DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
1 utmi
Houderd en veertiende Jaargang.
1912.
ZATERDAG
24 FEBRUARI.
SPROKKELINGEN.
Geschiedenis van het wrak
No. 47
Schaakrubriek.
HOE MOET MEM ZICH LATEN
FOTOGRAFEEREN?
COURANT
Een moeielijke vraag, voorwaar! Een buitenlandseli
blad, dat haar beantwoordt, zegt dat het te veel van
een fotograaf verlangd is, dat hij ons gelaat dadelijk
up de voordeeligste wijze doet uitkomen. Men moet
zichzelf het best kennen en zelf weten, welke „pose"
het best is om niet te stijf en te onnatuurlijk,
maar zoo voordeelig mogelijk op een portret te komen.
Er zijn bepaalde regels, waaraan men zich kan hou
den, als men tegenover het toestel staat of zit, maar
deze alleen zijn niet voldoende; men moet ook smaak
hebben en eenig begrip van de juiste verdeeling van
licht en schaduw. Meent, men alle bijzonderheden
van zijn gelaat in den spiegel nauwkeurig te hebben
waargenomen wat ons, tusschen streepjes gezegd,
niet precies aangenaam en gemakkelijk schijnt!
dan lette men op de volgende wenken: Wie lichtblau
we oogen heeft, ga, in geen geval aan het lichtst en ge
deelte van het atelier zitten, donkere oogen daarente
gen veel licht. Bij kleine oogen verdient het aanbe
veling den blik op te slaan en hem met iets dweepe-
rigs omlioog te richten. Een groot oog komt mooier
uit, indien de blik naar beneden gericht is. Heeft
men een langen neus, dan moet men zich en face la
ten fotogrnfeeroneen wipneusje verlangt, dat men
den kin een beetje op de borst laat zakken. Heeft
men een dikken platten neus, dan is men het meest
geschikt voor een zoogenaamde driekwart opname.
Bij ingevallen wangen vermijd© men het van boven
komende licht. De bezitster van een mooien mond
moet zich steecis en face laten opnemen, iemand1 met
een dikken, breeden mond! daarentegen en profiel.
komt. Ontzettend, gewoon! Ik heb het gezien, maar
nooit weer.
door BERNARD CANTER.
DE MUIS ALS WERKDIER.
Een Engelschman, Ilatton genaamd, had jn 1812
van een Fransch gevangene een speeldingetje ge
kocht, dat bestond uit een om een horizontalen as
draaienden trommel, waarin een muis was opgesloten,
welke, bij elke beweging den trommel deed draaien.
Hfttton liet nu de muis als motor werken bij het ver
vaardigen van garen. De arme muis bracht! het in
haar tredmolen zoover, dat zij 16 kilometer garen
maakte en enkele andere muizen bereikten zelfs 29
kilometer. Hatton, die als een zonderling bekend
stond, had reeds aangekondigd, dat hij een garenfa-
briek met 15.000 muizen zou openen, maar hij over
leed voordat hij zijn plan ten uitvoer kon brengen. Er
werd overigens spoedig uitgerekend, dat elkemuishem
per jaar vier gulden en twintig cents aan arbeidsloon
zou hebben bespaard indien hij in plaats vrin mensche-
lijken arbeid muizenkracht had genomen.
HUNNE MAJESTEITEN.
Onlangs reeds spraken we over het boek, dat te Pa
lijs onder bovenstaanden titel verscheen en waarin de
herinneringen voorkomen van Paoli „den bescherm
engel der koningen", den man, aan wien Frankrijk
zijn gekroonde gasten toevertrouwde. Men vindt in
dit werk beschreven den koning van Engeland, van
België, van Griekenland, koningin Victoria van En
geland, keizerin Elisabeth van Oostenrijk, Tsaar Ni-
colaas II en zijn gemalin, den koning en de koningin
van Italië, koningin Wilhelmina en alle vorstelijke
personen uit het Oosten en verre Oosten. Daar is de
shah Moesaffir Eddin, die als eerste souverein Fran
krijk na het ongeluksjaar 1870 bezocht en zelfs den
koning van Kambodsja met zijn danseressen, die met
haar kapsels en kleeding op pagoden geleken.
