VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Damrubriek. il 111 H No. 41 Houderd en veertiende jaargang* 1912. ZATERDAG 17 FEBRUARI. STADSNIEUWS De juweelen der doode. «IT ..Ü1 1H. m m mi w® m$ w A D VERTEN TI EN-"- Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzonderlijke nummers 3 Cents. BsSHTK^I Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. m w 4. 39—33 4. 28 30 5. 40—35 5. 23 34 6. 35 4 en wint. m m>.y/ wm. v/,mm y/ wm.y/ma.y/ iHP '*pa& 4|ÜÈi M. Ww. Wm. Hei ÉL iH? 32 m. ww. WW/, mm. ww. mm '-M& a mms Wm^ mm wtfë i ALRMAARSCHE COURANT. INDUSTRIE- EX IIUISHOUDOXDERWIJS. Op verzoek plaatsen we het volgende verslag van de ledenvergadering der afdeeling Alkmaar van den Xed. Bond van. Yakschoolleeraren en Leeraressen. Als spreekster voor deze vergadering was uitgenoo- (ligd mej. II. M. S. J. de IIoll, directrice der Indus trie- en Huishoudschool te Amersfoort, die, na een kort welkomstwoord van den voorzitteT, hare rede aanving met te verklaren, dat zij de uitnoodiging van het bestuur gaarne had aanvaard, daardoor gelegen heid krijgende hier een gedachtenwisseling over het Industrie- en Huishoud onderwijs in te leiden, die voor dat onderwijs vruchten kan dragen. Zij heeft hare begrippen daaromtrent geformuleerd en gerang schikt, ze hoopt, dat andereni de hunne daarnaast of misschien daartegenover zullen stellen. Spr. begint dan met een klein stukje geschiedenis, releveerend hoe omstreeks 1863 voornamelijk door toe doen van de Maatschappij tot Xut van 't Algemeen de gedachte zich openbaarde, dat de opvoeding van de vrouw voorziening behoefde, hetwelk leidde tot het be noemen van een commissie, die deze zaak zoodanig behartigde dat reeds in 1865 te Amsterdam de eerste Industrieschool werd opgericht. Sindsdien is onge veer 50 jaar verloopen en in dien tijd! heeft men niet stilgezeten, maar toch kan men ook niet zeggen, dat men veel is vooruitgegaan. En! dit is geen wonder. Het geldt hier niet dè ontwikkeling van een of andere techniek of tak van nijvei'heid, het geldt het wijzigen van een erfelijk geworden levensopvatting en wel de ze: de vrouw is het. eigendom van den man. Xog steeds wil de groote massa er niet van hooren, dat ook de vrouw alleen zichzelf behoort, dat ook zij zich voe len moet als onafhankelijk, zelfstandig en verantwoor delijk mensch, en dat is eerst te bereiken wanneer het meisje evenals de jongen zich een beroep kiest waar zij voor aangelegd is en waardoor zij in) haar eigen onderhoud! kan voorzien. En nu wil spr. daar meteen bijvoegen dat zulk een vrouw niet minder geschikt zal zijn voor het huwelijk, ja, integendeel, juist door een zeker verantwoordelijkheidsgevoel zal zij een huis houding beter kunnen bestieren. Wanneer spr. nu het vakonderwijs van den tegenwoordigen tijd) overziet, dan komt het haar voor, dat het jongensi- zoowel als het meisjes-vakonderwijs zeer éénzijdig is ingericht; bij de jongens één en al vak zonder menschvornling, bij het meisje te weinig vak en te veel dillettantisme. Spr. stelt zich in verband met dit laatste drie vragen: lo. beantwoordde het Industrie-onderwijs reeds volko men aan zijn doel? 2o. beantwoordt het Huishoudon- derwijs volkomen aan alle eischen! en 3o. Is samen voeging van deze twee takken van onderwijs ge- wenscht Wat het Industrieonderwijs betreft herinnert spr. er aan, dat een groot aantal meisjes de cursussen voor z. g. n. voorbereidend onderwijs bezoeken, omdat vele ouders de opvatting huldigen: het meisje moet maar van alles zoowat leeren, zonder dat zij nu juist zich bepaald toelegt op een zeker vak, waarmede zij later haar