DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. LIEFDESOFFER No. 44 Honderd en veertiende laargang. 1912. WOENSDAG 21 FEBRUARI. FEUILLETON. ÖiJVflEJVLAfl 1)7 Drankwet. ALKMAARSCHE COURANT BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR vestigen de aandacht van belanghebbenden op de artikelen 27 en 38 der Drankwet, luidende als volgt Art. 27, eerste lid. Van verbouwing of herbouw van eene localiteit, waarvoor eene vergunning is verleend, wordt uiter lijk ééne maand' vóór het einde van het vergunnings- jaar, waarin de verbouwing of herbouw is aange vangen, onder overlegging van het plan kennis gegeven aan Burgemeester en Wethouders, of, voor zooveel betreft een logement, waarin de verkoop al leen geschiedt aan logeergasten of de localiteit van eene. sociteit, aan Gedeputeerde Staten. Art. 38, vierde lid. Van verbouwing of herbouw van eene localiteit, waarvoor een verlof is verleend, wordt binnen drie maanden, nadat daarmede is aangevangen, onder overlegging van het plan, kennis gegeven aaai Bur- gemeester en Wethouders. i Niet-nakoming van genoemde voorschriften heeft intrekking van de vergunning of het verlof tengevol ge. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. Alkmaar, 20 Februari 1912. ALKMAAR, 21 Februari. Wanneer zij niet voorkomen kan worden, zal er den eersten Maart in Engeland een staking onder de mijn werkers uitbreken, van zoo ernstigen aard, dat haar gevolgen in de Engelschc pers worden vergeleken met die van een verloren oorlog. Door de mijnwerkers- staking toch zal de geheele industrie en het grootste deel van den handel stopgezet worden. Wordt het ge tal eventueel stakende mijnwerkers op een millioen geraamd, deskundigen berekenen, dat door hun sta king zouden worden getroffen 850.000 arbeiders in de katoen- en wolfabrieken, 300.000 arbeiders in de ko per- en staalnijverheid, 460.000 machinisten, 1.243.000 man werkzaam bij den bouw van wagons en locomotie ven, 236.000 arbeiders in wasscherijen en ververijen, 112.000 arbeiders in de biscuitfabrieken, 71.000 in de aardewerkfabrieken enz. Men kan zich dus voorstellen dat een dergelijke sta king en hare gevolgen inderdaad aan een nationale ramp gelijk staat en dat er in het rijk een zeer groote opwinding heerscht reeds nu wordt de kool extra- duur betaald, omdat men in alle Engelsche huishou dingen bezig is een grooten voorraad op te slaan, teneinde voorzien te zijn in den stakingstijd. Breekt de staking uit, dan zal hij vermoedelijk niet gauw geëindigd! zijn, immers de Times verklaart, dat de Britsche mijnwerkers ruim 26 millioen gulden in kas hebben, hetgeen wil zeggen, dat er al vast 4 we ken kan worden gestaakt. Het laat zich denken, dat er van alle kanten ge poogd wordt, dezen geweldigen economischen strijd te voorkomen. Zoo wordt er in de Engelsche pers ge sproken over een geheime commissie van vijf mijnwer kers en vijf mijneigenaars, die met elkaar overleggen en trachten een algemeene, nationale regeling voor alle kolendistricten hierover loopt het geschil te ontwerpen. Ook heeft men de regeering, die bezig was met maatregelen tot handhaving der orde, vooral in het land van Wales, zou, meende men, wel bemiddelend optreden. Maandag werd) in het Lagerhuis gevraagd of de regeering in geval van staking in de steenko- lenindustrie stappen zou doen om ervoor te waken, door RUDOLF STRATZ. 