DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
LIEFDESOFFER
feuilleton.
Honderd en veertiende jaargang.
1912.
ZATERDA G
17 FEBRUARI
Brieven uit Marokko.
SPROKKELINGEN.
SPROOKJE
No. 41.
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,—
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
AARSCHE COURANT.
MASCARA.
Na twee volle dagen in een paarden-waggoii te heb
ben doorgebracht, ben ik dan eindelijk in mijn nieuwe
garnizoen aangeland. In Mascara, een kleine garni
zoensplaats in Algerië, hoop ik eenige weken rust te
genieten, voor ik naar de andere zijde van Marokko,
n.l. naar Casa-Blanca wordt gecommandeerd. Ik heb
mij zeiven juist daarvoor aangemeld, omdat ik wel
denk, dat voorloopig de krijgsverrichtingen van uit
Oudjjda tot aan de rivier de Moulauya zullen stilstaan,
juist zoolang tot 't rumoer der protesten van Duitsch-
land en Spanje eenigszins is voorbij getrokken. Dan
zullen de Franschen hun brug nabij Merada, de grens
der Fransch-Spaansche afscheiding, overtrekken en
zóó langzaam op Fez aangaan. Als de Spaansche
troepen hun althans niet vóór zijn op hun weg naar
Tazza, een stad tussehen de Moulouya en Fez! Daar
voor hebben de Franschen angst en doen al het moge
lijke om de Spanjolen de handen te binden door de
stammen in het Rif nu en dan eens een stomp te ge
ven, zoo dat er leven in blijft. Het is precies een wes
pennest, waar af en toe eens met een stok in geroerd
wordt. Het mooiste is evenwel, dat Frankrijk, zoodra
het merkt, dat liet roeren in het nest te gevaarlijk
wordt, zich snel terug trekt en dan moeten de Spaan
sche soldaten het ontgelden; dat zult u wel hebben
kunnen bemerken uit de laatste berichten over de
Spaansche troepen in Afrika.
In ieder geval, de Franschen hebben hun plan laten
rusten tot dit jaar Maart of iets later, al is alles ge
reed om voorwaarts te gaan. De troepen, die Marokko
hebben verlaten, zijn zoodanig geplaatst in Algiers,
dat ze zich zoo snel mogelijk ter beschikking kunnen
stellen van het generaal commando der troepen in het
Noordelijke gedeelte van Marokko.
Eerst evenwel zullen er, op aanvraag van Sultan
Moulai Ilafid, zesduizend man troepen verzonden wor
den, waaronder ook mijn persoon, om de plaatsen of
nieuwe door de Franschen gevormde posten te bezet
ten. U begrijpt, zoo iets is gemakkelijk te vragen,
doch waar moet Frankrijk die troepen vandaan halen?
Geheel Algerië zou op die manier ontbloot worden
van soldaten en oh weel de jammerklachten zouden
ontelbaar zijn, wanneer in sommige posten het garni
zoen zou worden opgeheven. Gisteren nog las ik in
de courant, „Echo d'Oran", hoe de troepen, n.l. één
compagnie legionairs,- die terug kwamen uit Marokko,
door de inwoners van een klein garnizoen, genaamd
Ain-el-Hadjar, waren verwelkomd. Emmers vol wijn
werden hun geoffreerd, „immers," schreef hetzelfde
blad, „het is een bron van welvaart voor ons stadje",
en werkelijk, waarde lezers, de meeste dorpjes hier
moeten bestaan van de soldaten, hun tractement of
ook van leveranties voor keukens en kazernement.
Nu hoor ik, is er besloten een derde regiment legio
nairs te vormen. Dat is zeer goedkoop ca dagelijks
komen er eenige honderden zich in I raukrijk melden,
die, niet geschikt voor het Fransche leger in Frank
rijk, toch zeer goed dienst zouden kunnen doen met
schop en houweel in Marokko. En dan die vreemde
lingen uit alle landen, die, geen uitweg meer wetende,
nagezet door de politie, hun heil zoeken onder de be
schermende parapluie van Marianne. Het is te ho
pen, dat de Hollandsche jongens zich uit de buurt zul
len houden, wanneer dit derde regiment wordt ge
vormd, want om u de waarheid te zeggen niet
altijd wordt men met eigen goedkeuring in het vreem
den-legioen geplaatst, dus, opgepast!