brood' zou kunnen verdienen, dus géén vak opleiding maar algemeen ontwikkeld onderwijs. Spr. gaat nu na hoe het gesteld is met de drie beroepen, waarvoor de industrie-scholen opleiding geven, n.l. ac te nuttige handwerken, costuumflaaien en linnenaai- en, en welke resultaten dit onderwijs oplevert voor de betrokken leerlingen. Zij komt dan tot de conclusie, dat het eerste slechts voor enkelen een menschwaardig bestaau oplevert, terwijl de door de school gediplo meerde linnen- en costuumnaaisters niet direkt bruik baar zijni in het praktische leven. En waar voor de jonge timmerlieden, smeden enz. der ambachtsscholen de werkplaatsen meer en meer geopend worden, blijven de ateliers voor de linnen*- en costuumnaaisters vrijwel gesloten vermoedelijk ten deele doordat men daar goedkooper ongeschoolde krachten kan gebruiken en ten deele uit vrees voor het kweeken van concurrenten. Spr. hoopt, dat men nu niet zal meenen dat zij hier gekomen is om het Industrieonderwijs af te breken; de vraag is slechts hoe verbetering aan te brengen en hoe te maken dat men de gediplomeerde leerlingen niet meer aan hun lot moet overlaten, hoe te bewer ken, dat de leerlingen door de opgedane kennis zelf standig kunnen worden en rente trekken van het kapi taal van kundigheden, die zij op de school hebben ver gaard. Het allereerste wat men daartoe te doen heeft is b. i. zich aaneen te sluiten, zoodat niet meer elke school a. t. w. een koninkrijkje vormt op zichzelf, dat slechts noode anderen van zijn dosis ondervinding laat profiteeren, maar dat er een vakbond van leeraressen wordt opgericht, waardoor al deze belangen kunnen worden behandeld en behartigd. Ook ten opzichte van het huishoud-onderwijs komt spr. tot gelijke resultaten. In grooten getale melden de meisjes zich voor dit onderwijs aan, onverschillig of zij huishoudelijk aangelegd zijn of niet, maar hoe weinig wenschen inderdaad het huishouden als vak te beoefenen. Alleen het onderwijs voor dienstbode wordt als vak opgevat. Jammer dat in het leven de dienstbode nooit aangemerkt wordt als werkster, als vakbeoefenaarster, die zelfstandig hare werkzaamhe den regelen mag evenals de werkman de zijne- De samenvoeging van Industrie- en Huishoudscho len acht spr. niet gewenscht. Deze combinatie is uit sluitend geschied omdat alleen Industrie-ondeTwijs hij de wet besubsidieerd wordt- Niettegenstande de sa menvoeging nog het voordeel geeft- dat beidé scholen in één gebouw kunnen zijn gevestigd, zijn volgens spr. de nadeelen overwegend en deze zijn: lo. dat de leef tijd der leerlingen van beide scholen veel verschilt; 2o. dat één directrice, groot geworden bij één der twee categorieën van onderwijs, moeilijk voor beide de leer gang kan aangeven. Spr. bijv., voortgekomen uit het Huishoudonderwijs en thans hoofd van zulk een ge combineerde inrichting, acht zich niet bevoegd de dik wijls jonge en onervaren leerkrachten met raad en daad bij te staan in het overwinnen van de technische moeilijkheden van haar vak, wat toch noodig zou zijn om deze afdeeling der school tot bloei te brengen. Spr. wil nu nog even stilstaan bij de vraag: is het wenschelijk dat nu reeds het meisjes-vakonderwijs bij de wet geregeld wordt en bespreekt de voor- en nadee len van een dergelijk ingrijpen van Staatswege. De voordeden van Staatsregeling zouden voornamelijk hierin bestaan, dat bet onderwijzend personeel beter geschoold en ook beter gesalarieerd zou worden, wat zeker een groote factor mag heeten bij het onderwijs, maar daartegenover staat, dat, waar we nog steeds zoekende zijn naar den juisten weg, die in de toekomst