stadsnieuws!
BINNENLAND,
Roman-Heldin
- 'v
kunnen eischeu. Zij beschut het lichaam in het bij
zonder voor afkoelen en zij kan zoo dicht geweven
worden, dat do luchtlaag tusschen 'huid en kleeding
zioh sl«chts langzaam beweegt; bovendien bezit de
wol de eigenschap do afscheidingsproducten der huid
op te nemen en zoodoende de huid rein te houden, t
Gevolg hiervan is echter, dat de wollen kleeding dik
wijls gereinigd moet worden.
Tot slot nog een paar nieuwtjes op mode-gebied.
Het eerste komt uit Amerika, het land der onbegrens
de mogelijkheden. Het was daar reeds eenigen tijd
mode het portret van den verloofde op don nagel van
den vinger te dragen. Thans is de«ze mode verdron
gen door een andere, n.l. de punt van den schoen
boven den gesp "te tooien met liet portret 1
Hot andere" komt uit Londen, waar nu weer eens
een nieuwe modegril hot licht aanschouwd heeft.
Nog kort geleden zag men door de hoofdstraten
van Londen de schoone Kngolsche dames frisch en
fier wandelen zonder cenigo bedekking van het gelaat,
thans echter dragen er van de vijf, die men tegen
komt, vier zulke dichte en lange voiles, alsof zij het
leelijkste gezicht van do wereld' te bedekken hebben.
De lang-afhnngeude voiles zijn n.l. met zooveel pa
troontjes en figuurtjes zoo dicht doorweven, (lat het
een gewoon sterveling onmogelijk is te ontdekken wie
de bekoorlijke draagster is. Het kost zelfs at moeite
te ontdekken of het gezicht leelijk of mooi, liet haar
blond of donker is. De oogen ziet men weliswaar
door do voile heen schitteren, maar of zij donker of
licht, blauw, bruin of grijs zijn, valt niet uit te ma
ken. De voiles zijn des te ondoorzichtiger,.omdat op
de bloemen- en blade.rranken, die er ingeweven zijn
op ontelbare plaatsen dikke noppen aangebracht. An
dere bestaan weer uit een soort mozaïkweefsel, torwjl
al deze nieuwe voiles als een vizier het gezicht omhul
len. Bloemen en bladeren van fluweel aangebracht
op tule zijn geen zeldzaamheden bij deze nieuwe
dracht. De dichtste voiles zijn zóó, dat de draagster
zelf er niet doorheen kan zien, daarom zijn de patro
nen er zoo in geweven, dat op de plaats waar de oogen
zitten, het weefsel dunner is. Bijzonder veel lijken
deze voiles op de jnschmaks, de sluiers, die de Turk-
sche vrouwen dragen. Het is de coquette mode-dames
er natuurlijk om te doen door dsv.c geheimzinnige ver
sluiering een nieuwe bekoring op de mannen uit te
oefenen.
door BERNARD CANTER.
....Dat is het grootste verlies in mijn leven ge
weest, En eerst toen ik mijn Reintje niet meer bezat,
besefte ik, welke plaats zij eigenlijk in mijn leven bad
ingenomen. Want tot dien. tijd, had ik haar wel al
toos liefgehad.' Maar het eigenlijke van haar wezen,
dat heb ik toch eerst later begrepen. Zoo gaat het
meer met goede vrouwen. Zij weten gewoonlijk zelve
niet, dat ze het zijn, en de ander, voor wien zij zooveel
beteekenen, weet het ook niet. De waarlijk groote
dingen in het leven worden niet gezien...."
De professor schoof zijn gouden) bril werktuigelijk
van zijn voorhoofd voor zijn oogen, maakte toen den
bril van achter zijn ooren los, haalde zijn zakdoek uit
zijn zak en begon de glazen te poetsen. Middenin, in
gedachten, hield hij op en ik zag hoe uit zijn oogen
tranen opwelden en langs zijn gerimpelde wangen lie
pen en in zijn grijzen baard bleven glinsteren.
Ik voelde mij verlegen. Woorden van troost zeg
gen, leek mij banaal, leek mij beleedigend.. Ook be
dacht ik, dat hier bij een man, die als zenuwarts en
als professor in do psychiatrie zooveel duizenden men
schen getroost had, troostwoorden iets ironisch zouden
krijgen. Daarom bleef ik zwijgen, de tranen die de
oude heer om zijn overleden vrouw weende, eerbiedi
gend.
