DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
cUui&e'Za
liefdesoffer"
No- 50
Honderd en veertiende Jaargang.
1912.
WOENSDAG
28 FEBRUARI.
FEUILLETON.
BINNENLAND.
L. H CHRISPIJN
door BERNARD CANTER.
L. li. Chrispijn zal ia Maart zijn veertigjarig jubi
leum als tooneelspeler herdenken. Wie hem ziet, de
gestalte rank, veerkrachtig, ongebroken; het gelaat
met de intelligente, geestige, rossige, trekken, leven
dig en de oogen schrander en levenslustig-spotziek, is
geneigd te vragen of de jubilaris niet zijn veertigste
verjaardag tegemoet gaat. Zij schijnen daar in plau-
kenland allen een dubbel sterke natuur te verkrijgen.
Of wellicht zien wij voor gevolg aan, wat oorzaak is.
Slechts diegenen kunnen het vermoeiende leven
van den Nederlandschen tooneelspeler op den duur
volhouden, die door de natuur met een stalen gezond
heid1 zijn toebedeeld.
Ons eerste bezoek aan dat smaakvolle home aan den
Overtoom 128 is te Amsterdam op Zaterdagmiddag',
terwijl het buiten knapjes vriest en een sneeuwstorm
op til is, kan maar een kwartier duren
„Wanneer heeft u wat meer tijd voor
mij
ii W a nt
ik zou gaarne rustig met u praten en u heel veel la
ten vertellen."
De jonge mevrouw Chrispijnvan Meeteren, haar
familie stamt van den Rijn en zij heeft het onmisken
bare schoone Romeinsche type dat men te Keulen te
Colonia Agrippina ook nog vaak verrassend zuiver
aantreft, lacht even schalk.
„Meer tijd? Deze week zeker niet."
Dicht bij haar staat op een stoel de groote bruin-
lederen Eugelsche „bag", die zooeven haastig volge
pakt is.
..Maandag, wellicht?" vraag ik aan Chrispijn.
„Straks gaan wij op reis om Sarah Burgerhart in
"d© provincie te vertoonen. Vandaag Dootinchem,
morgen Zutphen, Maandag Nijmegen, Dinsdag En
schedé, Woensdag Arnhem, Donderdag Den Haag.
De lieele week is bezet en alleen de volgende week
Maandag tegen vier uur zal er een uurtje vrij zijn.
's Avonds optreden in Samuel Pickwick, door Chris
pijn naar Dickens roman bewerkt.
Geeft dat drukke, iugespannen leven van reizen en
trekken, van 's morgens nieuwe rollen leeren, 's mid
dags j-epeteeren en 's- avonds optreden, niet een beeld
van de rustelooze werkzaamheid van dezen mant
En den volgenden Maandag wordt mij werkelijk het
ééne vrije middaguur voor 't vraaggesprek toegestaan.
„Het eerst herinner ik mij uw naam gehoord te heb-
ben, nu zoowat twintig jaar geleden. Het „Neder-
landsch Tooneel" speelde in het Paleis voor Volksvlijt
een tooneelbewerking van uw hand, van Majoor Frans
door mevr. Bosboom-Toussaint. Mevrouw Bouw
meester speelde toen de majoor glansrijk, vol jeugd
en verve.
„Dat wa» in 1891" zegt Chrispijn. Schimmel had
gelezen dat Busken Iluet in Majoor Frans een goed
tooneelwerk zag. Hij riep mij tot zich en vroeg of
ik geen zin had, mijn krachten eens aan een dergelij
ke bewerking te beproeven. Ik had het boek niet ge
lezen, ging dadelijk naar een bibliotheek, las het boek
en vond het, wegens den letterkundigen vorm niet
sympathiek. Maar de karakters bevielen mij, ik voel
de dat er „theater" in zat. En negen dagen later,
door
RUDOLF STRATZ.