bij het meisjes-onderwijs moet worden bewandeld, het nu reeds uniform regelen volgens de gegevens van iemand, die thans voor deskundige doorgaat, zeker in die toekomst belemmerend! zou werken op de ontwik keling van dat onderwijs. Verbetering van den econo- mischen toestand der leerkrachten kan toch wel gevon den worden door verhoogde subsidieering van Staats wege. Ten slotte wenscht spr. nog een en ander op te mer ken aangaande het eerstdaags te houden congres, uit gaande van den Bond1 van Xed. Onderwijzers, waar o. a. zal worden besproken de wenschelijkheid van het verlengen van den verplichten leertijd met twee jaren. Spr. zou zich daarmee wèl kunnen vereenigen, mits de Staat een zekere toelage geve aan die onbemiddelde ouders, die dan nog na dien tijd hunne kinderen de vakschool laten bezoeken. Zonder zulk een toelage, zou de verlenging van den leertijd op de Lagere School hoogstwaarschijnlijk geschieden ten koste van het vakonderwijs, in verband! met de financieelo draagkracht van vele ouders. Aan het debat, volgende op deze keurig uitgespro ken rede, werd hoofdzakelijk deelgenomen door mej. Arbeiter, directrice van de Alkmaarsche Industrie- en Huishoudschool, die vond, dat de inleidster het tegen woordige meisjes-vakonderwijs wèl in een te gunstig licht had gesteld. Ook aangaande de combinatie dei- scholen was zij het niet met mej. de Holl eens. Het Hoofd van zulk een gecombineerde inrichting zou zich zeker wel in beide vakken kunnen inwerken. Ook hebben beide scholen gemeenschappelijke leervakken, die door dezelfde onderwijzeres kunnen gegeven wor den. Vooral in kleine steden geeft zij aan gecombi neerde scholen de voorkeur. In haar antwoord zei spreekster, dat zij geen nadee len, aan.de meisjes-vakscholen verbonden, zou hebben genoemd en ook niet aan het Hoofd van zulk een in richting zou wenschen te staan, wanneer daar niets goeds was te prijzen, maar zij meende in een vergade ring van deskundigen te kunnen volstaan met te wij zen op datgene, dat nog ontbreekt, om zoo te komen tot beter inzicht van den weg die gevolgd moet wor den ter verbetering. Aangaande de combinatie der scholen handhaaft zij hare meening daaromtrent. Xa eenige re- en depliek sluit de voorzitter de ver gadering na dank te hebben gebracht aan de begaafde spreekster, voor hare belangelooze medewerking, en de aanwezige leden en genoodigden voor hunne tegen woordigheid en belangstelling. Hij hoopt, dat het ge sprokene van dezen avond zeer mag bijdragen tot meerdere eenheid en ontwikkeling van het meisjes- vakonderwijs. Uit het Fransch door PIERRE BALDAGXE. Op zekeren morgen zag de directeur der groote ijzer fabrieken van Arudjy, Emile Bénéjacq, op zijn schrijf tafel een aangeteekend, aan hem persoonlijk gericht, pakje. Het was een zorgvuldig dichtgebonden, lang werpige doos. Zij kwam, zooals het. poststempel aan gaf, uit Pernambuco. Emile Bénéjacq begon eerst den brief te lezen, die bij het pakket gevoegd was. Hij luidde als volgt: „Zeer geachte Heer! Heden zijn juist 10 jaren vervlogen sedert den dood van Odette Bénéjacq. Te dien tijde, mijnheer, was ik reeds sedert ettelijke jaren uw vriend. In waarheid haatte ik u. Ik haatte in u uw levensopvatting, uw denkwijze, uw levens wijze. Wat mij bovenal tegen u innam, was uw praal zucht, uw ijdelheid. Die zou mij van u hebben afge- stooten, als uw vrouw er niet geweest was. Uw vrouw! Hebt u haar gekend? Maar hoe zou u haar gekend hebbenHaar teere schoonheid, haar eenvoud, grootmoedigheid, oprechtheid, haar gaafheid, hoe had die tijne geur door uw dikke huid kunnen dringen! Ik heb het recht