Hoe het ook ga, Moulai Ilafid verlangt de bezet
ting der posten en ook van Fez, want al gaat alles op
't oogenblik naar wensch, de Marokkanen zijn wispel
turig en het kan gemakkelijk zich nogmaals herhalen,
dat hij weer hulp moest inroepen der Fransche troe
pen, welke zich natuurlijk weder hebben teruggetrok
ken op Rabat en Casa-Blanca. want ook Mogador
moet bezet worden eer de Duitschers weer terug
komen evenals Agadir. TJ zult vragen, hebben de
Franschen dan geen bezetting achtergelaten in les?
Ja, waarde lezer, er is een bezetting gevormd, n.l. on
der leiding van Fransche officieren en met behulp der
beambten van den Sultan heeft zich een klein leger
gevormd, genaamd „police maroeain", welke gekleed
als de Fransche tirailleurs en evenzoo gewapend, ter
beschikking staan van den Sultan, zoogenaamd zijn
lijfwacht. Jammer evenwel, dat die kerels zoo onbe
trouwbaar zijn, ze willen „soldy bessef- veel tracte
ment. En werken? Kun je begrijpen, niet, eenmaal
willen ze exerceeren en worden ze bedreigd met strai,
dan trekken ze er gewoon weg tussehen uit, weder
naar hunne stamgenooten in het binnenland, welke
hen zoo netjes uitgedost met open armen ontvangen.
Van dat plan om zoo maar direct, een goed geoefend
Marokkaansch leger bijeen te zamelen, komt vooreerst
nog niets misschien later.
Voorloopig gaan van hier uit Algerië eenige af dee
lingen scheep in Oran naar Casa-Blanca om aldaar
de troepen aan te vullen. Ik voor mij was liever nog
wat in Algerië gebleven, want dat is toch heel iets
anders! Wanneer men 2 jaar op den grond heeft ge
slapen onder een stukje, zeildoek, honger en dorst ge
leden, immer op gevaar af op een goeden dag neerge
schoten te worden, ja, dan ziet men weer eens vreemd
op, wanneer men zoo als hier op tijd eten en drinken,
een goed bed en op tijd rust heeft. Toch klagen \eler
onzer alweer, niet dat. ze iets te kort komen, integen
deel, doch wanneer ze 's morgens op de plaats voor de
kazerne staan aangetreden, de ransel leeg, de patroo-n-
tasschen leeg, alles netjes glimmend gepoetst, dan
hoort men hen mopperen en brommen over die flauwe
drukte, die ze nog mee moeten maken, nadat ze het
zoo'n tijd in werkelijkheid hebben moeten doen. Ja,
dat i9 duidelijk, wanneer men daar op handen en voe
ten voor de aardigheid tegen een berg moet opkrui
pen, dat verschilt veel wanneer men weet dat daar bo
ven eenige Marokkanen zitten, gereed' om u te ont
vangen. Doch ze moeten ons toch iets tot uitspan
ning geven, dien tijd dat we hier zijn, niet waar Zoo
juist hoor ik weer, dat we snel zullen worden inge
scheept; deze tijding wordt met hoera-geroep en ge
schreeuw ontvangen, ieder wil weer terug naar Ma
rokko.
Nu, waarde lezers, de volgende maal hoop ik u iets
naders te schrijven over mijn bevindingen aan de an
dere zijde van Marokko.
J. v. d. V.
Toen Grimaldi op een avond na de voorstelling
j naar zijn vrij afgelegen woning ging, werd hy door
'i drie mannen, die met pistolen gewapend waren, aan-
.revallen en beroofd. Ook zijn horloge namen zé hem
- of. „Jullie hebt niets aan dat horloge, het is leelijk
en heeft alleen waarde voor mij als souvenir. Ik zou
I jullie dankbaar wezen
„Nu, hou het dan, en maak dat je weg komt!
Snel greep Grimaldi het horloge en de hand, welke
het hem gaf: deze hand had slechts twee vingers. Nu
kende hij den eenen roover. Hij was een jonge me
chanicus, Hamilton genaamd, die een ongeluk had
gekregen bij zijn, werk en in de buurt woonde.
