DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. cUui&e'Za liefdesoffer" No- 50 Honderd en veertiende Jaargang. 1912. WOENSDAG 28 FEBRUARI. FEUILLETON. BINNENLAND. L. H CHRISPIJN door BERNARD CANTER. L. li. Chrispijn zal ia Maart zijn veertigjarig jubi leum als tooneelspeler herdenken. Wie hem ziet, de gestalte rank, veerkrachtig, ongebroken; het gelaat met de intelligente, geestige, rossige, trekken, leven dig en de oogen schrander en levenslustig-spotziek, is geneigd te vragen of de jubilaris niet zijn veertigste verjaardag tegemoet gaat. Zij schijnen daar in plau- kenland allen een dubbel sterke natuur te verkrijgen. Of wellicht zien wij voor gevolg aan, wat oorzaak is. Slechts diegenen kunnen het vermoeiende leven van den Nederlandschen tooneelspeler op den duur volhouden, die door de natuur met een stalen gezond heid1 zijn toebedeeld. Ons eerste bezoek aan dat smaakvolle home aan den Overtoom 128 is te Amsterdam op Zaterdagmiddag', terwijl het buiten knapjes vriest en een sneeuwstorm op til is, kan maar een kwartier duren „Wanneer heeft u wat meer tijd voor mij ii W a nt ik zou gaarne rustig met u praten en u heel veel la ten vertellen." De jonge mevrouw Chrispijnvan Meeteren, haar familie stamt van den Rijn en zij heeft het onmisken bare schoone Romeinsche type dat men te Keulen te Colonia Agrippina ook nog vaak verrassend zuiver aantreft, lacht even schalk. „Meer tijd? Deze week zeker niet." Dicht bij haar staat op een stoel de groote bruin- lederen Eugelsche „bag", die zooeven haastig volge pakt is. ..Maandag, wellicht?" vraag ik aan Chrispijn. „Straks gaan wij op reis om Sarah Burgerhart in "d© provincie te vertoonen. Vandaag Dootinchem, morgen Zutphen, Maandag Nijmegen, Dinsdag En schedé, Woensdag Arnhem, Donderdag Den Haag. De lieele week is bezet en alleen de volgende week Maandag tegen vier uur zal er een uurtje vrij zijn. 's Avonds optreden in Samuel Pickwick, door Chris pijn naar Dickens roman bewerkt. Geeft dat drukke, iugespannen leven van reizen en trekken, van 's morgens nieuwe rollen leeren, 's mid dags j-epeteeren en 's- avonds optreden, niet een beeld van de rustelooze werkzaamheid van dezen mant En den volgenden Maandag wordt mij werkelijk het ééne vrije middaguur voor 't vraaggesprek toegestaan. „Het eerst herinner ik mij uw naam gehoord te heb- ben, nu zoowat twintig jaar geleden. Het „Neder- landsch Tooneel" speelde in het Paleis voor Volksvlijt een tooneelbewerking van uw hand, van Majoor Frans door mevr. Bosboom-Toussaint. Mevrouw Bouw meester speelde toen de majoor glansrijk, vol jeugd en verve. „Dat wa» in 1891" zegt Chrispijn. Schimmel had gelezen dat Busken Iluet in Majoor Frans een goed tooneelwerk zag. Hij riep mij tot zich en vroeg of ik geen zin had, mijn krachten eens aan een dergelij ke bewerking te beproeven. Ik had het boek niet ge lezen, ging dadelijk naar een bibliotheek, las het boek en vond het, wegens den letterkundigen vorm niet sympathiek. Maar de karakters bevielen mij, ik voel de dat er „theater" in zat. En negen dagen later, door RUDOLF STRATZ. 