u dit te zeggen, want Odette en ik, wij beminden elkaar. Tot uw geruststelling, mijnheer, stel ik hier voor op, dat uw echtgenootelijke eer onaangetast is geble ven. V ij hadden te veel achting voor ons zelf. om niet te wachten tot onze tijd! gekomen was, tot den dag, waarop niets ons meer zou kunnen scheiden. Ik had nog slechts twee jaren noodig, om dit doel te bereiken. Dan zou ik mij voor de heele wereld de vrouw gehaald hebben, die mij toebehoorde naar het recht der liefde, wij zouden naar Rusland gaan, en daar zou ik het ambt aanvaarden, dat mij was toege zegd. Onze droom, mijnheer, werd vernietigd. Op een dag in October voelde Odette ik was juist bij u op bezoek zich onwel. De opwinding in haar trekken, de bijna metaalachtige glans van haar oogen verontrustten mij dadelijk. Zoolang ik leef zal ik niet vergeten hoe Odette mij aankeek, met onuitsprekelijke angst in dè oogen. Den volgenden dag dingnostiseerde de dokter ty- pheuse koorts. Ik kon, daar u niet thuis was, aan het ziekbed blijTen. Zoo is zij voor mijn oogen gestorve.n, nadat haar arme glimlach mij de wonderlijkste, de wanhopigste liefdes-bekentenis had afgelegd, die ooit een man gehad heeft. Ik drukte haar oogen toe, kuste haar koude voorhoofd, en dwaalde als een waanzinni ge door de straten. Ach, als ik haar had kunnen halen, wegvoeren, op een of ander dorpskerkhof in bloemen, louter bloemen, had kunnen verbergen! U liet haar in een pronkerige, smakelooze grafkelder, op een van die doodenakkers zonder innigheid, bijzetten. U deed nog meerl Den avond voor de begrafenis kwam ik in de kapel, waar de lieve doode op de baar lag. Eenige vrienden en vriendinnen knielden ontroerd naast het met bloemen gesmukte doodienleger. Twee nonnen baden. Ik trad naderbij, en zag mijn arme doode Odette weer, haar gezichtje zoo bleekt.... Maar zoo zoet glimlachend als een droom, dien ik kende. En ik zag iets, dat mij een schaamtelooze ontwijding scheen: aan de ooren twee reusachtige oorhangers, die zij nooit gedragen had; om haar waskleurige hals een paarlensnoer, waarvan zij niet hield, omdat uw ijdel heid het haar had omgehangen; aan de op het laken uitgestrekte vingers, aan haar verstarde koude han den, schitterden ringen. Bij de deur herhaalde een dienaar in livrei voor mij met gedempte stem de hem door u voor alle bezoekers ingeprente zin: „De heer Bénéjacq wenscht, dat me vrouw Bénéjacq begraven wordt met al de juweelen, waarvan zij hield." Dat was te veel. Op dat oogen- blik besloot ik, alle verdere spel van uw ijdelheid met de doode te verhinderen. Want ik, die Odette waarachtig liefhad, en mijn le ven lang beweeneu zal, kon haar niet laten gaan, be hangen met uw vreeselijke geschenken. Neen, daarop had u geen recht! Van die sporen uwer hand moest ik haar bevrijden, zij moest heel eenvoudig, slechts gehuld in de witte sluiers, die haar omgaven, heen gaan. Mijn besluit was genomen. Ik kocht uw lakei om en liet hem een slaapmiddel mengen in de sterke koffie der nonnen, die de dooden- waeht hielden. En zij sliepen zeer vast, toen ik om 10 uur in het dooden-vertrek kwam. Ik was alleen. Het was vreeselijk en toch heerlijk. Ik bevrijdde Odet te van u, ik nam de juweelen van haar weg, deze in geld uitgedrukte rouwpose. Alleen een ring, die Odette ais meisje gedragen had, liet ik haar. En ik ging heen, kalm, in het bewustzijn, een goed werk te hebben gedaan. Toen de roof den volgenden dag ontdekt werd, was ik reeds ver weg, en mijn ^lucht gold als bewijs, dat ik de dader van deze misdaad was. Niemand in uw omgeving werd verdacht. I)e „dief" heeft zich in een andere