Grimaldi vertelde den volgenden dag zijn avontuur,
maar zweeg van de hand. Twee. dagen daarna moest
hij op het politiebureau komen. De agenten hadden
verdachte personen aangehouden, onder wie zich ook
Hamilton bevond. Men vroeg den clown, of hij hen
ook herkende. „Maar natuurlijk", zei Hamilton ge
vat. voordat de aangesprokene, nog antwoord had kun
nen geven, „die heer kent me, wij wonen in dezelfde
buurt en kennen elkaar heel goed." Grimaldi liet hem
praten. Plotseling echter hief hij de beide vingers
van zijn rechterhand op en zag den jongen man veel-
beteekenend in het gezicht. De ander werd bleek en
dacht, dat hij verloren was. De clown zag, dat ftij
hem met één woord in het verderf storten on ..redden
kon. Hamilton was nog zeer jong en scheen zijn daad
te berojiwen. Grimaldi verklaarde, dat hij geen
drie als daders herkende. Men liet hen vriy Den
volgenden dag zocht Hamilton den clown op. Hy ver
klaarde verleid te zijn, beloofde beterschap. En de
clown, die over een paar uurtjes zich leelijk zou ma
ken en grapjes zou verkoopen, bracht een afgedwaalde
/.iel weer op den goeden weg, sprak met de levensken
nis van een wijsgeer, met de gestrengheid van een
rechter. Een krachtige tegenstelling, voorwaar I Ha
milton verliet hem een ander mensch geworden die
vertrouwen in zichzelf had gekregen. En de clown
verloor hem uit het oog. Maar twaalf jaren achter-
oen, steeds op den dag van zijn benefioe-voowtelhng,
kwam er 's ochtends iemand, zender zich te noemen
en kocht tien logé-biljetten. Na twaalf jaar vroeg de
clown eens wie die man toch was. Men wist. het met,
maar wist wel, dat hij aan de rechterhand' drie vingers
Toen wist Grimaldi genoeg. Hamilton overleed' na
een eervol leven als held!: hij verbrandde toen hij twee
kinderen uit den vlammendood wilde redden.
door
RUDOLF STRATZ.
49j o—
Werkelijk vertrok Vera's mond zich even tot een
lachje. Maar het was spot van haar. Zij was er de
zen ongelikten beer dankbaar voor dat hij, zonder het
te weten, met haar lot evenzeer den spot dreef, als zij
liet bij zichzelf deed. Maar het werd von 1 leriei U
bont en toen de neef verder ging met: „Oud gevrijd,
brengt meestal geen spijt!" toen stond hij op en sneed
met zijn krakerige commandostem den verderen w°°r-
denstroom af: „Mooi, mooi! Dankjewel!D>anx
je wel!. Maar nu is het genoeg, niet waar? 1 ro-
sit!" Toen hij neef Ka spar toegedronken had en we
der ging zitten, zeide hij woedend tegen Vera: „Waar
om laten zij dien vent maar doorpraten? Het komt
toch niet te pas!"
Zij antwoordde niet. Zij dacht: „Dat wij twintig
jaar verschillen, zullen wij nog dikwijls moeten hooren
en nog vaker gevoelen. Daar zullen wij ons aan moe-
ton wennen!" Ook hij zei niets meer. Zij bemerkte
wel, dat hij nog iets tegen haar op zijn hart had. liet
was haar geheel onverschillig. Zij zat gelaten naast
hem, terwijl hij uit ergernis het eene glas na het an
dere dronk en een steeds hoogere kleur kreeg. Zij
zeide: „Christoph.... drink toch niet zooveel.
Wat zullen de menschen wel denken?
Hij antwoordde zacht en norsch: „Ach, kom.... ik
doe, wat ik will"
Zij haalde haar schouders op en zweeg. Dat begon
goed! Het vloog haar door het hoofd: „Beter een
man, die tobt en klaagt, dan óén, die in een hoek zit
te mokken 1" en toen weer: „Als dat alleen het ou
derscheid is tussehen mijn beide huwelijken.
Weer overviel haar dezelfde angst. Zij kon geen buk
VAN EEN BEROEMDEN CLOWN.