43) _0_ „Ik begin het nu ook pa6 goed te begrijpen Dit is het zinnebeeld er van, lieve Agathe! Het werkt zoo goed, omdat het zoo overdreven isl.Ik ver koop mij, en daar op de tafel ligt de prijs. „Wat!" De stiftsdame hief afwerend haar armen op; zoo iets had zij nog nooit gehoord'! Maar Vera ging voort: „Lieve Agathe, ik heb een verzoek: ik heb met mijn zuster iets te bespreken, wat jou misschien leed zou doen. Wees zoo goed en ga even in de zijka mer, ot liever nog beter beneden in den gemeenschap- pelijken salon! Wij zijn dadelijk klaar!" Toen Agathe verstoord en wanhopig de deur achter zich gesloten had, zeide Vera tot haar zuster: „Anna, je moet dat parelsnoer aan Christoph terug gaan brengen. Jij zelf! Ik kan dat kostbare ding toch niet aan vreemde handen toevertrouwen! Dan zou het- nog gestolen worden." „Moet ik hem dat parelsnoer teruggeven?" „Ja, dat snoer en dit!" Vera schoof met een vlugge beweging den verlo vingsring van haar vinger en legde dien naast hot étui. „Zeg hem, dat het niet gaat, Anna!.... Hoewel ik al mijn krachten inspan ik kan niet!. „Om 's hemels wil \'era liet zich zwaar op een stoel neervallen. „Ik heb zooveel in mij, dat zich verzet. ik kan mijzelf niet verkoopen. hij zal mij wel begrijpen. ik zal hem nog wel schrijven.later.nu alleen rustrust.oogen en ooren dicht. niets zien of hooren, als de storm losbreekt dat de gewone bedrijven in het land zouden kunnen worden gaande gehouden en een voldoende voorraad steenkool voor de vervoermiddelen beschikbaar zou zijn. De regeering antwoordde dat zij zich van het afleggen van een verklaring over het onderwerp moest onthouden, evenals over een desbetreffende tusschen- komst van de regeering. Men weet, dat de regeering verleden zomer met succes in de spoorwegstaking is opgetreden en daarom werd verwacht dat de regeering, hoewel bedde partijen haar verzocht hadden, hen met rust te laten, wel tus- schen beide zou komen. De moeielijkheid was echter, wanneer de regeering zou moeten optreden, op welk oogenblik haar tusschenkomst gewenseht mocht hee- ten. De Times beweerde gisteren, dat de heer Asquith een verklaring in het Lagerhuis zou afleggen. Dit is nog niet geschied, maar wel meldt Reuter van och tend, dat de eerste minister den vertegenwoordigers van de mijneigenaars en arbeiders verzocht heeft met hem en eenige andere ministers morgen aan het mi nisterie van Buitenlandsche Zaken bijeen te komen, teneinde den ernstigen toestand te bespreken, welke het gevolg zou zijn van de mogelijkheid van een sta king in de kolenmijnen. Hieruit blijkt dus, dat de regeering het oogenblik van optreden gekomen acht en dat de heer Asquith, alreeds de aartsbemiddelaat geheeten, de man is. Het behoeft wel geen nader betoog, dat het over- groote deel van het Engelsche volk den wensch koes tert, dat het der regeering zal mogen gelukken beide partijen tot elkaar te brengen en daardoor het groote dreigende gevaar af te wenden. TWEEDE KAMER. De Tweede Kamer hervatte gisteren onder voorzit terschap van graaf van Bylandt hare zittingen. De voorzitter deed mededeeling van een aan tal ingekomen stukken, welke voor kennisgeving werden aangenomen. Ingekomen waren de geloofsbrieven van Mr. V. H. Rutgers, nieuwgekozen lid te Hilversum. Do heer Van Veen (C. H.) voorzitter der com missie in wier handen de geloofsbrieven zijn gesteld adviseerde tot toelating. De heer R u t g e r s, door den griffier binnenge leid, legde in handen van den voorzitter de eeden af en nam na door dezen te zijn gelukgewenscht, zitting. Aan de orde was de trekking van de afdeelingen. De Kamer begaf zich vervolgens in de afdeelingen tot het kiezen van voorzitters en ondervoorzitters. D<£ vergadering werd inmiddels geschorst. De Kamer besloot, te