49; -0
Toen hij haar verbaasd aankeek, dat zij nog iets
durfde zeggen, ging hij ademloos voort: „Wat heb ik
dan misdreven? Dat zou ik wel eens willen weten!
Wat ik denk en gevoel, is mijn zaak. Dat gaat nie
mand iets aan, maar ik heb niets gedaan!,... Inte
gendeel ik heb hem van mij gestooten, wanneer ik
maar kon.... Ik heb tegen hem gezégd': Ga naar
uw vrouwIn mijn woning hebben wij vier we
ken geleden voorgoed afscheid genomen van elkaar!
Hemelsche goedheid!" barstte zij hartstochtelijk uit.
„Wat moet ik dan nog méér doen? Ik ben toch-al zoo
wanhopig en ongelukkig! Wat wilt u nog meer van
mij
Von Vogt hief weer den bijbel omhoog.
„Ik zal je uit Liviticus voorlezen!" schreeuwde hij.
„Het is noodig, want je bent verstokt! Je bent nog
hoovaardig in je zonde! Je bent.
„Papa, asjeblieft.Zwaai toch niet zoo met
dat boek voor mijn gezicht! Ik begrijp u zonder dat
ook wel!.En ook, wanneer u wat zachter spreekt."
De oude heer liet den bijbel zakken en zeide iets
kalmer maar dreigend: „Je beroemt je er op, dat je
niet schuldig bent! Er staat geschreven: „Wie eene
vrouw aanziet, om haar te begeeren, heeft alreeds
overspel bedreven in zijn hart!" Dit vreeselijke
woordt, mijn kind, deze strenge uitspraak van onzen
Heer en Heiland dat geldt omgekeerd ook voor
jou! Of wil je dit loochenen? Je hebt je eersten
man aangezien je hebt hem begeerd in je hart.
dat doe je nu nog en brengt ons en jezelf tot wan-
van
toe-
nog
er
de
bracht ik het stuk aau Schimmel en het werd een suc
ces.
Schimmel had goed gezien, dat hij het maken van
een tooneelstuk naar een roman aan een vakman op
droeg. De auteurs vergeten te vaak, dat wij, de uit
voerders, werkelijkheid van hun fantasiën moeten ma
ken. Ik heb daar als regisseur vaak mede te kampen
gehad. Het geschrevene is voor mij de stof om een
mensch uit te beelden. De man van temperament
moet een anderen zinsbouw krijgen dan de auteur
vaak heeft neergezet. Het gesprokene op het tooneel
moet van het bedachte in het onverwachte omgezet
worden."
„Welke richting en welke idealen heeft u teu op
zichte van de regie,?"
,Mijn ideaal is breed te zijn, voor alle richtingen
toegankelijk. Het is verkeerd, dat de leider van een
tooneelgezelsehap tevens leider van een letterkundige
beweging wil zijn. Dat leidt tot eenzijdigheid en al-
sluiting. Ik veel een nieuw tooneelwerk, zoo als ik
een schilderij voel. Lezend zie ik de wisselende beel
den voor mij verschijnen, zie ik het ineenvloeien d!er
scènes en bij de ineenzetting van het stuk, werk ik
dan, zooals ik aan 'n schilderstuk zou werken. Ik
houd rekenschap met de sfeer, met de stemming
het stuk, bedenk dat gezicht en gehoor van den
schouwer harmonisch moeten genieten. Laatst
bij de repetitie van „Fxeuleke" kon ik den auteur
van overtuigen, dat juist door het behouden van
droomerige, teere sfeer, door het vermijden van te
sterke effecten, het geheel in toon gehouden kon wor
den, tot een fijne kamermuziek gemaakt en zoo tot
groote eenheid komen. Tooneel is muziek en schil
derkunst en beeldhouwkunst tegelijkertijd. Bij de
„Nederlandsche Tooneelvereeniging' hadden wij geen
sterren. Dat leek mij, in de lijst van den tijd, een
voordeel. Want daar wij geen hoofdrollen hadden,
kwamen wij er toe alle rollen, ook de mindeT beteeke-
nende, te doen spelen als een hoofdrol, met dezelfde
nauwgezetheid. Het „tooneel der samenwerking"
werd geboren en wij brachten voor het voetlicht, wat
tot dien tijd slechts in de schilderkunst en de littera
tuur bestond, de „stemming", dat is de harmonie der
ingehouden, maar op elkaar inwerkende effecten."
