijk, dat Vera haar haastig terugtrok, opstond en met een van schrik geheel toonlooze stem zeide: „Het is werkelijk belachelijk.die oude tante laat ons maar gewoon, in donker zitten!" Meteen schelde zij en beval de oude meid, die haar' hoofd om de deur stak: „Breng toch eindelijk eens licht! De kapitein wil vertrekken" en kan niet eens zijn goed vinden! Men kan geen hand voor oogen zien De lamp kwam, en bij haar schijnsel zag hij, dat hij zich verraden had,. era had zijn geheimste gedanh- EEN DAG MILLIONAIR. In een Nieuw-Yorkschen brief wordt melding ge maakt van het geval van een zekeren Mc. Devett in i ennsylvanië, die candidaat werd voor gemeente-ont vanger, maar zich terugtrok, toen men hem hiervoor J tlUUO bood en die deze som in één dag opmaakte om zich eens millionair te gevoelen. Hij liet voor zich een extra-trein loopen, stelde bedienden en zelfs een lijfarts aan, stapte af in een eersterangs hotel en bracht het zoover, dat hij den volgenden ochtend in een stationsrestauratie zijn laatste centen voor een kop koffie en een portie gebakken boonen met sepk kon uitgeven. De historie lijkt wel aardig, zegt de briefschrijver, maar heeft toch ook een ernstigen kant. Men leert eruit, dat de Amerikanen zich een millionair eenvou dig voorstellen als iemand, die zooveel eet en drinkt, als hij maar kan, en alles natuurlijk van het duurste, ten ontdekt. Zij was heel bleek geworden en ademde zwaar. Zij vermeed zijn blik en hield zich op een af stand van hem. Maar zij deed al haar best, net te doen alsof er niets gebeurd was, en vroeg, terwijl hij zijn helm en handschoenen opnam: „Wanneer gaat Karlrf weg?" „Overmorgen met den middagtrein! Van den Tier- garten." „Brengt u haar naar den trein?" „Ik kan niet. Ik heb dienst I" 1 oen zeide zij schroomvallig, op smeekenden toon: „Mag ik het kind naar Silezië brengen?" Hij schudde het hoofd. „Ik heb al aan mijn vrouw verzocht, dit te willen doen 1 er wijl zij met een onwillekeurig vijandige bewe ging haar hoofd in den nek gooide, voegde hij er ge jaagd bij: „Het kind gaat uit he,t huis mijner vrouw naair dat mijner moeder. Daarom zal mijn vrouw haar ook naar mijn moeder brengen! Dat spreekt vanzelf!" Hij zeide dit opzettelijk barsch, als wilde hij haar weer verdriet doen. Zij haalde de schouders op. Een seconde lang keken zij elkaar onderzoekend aan en op hetzelfde oogenblik werd het hem duidelijk: tusschen ons komt er nooit vrede.steeds haat of liefde. of beide tegelijk. „Ga nu!" zeide Vera. Tuen hij nog een oogenblik talmde, om zijn 6abel vaster te gespen, herhaalde zij: „Ga nu!" en toen hij haar daarbij even aankeek, verfde plotseling een luchtig rood haar wangen. Zij had weer gebeld, op dat de meid hem bij het aantrekken van zijn jas zou helpen. Zij wilde niet onder vier oogen afscheid ne men van hem. Zij stond ook zoo ver van hem af, dat hij er niet aan denken kon, haar nog eens de hand te geven. En nu, in het bijzijn van de dienstbode, had hij ook weer geheel zijn houding van officier. Hij maakte zwijgend) een diepe buiging en verliet de ka mer. In de „Berliner Morgenpost" vertelt iemand van zijn avonturen, opgedaan tijdens zijn verblijf onder de bedelaars en landloupers, wier leven hij wilde leeren kennen, waarom hij zich als vagebond bij hen aan sloot. Al heel spoedig aldus de schrijver wist ik hun ertrouwen te veroveren, werd ik als een van de hun nen beschouwd en paste ik mij bij hun zeden en ge woonten aan. Overal trok ik met deze en gene heen en op die reizen hoorde ik de zonderlingste verhalen. Zoo had ik menigmaal hooren spreken over eeu zaak, waar speciale artikelen te verkrijgen waren om bij het bedelen te gebruiken. Het moest een soort warenhuis zijn, cLat de bedelaars volkomen voor hun tochten „uitrustte". De zaak bestond in een groote stad in Galicië, maar haar naam kon ik nooit te we- ten komen, wèl dat de_ klanten van de firma haar aan- i duidden met