beginnen Dinsdag a.s., weder in openbare vergadering bijeen te komen dan is eerst aan de orde het ontwerp-Armenwet. Een voorstel-Brummelkamp om de Bakkerswet het eerst aan de orde te stellen, werd met 48 tegen 47 stemmen verworpen en met 56 tegen 39 stemmen werd verworpen een vooratel-Troeolstra om diens motie be treffende ouderdomspensioen voor hen die den 70-ja- rigen leeftijd bereikt hebben alsnog op de agenda te plaatsen. De afdeelingen der Tweede Kamer benoemden tot voorzitters de heeren Nolens, Van Sasse van Ysselt, Lohman, v. d. Velde en Loeff, en tot onder-voorzit ters de heeren Van Vliet, Van Dedem, De Stuers, De Ram en Van Vuuren. Gemengd nlenws DE MOORD TE BEEK. Thans is men in deze zaak met drie honden begon nen te speuren, twee Duitsche uit Emmerik en een Zij kromp in haar stoel ineen als een getergd wild. Haar zuster knielde bij haar neer, sloeg haar arm om haar heen en smeekte, geheel ontdaan het was haar alsof de geheele kamer met meubels en al voor haar oogen dansten: „Vera.... kom toch tot jezelf! Vera.wees toch verstandig!. Vera lachte wild: „Den eersten keer was ik onver standig. dat is op niets uitgeloopen. Dit keer wilde ik nu eens heel verstandig zijn. nu wordt 't weer niets! Met mij kan nooit iets goed gaan.... Doe geen moeite, Anna. „Maar Ulerici zal het je nooit vergeven!.... Hij komt nooit weer terug!" „Natuurlijk niet. „Vera.... denk toch eens aan jezelf.... je ruï neert je moedwillig!" „Ik doe, wat ik moet doen!" „En denk toch ook een beetje aan ons. Deze toespeling op haar nut voor haar familie ver bitterde Vera. „Ik kan jullie niet helpen!" zeide zij ruw. „Papa moet zichzelf maar uit zijn schulden redden! Daar leen ik mij niet toe! Daar ben ik te goed voor. Ik behoor mijzelfmij alleen!...." Toen haar zuster niet dadelijk een antwoord vond en nog steeds als uit de wolken gevallen, met open mond en doodelijk verschrikte oogen staan bleef, schoof zij het kistje en den ring over de tafel naar haar toe. „Hier, neem mee...." zeide zij op gesmoorden toon. „En dit ook.en maak, dat je weg komt, Anna. anders wordt het telaat!" Mevrouw von Greffern begon te schreien. „Maar wat moet ik in 's hemelsnaam toch tegen hem zeggen?" „Niets! Hij krijgt zijn verdiende loon. Waarom wil hij mij koopen! Nu wordt het mij steeds duidelij ker. Goddank, dat ik nog bijtijds.Hemel. Anna, huil zoo niet! Het is wel geen prettige bood schap voor je. natuurlijk niet.maar. Anna von Freffern pakte haar bij haar schouders en schudde haar in haar vertwijfeling heftig heen en Hollandsche toebehoorende aan den rijksambtenaar Rademaker. De Tel. meldt hieromtrent o.a. het volgende: „De kommies Rademaker had een politiehond», ter leen gegeven en deze bleek uitstekende diensten ge presteerd te hebben. Te 7 uur des avonds was men aan het zoeken gegaan, nadat men den hond lucht had gegeven aan een schortje van het kind. De oudera hadden eerst gezocht, zelfs waren zij geweest tot bij de houtmijt, waarachter het kind) later gevon den werd. Doch resultaat had dit niet. De hond had men aan een ketting vastgelegd, bevreesd als men was, dat hij bij het vinden het kind zou bijten. Zoeken in deze streken is zeer bezwaarlijk, daar men vele dwarswegen heeft en de vele bosschen en het hoogop- gaande kreupelhout een onderzoek zeer bemoeilijken. De hond bracht hen 's nachts in de buurt der hout mijt, waar het lijkje inderdaad lag, doch de duisternis maakte, dat men niets vond. Des morgens trok men er weer op uit. De wachtmeester Kelder ging voorop, daarop volgde de kommies Rademaker, die den