DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. 1 utmi Houderd en veertiende Jaargang. 1912. ZATERDAG 24 FEBRUARI. SPROKKELINGEN. Geschiedenis van het wrak No. 47 Schaakrubriek. HOE MOET MEM ZICH LATEN FOTOGRAFEEREN? COURANT Een moeielijke vraag, voorwaar! Een buitenlandseli blad, dat haar beantwoordt, zegt dat het te veel van een fotograaf verlangd is, dat hij ons gelaat dadelijk up de voordeeligste wijze doet uitkomen. Men moet zichzelf het best kennen en zelf weten, welke „pose" het best is om niet te stijf en te onnatuurlijk, maar zoo voordeelig mogelijk op een portret te komen. Er zijn bepaalde regels, waaraan men zich kan hou den, als men tegenover het toestel staat of zit, maar deze alleen zijn niet voldoende; men moet ook smaak hebben en eenig begrip van de juiste verdeeling van licht en schaduw. Meent, men alle bijzonderheden van zijn gelaat in den spiegel nauwkeurig te hebben waargenomen wat ons, tusschen streepjes gezegd, niet precies aangenaam en gemakkelijk schijnt! dan lette men op de volgende wenken: Wie lichtblau we oogen heeft, ga, in geen geval aan het lichtst en ge deelte van het atelier zitten, donkere oogen daarente gen veel licht. Bij kleine oogen verdient het aanbe veling den blik op te slaan en hem met iets dweepe- rigs omlioog te richten. Een groot oog komt mooier uit, indien de blik naar beneden gericht is. Heeft men een langen neus, dan moet men zich en face la ten fotogrnfeeroneen wipneusje verlangt, dat men den kin een beetje op de borst laat zakken. Heeft men een dikken platten neus, dan is men het meest geschikt voor een zoogenaamde driekwart opname. Bij ingevallen wangen vermijd© men het van boven komende licht. De bezitster van een mooien mond moet zich steecis en face laten opnemen, iemand1 met een dikken, breeden mond! daarentegen en profiel. komt. Ontzettend, gewoon! Ik heb het gezien, maar nooit weer. door BERNARD CANTER. DE MUIS ALS WERKDIER. Een Engelschman, Ilatton genaamd, had jn 1812 van een Fransch gevangene een speeldingetje ge kocht, dat bestond uit een om een horizontalen as draaienden trommel, waarin een muis was opgesloten, welke, bij elke beweging den trommel deed draaien. Hfttton liet nu de muis als motor werken bij het ver vaardigen van garen. De arme muis bracht! het in haar tredmolen zoover, dat zij 16 kilometer garen maakte en enkele andere muizen bereikten zelfs 29 kilometer. Hatton, die als een zonderling bekend stond, had reeds aangekondigd, dat hij een garenfa- briek met 15.000 muizen zou openen, maar hij over leed voordat hij zijn plan ten uitvoer kon brengen. Er werd overigens spoedig uitgerekend, dat elkemuishem per jaar vier gulden en twintig cents aan arbeidsloon zou hebben bespaard indien hij in plaats vrin mensche- lijken arbeid muizenkracht had genomen. HUNNE MAJESTEITEN. Onlangs reeds spraken we over het boek, dat te Pa lijs onder bovenstaanden titel verscheen en waarin de herinneringen voorkomen van Paoli „den bescherm engel der koningen", den man, aan wien Frankrijk zijn gekroonde gasten toevertrouwde. Men vindt in dit werk beschreven den koning van Engeland, van België, van Griekenland, koningin Victoria van En geland, keizerin Elisabeth van Oostenrijk, Tsaar Ni- colaas II en zijn gemalin, den koning en de koningin van Italië, koningin Wilhelmina en alle vorstelijke personen uit het Oosten en verre Oosten. Daar is de shah Moesaffir Eddin, die als eerste souverein Fran krijk na het ongeluksjaar 1870 bezocht en zelfs den koning van Kambodsja met zijn danseressen, die met haar kapsels en kleeding op pagoden geleken. Koningin Victoria schijnt altijd wat verdrietig te zijn geweest dat kwam zeker van de politiek, welke haar ook in Frankrijk niet met rust liet en haar me nig bittor uur bereidde, hoewel koning Eduard eens van haar tot Paoli kon zeggen: ..Mijn moeder is een' der grootste politieke geesten van dezen tijd." Een der vroolijkste figuren uit het boek is