„Wil! ik heengaan, professor?"
„Neen, blijf mijn jongen.... Dat was heel goed
van je, dat je me geen troostwoorden hebt toege
voegd. Want voor mijn leed is geen troost. Ik heb
haar zoo ontzaglijk liefgehad. Zij was zoo het voor
beeld van alle deugden."
Er werd geklopt. Mientje, de huishoudster, kwam
binnen.
„Drinken de hoeren een kop koffie hier in de kamer
of gaat u naar de veranda.
„Mij dunkt, in de veranda is 't wel zoo gezellig",
zei ik haastig, bevroedend, dat een afwisseling, al was
ze ook nog zoo klein, den professor goed' zou doen.
De professor stond op en keek mij met stralen van
dankbaarheid in de oogen.
„Jij zomlt een uitstekend psychiater geworden zijn.
Zoo'n beetje afwisseling doet werkelijk al heel veel
goed. Men moet nooit zich aan zijn smart overgeven,
nooit er in opgaan. Wat ons gezond houdt, ook psy-
ehiseh gezond, dat is de strijd. En bij mij is het
merkwaardige, dat ik levenslang mijn eigen patiënt
ben geweest.
Ik was verheugd, dat de professor zijn gedachten
een anderen loop gaf en luisterde met de grootste
aandacht toe.
„Hoe zoo, professor?"
„Ja.... dat is nu maar zoo makkelijk niet te zeg
gen. Zie, ik stond en ik sta altoos objectief tegenover
mijzelf, bestudeer mijzelf, onderzoek mijzelf, contro
leer mijzelf en trek dan mijn conclusies. Ik heb mij
levenslang voortgestuwd. Reintje wist dat. Die had
dat pit zichzelve ontdekt. Die vrouw wist alles uit
zichzelve. Is het geen wonder zij kon nauwelijks
schrijven en ik heb haar nooit een ander boek zien
lezen dan. het feuilleton van de courant; ze knip
te ze uit tot ze een geheel vormden, liet ze inbinden
en zette ze in haar boekenkastje. Dat was haar bi
bliotheek. 'k Heb er haar wel nieo geplaagd. Dan las
ik de titels: „Het geheim van Mrs. Twinroad", „Het
gevonden testament", „De erfenis van een voorge
slacht", „Op de villa Diodatti". Daar stonden zij,
haar dertig boeken in goedkoope bandjes en dit was
nu haar boekenschat en daaruit haalde zij nu al die
wijsheid en geleerdheid, waarmee ik pronkte.
Professor moest aan mij gemerkt hebben, dat ik
hem nu toch wat te bescheiden vond.
„Dat zal ik jou nu eens vertellen en je moogt het
gerust, opschrijven ook. Zie je, straks heb je niets
kunnen zeggen of doen om mij te troosten. Nu zal i k
je eens zeggen, waarmee je mij werkelijk troost. Jij
bent een schrijver. Ik begrijp niet veel van dat vak
van jelui. Want hoe kunnen jelui, zonder studie, toch
maar zoo menschen beschrijven. Ik met mijn ruim
veertigjarige praktijk, ben er nog niet in geslaagd een
enkel mensch geheel te doorgronden. Niet eens mij
zelf. en mijn Reintje heelemaal niet. Naast mijn
vrouw heb ik geleefd als eeni stommerd, als een ezel.
Ik heb dje vrouw nooit genoeg gewaardeerd.
Hij gaf zich weer over aan zijn smart.
Professor, u beloofde mij een troostmiddel
„Ik zei, dat ik van jelui vak om zoo maar raak men-
schenkarakters te beschrijven, heel dikke hoeken vol,
geen begrip kon krijgen.
„Dat gaat zoo ongeveer als bij u. Ook wij staan al
toos achter ons zelf, bestudeeren ons zelf en wij zijn
ook onze eigen proefkonijnen, sujetten, patiënten.."