hond aan den ketting voerde. Wachtmeester Kelder stelde bij de houtmijt een nader onderzoek in en daar vond hij plotseling het lijkje achter in een inham verscho len. De klompjes waren nog aan de voeten en de lu cifers, die zij bij Ten Benzol gekocht had, vond men in den zak. De twijfel, dien men aanvankelijk koesterde, had dus plaats gemaakt voor de wreede waarheid. De ongelukkige ouders bevonden zich op dat oogen blik op eenige passen afstand» van de houtmijt. Zij weigerden zich te verwijderen en toen zij het lijkje van de 7-jarige Maria Frederika zagen, waren z.ij als ge broken door smart. De arme moeder viel in zwijm en werd door medelijdende omstanders naar hare woning gedragen. Het lijkje liet men op de plaats, waar het gevonden werd, het met een doek bedekkend, in af wachting van de autoriteiten. Deze waren dra ter plaatse. Behalve de burgemeester verscheen het paT- ket van Arnhem per automobiel. Dr. Taconis, uit 's-Heerenberg, stelde voorloopig vast, dat de dood wa9 ingetreden door verworging. Gisteravond is het lijkje naar 's-Heorenberg vervoerd en vandaag ging het ter gerechtelijke schouwing naar Arnhem. Natuurlijk werd gisteren al aanstonds ijverig ge speurd. Zoo hield men een zekeren B. uit Kilder, ge meente Bergh, aan, doch na confrontatie met hot lijk je werd de man losgelaten. Het vermoorde meisje was een lief, levendig kindje, het vijfde uit het gezin van zeven kinderen. De on derwijzer was steeds zeer tevreden over haar, want zij leerde vlijtig. Welke de motieven waren voor de afschuwelijke daad, ligt absoluut in het duister, vooral wnar vrijwel vaststaat, dat het kind alleen vermoord is. Onder de inwoners der streek heerscht groote opwinding over het geval. De plek, waar de vermoedelijke worsteling plaats had, en de plek, waar het lijkje gevonden is, vinden veel bekijks. Intusschen zitten de ongelukkige ouders in hunne schamele dagloonerswoning, overstelpt met verdriet door het droevig verlies. Er wordt in het dorp wraak geroepen over de afschuwelijke daad en geen middel zal men onbeproefd laten om den laaghartigen dader te vinden." En verder meldt het blad, sprekende over het on derzoek met de Duitsche honden: „Het eerst begaf men zich nu naar de plaats, waar do moord naar alle waarschijnlijkheid heeft plaats ge had. Men gaf den honden lucht. „Suche- recht schön," zoo sprak de majoor der Duitsche politie en de honden renden weg, liepen rond in wijden boog, doch kwamen onverrichterzake weer terug. Het was dezelfde plaats, waar de bewuste doek was gevonden, doch bij nader onderzoek bleek deze doek met de zaak niets uitstaan de te hebben. Deze doek behoorde aan een oude vrouw, die in de nabijheid) van de familie Hartjes woont. Tijdens het onderzoek kwam zij dit vertellen. Men begaf zich vervolgens naar de plek, waar het lijk van het kind gevonden werd, dat is bij een hout mijt op een zijweg. Uit het verhaal van een der kommiezen was name lijk gebleken, dat er Zondagnacht te half een op da- zelfde plaats nog naar 't kind! gezocht was. Hij weet zeker, dat het lijkje er toen nog niet lag en vermoedt, dat het er later door den moordenaar heengedragen is. Deze veronderstelling komt geheel overeen met het resultaat van het onderzoek met de politiehonden. Nauwelijks hadden de honden bij de houtmijt, waar het lijk gevonden was, lucht gekregen, of zij renden weg en beschreven een wijden boog door het bosch. Zij liepen langs denzelfden weg, dien de hond van den kommies Rademaker reeds Maandag gevolgd had. Tol tweemaal toe volgden zij betzelfde spoor. Men ver