weTeld, onder een anderen naam, een nieuw bestaan verworven. De herinnering aan Odette beheerscht hem, en zal hem altoos beheerschen. En heden, na 10 jaren, geef ik u uw sieraden weer. 1 kunt daarmee de tweede mevrouw Bénéjacq huldi gen of ze verkoopen. Ongetwijfeld zult u het laat ste doen. Ik teeken met den naam, waaronder u mij voor 10 jaren gekend hebt. Georges Argueil." Aan de Dammers! Met dank voor de ontvangen oplossingen van pro bleem 169. Stand van deze compositie van den heer Homan: Zwart: 7, 12, 13, 15, 17, 18, 22, 23, 24, 26, 27, 28, 31. Wit: 25, 33, 35/42, 46, 47, 50. Wit wint door: 1. 35—30 1. 24 44 2. 25—20 2. 16 24 3. 37—32 3. 28 48 4. 33—28 4. 23 34 5. 50 8! 5. 12 S 6. 47—42 6. 48 37 7. 41 1 Goede oplossingen ontvangen ran de heeren: O. Cloeck, I!). Gerling, J. Houtkooper, J. K., G. van Xieuwkuijk, F. J. K., alhier, Jb. Bos, Oudesluis, H. E. Lantinga, Haarlem. Van No. 168 nog een goede oplossing van F. J. K., alhier. Er zijn door damspelers dikwijls heel mooie vraag stukken samengesteld, waarbij de opgave, luidde: „wit wint een schijf of de partij." Vooral in Frankrijk maakte men veel van die vraagstukken (o. a. Jfabre). Doch ook in ons land hebben zich de heeren J. de Haas en J. Noome Mzn. op dergelijke mooie standen toegelegd. De volgende stand) is van J. de Haas: Onder dezen stand1 zette de auteur: Wit wint een schijf of de partij! En wel als volgt: 1. 27—22 1. 17 28 gedw. 2. 38—33 2. 18—22 gedw. 3. 33—29 3. 12—18 gedw. Zwart had steeds gedwongen zetten om geen schijf tc verliezen, doch daardoor verloor hij de partij. Van J. Noome is de volgende stand: Wm. WW. "V/// w ?A y ...m.y /WK,y 'WW/.y mm. Hiervan geven wij do volgend© schitterende ontle dingen lste variant: 1. 22—17! O 1. 21—28 2. 17—11 2. 16 7 3. 27—22 3. 18 27 4. 32 21 4. 23 41 5. 43—39 5. 26 17 6. 42—37 6. 41 34 7. 40 187. 12 23 8. 35 22! 2de variant: 1. 22—17 1. 21—26 2. 28—22 2. 12 21 3. 22—17 8. 21 12 4. 27—22 4. 18 27 5. 32 21 5. 26 17 of 18 27 6. 33—29 6. 23 34 A. 7. 40 7. A. Zwart slaat bij den zesden zet 23 34, omdat op 24 33 zou volgen 38 20 en 35 2 van wit. Deze mooie vraagstukken zijn in volkomen aanslui ting met het practische spel. Ter oplossing voor deze week het volgende: Probleem 170 van W. LISSER (Amsterdam). V/. WW/, mm m '<M& 'M WW. WW. fflfzv. wFfflv. Wféfc Zwart: 2, 5, 6, 9, 10, 12, 13, 16/20, 25. Wit: 21, 27, 28, 30/34, 37, 43, 44, 46, 49. Oplossingen vóór of op 22 Februari. Damdag Midden-Beemster. Voor 25 Februari nog eenige mededeelingen. 1. Alle spelers ontvangen do nummers aau welk bord ze moeten spelen. 2. De besturen zorgen toch bij verhindering vooral voor plaatsvervangers. 3. Do Amsterdamsche Dambond geeft een medaille. 4. De Xed. Dambond geeft alle deelnemende vereeni- gingen een herinneringsmedaille. Aanvang 10 uur. Ingezonden MededeeliuKen. Het Fr-uiz Joscf-bitterwater is van alle natuur lijke minerale wateren van Midden-Europa het rjjkst aan oplossende en afvoerende zouten. De werkmg van het.echte Franz Josef-water doet zich daardoor, in tegenstelling vooral met de kunstmatige middelen reeds na het gebruik van geringe hoeveelheden van gemiddeld 1'2 wijnglas vol, met groote zekerheid ge voelen. Door wijlen prol Stokvis in zijn „Voordrach ten over geneesmiddelen" (II. p. 114) met lof vermeld. ECHTSCHEIDING. Bij vonnis der Arr.-Rechtbank te Alkmaar d.d. #0 November 1911 is het huwelijk tusschan KLAAS KOÜSEBAXD, wonende te HELDER en MAARTJJS DOORN, verblijvende te 's-HAOE, ontbonden ver klaard door echtscheiding. De Procureur van den Eisaher, A DOEBEOK.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 9