„Zoo.... zoo.... dat is héél merkwaardig. Dat
verklaart véél. Nu dan.maak nu eens een mooi,
lang feuilleton met mijn Reintje als heldin. Dat is
ze geweest, een heldin. Dat moet zeker haar ideaal
»jn geweest, ook nu eens zelve in zoo'n feuilleton te
•taan. Want zij had ziohzelve naar die feuilleton-
heldinnen gevormd. Eu soms 's avonds, als ik wat
vermoeid was, maar toch mijn vak-tijdschriften wilde
doornemen, dan kwam zij met een werk uit haar „bi
bliotheek" en om mij te „verpoozen" las zij mij voor.
Ik schaamde mij er een beetje voor. Stel je voor, dat
ik, die irt mijn praktijk de menschen van zoo geheel
andere zijde leerde kennen, de menschen in al hun
onverklaarbare, gruwelijke afwijkingen of gruwe
lijk, voor den psychiater bestaat er geen gruwelijk
alleen de afwijking, ik moest dan luisteren nanr al
die marionetten van een vertaalden Engelschen ro
man, met het liefdespaar, d'en edelen dominéé, don va
der, die er natuurlijk altoos tegen was, in al de dertig
handen ben ik er altoos tegen geweest, want lezend,
keek ze mij er op aan; ik was óók een vader. En als
zij dan aan de heldin kwam, dan werd haar stem zoet
en naar binnen warm; ik hoorde toe, alsof ik mij bij
een vuurtje zat tc warmen. Ik hoorde soms niet naar
hetgeen za voorlas, maar alleen naar haar stam en
aan den klank kon ik dan wel hooren of zij een sym
pathieke figuur of een slechte te pakken had. Als-ic
erg slecht was, sloot zij het boek. Dan heette „ik"
vermoeid. De waarheid was, dat zij er niet tegen
kon. En dus in jouw feuilleton geen te groote boos
doeners brengen. En dan kwam het eindoordeel. Zij
examineerde mij ik moest als „psychiater" mijn
oordeel geven over de „karakters". Ik over al die
poppen van fondant oordeel© n. En ik bail niet
eens toegehoord. Dan stond ik net als een student,
die zijn zaakjes niet kent, op het examen. Ik wauwel
de. 't Is mij gebeurd, dat ik als examinator een exa
minandus tegenover mij kreeg, die mij herinnerde aan
mijzelf, als ik des avonds mijn Reintje mijn weten
schappelijk oordeel gaf over haar roman-marionetten.
Dan kwam ik in zoo'n goedé bui, dat ik die kerels niet
kon doen zakken, 't Eigen leed voel je het beste bij
anderen. En de eigen krankzinnigheid het best hij
andere krankzinnigen. Wij psychiaters hebben allen
in ons de afwijkingen, die wij hij de andere menschen
behandelen. Maar zet- dat nu niet in je feuilleton.
Dat wordt toch niet begrepen, dat is ons vakgeheim.
Maar datzelfde vrouwtje, dat haar krantenfeuilletons
las en herlas en geen kijk had op die geeonfijte vruch
ten en waartegenover ik als examinandus altoos een
droevig figuur heb gemaakt, datzelfde vrouwtje was
m ij n beproefde raadsman in al de moeielijke geval
len van mijn praktijk. Als ik een patiënt had, wiens
psyche ik maar niet kon omvatten, wiens afwijkingen
mij onverklaarbaar bleven, dan nam ik, als uiterste
middel, haar hulp te baat. Ik zette haar 't geval uit
een en vroeg dan wat zij er van dacht. Z ij zakte
nooit. nooit. En als zij dan, na rustig nagedacht
te hebben, haar opinie gaf, dan was het altoos raak.
Waar zij het vandaan haalde weet ik niet.uit die
dertig ingebonden feuilletons toch zeker niet. Maar
zij begreep de afwijking- dadelijk en hoewel ze geeu
enkele technische term kende, en onthouden kon ze ze
ook niet, zoomin als de Engelsche namen van haar
feuilleton-menschen, die zij altoos verkeerd uitsprak,
want ze kende alleen een beetje schoolfransch, toch
zei ze, met eigen gevonden woorden, dadelijk wat de
eigenlijke ziekte was. Ik kan je wel eens een voor
beeld geven. Op een dag kreeg ik een man onder be
handeling, die plotseling was gaan zwijgen. Ilij ver
draaide het een woord te zeggen en beduidde alles
door gebaren, 't Was een schoenmaker met een groot
gezin en in de eerste maanden hadden zij gedacht, dat
hij stom was geworden. Overigens was hij geheel
normaal, werkte goedl en hij was altoos oppassend ge
weest, sedert jaren en jaren zelfs geheelonthouder.