„Hoe ben u tot het tooneel gekomen
„Dat is een lijdensgeschiedenis. Ik ben van groot
vaders zijde van Fransche afkomst. Hij spelde zijn
naam Crispin, vestigde zich eerst te Lier in België,
waar hij een kuiperij had, kwam daarna naar Neder
land. Mijn familie was niet nrtistiek, maar er waren
zeelui in en ik wilde ook naar zee. 'k Studeerde op
de kweekschool voor de koopvaardij en maakte twee
reizen op een zeilschip als stuurmansleerling mede.
Daarna viel ik, spelend op een schip in het Entrepot
dok bij gevaarlijke spring-manoeuvres ik was een
goed zwemmer, een kranig roeier en een overmoedige
jongen uit een ra op het dek en brak mijn rechter
arm en mijn rechterbeen. Spoedig daarna stierf mijn
vader. Mijn moeder wilde mij toen niet meer naar
zee laten gaan ik was heur eenigste jongen. Wel
had ik oudere zusters. En ik zou een baantje aan den
vasten wal kiezen. Maar vastheid vond ik voorloopig
weinig. Een zwager stond er op, dat ik het café van
mijn vader zou voortzetten. Maar daar was ik niet toe
te vinden. En zoo werd ik bij Brix von Wahlberg in
den muziekhandel in de Kalverstraat in de leer ge
daan. Het verveelde mij gauw ik die de scheeps-
planken ouder de voeten had gevoeld. Toen kwam ik
op Lievegoeds tabaksfabriek, vervolgens op een assu
rantie-kantoor, daarna bij een cargadoor en ten laat
ste werd ik geplaatst in de Warmoesstraat bij het Bij
belgenootschap. Ik was niet lui, ik ben altoos werk
zaam van aard geweest en ook niet onoppassend of
zelfs ondeugend. Alleen vol zucht uaar avontuur- Nu
mijn avonturen bij het Bijbelgenootschap waren
niet zeer bijzonder. Ik droeg bijbels uit kisten van
beneden naar boven op de zolders. En ik droeg weer
bijbels van den zolder naar beneden in kisten. Dat
hield ik ten laatste niet meer uit. Het was mij of ik
cltooa mot denzeli'den bijbel de trappen op en dan
weer de trappen afging. Toen heb ik mijn eerste too-
neelsucces behaald. Ik was geheel alleen de auteur,
regisseur eu acteur van dat geval. Mijn moeder was
namelijk op bezoek bij een tante, die op een bovenhuis
om den hoek van de Papenbrugsteeg woonde. Ik wist,
hoop. Maar neen, daar wil ik nu ulet eens over
praten.alleen maar over je zieleheil.
„Laat die zorg maar aan mij over! Wat er ook ge
beurd is ik was steeds de sterkere!.Meer zeg
ik u niet.
„Ja, dat ontbreekt er nog aan, dat er nog meer was
voorgevallen!.... mij dunkt, dat het zoo genoeg is.,
het is ontzettend!...." De oude man omklemde het
zwarte boek met zijn magere vingers. Hij hield even
op, maar besloot toen, eenigszins zachter gestemd:
„Zoolang je weer hier bent, heb ik iederen avond voor
je gebeden. Je bent ten slotte toch mijn dochter.
Misschien helpt het. Wij hebben voor vandaag ge
noeg gesproken! Geef mij alleen een beetje hoop,
dat een klein korreltje van ons gesprek op vrchtba»
ren bodem is gevallen.