de Shall van Perzië, vader van den zooeien genoemde. Hij kreeg op een goeden dag een onweerstaanbaar verlan gen naar. een terechtstelling. Tot zijn geluk zou er juist iemand ter dood veroordeeld worden en de pleizier-zoekende Shall mocht daarbij 'tegenwoordig zijn. Aan den voet van de guillotine stond, omgeven door de handhavers van de wet, de scherprechter met zijn slachtoffer. Maar Nasir-Eddin was hiermedo blijkbaar niet erg ingenomen, want even voor het be slissende oogenblik wees hij met een Perzisch gebaar op den officier van justitie en riep met. luide, beve lende stem: „niet die, maar die ander!" En hij werd zeer boos, toen men zijn bevel niet wilde opvolgen. Paoli bezocht eens keizer Frans Jozef en aan het ontbijt zat ook aan de tegenwoordige generaal Bau- gillot, die den keizer nu eens met „monsieur" dan met „air" aansprak en zoozeer verward geraakte, dat hij eindelijk zei: „Pardon, ik ken beter de gewoonte van de bergen dan van den salon." „Zegt u maar, wat u wilt", antwoordde de keizer vriendeLijk, „ik houd meer van een soldaat dan van een hoveling." Van den koning van Kambodsja kreeg Paoli als herinnering een pakje. Toen dit pakje geopend werd, bleek er in te zitten de galabroek van den koning uit kostbaar goudbrocaat. Indien Europeesche staats hoofden Parijs verlieten, schonken zij den „bescherm engel der koningen" steeds een horloge, een speld of oen foto met onderschrift. Want hun volkeren had den allen dezelfde beschaving, dézelfile inrichtingen, dezelfde vooroordeelen etc. Maar de koning van Kam bodsja. schenkt zijn broek! KLINGEN NIEUW7 JA AR. Aan een particulier schrijven uit. Bindjir, welwil lend ter onzer beschikking gesteld, ontleenen we het volgende Wrij hebben hier Klingen Nieuwjaar gehad. O, ik wou dat u het gezien had! Klingen (inlanders), die een ernstige ziekte heb ben doorstaan, gaan zich zelf, na de genezing, op hun uieuwjaar pijnigen. Maar hoe? Vreeselijk in één woord. Eén er van moest bijv. een heelen zwaren kruiwagen voorttrekken, aan een touw. waaraan een haak, die.in z'n rug was gehaakt en dan nog op klompen loopen, waarin spijkers waren geslagen, met de punt naar boven! Een ander had een pen door zijn tong, weer een ander was heelemaal benaaid met stukken citroen o, dat zure sap dat dan in de wond .Nu ik de geschiedenis van het wrak ga verha len, een van de droevigste schipbreuken op den Oce aan, welke in de journalen der scheepskapiteins staan opgeteekend, moet ik te voren mijn verontschuldigin gen. aanbieden wegens het gebrek aan kennis van scheepstermen en scheepswoorden, die reéds sedert mijn prille jeugdl voor mij een groote moeiejijkheid' hebben opgeleverd, 't Ware wellicht het best geweest wanneer ik eenvoudig weg hier het scheepsjournaal had overgeschreven, maar dit journaal is met het wrak naar den kelder gegaan en het zijn nu star- oogige, zilverige, en vergulde visschen die er omheen zwemmen of groote kreeften met lange voelhoorns, die er langs strijken en hoewel de visschen dé letters zien en de kreeften de bladeren bevoelen met hun tasters, gelijk blinden met de vingertoppen het Brail leschrift-, toch wordt ook dit journaal in de diepte des Oceaans niet gelezen en begrepen zoomin als het be grepen en gelezen werd, toen het nog door den kapi tein nauwkeurig werd bijgehouden, met preciese bepa ling van lengte- en breedtegraad, volgens den op de zon gerichten sextant. Dit niet begrepen worden was de schuld van den kapitein zelf niet van de reeders. Want excentriek geworden gelijk de meeste lieden die vele jaren achtereen eenzaam ronddobberen op het groote vlak, omgeven door een bemanning met gerin ger ontwikkeling en daardoor die eigenaardige ziekte van de hersens hebbende opgeloopen, die bij al het varende volk bekend1 is onder dén naam „Fantax ex- tra-ordinaris" en welker symptomen zijn het leven met het volk van de eigen fantaisie, was de kapitein van het schip „De Levenstocht" er toe