Hij licet te Grimaldi, woonde in Engeland en werd
door koning George IV bewonderd en met onderschei
ding behandeld. Het volk hield! van hem, noemde
hem den koning der pantomime en toen hij overleed,
was er algemeene rouw. Zijne levensherinneringen
vormden een belangwekkend boek en men zegt, dat
Dickens ze heeft geredigeerd. Ook Byron onderhield
zich gaarne met Grimaldi en bleef vaak uren achter
een bij hem, ook achter de coulissen. Toen de dichter
zijn vaderland verliet om in Griekenland te sterven,
schonk hij deiTclown een zilveren snuifdoos.
MILITAIRE MUZIEK.
Een buitenlandseh journalist zag dezer dagen te
Parijs soldaten terugkeeren van een winteToefening.
De manschappen zagen er verdrietig uit. te en
hoofden hangen, maar de officieren marcheerden wel
gemoed en de kapelmeester huppelde als een Keexa"
minoerd balletdanser voor zijn tamboers en blazers,
met den grooten staf elegant balanceerond en zich
om de twintig passen omkeerend, zoodat hij den ha
ven weg achteruit liet, om zijn manschappen beter te
kunnen dirigeeren. De man deed het voortreffelijk
hij had voordanser van president Fallieres kunnen
zijn. Hij wekte de herinnering op aan een grapje
Mama", vroeg eens een klein meisje, „waarom zy_n
die andere soldaten, die geen muziek maken, er ei
genlijk?" Hij deed denken aan den ridderlijken Gal-
lifet, die zich kort na den oorlog van 1870 de vol
gende scherts veroorloofde: In een salon was een
avond sprake van de verschillende Europeesehe legers,
hunne voortreffelijkheden en fouten, en ieder gafzyn
meening ten beste. Alleen de oude markies Gallifet
zweeg. „U zegt niets?" vroeg een der aanwezigen den
vechtjas van Sedan.
Wel", antwoordde de aangesprokene, „wanneer ik
mij een leger naar mijn zin zou kunnen samenstellen,
dan nam ik Turksche troepen met Pruisische officie
ren Men kan zich den indruk voorstellen, weke
.loze stoute uitspraak iu dezen kring te voorschijn
riep Eindelijk verbrak de vrager het ijzige zwijgen:
En zou u heelemaal niets van het Fransche'leger ne
men?" Eh bienl" luidde het antwoord, zonder eenigo
aarzeling. „Ik zou de militaire muziek van het Fran
sche leger nemen!"
HET HANDEN-GEVEN VAN DE
AMERIKANEN.
In Amerika is het, gelijk bekend, in het openbare
leven, een algemeen gebruik, elkaar de hand té geven.
Een man ui. het volk beschouwt het als zijn privilegie
de door het volk gekozen ambtenaren bij <k (ten''P
gebeurtenissen de hand te mogen geven Natuurlijk
geldt dit in bijzonder hooge mate voor den eersten
ambtenaar van het land, den president; met heml eei
handdruk te wisselen gaat door voor een zeer groot
■cenoegen. Het is nog nooit uitgerekend, hoeveel per
sonenden president dagelijks de hand geven maar
het is zeker, dat menige president er soms 'loodm
van werd. Bij een nieuwjaars-receptie heeft
velt ces in den loop van een paar uur 6000 personen
een hand gegeven en zelfs voor ieder er nog een paar
vriendelijke woorden aan toe te voegen. "•s"
Taft schijnt, dit privilegie voor den man uit het vol
te Willen afschaffen, hij is geen vriend van het han^
den geven. Toen hij laatst bu een receptie 1000men
schen reeds de hand had gedrukt ent hoorde, dat er
nog 2000 burgers buiten wachtten, liet hy zegg
zijii spijt niet meer te kunnen ontvangen, daar drin
gende regeeringszaken hem elders riepen.
CHFNEESCH NIEUWJAAR.
Het Nieuwjaarsfeest der Chineezen duurt drie we
ken, en begint reeds aan het einde van het oude jaar.
In dien tijd hebben de winkels het verbazend druk en
wordt er zeer voel geld omgezet. Ook in de womnge
lieerscht groote bedrijvigheid. De voornaamste religi
euze ceremoniën hebben den 28sten of 20sten van de
twaalfde maand! onze Februan-maand plaat
Knapen van acht tot veertien jaar loepen m de stra-
rond en roepen: „Ik verkoop mijn dwaasheid en
mijn luiheid, om in het nieuwe jaar wijzer te zijn.