49; -0 Toen hij haar verbaasd aankeek, dat zij nog iets durfde zeggen, ging hij ademloos voort: „Wat heb ik dan misdreven? Dat zou ik wel eens willen weten! Wat ik denk en gevoel, is mijn zaak. Dat gaat nie mand iets aan, maar ik heb niets gedaan!,... Inte gendeel ik heb hem van mij gestooten, wanneer ik maar kon.... Ik heb tegen hem gezégd': Ga naar uw vrouwIn mijn woning hebben wij vier we ken geleden voorgoed afscheid genomen van elkaar! Hemelsche goedheid!" barstte zij hartstochtelijk uit. „Wat moet ik dan nog méér doen? Ik ben toch-al zoo wanhopig en ongelukkig! Wat wilt u nog meer van mij Von Vogt hief weer den bijbel omhoog. „Ik zal je uit Liviticus voorlezen!" schreeuwde hij. „Het is noodig, want je bent verstokt! Je bent nog hoovaardig in je zonde! Je bent. „Papa, asjeblieft.Zwaai toch niet zoo met dat boek voor mijn gezicht! Ik begrijp u zonder dat ook wel!.En ook, wanneer u wat zachter spreekt." De oude heer liet den bijbel zakken en zeide iets kalmer maar dreigend: „Je beroemt je er op, dat je niet schuldig bent! Er staat geschreven: „Wie eene vrouw aanziet, om haar te begeeren, heeft alreeds overspel bedreven in zijn hart!" Dit vreeselijke woordt, mijn kind, deze strenge uitspraak van onzen Heer en Heiland dat geldt omgekeerd ook voor jou! Of wil je dit loochenen? Je hebt je eersten man aangezien je hebt hem begeerd in je hart. dat doe je nu nog en brengt ons en jezelf tot wan- van toe- nog er de bracht ik het stuk aau Schimmel en het werd een suc ces. Schimmel had goed gezien, dat hij het maken van een tooneelstuk naar een roman aan een vakman op droeg. De auteurs vergeten te vaak, dat wij, de uit voerders, werkelijkheid van hun fantasiën moeten ma ken. Ik heb daar als regisseur vaak mede te kampen gehad. Het geschrevene is voor mij de stof om een mensch uit te beelden. De man van temperament moet een anderen zinsbouw krijgen dan de auteur vaak heeft neergezet. Het gesprokene op het tooneel moet van het bedachte in het onverwachte omgezet worden." „Welke richting en welke idealen heeft u teu op zichte van de regie,?" ,Mijn ideaal is breed te zijn, voor alle richtingen toegankelijk. Het is verkeerd, dat de leider van een tooneelgezelsehap tevens leider van een letterkundige beweging wil zijn. Dat leidt tot eenzijdigheid en al- sluiting. Ik veel een nieuw tooneelwerk, zoo als ik een schilderij voel. Lezend zie ik de wisselende beel den voor mij verschijnen, zie ik het ineenvloeien d!er scènes en bij de ineenzetting van het stuk, werk ik dan, zooals ik aan 'n schilderstuk zou werken. Ik houd rekenschap met de sfeer, met de stemming het stuk, bedenk dat gezicht en gehoor van den schouwer harmonisch moeten genieten. Laatst bij de repetitie van „Fxeuleke" kon ik den auteur van overtuigen, dat juist door het behouden van droomerige, teere sfeer, door het vermijden van te sterke effecten, het geheel in toon gehouden kon wor den, tot een fijne kamermuziek gemaakt en zoo tot groote eenheid komen. Tooneel is muziek en schil derkunst en beeldhouwkunst tegelijkertijd. Bij de „Nederlandsche Tooneelvereeniging' hadden wij geen sterren. Dat leek mij, in de lijst van den tijd, een voordeel. Want daar wij geen hoofdrollen hadden, kwamen wij er toe alle rollen, ook de mindeT beteeke- nende, te doen spelen als een hoofdrol, met dezelfde nauwgezetheid. Het „tooneel der samenwerking" werd geboren en wij brachten voor het voetlicht, wat tot dien tijd slechts in de schilderkunst en de littera tuur bestond, de „stemming", dat is de harmonie der ingehouden, maar op elkaar inwerkende effecten." „Hoe ben u tot het tooneel gekomen „Dat is een lijdensgeschiedenis. Ik ben van groot vaders zijde van Fransche afkomst. Hij spelde zijn naam Crispin, vestigde zich eerst te Lier in België, waar hij een kuiperij had, kwam daarna naar Neder land. Mijn familie was niet nrtistiek, maar er waren zeelui in en ik wilde ook naar zee. 