den spotnaam: „Kreupel, blind; en Co" Op zekeren dag had ik het geluk, dat m'n weg, zonder dat ik het wist, leidde naar de stad, waar de jirma haar domicilie had. Doodmoe, na een wande ling van 12 uur, kwam ik aan en begaf mij naar een zioh in een afgelegen straat bevindende herberg, HOOFDSTUK VIII. De volgende dagen hing er een wolk over het huis j. er Gisbert s. Xleine J&arla huilde en kreeg weer haar bleeke ziekelijke gezichtje. Zij was ongelukkig. w .!e naar huis, naar grootmama; zij wilde hier blijven, bij tante Otti. Hier was het veel pretti- ger. Ook Otti was veranderd. Zij zeide niet veel en dat lag niet in haar aard. Maar haar man bemerkte wel, hoe gefeenkt zij zich gevoelde, da.t men het stief kind, dat zij met zooveel zelfoverwinning in huis had gehaald,^ nu weer van haar wegnam. Dat was haar dank- Zelfs de huisdokter maakte er den kapitein opmerkzaam op, dat het voor zijn dochtertje toch al tijd goed zou zijn, onder voortdurend toezicht van een specialiteit te blijven.... Maar Gisbert antwoordde heftig: „Mijn waarde dokter.... dat eeuwige geklop en gehamer maakt de stumper ook niet heter. Ik weet wel, wat ik doel" „Maar hij dacht: „De eigenlijke reden kan ik jou en niemand zeggen: als ik mijn eerste vrouw niet meer mag liefhebben, hoe kan ik dan het onderpand onzer liefde, ons kind, steeds om mij heen houden?! Ieder woord, ieder lachje van mijn dochtertje herin nert mij aan haar, aan wie ik niet denken mag en toch steeds' denken moet roept herinneringen wak ker. het is verschrikkelijk, maar waar: ik kan den aanblik van het kind niet meer verdragen, omdiat ik haar moeder liefheb!. Dat Vera dit wist, kon hem nauwelijks meer hinde ren. Hij had geen spijt van zijn onvoorzichtigheid. Het was hem onverschillig geworden. Het noodlot ging tóch zijn weg. Hij maakte er zichzelf ook geen verwijt van, dat hij Vera, in plaats van vrede met haar te sluiten, juist hanr rust had ontnomen. Al leen deze vraag kwelde hem: „Hoe staat zij tegen over mij Zijn gedachten gingen hardnekkig steeds denzelf den weg terug. Zij was zes jaar geleden uit zijn huis gevlucht, zonder een derde! Zij had al dezen tijd heel alleen geleefd, zonder een derdel Nu trouwde zij, maar deze derde telde niet mee! Hoe men de waar ik door den knecht met eenige vriendelijke woorden afgescheept werd. Ik was echter niet te bewegen om weg te gaan en liep op een houten deur achter in het lokaal toe. Ik maakte haar opem en op 't zelfde oogenblik traden in het lokaal daarachter drie mannen op mij toe, die mij als „oude bekende de hand drukten. Ik kreeg een slaapplaats, maar moest haar deelen met een jongen man, die ech ter toen ik wakker werd, er reeds van door was, maar met hem waren m'n schoenen verdwenen. Ik sprong van de legerstede en rende naar beneden, waar de knecht mij te hulp snelde en mij op den tuindeur wees. Ik rukte deze open en schrok terug van hetgeen mijn oog toen te aanschouwen kreeg. De tuin was vol mannen, vrouwen en kinderen van eiken leeftijd, maar nog nooit had ik zulk een verzameling ongeluk- kigen bijeen gezien: kreupelen, lammen, blinden, stommen, dooven, éénoogigen, met wonden beÜekte mannen, vuile zuigelingen, met zweren bedekte meis jes; een afschuwelijke troep was het. Het waren be delaars en bedelaressen, die door hunne gebreken het medelijden moesten opwekken. Een groote man met wit haar, diepe gele en bruine wonden in het gezicht en de handen en met slechts één been, trok dadelijk mijne aandacht. Bij nadere beschouwing bleek, dat zijn wondeu kunstmatig waren aangebracht. Naar hij mij vertelde, besmeerde hij zich met salpeterzuur en andere bijtende vochten, tevens kon hij prachtig een lijder aan vallende ziekte iiniteeren, waarbij het (zeep) schuim hem op den mond kwam. Dit geheele walgelijke gezelschap wachtte daar op den meester, in wiens dienst zij stonden en voor wiens rekening zij gingen bedelen. Geen hunner, zoo hoor