gekomen zijn journaal zoo te houden, alsof niet hij, maar het schip zelf zijn dagboek hield'. Deze kapitein had de vaak bij zeelui voorkomende en dus vrij gewone eigenaardigheid, op zijn bodem ver liefd te zijn. Hij beschouwde zijn schip als een le vend wezen, als een denkend, voelend, bewust mensch en het geheele scheepsvolk had) iets van die abnor male liefde voor het schip in zich opgenomen, zoodat het wel voorgekomen is, dat de eerste officier en de kapitein ruzie kregen in schijn over het opzetten van een zeil of het ontsteken van de vuren, terwijl in wer kelijkheid' tusschen deze twee mannen zich niets an ders afspeelde dan een scène van jaloerschheid mid den op den Oceaan. Ook sprak de kapitein over zijn bodem op een dus danige wijze, dat ik zelf, die toch als reporter vermeen wel de mensohen te doorzien en bijna kans had gehad een vaste positie aan een dagblad' te krijgen, we gens deze deugd, langen tijd gemeend heb, dat. de ka pitein het over zijn vrouw had en eerst langen tijd daarna bemerkte, dat hij zijn boot bedoelde. Laat ik tot mijn verontschuldiging zeggen, dat ik altoos met den kapitein de echte Scotch Grey dronk, die hij van „haar" ik bedoel zijn boot voor mij meebracht, en welke whiskey in een groot aantal flesschen nu ook in den schoot der golven rust, gebotteld in on doordringbare flesschen, oceanen van roes in compac- ten vorm in den grooten Oceaan. Is een mensch zoo niet in het leven een gebottelde flesch, die, als hij berst of zijn kurk er uit werkt in de wereldzee zich oplost, maar dan tevens zich zelf verliest? Maar ik wilde u niet over deze whiskey spreken, men kan trouwens betere dingen met whiskey doen, maar over het journaal van „De Levenstocht". Zij was van fraaie vormen, gebouwd! door een kun stenaar van echt. Neerlandsch bloed, van vreemde smetten vrij. ITij voelde de traditie onzer oude zee glorie en al haar liniën waren getrokken met het fijne gevoel van een man, die de vrouwelijke" schoonheid volkomen weet te bewonderen. Zij was van een pure volmaaktheid, gecomponeerd als een melodie en als zij, de als brik getuigde schoener, met een voordeelige bries over het zilte vlak streek, kwamen de tritonen en de meerminnen ter zijde opduiken en hielden groo te schelpen aan de ooren om goed te luisteren. Want wat naar de bewoners van het vaste land1 de uitvoe ring van een muziekwerk déor een orkest is, dat is voor de bewoners van den Oceaan de vaart van een welgetuigd zeilschip. Het is mij bekend, dat velen het bestaan van tritons en zeenimfen durven bestrijden, 'b Ongeloof is nu eenmaal groot op het vaste land. Doch ieder, die wel eens groote "zeereizen gemaakt heeft en langen tijd over het woelige vlak heeft getuurd, weet. dat deze we zens bestaan, al hebben zij dé eigenaardigheid zich het voorkomen te geven van groote visschen of zich te verschuilen in de gedaante van zeeleeuwen, zee koeien en walrussen, die men echter slechts goed in de oogen heeft te zien, om hun waren aard, hun ziel te leeren kennen. Men zou met hetzelfde recht op het continent kunnen ontkennen, dat er engelen bestaan. Toch behoeft men slechts eenmaal geschreid te hebben in zijn leven om een werkelijke smart en dan de hand van een beminde jonkvrouwe zacht-troostend! hebben voelen streelen langs het, al grijzende en kaal wor dende hoofd, om van het bestaan van engelen over tuigd te zijn. Ook deze hebben echter.dezelfde eigen aardigheid zich gaarne in andere lichamelijke gestal ten te vertoonen. Zij had. hij hare pure schoonheid van liniën een tuigage, dat eigenlijk niet geheel van behaagzucht was vrij te pleiten. Het is wellicht deze coquetterie geweest, die ten laatste den zeegeest, verbitterd heeft en 'naar heeft doen verloren gaan. Want waar zij op de groote wateren verscheen en aanschouwd werd door het scheepsvolk op andere bodems, daar wekte zij verlangens, ontketende hartstochten en menig zeeman met een voor fraaie vormen gevoelig