Maar het zwijgen maakte hem langzamerhand krib
big, toornig, omdat men hem niet dadelijk begreep en
toen hij zijn vrouw eens met zijn mes had bedreigd en
do politie er bij to pas was gekomen, werd hij naar
mijn kliniek gezonden. Daar heb ik hem ruim vier
maanden in.behandeling gehad. Locaal onderzoek
overtuigde mij, dat zijn stembanden en zijn ademha-
lings-organen in uitstekenden staat waren. Ik kreeg
de overtuiging, dat hij wel degelijk spreken kon, maar
dat zijn zwijgen het gevolg van een hersenafwijking
moest zijn, hoogstwaarschijnlijk een tumor of een scle
rose. Alle behandeling was zonder gevolg. De man
uitte geen woord en was gevaarlijk voor zijn omge
ving. Hypnose hahtte ook niet. De man bleef, ge
hypnotiseerd, zwijgen. Zelfs een onverwachte pijn,
mijn assistent gaf hem een prik, deed hem geen gil
uiten. Maar hij wilde ons even te lijf.
,s Avonds, na do roman-lezing, spreek ik er met
mijn Reintje over, vertel haar 't geheele geval en de
verschillende behandelingen, die wij beproefd hebben.
Zij is stil en peinst. Als ze nadacht, zag ik op
haar niet hoog maar edel gevormd voorhoofddriehoek-
je, zoo tusschen het „en bandeau" gescheiden haar in
de gedachten uitstralen. Daar krijgen wij. hersen
onderzoekers, een orgaan voor in ons oog. Zij zegt:
„Laat mij er vannacht maar eens over slapen." En
's morgens, zoodra ik wakker ben, zegt ze„Ik weet
het nu. Laat die man maar eens een stevig glas drin
ken. Wijn of jenever.... dat-ie goed dronken wordt,
En wacht daiuaf wat gebeurt."
„Je hebt gelijk!" zeg ik, want ik voelde meteen, dat
zij liet gevonden had. Ik heb hem dien dag een paar
groote glazen bourgogne laten drinken. Hij was spoe
dig aangeschoten, want hij was aan niets gewoon. Eu
toen begon hij eerst een beetje te lollen en daarna td
praten, te praten, altoos door, over alles en nog wat,
alsof opeens een dijk was weggenomen en nu zijn
spraakwater wegstroomde. Na een uur werd hij mocj
en moest zijn roes uitslapen. Toen hij weer ontwaak
te hadden wij gewonnen spel. nij verklaarde onszelf^
dat het hem was, alsof er iets in zijn hoofd was ged
broken. En hij is sedert sprekend gebleven. Soms,
als die neiging tot zwijgen in hem opkomt, heeft hij!
slechts een glas sterken drank te gebruiken on 't is
overwonnen
„Zoo. kan ik je meer staaltjes vertellen. wel!
honderden. Maar dat. is nu niet voor je feuilleton.
Neen, jij moest nu eens een echt groot feuilleton ma
ken en daarin toeken je een vrouw van eenvoudige af
komst en zonder studie, die toch altoos haar man, den;
zoogenaamden geleerden professor in de psychiatrie,,
den baas is en waartegen-ie eigenlijk maar als een
soort schooljongen staat.Zoo'n vrouw moet je;
teekeuen.en aan hanr denken.te harer eer.
'om anderen goed te-doen, een voorbeeld van heerlijk
idealisme, van vrouwelijke intuitie te geven. Wat
zouden daar je lezers wel van zeggen? Zouden zij dat'
voor waarheid houden?"
„Mijn lezers wellicht niet, professor. Maar mijn
feuilleton-lezeressen zeker. Want ziet u. die ge-
looven nog in de „goconfijte vruchten" van de feuille
tons.
„Hoe bedoel je dat?"
„Professor.houd mij ten goede. maar u
heeft naast u zoo'n feuilleton-heldin gehad.