Vuurpijlen worden voor de huizen afgestoken, om
booze geesten te verjagen. Vele Chineezen meenet.,
dat men zich van een lang leven verzekert indien men
de laatste dagen van het oude jaar wakend door-
brengt De bedelaars geven gedrukte papiertjes,
waarop staat: „Moge geluk uw woning binnentre
den!" Een bepaalde visch en een bepaalde mossel
soort worden als geluk-aanbrengcudo spijzen gegoten
in een spiegel werpen, maar zij dacht: „Ik hoop maar
niet, dat ik, als glanspunt van het gezelschap, er zoo
ellendig uitzie 1"
Zij kijken allen zoo bedmkt en praten zoo weinig.
Dat komt van dien belachelijken neefl Die heeft de
geheele stemming bedorven. En zij was ooom Kaspai
bijna dankbaar, dat hij die algemeene uitgelatenheid,
die haar tot vertwijfeling had gebracht, van tafel ge
bannen had.
Maar daar tikte iemand naast haar tegen zijn glas
en stond op. Het was de predikant, Ereiherr von
Romern, familie van von Ulerici. Van den beginne
af was hij bij Vera in- den smaak gevalletn. Hij be
hoorde op godsdienstig gebied tot de uiterste rechter
zijde eu speelde een grooote rol in de familie von Ule
rici. Hij had een groote, krachtig*- gestalte en een
flink, regelmatig gelaat. Zijn ha,ar en baard waren
zoo hoogblond, dat men ternauwernood de zilveren
draden opmerkte, die er doorheen liepen. Mien had
hem de zestig jaren, die hij telde, niet gegeven.
Het was nu aan hèm, om goed te maken, wat oom
Iiasper had bedorven. Hij sprak duidelijk en heel
eenvoudig, bijna vaderlijk, en liet daarbij zijn pret
tige, blauwe oogen vol goed' vertrouwen rusten op
Vera, die doodstil zat, met neergeslagen oogen. Zijn
stem had wel iets zalvends, maar, toch maakte het al
gemeen indruk, toen hij zijn hand ophief en deze Bij
belwoorden aanhaalde: „Ik wil u zegenen, en gij zult
een zegen zijn!" En nu zinspeelde hij even, maar op
kiesche wijze, o-p het groote leed uit haar leven: „Gij
hebt al eens liefgehad, maar het is ongelukkig uitge-
loopen. Dat mag toch uiet verbitteren zooals de
dichter zegt: „Wee hem, die liefde in haat deed ver-
keeren!" Neen nieuwe liefde moest er uit herbo
ren worden de liefde was, zoo rijk en onuitputte
lijk?..."
De jonge vrouw had haar handen gevouwen in haar
schoot en bewoog zich niet. Aan/ de geheele tafel
was het stil, alleen de stiftsdame. Christoph's zuster,
zat krampachtig te snikkeni. I' reftherr von Remern
besloot: „Zooals ik reeds zeilde: naemaml bepaalt zijn
eigen Leveu. De liefde komt en z<*tM ie ruilt met
mij? Zij komt steeds terug, evenals de Mei na
oen langen winter. Zij is het Leven, zij is de wereld
Het zijn zware, ernstige plichten, die gy, lieve Vera
on u neemt plichten tegenover u zelf en tegenover
hem. Maar liet zijn plichten der liefde. Daarin ligt
de waarborg voor de vervulling. En wat. wij, uw aan
staande verwanten, doen kunnen, om u het begin van
dit nieuwe leven te vergemakkelijken, zullen wy zeker
niet nalaten ,wij heeten u hartelijk welkom in ons
midden!"
Vera's oogen waren vochtig, toen zy opstond om
met von Remern te klinken en hem te bedanken. Zy
zeide niets, maar drukte hem zwijgend en krachtig de
hand. Toen kwamen al de anderen, met wie zy moest
aanstooten «- haar vader, haar broers en haar zuster
en op al deze gezichten lag een vriendelijke glans,
als gevolg van de speech.