Koningin Victoria schijnt altijd wat verdrietig te
zijn geweest dat kwam zeker van de politiek, welke
haar ook in Frankrijk niet met rust liet en haar me
nig bittor uur bereidde, hoewel koning Eduard eens
van haar tot Paoli kon zeggen: ..Mijn moeder is een'
der grootste politieke geesten van dezen tijd."
Een der vroolijkste figuren uit het boek is de Shall
van Perzië, vader van den zooeien genoemde. Hij
kreeg op een goeden dag een onweerstaanbaar verlan
gen naar. een terechtstelling. Tot zijn geluk zou
er juist iemand ter dood veroordeeld worden en de
pleizier-zoekende Shall mocht daarbij 'tegenwoordig
zijn. Aan den voet van de guillotine stond, omgeven
door de handhavers van de wet, de scherprechter met
zijn slachtoffer. Maar Nasir-Eddin was hiermedo
blijkbaar niet erg ingenomen, want even voor het be
slissende oogenblik wees hij met een Perzisch gebaar
op den officier van justitie en riep met. luide, beve
lende stem: „niet die, maar die ander!" En hij werd
zeer boos, toen men zijn bevel niet wilde opvolgen.
Paoli bezocht eens keizer Frans Jozef en aan het
ontbijt zat ook aan de tegenwoordige generaal Bau-
gillot, die den keizer nu eens met „monsieur" dan met
„air" aansprak en zoozeer verward geraakte, dat hij
eindelijk zei: „Pardon, ik ken beter de gewoonte van
de bergen dan van den salon."
„Zegt u maar, wat u wilt", antwoordde de keizer
vriendeLijk, „ik houd meer van een soldaat dan van
een hoveling."
Van den koning van Kambodsja kreeg Paoli als
herinnering een pakje. Toen dit pakje geopend werd,
bleek er in te zitten de galabroek van den koning
uit kostbaar goudbrocaat. Indien Europeesche staats
hoofden Parijs verlieten, schonken zij den „bescherm
engel der koningen" steeds een horloge, een speld of
oen foto met onderschrift. Want hun volkeren had
den allen dezelfde beschaving, dézelfile inrichtingen,
dezelfde vooroordeelen etc. Maar de koning van Kam
bodsja. schenkt zijn broek!
KLINGEN NIEUW7 JA AR.
Aan een particulier schrijven uit. Bindjir, welwil
lend ter onzer beschikking gesteld, ontleenen we het
volgende
Wrij hebben hier Klingen Nieuwjaar gehad. O, ik
wou dat u het gezien had!
Klingen (inlanders), die een ernstige ziekte heb
ben doorstaan, gaan zich zelf, na de genezing, op hun
uieuwjaar pijnigen. Maar hoe? Vreeselijk in één
woord. Eén er van moest bijv. een heelen zwaren
kruiwagen voorttrekken, aan een touw. waaraan een
haak, die.in z'n rug was gehaakt en dan nog op
klompen loopen, waarin spijkers waren geslagen, met
de punt naar boven! Een ander had een pen door
zijn tong, weer een ander was heelemaal benaaid met
stukken citroen o, dat zure sap dat dan in de wond
.Nu ik de geschiedenis van het wrak ga verha
len, een van de droevigste schipbreuken op den Oce
aan, welke in de journalen der scheepskapiteins staan
opgeteekend, moet ik te voren mijn verontschuldigin
gen. aanbieden wegens het gebrek aan kennis van
scheepstermen en scheepswoorden, die reéds sedert
mijn prille jeugdl voor mij een groote moeiejijkheid'
hebben opgeleverd, 't Ware wellicht het best geweest
wanneer ik eenvoudig weg hier het scheepsjournaal
had overgeschreven, maar dit journaal is met het
wrak naar den kelder gegaan en het zijn nu star-
oogige, zilverige, en vergulde visschen die er omheen
zwemmen of groote kreeften met lange voelhoorns,
die er langs strijken en hoewel de visschen dé letters
zien en de kreeften de bladeren bevoelen met hun
tasters, gelijk blinden met de vingertoppen het Brail
leschrift-, toch wordt ook dit journaal in de diepte des
Oceaans niet gelezen en begrepen zoomin als het be
grepen en gelezen werd, toen het nog door den kapi
tein nauwkeurig werd bijgehouden, met preciese bepa
ling van lengte- en breedtegraad, volgens den op de
zon gerichten sextant. Dit niet begrepen worden was
de schuld van den kapitein zelf niet van de reeders.