Ilij zweeg en wachtte. Hij kende wel dit koud
strakke gezicht van Vera, als zij zich geheel in zich
zelf opsloot. Zij zeide ook onverschillig: „Goed, dal
u klaar bent! Wij zullen gaan slapen, papa!.... I
moet morgenochtend zoo vreeselijk vroeg op voor het
hooien
De oude von Vogt legde zijn bijbel weg en wrong
zijn handen.
„En dat is alles, wat je mij na zoo'u gesprek te zeg
gen hebt?"
„Het is eigenlijk geen gesprek geweest, papaI
hebt gesproken, en ik heb toegehoord...."
„....en je hebt geen enkel woordje daarvan ter
harte genomen?"
„Goeden nacht, papa
De oude man gaf geen antwoord. Hij stond daar
stokstijf, zonder zich te verroeren of haar aan te zien.
Vera wist het wel nu viel weer dat groote stilzwij
gen tusschen hen weken, misschien maandenlang.
Hij was koppig in zulke dingen. Zij deed zacht de
deur achter zich dicht en ging de gang door. De huis
deur stond open, om de koelte van den zomeravond
binnen te laten. Bulteu was het volle maan. Zij had
geen zin nog, naar haar warme kamer te gaan; daar-
dat de twee goede vrouwen daar voor het raam zouden
zitten met uitzicht op de brug. Naar die brug stapte
ik met een stapel bijbels en bleef op de brug stilstaan,
poseerde de bijbels op de leuning en begon mij, na
zichtbaar met het zware pak gezwoegd te hebben, met
een zakdoek in het oog loopend het zweet des aan-
hijns weg te wisschen.
De list gelukte. De beide vrouwen hadden mijn
zwoegen opgemerkt en een paar nichtjes kwamen mij
halen. Ik klaagde mijn nood bij moeder en tante en
bet Bijbelgenootschap telde voortaan iemand mindeT,
lie, beeld van den twijfel, den bijbel verhief en den
bijbel weder verlaagde.
Toen liep ik een beetje leeg, maar dat duurde maar
heel kort. Vriendjes brachten mij bij een merkwaar-
ig Amsterdamseh type, den tooneelspeler Verwoert.
Deze man, die gebrekkige beenen, z.g. mok-beenen
had, doch die in zijn jeugd, ondanks dat gebrek, een
reputatie als rederijker had gehad, voerde in de Plan
tage kinder-komedies op. Ilij liet jongens en meisjes
van twaalf en dertien jaar tooneelstukken opvoeTen,
waartoe publiek tegen betaling toegang had.
Hij zelf souffleerde en men speelde o. m.De Hut
in 't Gebergte; Margot of do gevolgen vau een goede
opvoeding; De Bruidschat van Auvergne en dergelij
ke stukken. Ik moest, daar 'k al zestien jaar was, als
de oudste dadelijk „pères-nobles" speleu. Je kreeg
nooit een geschreven rol in handen. Verwoert zei je
de rol voor en zoo moest je haar uit 't hoofd leeren.
,Manr Verwoert had oog voor den aanleg der kinderen.
Poolman, Tartaud, Willem van Zuylen, Anna Burla-
ge hebben bij hem hun eerste opleiding gekregen. Hij
stuurde mij in 1872 naar de „Vereeuigde Toonedis-
ten", een gezelschap onder leiding van Stumpf en
Veltman dat uit Tjasink's gezelschap was ontstaan en
waaraan o. m. mevr. Kleine, mevr. Ellenberger, Mo-
rijn, Nuggelmans en anderen verbonden waren, allen
talentvolle menschen. Ik kreeg toen in 1872 mijn eer
ste contract en verdiende 12 's maands. Maar ik
leerde veel. Veltman voerde toen de regie. Dat was
een ernstig man, wat ouderwetsch wellicht maar een
uitstekend leermeester. Flij lied, iemand op de repeti
ties zestig maal een lamp opbrengen. tot men het
kende en voorgoed. Mijn eerste rol was de bediende
in „Frou-Frou."
„Leerde u veel van Veltman?"