de ik, mocht met minder dan 3 's avonds aanko men. Zij, die bijzonder goede standplaatsen kregen, als bij kerken, feesten enz. verdienden soms wel 12 por dag. Achter dezen tuin lagen naar ik bemerkte de ge bouwen van de bewuste firma „Kreupel, blind en Co.," die dezo bedelaars van uitrustingen voorzag. Juist wilde ik het hui» binnengaan, toen mijn slaapgenoot er uit kwam met mijn mooie, hem veel te groote schoenen aan de voeten. Ik greep den dief bij den kraag en ontnam hem do schoenen. Dit ging evenwel niet zonder tegenspartelen van den jongen man, dio schreeuwde, dat het een aard had. 't Gevolg hiervan was, dat een gele Pool, in een lang gewaad gehuld, naar buiten trad en vol verwondering naar ons keek. De knecht legde hem evenwel spoedig uit wat er aan de hand was en stelde mij voor. Dat was mijn eerste kennismaking met den eigenaar van de firma „Kreu pel, blind en Co." t Duurde echter niet lang of ik was met hem en zijn beide zoons, die hem in zijn bedrijf ter zijde ston den, o]) den besten voet. Langzamerhand drong ik dieper in hun geheimen in en ik raakte meer en meer verbaasd over hun koopmanstalent. Zij hielden er o. a. een lombard en een wisselbureau op na, verder .10 kreupele bedelaars, talrijke kinderen en vrouwen; zij waren helers voor alle spitsboeven van wijd en zijd, zij leverden aan individuën, die aan lager wal waren geraakt, als kooplieden, ambtenaren, acteurs, officieren, enz., volledige lijsten van rijke weldoeners, die in verschillende steden woonden. De firma had o. a. nog eenige bedelhriefschrijverj in dienst en gaf tweemaal in de maand een bedelaars courant uit, waarin alle mogelijke gelegenheden, waar met succes gebedeld zou kunnen worden, bijv. zaak bekeek: hij, Georg Gisbert, was toch de man geweest in haar leven haar hinderpaal zij had niet door hem een ander gevonden en misschien was hij nu nóg haar noodlot. Zij had toch keus genoeg! Waarom nam zij zoo in het oog loopend juist één, bij wien haar hart niet mee sprak? Dien grijzen, dikken vijftiger?.'... Omdat zij niet kon liefhebben? Omdat alles, wat voor haar in het leven waarde had, haar eersten man had gegol den?.... En nog gold?.... Zijn droomen werden verward. Dikwijls kwam het hem waarschijnlijk, ja als van zelf spirekend voor zij was toch zoo in de war geweest bij zijn laatste af scheid dan weer belachelijk. Al deze gedachten vervolgden hem onophoudelijk. Dan stelde hij zichzelf weer gerust. Er gebeurde toch niets, en er zou ook niets gebeuren. De dagen verliepen eentonig en de komende jaren waarschijn- 'ijk evenzoo. Men leefde en ging innerlijk te gronde, maar bleef voor het uiterlijk dezelfde. Dat was wel het noodlot van vele anderen, wie men het zoo óók niet kon aanzien. In deze stemming zat kapitein Gisbert 'sWoens- lagsmiddags aan zijn bureau. Bij uitzondering had hij niet zooveel te doen als anders. Hij leunde ach terover in zijn rieten stoel en sloot zijn oogen. Nu was er in het garnizoen thuis zeker bataljons-exercitie of velddienstoefening of schietoefeningen. Dat was illemaal niet erg aanlokkelijk. En toch bekroop hem, die alles had gedaan, om van daar weg te komen naar Berlijn, een groot verlangen naar frissche lucht, naar een rit door het groene veld, in plaats van dat zitten hier in een muf bureau. Hij bemerkte het wel: dat was het laatste verlangen, hier uit Berlijn, uit Vera's nabijheid weg te komen, onverschillig waarheen 1 En zijn verlangen wa* vruchteloos. Zijn aanstelling hier was zulk een groote onderscheiding voot een jong of ficier er waren er zoovelen, die hem benijdden niemand, en wel het minst znjn superieuren zouden kunnen begrijpen, waarom hij overgeplaatst zou willen worden, om in garnizoensdienst stof te gaan slikken. Of geheel ontslag nemen van het geld van schoon papa ergens te gaan luieren hij rilde bij de enkel» gedacht» 1 W»rdt T»rT»lgd.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 5