De professor zat stil en weer kwamen tranen uit
zijn goedige, intelligente oogen. Toen, als uit een
droom, zei de hij
„En daarin heeft ze dus óók gelijk gehad.Ze
hield altoos vol, dat die romans van haar door de ech
te realisten geschreven werden, door die, welke ook
het ideale in den mensch erkennen.... Zij is méér
professor geweest dan ik.ik was maar de ezel.
Hij bracht, in hoogste smart, zijn zakdoek aan de
oogen,
Gemeugil nieuws.
POSTDUIVEN TEN DIENSTE VAN HET
STOOMVISSCHERIJBEDRIJF.
De heer J. Visser Hzn. te IJmuiden heeft in den
nazomer van het vorige jaar proeven genomen om
postduiven met stoomtrawlers merle te geven, teneinde
berichten van en omtrent de visscherij te krijgen. Die
proeven hebben zoodanig voldaan, dat ze dezen zomer
op grooter schaal zullen worden voortgezet met op het
hok gekweekte jonge duiven. Zij brengen door middel
van briefjes aan don poot of aan den staart berichten
omtrent gemaakte vangsten én omtrent op te zoeken
viscligronden, zoodat, als van den heer Visser, die be
halve reeder ook visehhandelaar is, een of moer booten
binnen zijn en andere ter visscherij, hij door middel
van da duiven te weten komt, waar hij zijne schepen
wel en waarheen niet moet zenden, terwijl bekendheid
met de gemaakte vangsten van grooten invloed op de
marktnoteeriugen kan zijn. Deze proefnemiagen wer
den gedaan, nadat andere om de stoomtrawlers van
draadlooze telegrafie te voorzien, door verschillende
omstandigheden tot geen resultaat, geleid hadden.
TWEE JONGENS VERDRONKEN.
Op cle Singelgracht te Deventer zakten gistermid
dag drie jongens door het ijs. Een wist zich te red
den, de anderen verdronken. Pogingen tot opwekking
der levensgeesten bleven vruchteloos.
EEN OPLICHTER.
Een goud- en zilverkashouder in de Jonkerfrans-
straat te Rotterdam is bijna de dupe geworden van
een, zich voor een rechercheur uit Den Haag uitge-
venden oplichter. In den winkel van dezen kashouder
kwamen gisteren twee dames om een ring te koopen.
Eenige ringen liet men zien en toen de dames ver
trekken zouden, werd er een vermist. Toen de echtge
noot© van den winkelier, die de dames hielp, van poli
tie begon te spreken, boden zij terstond aan de zoek
geraakte ring te betalen. Op dat oogenblik kwam
een man in den winkel, die zich rechercheur Van der
V., uit Den Haag, noemde. Ongevraagd mengde hij
zich in het dispuut, sloeg een hoogen toon aan, gaf
order, dat de beide dames door een paar geroepen
politie-ngenten naar het bureau gebracht moesten
worden en wilde beslag leggen op een doos, waarin de
ring in kwestie geweest) was en waar ook tal van an
dere kostbare ringen, ter gezamenlijke waarde van
eenige honderden guldens, geborgen waren. De echt
genoot©. van den goudsmid, op dat oogenblik zelf niet
aanwezig, was beslist tegen deze inbeslagname ge
kant, wat de voorgewende rechercheur ook mocht
aanvoeren. Dan zou hij de dames maar al vast vol
gen naar het politiebureau in de Meermanstraat, en
zou men wel nader van hem hooren. Tot nog toe liet
hij zich zoomin in den goud- en zilverwinkel als op het
politiebureau zien. Niet onwaarschijnlijk is het, dat
de beide dames met dezen rechercheur „samenwerk
ten."
EEN HOLLANDER TE ANTWERPEN VER
MOORD.
Donderdagmorgen heeft onder enorme belangstel
ling de begrafenis van den heer Davidson plaats ge
had. Tusschen de Provincie- en Simonsstraat te
Antwerpen zag het zwart van de belangstellenden en
van vele huizen wapperde do rouwvlag. De baar was
overdekt door bloemen en kransen. De stoet verliet de
stad aan de Sehijnpoort, om zich naar Putte te bege
ven, waar het stoffelijk overschot ter aarde werd be
steld.
Twee eigenwerkmnkers van Berchem, tegen wien
n?en ernstige verdenking koesterde, zijn, na gehoord to
zijn, weer op vrije voeten gelaten.