„Veltman heb ik altoos zeer hooggeschat. Maar ik
vond hem reeds toen al wat van den ouden stijl. I)rie
jaar ben ik bij de „Vereeuigde Tooneelisten" geble
ven en in 't derde jaar verdiende ik een maaindelijk-
sche gage van 30, om er wat bij te verdienen gaf ik
Toei-les toen waren de trainers nog niet bekend
copiëerde, schreef rollen uit, souffleerde. Tot mijn ge
luk mankte ik kennis met den dichter Jolian Hilman
en deze edele man deed veel voor mijn vorming. Hij
stelde zijn groote bibliotheek te mijner beschikking,
waarvan ik een goed gebruik maakte en voor zijn re
kening kreeg ik lessen in de moderne talon. En een
ander dichterlijk geleerde, mr. Vcrbrugge, te Amster
dam als advocaat gevestigd, hielp mij ook mijn tot nu
toe verwaarloosde litteraire vorming, te ontwikkelen."
Terwijl Chrispijn over deze twee ware vrienden
spreekt, is zijn toon innig en gevoelig geworden. Hij
blijft een oogenblik zwijgen en ik vermoed, dat
deze stilte veel gedachten vol dankbaarheid en erken
telijkheid naar het verleden gaan en daar herinnerin
gen streelen.
„Het is wel gelukkig, in zijn jeugd enkelen te vin
den, die u helpen en begrijpen."
„Zonder zulke menschen zou het leven een hel zijn.
Daar was bijv. de oude heer Stumpf, de mede-direc
teur. Die gaf mij op kantoor een standje omdat hij
mij op den Amstel had zien roeien. Of sport voor den j
'oneelspeler niet broodnoodig is. Ik was niet op 1 tw
Koning Jacobus in Elizabeth, koningin van Enge
land on in- Den Haag had' ik de jonge rol in „Papa
gaf permissie" te spelen. In Den Ilaag was Doric Has
pels, toen bij 't gezelschap van Valois, waar men geen
jeune premier had en deze bewoog Valois mij als zoo
danig te engageeren. Ik kreeg een gage van 1700
voor negen maauden voor die dagen zeer hoog.
Tot dien tijd had' ik onder de schuilnaam Henri Ot-
ten gespeeld, om mijn familie pleizier te doen. Thans
wenschte ik onder mijn eigen naam te spelen, maar
ten einde het publiek, dat al aan Henri Otten hecht
te, niet in den waan te brengen, dat Chrispijn eon an
der was, nam ik voorloopig den naam ChrispijnOt
ten aan. Het gezelschap Valois werd door Koning
Willem III gesubsiëerd.
Do K. V. „Het Nederlandsch Tooneel" verdrong ons
gezelschap uit Den Haag. Ik ging op aanraden vau
Rosier Faassen naar Rotterdam bij het gezelschap
van Le Gras en Haspels. Daar heb ik veel geleerd.
Le Gras was een eminent regisseur. Zelfs thans teert
Rotterdam nog op den geest, die hij op het moderne
tooneel bracht. Voor hem was elk stuk een eenheid
en hij bracht geen personen of glansrollen naar voren,
maar het geheele stuk. Hij bracht de visie van den
dichter in beeld. In zijn richting heb ik getracht
voort te werken. Straks zei ik u, hoe ik „Freuleke"
in symphonic toon had opgevat. Niet altoos echter
kreeg ik voldoende medewerking. Zoo ben ik het met
Royaards niet eens geweest, toen hij den dronkaard
in Gorki's „Nacht-asyl" den dronkaard gaf met een
rooden neus, oen groc-stem en starende blikken. M in
opvatting vain die rol was anders. Ik zag in dien too
neelspeler een symbolische figuur, het geniale, dat
ten onder is gegaan, do man, die de kracht niet meer
heeft zichzelf op te richten. Ik had hem als een
blauw-bleeke dronkaard willen geven niet met een
groc-stem, maar met een gebroken geluid. De opvat
ting van Rooyaards was anders. Ik vond, dat ze uit
de lijst van het stuk viel maar over opvattingen
valt te twisten. Dat zijn dingen van persoonlijk voe
len en begrijpen.'