Maar toen zij weer naast Christoph zat. en om haar
heen het. gepraat en gelach weer in vollen gang was.
toen drong éérst goed tot haar door, wat de predikant
gez' gd had wat hij zeide van de. liefde, en de oude
vrees heving haar weer: „Bega ik eigenlijk morgen
jroen misdaad tegenover hem die naast mu zit en mij
argeloos zijn vertrouwen schenkt Handel ik eigen ij
niet eerloos? Het, is misschien niet. mijn plicht, om
lief te hebben, om hem lief te hebben! Maar dan
het mijn plicht, in geen geval lief te hebben, en te.n
minste...." ,r
Zij brak haar gedachten af. Zy schrok er van. Met
verwarden blik keek zij naar die lachende, opgewon
den gezichten om haar heen, en het trilde op haar
lippen, om te roepen: „Neen, neen het is al es
niet waar! De goede dominéé heeft zich vergist.
Doet niet. wat hij zegt! Ontvangt mij niet met open
armen! Ik bedrieg jullie allemaal en hem daar naast
me. er bijIk weet. niet, welke mijn gedachten
zijn op het oogenblik! Ik weet het zelf niet! Ik wil
het ook niet weten, maar ik ben hang voor ze.
Zij gevoelde eenigszins schuld tegenover haar brui
degom. Zij deed hem groot onrecht. Innerlijk plag
de zij verraad aan hem, zonder dat hij dit vermoedde,
al sinds dagen, sinds weken. Deze overwegingen stam-
door
BERNARD CANTER.
Na dien zoo gelukkig volbrachten tijd van den Ra
madan. den grooten vasten, waren er in het paleis
van den grooten kalif Ilaroen-al-Raschid moge de
oleander zoo lang bloeien als zijn ma am veel fees
ten gevierd. En nadat, de feesten voorbij waren, wyd-
de de groote kalif zich aan de vroolijke wetenschap,
dat is die wetenschap, welke niet het nut maar rte
schoonheid der dingen zoekt. Zoo is de geneeskund.
den haar veel zachter jegens hem. Zij verlangde naar
een gelegenheid maar spoedig - om hem te too-
nen, (lat, dit alles nu achter haar lag dat zy daar
mee voorgoed had afgedaan. Om haar heen knaldon
de pistaches en schuimde de champagne. eiken
weer hoog de kellner zich over den stoel van haar
bruidegom, om hem nog eens in te schenken. Men
kon natuurlijk aan von Ulerici met bemerken, dat hy
meer dronk, dan goed was. Hy werd alleen driftiger,
zijn gewone flegma verdween. Zijn fletsblauwe oogen
kregen een onrustigen glans en zijn adem ging sne -
Ier dan gewoonlijk, toen hij na tafel V era terzyde
trok en haar heftig toebeet: „Zeg eens, wat botee-
kent dat?"
Zij bemerkte 't wel: nu brak zijwonder het eten
onderdrukte ergernis los en zy vroeg kalm: „Wat
bedoel je, Christoph?"
Je komt. drie kwartier over den tyd en.
rik kan mij toch op een dag als vandaag wel
een beetje verlaat hebben!
„Maar dat is niet waar!" Hij zeide dit zoo ruw,
dat zij van schrik terugweek.
Ik heb viif minuten over halfacht naar je pension
getelefoneerd, waar je bleef? Toen heeft mevrouw
von Borchersheide mij geantwoord^ dat, je zoo juist
met een rijtuig vertrokken was.
„Nu en?"
Eerst een groot half uur later kom je haastig te
Voet ik heb het. door het. raam kunnen zien over
de Wilhelmsplatz aangesneld! Waar ben je dan in
dien tusschentijd geweest?" „.aat
Nu wist zij, waarover hij, terwyl hy zoo «til naast
haar aan tafel had gezeten, had zitten peinzen. Hy
keek haar in spanning aan. Zij zeide onversehill g
„Ik ben een gedeelte te voet gegaan!
,,Mct wien?"
Zii schrok en keek hem strak aan. Met onderdruk
te woede ging hij voort: „Je springt toch zoo maar
zonder eenige aanleiding niet uit een rytuig,
„eer je bovendien nog haas. hebt. Heb je misschien
voor de allerlaatste maal afscheid genomen?
„Ohristoph.
(Wordt vervolgd)