Eerst gistermiddag is men op het denkbeeld geko
men, een politiehond te brengen op de plek, waar het
slachtoffer werd gevonden. Zooals te begrijpen is,
had dit geen resultaat. De hond liep wat rond, zonder
een juiste richting te vinden. Er zijn ook te veel da
gen overheen gegaan.
Het parket heeft nu in alle richtingen het signale
ment van twee individuen gezonden, waarvan men
vermoedt, dat zij iets met déze misdaad uitstaande
hebben. j i 'jli. ,j
UIT DE TOONEELWERELD.
De kantonrechter heeft ^gisteren interlocutoir von
nis gewezen in dé op 2 dezer behandelde procedure
van den tooneelspeler A. M. Verheyen tegen den heer
Willem Royaards, directeur van de N. V. „Het Too-
neel," waarbij eischer, aanvoerende dat hij op 20 De
cember j.l. onrechtmatig uit zijn betrekking was ont
slagen, terwijl die betrekking was aangegaan tot 15
Mei e.k.. een schadeloosstelling vorderde ad 025 (5
maanden salaris) met renten en kosten. Eischer be
weerde bovendien dat de heer Royaards hem in het
repetitielokaal eenige slagen in het aangezicht had
toegebracht en hem op dén grond had geworpen, onder
toevoeging: „mijn huis uit en nooit een voet er weer
in
De kantonrechter overwoog dat het laten terughalen
van de rollen niet inhield het ontslag (iets wat ook
door den heer Royaards bij zijn verweer had aange
voerd), maav dat. met het geven van ontslag bedoeld
was het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. En
waar nu door eischer was aangeboden door getuigen
te bewijzen dat gedaagde hem op 20 December bij het
geven van ontslag had in het aangezicht geslagen, op
deu grond geworpen en in bovenaangehaalde woorden
het huis uitgewezen had, bepaalde de kantonrechter
9 Maart e.k. als datum van het getuigenbewijs.
I>E INBRAAK BIJ DE A. E. O.
De gerechtelijke instructie tegen het zestal perso
nen, verdacht schuldig te staan aan de in den nacht
van Zaterdag op Zondag gepleegde inbraak bij de
Allgemeine Elektrizitats Gesellsehaft, aan de Kei
zersgracht te Amsterdam is begonnen.
Ofschoon slechts een déél van het geld is terecht
gekomen, zal 't nog ontbrekende deel moeilijk zijn op
te sporen. Vooral de- beide Rotterdammers hebben na
de „kraak" de bloemetjes buiten gezet.
Zij moeten Zondag j.l. het Haagje bezocht hebben
en in verschillende geheime speelgelegenheden een
kansje hebben gewaagd.
In de instructie zullen de beide Rotterdamsehe da
mes, in wier gezelschap zij werden gearresteerd, nog
wel een en ander omtrent de doorgebrachte „vroolijke
dagen" hebben mee te deelen; dagen waarin „zóó ge
wonnen, zóó geronnen," voor de methode van derge
lijke snuiters op royale wijze in toepassing werd ge
bracht. (Tel.)
ZAANDAM 100 JAAR.
Het eentraal-comité tot feestviering ter gelegenheid
van het honderd-jarig bestaan der stad' Zaandam,
heeft Donderdagavond voorloopig het volgende feest
programma vastgesteld:
Vrijdag 12 Juli: klokgelui, gevolgd door koraalmu-
ziek van den torentrans; bijeenkomsten in de kerkge
bouwen; feestredenen en orgelconcerten; receptie ten
gemeentehuize; uitvoering eener cantate; kinderfees
ten; volksspelen en wedstrijden; historisch-allegori-
sche optocht; concerten, enz.
Zaterdag 13 Juliringsteken voor zeilvaartuigen;
hardroeien met jollen; hardzeilen met platten; natio
nale zwemwedstrijden; gecostumeerde voetbalwed
strijd; wedstrijden voor allerlei versierde voertuigen;
fietsen, bokkenwagens, kinderwagens, sportkarren,
enz. enz.; groot avond-waterfeest op de Achterzaan,
gevolgd door schitterend vuurwerk op de Voorzaan.
Zondag 14 Juli: Groote turnfeesten, voorafgegaan
door een optocht interessante voetbalwedstrijd'; wed
strijden om het kampioenschap in worstelen en ge
wichtheffen; concerten; bioscoopvoorstellingen in de
open lucht, enz. enz.