(Slot morgein.)
TWEEDE KAMER.
Gisteren moest de ochtendzitting van de Kamer
een middagvergadering worden wegens het slechts
opkomen der loden. Toen werden de algemeene be
schouwingen gehouden over de Armenwet.
De heer T y d e m a n (V.-L.) roemde het ontwerp
als een compromis. Gebroken is met het beginsel,
dat het openbaar armbestuur bij uitzondering zou
mogen steunen en de particuliere armenzorg regel zou
zijn. De taak van burgerlijk armbestuur gaat nu wel
op de wet steunen, maar zijn subsidiair karakter is
behouden. Spr. betreurde het, dat men het voorstelt
alsof burgerlijke armenzorg minder waarborgen zou
geven dan kerkelijke en particuliere. En dan rust de
last van armenzorg te veel op de gemeenten, zonder
dat de regeering te hulp wil komen. Ook niet in de
verplegingskosten van armlastige krankzinnigen.
Dat de Minister een onderzoek naar dezen rais
in stand wil instellen, juichte spreker toe, als een nieu-
tooneelspele
mijn mond gevallen en vroeg of hij het soms beter
vond, wanneer ik in de kroeg ging zitten borrelen en
spelen. Diezelfde Stumpf heeft Bouwmeester in zijn
jeugd ook heel wat kwaad! gedaan.
Op een middag in het voorjaar van 1875 viel Tour-
niaire Sr. van een omnibus van Langeveld en verzwik- j
te zijn voet. Mevrouw Kleine zorgde er toen voor, dat
ik zijn rollen kon overnemen, Ik kende ze bijna allen
van buiten. Binnen drie uur stampte ik zeventig pa-
gina's jamben in mijn hoofd om de page in Georges j
de Lalane te kunnen spelen. Ook kreeg ik de rol van
we regeling daarvan het gevolg wordt.
Spreker wees op de onvoldoende geneeskundige ver
zorging en armenzorg tem plnttelande. Dit is uit een
vroeger particulier onderzoek gebleken. De armen
zorg in kleine gemeenten moet ruimer worden dan bij
de huidige schrielheid der gemeenteraden het geval
is, maar dan mag het Rijk met zijn steun niet achter
blijven.
De heer Kuyper (A.-R.) gaf een schets van de
oe verschillende stroomingen, die sinds eeuwen te
bespeuren waren in de armverzorging, n.l. de strijd
j tusschen kerk en overheid over den voorrang. Spr.
zette uiteen, dat het motief van kerk en overheid bij
t de armenzorg geheel verschillend is, doch dat de me-
thode van bedeeling voor beide gelijk moet zijn.
j Tot die overeenstemming is men thans gekomen,
niet echter dank zij het humanisme, doch dank zij de
Christelijke kerk. Dit ontwerp geeft de burgerlijks
armenzorg een voorsprong door de schuld der kerk,
die het diaconaat heeft verlaagd tot een bureaucrati
sche bezigheid.
De kerk moet daarom boete doeu en kracht zoeken
in Christus, om het diaconaat te verheffen.
om stak zij den tuin door tot aan de weide. Haar
hart klopte nog steeds met luide slagen en in haar
ooren dreunde het steeds: „Je houdt nog van je eer
sten man!" En alles in haar riep: „Ja., ja. i
Zij keek angstig om zich heen. De nacht was stil,
ölleen de kikkers kwaakten bij de Elbe. Een koele
wind woei haar tegen en plotseling, ondanks haar
ontroering, dacht zij„Morgen krijgt papa eindelijk
zijn hooi binnen!" Hierdoor een beetje tot die werke
lijkheid' gebracht, werd zij wat kalmer en ging verder.