hart, kreeg haar na-oogend tranen in de oogen. Is het waar, dat ma trozen van echte mail-steamers die toch op een water kasteel dienden met beste eompound-stoommachines, zich levensmoede over de verschansing hebben gewor pen, omdat zij. haar ziende, voortaan wisten aan een ongêlukkige, onbeantwoorde liefde te zullen moeten lijden? Ik weet het niet ik zou mij schamen ooit een regel neer te schrijven die niet op de werkelijk heid gegrondVest is maar alleen mag ik zeggen, dat zij de meest gepraaide geweest is, die ooit tus schen Rotterdam en Montevideo gevaren heeft. Haar gelaat, ik bedoel haar voorsteven, was voor zien van een gebeeklihouwden boeg, voorstellende drie meerminnen, waarvan de één, die aan bakboord, zin gend op een harp speelde; de tweede zich slank ophief in een rhythmischen dans van 't bovenlijf op de méé- dansende golven en de derde, aan stuurboord, een peinzende uitdrukking op het gelaat had en in de handen een boek, waarin zij een zin grifte; in 't boek zelve was één woord gegrift in Grieksche letters, n.l. het woord Anangkè, 't welk met noodlot' wordt ver- tnald, doch eigenlijk iets anders is, en door „Schiek- sal" duidelijker is aangegeven. Echter.ik spreek hier zoo min over etymologie als over whiskey. Deze drie meerminnen op den boeg gebeeldhouwd waren verguld. Zij zelve was geheel wit, van een puur blank, dat haar ondergang is geweest. Want witte schepen zijn 's nachts gevaarlijk, daar zij in 't donker niet afsteken. De ervaren vissehers gebruiken dan ook altoos bruine zeilen, opdat men ze in de scheme ring zal kunnen ontwaren. Bijna veertig jaren laqg heeft „De Levenstoeht" den grooten Oceaaft bevaren en de schatten van de twee groote vastelanden in haar boezem gedragen en van kust naar kust gevoerd. Haar lading was bijna altoos van groote kostbaarheid, want men wist, dat zij te vertrouwen was en ook was de kapitein van een zeer subtiele® smaak ten aanzien van den inhoud van zijn boot. Zij heeft, nooit met ballast gevaren, maar wel met goud, kostbaar verf- en reukhout, met zeldL zame harsen, met superbe weefsels en zooals wij reeds zeiden, met echten Scotch Grey, kortom met- de meest uitgezochte producten van den aardbodem. De kapitein zelve zeido mij eens, in dén tijd toen ik nog dacht, dat hij, over zijn boot sprekend, bet- over zijne vrouw had: „Zij draagt de meest verheven schatten in zich om en verspreidt ze tusschen de mensehen. Kleur, geür, glans, roes, en „het raadsel". Met „het raadsel" bedoelde hij het fijne weefsel, de gazen slui ers van flosse rag-zijde, die den schoonen naam van „Liberty" hebben, dat men d'oor vrijheid! kan vertalen, doch eigenlijk meer beteekent „door de golven om spoeld1" of „alleen uitverkoren om boven den Oceaan uit te steken van een geheel werelddeel en daardoor voorbestemd om de wereld te regeeren", of „de sla vernij hatend". Maar Shakespeare en Stelley zijn betere bronnen ten dezen dan mijn reporters-philolo- gie. Deze veertig jaren heeft zij over den grooten Oce aan 's werelds schatten gedragen om ze den menseh- heid vice versa te brengen. Maar ook, deze veertig jaren heeft zij den gevoeligen zeelieden aller natiën dit groote ongeluk gebracht, dat heet „het ongestilde verlangen". En het aantal gebroken harten werd zoo groot, dat Ncptunus, op een dag weder haar verrader lijke schoonheid aanschouwend, de stallen opende, do strijd-zeerossen losliet en het geheele leger van zee storm op haar losliet, de rukwinden, hoozen, buizen, stukken water, kolken, vingen, zoodat „De Levens toeht" met gebroken fok en bezaan, een stukgeslagen roer hulpeloos ronddreef en ten laatste door de beman ning moest verlaten worden, behalve door den kapi tein, die haar liefhebbendé met volkomen liefde, ook trouw bleef toen zij een wrak was geworden, jn haar toen te liever had. omdat zij zooveel had geleden. Het schoone schip liefhebben zoolang het volgetuigd voort stevent, zie dat is niet zeldzaam. Maar