DE HOLLANDSCH-BELGTSOHE OOMMISSIE.
Er wordt bericht, dat de Holland'sch-Belgisehe com
missie in Mei a.s. te 's-Gravenhage zal bijeenkomen en
zal vergaderen tot het einde van Juni.
EEN SLEDECLUB.
Te Bloemiendaal is een sledeclub opgericht ter be
vordering van het sleden en daarbij beteugelen vau
wildheid en woestheid. Het ledental is reeds 150.
De burgemeester heeft het tere-voorzitterschap aan
vaard.
EEN STRUIKROOVER.
T u-schen Assen en Vries bij Dbbena liet een struik-
roover een onderwijzeres te Vries, die per rijwiel pas
seerde. afstijgen en eisehte geld van haar. Zij heqft
toen een portemonnaie met ongeveer 7 afgedragen.
De politie doet onderzoek.
GEVESTIGDE PERSONEN:
A. M. E. Dagelet, r.-e., dienstbode, Langestraat 10.
J. A. Bruning, r.-e., winkelbediende, Houttil 2. J. de
Bood, n.-h., boerenknecht, Westdijk 10. T. Wonder,
n.-h., dienstbode, Emmastraat 103. A. van der Wou-
de, geref., rijwielhersteller, Hoogstraat 1. Th. H. J.
Binnendijk, r.-e., opzichter R. Waterstaat, Steijn-
straat 21. W. N. Verdwaald, n.-h., letterzetter, Wes
terhofje 15. G. II. Beijerink, r.-c., spoorlegger, Snaar-
manslaan 106. J. A. Hamer, n.-h., verpleegster, Keu-
nemorstraatweg 2. T. Blok, n.-h., dienstbode, Ritse
voort 40. W. do Vries, n.-h., zonder. Geestersingel 46.
Antje MandemnkerKreijger, n.h., zonder, Nieuw-
poortslaan 217. P. de Bakker, n.h., werkman, Akers
laan 4. C. Portegie.8, r.c., boerenknecht, Westdijk 17.
A. Brander, n.h., modiste, Heiligland 32. O. Vreij-
ling. r.c., zonder, Verdronkenoord 2. H. Heinis, n.h.,
arbeider, Doelenstraat 4. P. Langeberg, n.h., leeraar
Ambachtsschool, Stationstr. 43. H. H. Heideman,
r.c., opperman, Kinheimstraat 18. A. M. Sneekes, r.c.,
dienstbode, Geest 29. G. Bergers, n.h., dienstbode,
Omval 64. J. J. Kabel, r.c., tuinman, Lindenlaan 99.
A. Klaaren, n.h., barbier, Voormeer 2. F. J. Bulter-
man, n.h., officier L. d. Heils, Limmerhoek 3.
VERTROKKEN PERSONEN:
D. Moerbeek, barbiersleerling, n.h., Voormeer 2,
Schermerhorn. L. van Groeningen, kok, r.c., Koorstr.
20, Soerabaja. D. Frieling, zonder, n.h., Strafgevan
genis Amsterdam. O. Zeeman, dienstbode, n.h., Gr.
Nieuwland 30 Zijpe. O. de Gooijer, dienstbode, n.h.,
Mag'dalenenstraat 17 Amsterdam. A. M. van Eijk,
zonder, r.c., L. Oudorp 85, Hilversum. J. B. de Moor,
grondwerker, r.e., Seharloo 13 Schoorl. J. Schouten,
dienstbode, r.c., Zevenhuizen 7 Heiloo. M. Mammen,
bierbottelaar e.l., Heul 22 N. Niedorp. A. W. P. de
Frenne, modiste, geref., Mient 14 Kampen. M. J.
Bakkum, zonder, r.c., Sliksteeg 5 Oudkarspel. W. de
Jong, boerenknecht, r.c., Westdijk 17 Z. en N. Scher
mer. H. van Geijn, koopvrouw, r.c., KI. Nieuwland 2
Schoonhoven. H. 'tHart, koopman, n.h., L. Oudorp 7
Schoonhoven. C. II. Weel, zonder, r.c., Koningsweg
7, Amsterdam. G. de Blij, kantoorbediende, rem., Pr.