Dezen weg, waarop zij nu liep, omvatte eigenlijk haar
geheele leven. Daar bij den parkmuur had zij op dien
zonnigen herfstdag luitenant Gisbert en die andere of
ficieren van de inkwartiering de hand geschud ver
trouwelijk en kameraadschappelijk, zooals zij als jong
meisje tegenover heeren altijd) was. Daar aan de El
be hadden zij samen in da schemering gewandeld, en
hier in het vlier-priëel had zij zich een week later op
een kouden helderen avond als nu, met hem verloofd
en hem voor het eerst gekust.... Bij het naar huis
gaau keerde zij zich nog één» om een witte nacht
nevel steeg op en scheen alles in zich op te lossen
niets bleef er van over als een vreemde schreed zij
door den eenzamen nacht.
Zij dacht: Ik heb hier geen tehuis meer, ik kan
hier niet blijven. Deze korte rust was slechts welwil
lendheid van het lot. Nu pakt het mij weer beet en
schudt mij uit alle macht heen eu weer. Ik heb hier
wel mijn herinneringen, maar daardoor niet het
recht, hier te blijven. Het jaagt mij weer voort van
hier. II ij jaagt mij voort, overal.
En toen zij in haar kamer was, dacht zij: Mijn
geheele leven is eigenlijk een vlucht voor hem ge
weestEn moest het zijn! Anders zou vader gelijk
hebben met Mozes en zijn profeten! Zij ging zitten,
en in de diepe stilte van het huis, waar met den hooi
oogst iedereen met de kippen op stok ging, schreef
zij met vlugge hand:
„Beste papa 1 Ik zal ons beiden een nieuwe scène
besparen. Die vttfl hedenavond heeft dit vóór gehad,
dat mij nu de oogen geopend zijn. Ik zie nu heel dui-
delijk in, dat ik hier weg moet. Ik wil u niet langer
tot last zijn, waar u buitendien al zulke groote uitga
ven voor mij gehad hebt. Ik verlang ook verder geen
ondersteuning van u. Voorloopig heb ik nog het geld
van mijn sieraden, wat u niet wilde hebben; intus-
schen zal ik dien tijd benutten en naar een mij pas
sende betrekking omzien. Daar ik niet veel geleerd
heb en niets bijzonders ken, zal het wel op een baantje
van gezelschapsdame uitloopen. Dat zal ik wel niet
zoo gemakkelijk kunnen krijgen als gescheiden
vrouw maar aan den anderen kant heb ik mijn
naam en afkomst en genoeg aanbevelingen, die u mij,
hoop ik, niet onthouden zult, nu ik op eigen beenen
ga staan en iets nuttigs doen wil. Wanneer ik, vol
gens n, boete moet doen, dan vind ik, dat als ik daar
bij ook iets presteer, dit beter is dan thuis mijn onge
luk te hooren uitbazuinen en mij met bijbelspreuken
te laten voeden. Maar ik verlang in hot geheel geen
boete, alleen wil ik werkzaam zijn.
Ik dacht, zoolang ik nog geen berekking heb, naai
de Pfennigreuters te gaan. U weet wel, de dochter
was een schoolvriendin van mie. Haar moeder is we
duwe, de generaal is een jaar geleden gestorven. Zij
hebben in Zehlendorf een villa gehuurd en willen
daar een pension oprichten. Dat heeft Klara mij ge
schreven. Zehlendorf is een kwartier sporens van
Berlijn af.
Daardoor is een toevallige ontmoeting van mij
eersten man uitgesloten. En zeker een opzettelijke
Idat zweer ik u! Wij zullen elkaar niet weer
zien hij en ik!
Ik wensch u het beste. Ik weet niet, waai- het lot
mij voeren zal. Ik had mij mijn leven ook anders
voorgesteld. Maar het schijnt zoo te moeten zijn.
Vaarwel en houdt ondanks al wat i» voorgevallen toch
nog een beetje van
Uwe dochter Vera."
(Word-I varvolgd).