moedt dus, dat do moordenaar dezen weg met zijn slachtoffer gevolgd is, nadat de misdaad plaats had. Nog twee proeven werden genomen. Men gaf den honden nu lucht op een andere plek van de houtmijt on zij gingen nu ook den andoren kant van het bosch uit, doch kwamen eenige minuten later weer op hun uitgangspunt terug. Bovendien liepen zij zeer aarze lend, en bleven zij nu en dan geruimen tijd stilstaan. De mogelijkheid was niet buitengesloten, dat zij daar bij een ander spoor volgden dan dat van den moorde naar. Ten slotte werd een proef genomen aan de an dere zijde van den grooten weg. Do honden liepen nu omhoog naar het zoogenaamde kopje bij het Tolhuis van Beek, doch ten slotte kwamen zij toch weer op den grooten weg, waar zij aarzelend bleven stilstaan. Men wilde toen niet doorgaan met het nemen van verdere proeven, daar het toch vergeefscho moeit* bleek. Regen en wind hebben de sporen vervaagd an zijn den dader dus gunstig geweest." HET TERUGGEVONDEN KIND. Het is er nog verre van af, dat de quaestie ran hel verdwaalde kind opgelost is, of de in het ouderlijk huis te 's-Gravendeel teruggekeerde Reinier Koster, gedu rende twaalf jaren verloren gewaand, de ware Reinier ia. Thans meldt de Dordr. Ct. over den knaap: Hij herinnert zich van zijn z.g.n. zwerversleven nog letterlijk niets. Maar levenslustig en vroolijk is hij wel in zijn nieuwe omgeving. Hij fietst er dapper op los en speelt en dartelt, dat het een aard heeft. Gistermorgen is hij voor het eerst naar de christe lijke school gegaan. Gebleken is, dat hij wel wat on derwijs heeft genoten voor dezen, want de schrijfkunst is hij eenigszins machtig. Zondagmiddag bracht het echtpaar Van der Wiel, welks ongeveer 14-jarige knaap indertijd! spoorloos is verdwenen, een bezoek te 's-Gravendeel. In verband met de zaak-Koster wilden zij, ofschoon haast zeker wetend, dat deze hun kind' niet was, zich toch eens overtuigen van de mogelijkheid, of het hun kind soms kon zijn. Het bleek de vermiste knaap uit Zeist niet te zijn. De autoriteiten te Beveren Waes zijn beslist van meoning dat Reinier Koster in werkelijkheid de al daar verdwenen Augustien Janseens is, wat ook blijkt uit een brief, dien het blad ontving van den commis saris van politie te Beveren Maes. Hij schrijft: „neer Hoofdopsteller, Dank voor de mij toegestuur de artikelen, ik heb met veel belang in uw geëerd blad het verhaal der verdwijning van Reinier Koster gele zen, doch kan niet aannemen, dat hij vervoerd werd. Mijn gevoelen is, dat. hij in 't water gevallen en ver dronken is. Het is nog gebeurd dat men menschen in 't water zien vallen heeft die nooit teruggevonden zijn geweest. In alle geval is het jongetje, dat de fa milie Koster zich toeeigent, Reinier Koster niet, maar wel Augustien Jaussens. van Beveren-Waes, die ber kend werd Donderdag verleden te 's-Gravendeel, door mij en door zijn vroegeren werkgever, de heer Joris, Arthur, klompenmaker te Beveren-Waes, dien dag toevallig in 's-Gravendeel voor zijne zaken en bij wien hij gedurende een jaar en tot over 5 weken werkzaam is geweest. Men denkt in 's-Gravemdeel, dat het Janssens Frans, van Beveren-Waes is, die Reiner Kos ter ontvoerd heeft. Die man is nooit of nooit in 's-Gravendeel geweest en heeft nooit of nooit een woonwagen gehad. Iedereen in 's-Gravendeel ia erg verbitterd op hem en badde hij mij vergezeld om zijn weer. „Vera waarom doe je dat nu....?" snikte zij. „Verklaar je toch met een enkel woord1...." „Ga en geef hem den ring!" „Misschien berust alles op een misverstand „Ga en geef hem den