het schoone schip trouw te blijven nadat het den zeegod heeft ver bitterd en tot wrak is geslagen door de vereenigdé ele menten, zie, dat is met recht excentriek. En ik zeide u reeds, dat de kapitein excentriek van aard was. Het wrak. dat ondanks alle vernieling toch nog van verbeven schoonheid was en zijn kostbare lading on geschonden bewaarde, want „De Levenstocht" maakte geen water, dreef nu eenzaam op de golven, alleen be woond door den kapitein, nij had een noodroer ge maakt en de stagfok weten op te zetten en loefde op 20 gr. noorderlengte 30 gr. zuiderbreedte naar den passaatwind, aan bakboord overhellend zuidwestelijk ten zuiden. Ook had de kapitein de noodvlag gehe- schen. Maar do kapitein, op een morgen over de voorplecht leunend en in het. water turend, zag in den Oceaan het spiegelbeeld van de drie meerminnen van den boeg e.n het was hem of deze drie hem aankeken, hem toewenkten, hem toelonkten.... kortom, hij voel de opeens dat er drie wezens in. zijn leven waren ge treden, die hem toelachten als hij niet slechts dé ka pitein van een wrak was met een kostbare lading, maar van een ongeschonden als schoener getuigde brik. Dit maakte hem zoo bedroefd en verlangend te gelijkertijd, dat hij overboord sprong, dé drie meer minnen in het water tegemoet. De zonderling ver dronk natuurlijk. Maar meteen sprong „De Levens tocht" ook lek en zonk en de boeg kwam zoo op den bodem van den Oceaan te liggen, dat de drie meer minnen wel schenen den trouwen kapitein te kussen. Er is een legende onder de zeelieden, dat deze kus sen den kapitein hebben doen ontwaken en dat hij 3e-' dert gezien wordt schrijdend met de drio meerminnen over de baren en dat hij hoort naar haar zang, ziet naar haar dans en luistert naar haar wijsheid en zoo een eeuwig leven in bovenaardsche sfeer heeft gevon den Maar ik wilde alleen vertellen wat ik zeker wist. met sprookjes en fantasterijen kan de reportage zich niet inlaten. Zij staat daar, om 't maar ronduit te zeggen, te hóóg voor. VOOR DAMES. Kijkjes in de modewereld. Wat reeds lang verwacht werd, isi thans geschied een geheele ommekeer heeft plaats gevonden in de kapsels der dames. Wie thans streng de mode wil volgen, moet een kapsel dragen van een zeer beschei den omvang. En daar men in modezaken gewoonlijk van het eene uiterste in het andere vervalt, kunnen de dames in de groote mode-steden als Londen en Pa rijs haar hoofd op 't oogenblik niet klein genoeg ma ken. Bijzonder veel moeite geven zij zich om haar blonde, bruine, roode of zwarte lokken zóó op haar hoofd te schikken, dat men in de eerste plaats zien kan, dat er geen enkel valsch haartje tusschen zit. 't Modernste is dan ook het haar op zij te scheiden en het tamelijk glad te borstelen. Daarna bedekt, men beide ooren ermede en legt het haar zoo glad op het achterhoofd, dat het den schijn heeft, of men heele maal niet met opgemaakt haar heeft te doen. Zulke kapsels noemt men „jongensscheidin®" en zij kunnen alleen door jonge meisjes gedragen worden, oudere dragen wel het haar op dezelfde manier, maar doffen het een weinig op zij, echter zonder er valsehe rollen onder aan te brengen. Wil men het van achteren wat minder glad hebben, dan bevestigt men het haar in een sierlijke wrong op het achterhoofd van oor tot ooor. Veel dames weten het zoo bekoorlijk en chic op te maken en dat geheel zonder één enkele valsehe rol, dat zij er veel gedistingeerder uitzien dan dames, die gekapt zijn met zooveel valsch haar, dat haar eigen hnar daarbij heelemaal op den achtergrond is gedron gen. Terwijl ongehuwde schoonen den haarband bij haar nieuwe, eenvoudige kapsel nog steeds bevoor rechten, herkent men de getrouwde dames daaraan, dat ze haar haar met een sierlijke kam, een breede schildpadden haarspeld of ander ornament, dat niet opzichtig is, versieren. Voor oudé dames is er geen mooier sieraad) voor het haar dan een aigrette. Jonge meisjes hebben een mime