Want excentriek geworden gelijk de meeste lieden die
vele jaren achtereen eenzaam ronddobberen op het
groote vlak, omgeven door een bemanning met gerin
ger ontwikkeling en daardoor die eigenaardige ziekte
van de hersens hebbende opgeloopen, die bij al het
varende volk bekend1 is onder dén naam „Fantax ex-
tra-ordinaris" en welker symptomen zijn het leven
met het volk van de eigen fantaisie, was de kapitein
van het schip „De Levenstocht" er toe gekomen zijn
journaal zoo te houden, alsof niet hij, maar het schip
zelf zijn dagboek hield'.
Deze kapitein had de vaak bij zeelui voorkomende
en dus vrij gewone eigenaardigheid, op zijn bodem ver
liefd te zijn. Hij beschouwde zijn schip als een le
vend wezen, als een denkend, voelend, bewust mensch
en het geheele scheepsvolk had) iets van die abnor
male liefde voor het schip in zich opgenomen, zoodat
het wel voorgekomen is, dat de eerste officier en de
kapitein ruzie kregen in schijn over het opzetten van
een zeil of het ontsteken van de vuren, terwijl in wer
kelijkheid' tusschen deze twee mannen zich niets an
ders afspeelde dan een scène van jaloerschheid mid
den op den Oceaan.
Ook sprak de kapitein over zijn bodem op een dus
danige wijze, dat ik zelf, die toch als reporter vermeen
wel de mensohen te doorzien en bijna kans had gehad
een vaste positie aan een dagblad' te krijgen, we
gens deze deugd, langen tijd gemeend heb, dat. de ka
pitein het over zijn vrouw had en eerst langen tijd
daarna bemerkte, dat hij zijn boot bedoelde. Laat ik
tot mijn verontschuldiging zeggen, dat ik altoos met
den kapitein de echte Scotch Grey dronk, die hij van
„haar" ik bedoel zijn boot voor mij meebracht,
en welke whiskey in een groot aantal flesschen nu
ook in den schoot der golven rust, gebotteld in on
doordringbare flesschen, oceanen van roes in compac-
ten vorm in den grooten Oceaan. Is een mensch zoo
niet in het leven een gebottelde flesch, die, als hij
berst of zijn kurk er uit werkt in de wereldzee zich
oplost, maar dan tevens zich zelf verliest?
Maar ik wilde u niet over deze whiskey spreken,
men kan trouwens betere dingen met whiskey doen,
maar over het journaal van „De Levenstocht".
Zij was van fraaie vormen, gebouwd! door een kun
stenaar van echt. Neerlandsch bloed, van vreemde
smetten vrij. ITij voelde de traditie onzer oude zee
glorie en al haar liniën waren getrokken met het fijne
gevoel van een man, die de vrouwelijke" schoonheid
volkomen weet te bewonderen. Zij was van een pure
volmaaktheid, gecomponeerd als een melodie en als
zij, de als brik getuigde schoener, met een voordeelige
bries over het zilte vlak streek, kwamen de tritonen
en de meerminnen ter zijde opduiken en hielden groo
te schelpen aan de ooren om goed te luisteren. Want
wat naar de bewoners van het vaste land1 de uitvoe
ring van een muziekwerk déor een orkest is, dat is
voor de bewoners van den Oceaan de vaart van een
welgetuigd zeilschip.