ring!" „Denk er eerst nog over na. Nu stoof Vera op. „Kijk mij eens aan 1" zeide zij met luide, trillende stem. „Ik kan mijzelf toch in den spiegel zien!. Ik zie er uit als een lijk!.Geloof je dan, dat iemand zoo iets maar aanwaait en meteen weer weg is? Wat weet j ij van al die dingen, daar in je Oost-Pruisen? Maak voort! Ga!.... Ga!...." „Vera 1" „Geef hem den ring!" Zij duwde haar in tranen badende en over al haar leden bevende zuster, het kistje en den ring in haar handen en school haar de deur uit. Toen deze op den drempel nog even omkeek, zag zij, hoe Vera midden in de kamer stond, haar hoofd achterover wierp, haar armen wijd uitbreidde en diep diep ademhaalde. HOOFDSTUK XI. Het was dien dag hij de Gisberts iets later geworden met het middagmaal, zooals gewoonlijk, wanneer bij door den dienst opgehouden, later thuiskwam. Toen de hangklok boven het buffet drie uur sloeg, dacht hij opeens met een zeldzame kalmte: „Ziezoo, nu is mijn eerste vrouw gestorven!" Hij wist, dat op dit uur Vera's huwelijk in de Kai- ser-Wilhelm-Gedachtnis-kirche vlak bij zijn huis zou voltrokken worden. Het verwonderde hem, dat hij door het open venster nog niet het gebeier hoorde van de feestklokkeu. Dat kwam misschien, omdat de wind van het Grunewald af woei. En bij dacht maar steeds: „Nu is Vera voa Vogt dood voor mij!.... Al heeft Freiherr von Ulerici een vrouw m ij n ge wezen vrouw is zij niet meer.zij is weggevaagd uit mijn bestaan en alleen de herinnering blijft veel geluk - nog meer leed en overigens niet. Hij had zich zoo in deze gedachten ingeleefd en zich aan dit denkbeeld' vastgeklampt, om eindelijk, eindelijk van Vera rust te krijgen. Het verbaasde hem zelf, hoe kalm hij er onder was. Hij begon ei zich in den loop van den dag meer en meer aan te ge wennen. Nu kwam de stilte na den storm. Hij ge noot van den weemoed die dxoomen dat pijnlijk lachtje er rees ook bij hem een dankbaarheid! voor haar, die het hem niet noodeloos zwaar had gemaakt maar hem integendeel steeds op zijn plicht gewezen had en eenige trots op zichzelf, dat hij ten slotte toch zijn hoofd had opgehouden.... Toen hij drie dagen later met Otti aan het ontbijt zat, nam hij plot seling haar hoofd tusschen zijn banden, zag haar ernstig in haar donkere oogen en kuste haar op baar voorhoofd, net was hem, of hij met dezen kus alle vroegere gedachten voorgoed bande; en Otti, die de ochtendbladen doorkeek, en, nu er aan die geheele ge schiedenis met Vera, nnar 't scheen, een einde was gekomen, weer haar vroolijk humour teruggekregen had. keek hem hartelijk aan en lachte: „Man.... wat heb je toch?" Hij keek haar nog steeds aan en zeide langzaam: „Otti.... Otti...." en hij dacht: „Zij is de moe der van mijn kinderen; rij is de eenige, die mij lief heeft Otti smeerde onderwijl zijn broodje; hij ging woer zitten en vroeg op gewonen toen: „Brieven?" Ja er waren een paar gekomen! Eén van mama uit Si- lezic Karla maakt het best. Zij had alleen heim wee naar Berlijn. Bij tante Otti was het veel pretti ger. Dan nog een schrijven van Otti's vader.daar stond niet veel nieuws in. In hoofdzaak een vertrou welijke vraag aan Otti, of zij werkelijk wel met haar geld kon uitkomen in dat dure Berlijn anders, zon der complimenten: de verzegelde maandelijksohe brief kon nog best wat dikker gemaakt worden, en George lachte en zei: „Je vader is eenig! Hij denkt steeds, dat wij honger lijden! Zoo'n schoonvader kun je met een lantaarntje zoeken! Wat heb je daar mog meer?" (Wordt vervolgd!.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1