Hendrikstraat 42 Amsterdam. Leendertz, gep. onder
wijzeres, d.g., Schoutenstraat 10 den Haag. J. Witto-
veen, zonder, n.h., Oudegracht 198, Arnhem. ,T.
Breeuwer, bloemist, d.g., Popelmanslaan 15, Haarlem.
E. A. Ilemels, dienstbode, r.c., Pr. Hendrikstraat 36
Bloemendaal. A. StamWed. P. Ten Boekei, zonder,
n.h., Kennemcrstraatweg 431 Enschede. W. de Vries,
zonder, n.h., Geestersingel 46 Georgetown Queensland
Z. Australië. J. van der Laan, sigarenmaker, n.h.,
St.-Annastraat 11, Dordrecht.
Ingezonden Stukken
Geachte Redactie.
Uw artikel „Ons standpunt" in het nummer van
gisteren, vraagt mijnerzijds een antwoord. Min of
meer toch, kan men uit den zinIn hoeverre wij den
heer Van den Bosch hebben te beschouwen als den
onderteekenaar, die het initiatief heeft genomen voor
de protestbeweginglezen, of daaromtrent bij U
eenige twijfel bestaat.
Welnu ik kan U mededeeleu dat het initiatief niet
van mij is uitgegaan en dat ik niet eerder van de pro
testbeweging heb vernomen, dan op het oogenblik
teen men mijne handteekening kwam vragen.
Waarom ik dan deze verklaring geef? Omdat, als
ik het initiatief tot de protestbeweging zou hebben
genomen, in mijn ingezonden stuk van gisteren niet
had mogen staan: „ik mij geen overtuigd katholiek
zou durven noemen, als ik geweigerd zou hebben om
dat protest te teekenen"; uit dien zin volgt duidelijk,
dal mij het adres door anderen ter teekening is aan
geboden.
Vóór Donderdagavond wist ik nog niet, dat de ad
vertentie in kwestie in uw blad had gestaan; ik lees
de advertentiekolom zelden. Wel echter had ik dien
dag vernomen dat de bewuste vergadering, per adver
tentie, in een der bladen was aangekondigd; maar
ook niet meer. Uit do „Correspondentie" in Uw blad
van Donderdagavond vernam ik voor het eerst dat. de
advertentie in uw blad had gestaan, en, zooals trou
wens uit mijn ingezonden stuk blijkt, was ik het met
hetgeen u daarover schreef, niet eens. evenmin als
dit thans nog het geval is.
Toen daarom van de zijde dergenen, die het adres
bobben ontworpen, geen antwoord kwam op Uw na
schrift, heb ik U eigener beweging mijn ingezonden
stuk toegezonden.
Ik kan mij van Uw standpunt verklaren, dat U de
advertentie niet zoudt- hebben geweigerd als de vorm
niet grievend ware geweest, en het ware doel der ver
gadering U dus onbekend! zou zijn geweest (dit blijkt
trouwens uit vroeger verschenen advertenties) maar
ik kan mij niet verklaren, dat Uw standpunt U toe
laat om annonces op te nemen voor bijeenkomsten
wanneer u kunt verwachten, dat deze een beleedigend
karakter zullen dragen.
Uit al hetgeen tT verder schrijft, blijkt meen ik
duidelijk, dat een bezoek ten Uwentj in deze zaak,
waarvoor ik geen aanleiding vond, niets had kunnen
voorkomen en ten slotte zeker niets veranderd zou
hebben in Uwe meening. Volgens mijne opvatting is
daarom Uwe opmerking, dat ik a miers U wel weet tc
vinden, nu niet ter zake dienende.
Als personen, die overigens recht tegenover elkaar
staande meeningen huldigen, voor de eene of andere
zaak van algemeen belang kunnen samenwerken en
elkaar steun verleenen, waarvoor zouden zij elkander
daarvoor dan niet zoeken; mijnerzijds bestaat daarte
gen geen bezwaar.
Voor liet overige meen ik Uwe woorden tot de mijne
te mogen maken namelijk „dat ik gedaan héb wat ik
meende te moeten doen" en daarmede is ook voor mij
de zaak uit.
Hoogachtend,
Uw dw. dn.
0. Th. M. VAN DEN BOSCH.