Het is mij bekend, dat velen het bestaan van tritons
en zeenimfen durven bestrijden, 'b Ongeloof is nu
eenmaal groot op het vaste land. Doch ieder, die wel
eens groote "zeereizen gemaakt heeft en langen tijd
over het woelige vlak heeft getuurd, weet. dat deze we
zens bestaan, al hebben zij dé eigenaardigheid zich
het voorkomen te geven van groote visschen of zich
te verschuilen in de gedaante van zeeleeuwen, zee
koeien en walrussen, die men echter slechts goed in de
oogen heeft te zien, om hun waren aard, hun ziel te
leeren kennen. Men zou met hetzelfde recht op het
continent kunnen ontkennen, dat er engelen bestaan.
Toch behoeft men slechts eenmaal geschreid te hebben
in zijn leven om een werkelijke smart en dan de hand
van een beminde jonkvrouwe zacht-troostend! hebben
voelen streelen langs het, al grijzende en kaal wor
dende hoofd, om van het bestaan van engelen over
tuigd te zijn. Ook deze hebben echter.dezelfde eigen
aardigheid zich gaarne in andere lichamelijke gestal
ten te vertoonen.
Zij had. hij hare pure schoonheid van liniën een
tuigage, dat eigenlijk niet geheel van behaagzucht
was vrij te pleiten. Het is wellicht deze coquetterie
geweest, die ten laatste den zeegeest, verbitterd heeft
en 'naar heeft doen verloren gaan. Want waar zij op
de groote wateren verscheen en aanschouwd werd
door het scheepsvolk op andere bodems, daar wekte zij
verlangens, ontketende hartstochten en menig zeeman
met een voor fraaie vormen gevoelig hart, kreeg haar
na-oogend tranen in de oogen. Is het waar, dat ma
trozen van echte mail-steamers die toch op een water
kasteel dienden met beste eompound-stoommachines,
zich levensmoede over de verschansing hebben gewor
pen, omdat zij. haar ziende, voortaan wisten aan een
ongêlukkige, onbeantwoorde liefde te zullen moeten
lijden? Ik weet het niet ik zou mij schamen ooit
een regel neer te schrijven die niet op de werkelijk
heid gegrondVest is maar alleen mag ik zeggen,
dat zij de meest gepraaide geweest is, die ooit tus
schen Rotterdam en Montevideo gevaren heeft.
Haar gelaat, ik bedoel haar voorsteven, was voor
zien van een gebeeklihouwden boeg, voorstellende drie
meerminnen, waarvan de één, die aan bakboord, zin
gend op een harp speelde; de tweede zich slank ophief
in een rhythmischen dans van 't bovenlijf op de méé-
dansende golven en de derde, aan stuurboord, een
peinzende uitdrukking op het gelaat had en in de
handen een boek, waarin zij een zin grifte; in 't boek
zelve was één woord gegrift in Grieksche letters, n.l.
het woord Anangkè, 't welk met noodlot' wordt ver-
tnald, doch eigenlijk iets anders is, en door „Schiek-
sal" duidelijker is aangegeven. Echter.ik spreek hier
zoo min over etymologie als over whiskey.
Deze drie meerminnen op den boeg gebeeldhouwd
waren verguld. Zij zelve was geheel wit, van een puur
blank, dat haar ondergang is geweest. Want witte
schepen zijn 's nachts gevaarlijk, daar zij in 't donker
niet afsteken. De ervaren vissehers gebruiken dan
ook altoos bruine zeilen, opdat men ze in de scheme
ring zal kunnen ontwaren.