keuze in do tal rijke haarbanden, die er vervaardigd' worden en in de touffes van luchlig gaas versierd met paarlen en bloe men. Vóór alles moeten zij er echter op letten, dat de versierselen van het haar bij het nieuwe kapsel een voudig moeten zijn. „Zij is beter dan men zou denken", deze spreuk is op niemand beter toe te passen dan op de Fran- gaise. Want zij wordt door degene®, die zich niet in Frankrijk zelf van het tegendeel kunnen overtuigen, als het type van coquetterie en genotzucht aange merkt. inderdaad' zijn er juist veel Parisiennes, die zeer degelijk zijn en ver boven vele vrouwen uit an dere landen uitsteken. Do Fran^aiso van den mid denstand toch is een degelijke, werkzame vertegen woordigster van haar geslacht, aan wier practischen zin menige andere vrouw een voorbeeld! kan nemen. Vóór alles verstoot zij de kunst hnar kleine woning (de woningtoestanden van den Frnnsehen midden stand zijn geheel anders dan de onze) en zichzelf met geringe middelen een sierlijk e® bekoorlijk aanzien te geven. Maar ook in de® beroepsarbeid is zij dege lijk, zooals de statistiek daarover van 1911 aanwijst. Alleen in rijks betrekkingen werken meer dan 12.000 vrouwen, als vrouwelijke artsen zijn 250 gevestigd, terwijl er tot nog toe sleehts 5 vrouwelijke apo thekers werkzaam zijn. Vrouwelijke tandartsen zijn er in Parijs en de voorsteden alleen 130 werkzaam. Als rechtsgeleerde zijn in Frankrijk 50 vrouwen werk zaam, die alle op een goede praktijk kunnen bogen. Ho 332. M. FEIGL te Weenen. lste Prijs „Die Sehacbwelt" 1912. A I u,. H Mat in 2 zetten. Oplossing van No. 329 (J. W. LE COMdE). 1 Db8 f8 enz. Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom, F. Böttger, O. Bramer, J. H. Mühren Jr. en C. Visser te Alkmaar; O. v. Dort te Leusden, Mr. Ch. Enschedé en P. Fabriek te Haarlem, J. W. Le Comte en J. Vij zelaar te 's-Gravenhage, P. Bakker en Jos. de Koning te Amsterdam, S. te S., Mr. A. van der Ven te Arn hem, J. Reeser te Voorburg, G. H. B. Ilogewind' te Utrecht, J. Deuzeman te Frederiksoord, H. Strick van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kam pen. i De eerste wedstrijd van „Die Schachwelt", een Duitsch vakblad, dat Jan. 1911 voor het eerst ver scheen1), is een werkelijk succes geweest De mede dingende problemen werden alle onder hun motto ge publiceerd, zoodat de jury J. Mioses en Dr. von Gottschall na de bokken van de schapen gescheiden te hebben, 40 tweezetten, 43 driezetten en 17 vierzet- ten te beoordeelen had. Toen het jury-rapport in het laatst van het vorig jaar versAeen, werden 7 opgaven in elke groep ter bekroning voorgedragen, n.l. 3 prijze® en 4 eervolle vermeldingen. In Januari nu van dit jaar werd de definitieve uitslag bekend gemaakt en bleken er in de groep tweezetten een tweetal uitgevallen te zijn wegens te groote gelijkenis met reeds gepubliceerde opgaven. Op de driezetten waren geen aanmerkingen gemaakt, doch de lste prijs 4zetten bleek een dual en de lste eervolle vermelding in die groep een nevenop lossing te hebben. Het gevolg van een en ander was, dat er in de groep twee- en vierzetten 3 prijzen en 2 eervolle ver meldingen werden toegekend. Doch staan bleef en ons dunkt menig landgenoot zal zich met ons daarover verblijden staan bleef da 4zet motto „Westerwald" van onzen blinden com ponist P. A. Knetscheid te Rotterdam, die daarmede de 2do Eervolle Vermelding behaalde. Onze hartelijke gelukwenschen Wat nu No. 332 betreft, dit is natuurlijk een zeer goed probleem, waarin de sleutelzet een uiterste, pitti ge, doch niet bepaald nieuwe') hoofdvariant inleidt. Intusschen, het wil ons voorkomen, dat tweezetten met econ. reine matstellingen in wedstrijden vrij wel uitgediend hebben zoodra men bij de beeordeeling aan x) Telkens om de 14 dagen. Er bestaat bijv. een 2zet van Ferber mot do- zelfde i®leiding. doch overigens geheel andere afwik keling.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 5