Bijna veertig jaren laqg heeft „De Levenstoeht"
den grooten Oceaaft bevaren en de schatten van de
twee groote vastelanden in haar boezem gedragen en
van kust naar kust gevoerd. Haar lading was bijna
altoos van groote kostbaarheid, want men wist, dat
zij te vertrouwen was en ook was de kapitein van een
zeer subtiele® smaak ten aanzien van den inhoud van
zijn boot. Zij heeft, nooit met ballast gevaren, maar
wel met goud, kostbaar verf- en reukhout, met zeldL
zame harsen, met superbe weefsels en zooals wij reeds
zeiden, met echten Scotch Grey, kortom met- de
meest uitgezochte producten van den aardbodem. De
kapitein zelve zeido mij eens, in dén tijd toen ik nog
dacht, dat hij, over zijn boot sprekend, bet- over zijne
vrouw had: „Zij draagt de meest verheven schatten
in zich om en verspreidt ze tusschen de mensehen.
Kleur, geür, glans, roes, en „het raadsel". Met „het
raadsel" bedoelde hij het fijne weefsel, de gazen slui
ers van flosse rag-zijde, die den schoonen naam van
„Liberty" hebben, dat men d'oor vrijheid! kan vertalen,
doch eigenlijk meer beteekent „door de golven om
spoeld1" of „alleen uitverkoren om boven den Oceaan
uit te steken van een geheel werelddeel en daardoor
voorbestemd om de wereld te regeeren", of „de sla
vernij hatend". Maar Shakespeare en Stelley zijn
betere bronnen ten dezen dan mijn reporters-philolo-
gie.
Deze veertig jaren heeft zij over den grooten Oce
aan 's werelds schatten gedragen om ze den menseh-
heid vice versa te brengen. Maar ook, deze veertig
jaren heeft zij den gevoeligen zeelieden aller natiën
dit groote ongeluk gebracht, dat heet „het ongestilde
verlangen". En het aantal gebroken harten werd zoo
groot, dat Ncptunus, op een dag weder haar verrader
lijke schoonheid aanschouwend, de stallen opende, do
strijd-zeerossen losliet en het geheele leger van zee
storm op haar losliet, de rukwinden, hoozen, buizen,
stukken water, kolken, vingen, zoodat „De Levens
toeht" met gebroken fok en bezaan, een stukgeslagen
roer hulpeloos ronddreef en ten laatste door de beman
ning moest verlaten worden, behalve door den kapi
tein, die haar liefhebbendé met volkomen liefde, ook
trouw bleef toen zij een wrak was geworden, jn haar
toen te liever had. omdat zij zooveel had geleden. Het
schoone schip liefhebben zoolang het volgetuigd voort
stevent, zie dat is niet zeldzaam. Maar het schoone
schip trouw te blijven nadat het den zeegod heeft ver
bitterd en tot wrak is geslagen door de vereenigdé ele
menten, zie, dat is met recht excentriek. En ik zeide
u reeds, dat de kapitein excentriek van aard was.
Het wrak. dat ondanks alle vernieling toch nog van
verbeven schoonheid was en zijn kostbare lading on
geschonden bewaarde, want „De Levenstocht" maakte
geen water, dreef nu eenzaam op de golven, alleen be
woond door den kapitein, nij had een noodroer ge
maakt en de stagfok weten op te zetten en loefde op
20 gr. noorderlengte 30 gr. zuiderbreedte naar den
passaatwind, aan bakboord overhellend zuidwestelijk
ten zuiden. Ook had de kapitein de noodvlag gehe-
schen. Maar do kapitein, op een morgen over de
voorplecht leunend en in het. water turend, zag in den
Oceaan het spiegelbeeld van de drie meerminnen van
den boeg e.n het was hem of deze drie hem aankeken,
hem toewenkten, hem toelonkten.... kortom, hij voel
de opeens dat er drie wezens in. zijn leven waren ge
treden, die hem toelachten als hij niet slechts dé ka
pitein van een wrak was met een kostbare lading,
maar van een ongeschonden als schoener getuigde
brik. Dit maakte hem zoo bedroefd en verlangend te
gelijkertijd, dat hij overboord sprong, dé drie meer
minnen in het water tegemoet. De zonderling ver
dronk natuurlijk. Maar meteen sprong „De Levens
tocht" ook lek en zonk en de boeg kwam zoo op den
bodem van den Oceaan te liggen, dat de drie meer
minnen wel schenen den trouwen kapitein te kussen.
Er is een legende onder de zeelieden, dat deze kus
sen den kapitein hebben doen ontwaken en dat hij 3e-'
dert gezien wordt schrijdend met de drio meerminnen
over de baren en dat hij hoort naar haar zang, ziet
naar haar dans en luistert naar haar wijsheid en zoo
een eeuwig leven in bovenaardsche sfeer heeft gevon
den
Maar ik wilde alleen vertellen wat ik zeker wist.
met sprookjes en fantasterijen kan de reportage zich
niet inlaten. Zij staat daar, om 't maar ronduit te
zeggen, te hóóg voor.
VOOR DAMES.
Kijkjes in de modewereld.
Wat reeds lang verwacht werd, isi thans geschied
een geheele ommekeer heeft plaats gevonden in de
kapsels der dames. Wie thans streng de mode wil
volgen, moet een kapsel dragen van een zeer beschei
den omvang. En daar men in modezaken gewoonlijk
van het eene uiterste in het andere vervalt, kunnen
de dames in de groote mode-steden als Londen en Pa
rijs haar hoofd op 't oogenblik niet klein genoeg ma
ken. Bijzonder veel moeite geven zij zich om haar
blonde, bruine, roode of zwarte lokken zóó op haar
hoofd te schikken, dat men in de eerste plaats zien
kan, dat er geen enkel valsch haartje tusschen zit.
't Modernste is dan ook het haar op zij te scheiden en
het tamelijk glad te borstelen. Daarna bedekt, men
beide ooren ermede en legt het haar zoo glad op het
achterhoofd, dat het den schijn heeft, of men heele
maal niet met opgemaakt haar heeft te doen. Zulke
kapsels noemt men „jongensscheidin®" en zij kunnen
alleen door jonge meisjes gedragen worden, oudere
dragen wel het haar op dezelfde manier, maar doffen
het een weinig op zij, echter zonder er valsehe rollen
onder aan te brengen. Wil men het van achteren wat
minder glad hebben, dan bevestigt men het haar in
een sierlijke wrong op het achterhoofd van oor tot
ooor. Veel dames weten het zoo bekoorlijk en chic op
te maken en dat geheel zonder één enkele valsehe rol,
dat zij er veel gedistingeerder uitzien dan dames, die
gekapt zijn met zooveel valsch haar, dat haar eigen
hnar daarbij heelemaal op den achtergrond is gedron
gen. Terwijl ongehuwde schoonen den haarband bij
haar nieuwe, eenvoudige kapsel nog steeds bevoor
rechten, herkent men de getrouwde dames daaraan,
dat ze haar haar met een sierlijke kam, een breede
schildpadden haarspeld of ander ornament, dat niet
opzichtig is, versieren. Voor oudé dames is er geen
mooier sieraad) voor het haar dan een aigrette.
Jonge meisjes hebben een mime keuze in do tal
rijke haarbanden, die er vervaardigd' worden en in de
touffes van luchlig gaas versierd met paarlen en bloe
men. Vóór alles moeten zij er echter op letten, dat de
versierselen van het haar bij het nieuwe kapsel een
voudig moeten zijn.
„Zij is beter dan men zou denken", deze spreuk
is op niemand beter toe te passen dan op de Fran-
gaise. Want zij wordt door degene®, die zich niet in
Frankrijk zelf van het tegendeel kunnen overtuigen,
als het type van coquetterie en genotzucht aange
merkt. inderdaad' zijn er juist veel Parisiennes, die
zeer degelijk zijn en ver boven vele vrouwen uit an
dere landen uitsteken. Do Fran^aiso van den mid
denstand toch is een degelijke, werkzame vertegen
woordigster van haar geslacht, aan wier practischen
zin menige andere vrouw een voorbeeld! kan nemen.
Vóór alles verstoot zij de kunst hnar kleine woning
(de woningtoestanden van den Frnnsehen midden
stand zijn geheel anders dan de onze) en zichzelf met
geringe middelen een sierlijk e® bekoorlijk aanzien
te geven. Maar ook in de® beroepsarbeid is zij dege
lijk, zooals de statistiek daarover van 1911 aanwijst.
Alleen in rijks betrekkingen werken meer dan 12.000
vrouwen, als vrouwelijke artsen zijn 250 gevestigd,
terwijl er tot nog toe sleehts 5 vrouwelijke apo
thekers werkzaam zijn. Vrouwelijke tandartsen zijn
er in Parijs en de voorsteden alleen 130 werkzaam.
Als rechtsgeleerde zijn in Frankrijk 50 vrouwen werk
zaam, die alle op een goede praktijk kunnen bogen.
Ho 332.
M. FEIGL te Weenen.
lste Prijs „Die Sehacbwelt" 1912.
A I
u,. H
Mat in 2 zetten.
Oplossing van No. 329 (J. W. LE COMdE).
1 Db8 f8 enz.
Goede oplossingen ontvingen wij van: P. J. Boom,
F. Böttger, O. Bramer, J. H. Mühren Jr. en C. Visser
te Alkmaar; O. v. Dort te Leusden, Mr. Ch. Enschedé
en P. Fabriek te Haarlem, J. W. Le Comte en J. Vij
zelaar te 's-Gravenhage, P. Bakker en Jos. de Koning
te Amsterdam, S. te S., Mr. A. van der Ven te Arn
hem, J. Reeser te Voorburg, G. H. B. Ilogewind' te
Utrecht, J. Deuzeman te Frederiksoord, H. Strick
van Linschoten te Rijswijk en O. Boomsma te Kam
pen. i
De eerste wedstrijd van „Die Schachwelt", een
Duitsch vakblad, dat Jan. 1911 voor het eerst ver
scheen1), is een werkelijk succes geweest De mede
dingende problemen werden alle onder hun motto ge
publiceerd, zoodat de jury J. Mioses en Dr. von
Gottschall na de bokken van de schapen gescheiden
te hebben, 40 tweezetten, 43 driezetten en 17 vierzet-
ten te beoordeelen had.
Toen het jury-rapport in het laatst van het vorig
jaar versAeen, werden 7 opgaven in elke groep ter
bekroning voorgedragen, n.l. 3 prijze® en 4 eervolle
vermeldingen. In Januari nu van dit jaar werd de
definitieve uitslag bekend gemaakt en bleken er in
de groep tweezetten een tweetal uitgevallen te zijn
wegens te groote gelijkenis met reeds gepubliceerde
opgaven. Op de driezetten waren geen aanmerkingen
gemaakt, doch de lste prijs 4zetten bleek een dual en
de lste eervolle vermelding in die groep een nevenop
lossing te hebben.
Het gevolg van een en ander was, dat er in de
groep twee- en vierzetten 3 prijzen en 2 eervolle ver
meldingen werden toegekend.
Doch staan bleef en ons dunkt menig landgenoot
zal zich met ons daarover verblijden staan bleef da
4zet motto „Westerwald" van onzen blinden com
ponist P. A. Knetscheid te Rotterdam, die daarmede
de 2do Eervolle Vermelding behaalde. Onze hartelijke
gelukwenschen
Wat nu No. 332 betreft, dit is natuurlijk een zeer
goed probleem, waarin de sleutelzet een uiterste, pitti
ge, doch niet bepaald nieuwe') hoofdvariant inleidt.
Intusschen, het wil ons voorkomen, dat tweezetten
met econ. reine matstellingen in wedstrijden vrij wel
uitgediend hebben zoodra men bij de beeordeeling aan
x) Telkens om de 14 dagen.
Er bestaat bijv. een 2zet van Ferber mot do-
zelfde i®leiding. doch overigens geheel andere afwik
keling.