'k Studeerde op de kweekschool voor de koopvaardij en maakte twee reizen op een zeilschip als stuurmansleerling mede. Daarna viel ik, spelend op een schip in het Entrepot dok bij gevaarlijke spring-manoeuvres ik was een goed zwemmer, een kranig roeier en een overmoedige jongen uit een ra op het dek en brak mijn rechter arm en mijn rechterbeen. Spoedig daarna stierf mijn vader. Mijn moeder wilde mij toen niet meer naar zee laten gaan ik was heur eenigste jongen. Wel had ik oudere zusters. En ik zou een baantje aan den vasten wal kiezen. Maar vastheid vond ik voorloopig weinig. Een zwager stond er op, dat ik het café van mijn vader zou voortzetten. Maar daar was ik niet toe te vinden. En zoo werd ik bij Brix von Wahlberg in den muziekhandel in de Kalverstraat in de leer ge daan. Het verveelde mij gauw ik die de scheeps- planken ouder de voeten had gevoeld. Toen kwam ik op Lievegoeds tabaksfabriek, vervolgens op een assu rantie-kantoor, daarna bij een cargadoor en ten laat ste werd ik geplaatst in de Warmoesstraat bij het Bij belgenootschap. Ik was niet lui, ik ben altoos werk zaam van aard geweest en ook niet onoppassend of zelfs ondeugend. Alleen vol zucht uaar avontuur- Nu mijn avonturen bij het Bijbelgenootschap waren niet zeer bijzonder. Ik droeg bijbels uit kisten van beneden naar boven op de zolders. En ik droeg weer bijbels van den zolder naar beneden in kisten. Dat hield ik ten laatste niet meer uit. Het was mij of ik cltooa mot denzeli'den bijbel de trappen op en dan weer de trappen afging. Toen heb ik mijn eerste too- neelsucces behaald. Ik was geheel alleen de auteur, regisseur eu acteur van dat geval. Mijn moeder was namelijk op bezoek bij een tante, die op een bovenhuis om den hoek van de Papenbrugsteeg woonde. Ik wist, hoop. Maar neen, daar wil ik nu ulet eens over praten.alleen maar over je zieleheil. „Laat die zorg maar aan mij over! Wat er ook ge beurd is ik was steeds de sterkere!.Meer zeg ik u niet. „Ja, dat ontbreekt er nog aan, dat er nog meer was voorgevallen!.... mij dunkt, dat het zoo genoeg is., het is ontzettend!...." De oude man omklemde het zwarte boek met zijn magere vingers. Hij hield even op, maar besloot toen, eenigszins zachter gestemd: „Zoolang je weer hier bent, heb ik iederen avond voor je gebeden. Je bent ten slotte toch mijn dochter. Misschien helpt het. Wij hebben voor vandaag ge noeg gesproken! Geef mij alleen een beetje hoop, dat een klein korreltje van ons gesprek op vrchtba» ren bodem is gevallen. Ilij zweeg en wachtte. Hij kende wel dit koud strakke gezicht van Vera, als zij zich geheel in zich zelf opsloot. Zij zeide ook onverschillig: „Goed, dal u klaar bent! Wij zullen gaan slapen, papa!.... I moet morgenochtend zoo vreeselijk vroeg op voor het hooien De oude von Vogt legde zijn bijbel weg en wrong zijn handen. „En dat is alles, wat je mij na zoo'u gesprek te zeg gen hebt?" „Het is eigenlijk geen gesprek geweest, papaI hebt gesproken, en ik heb toegehoord...." „....en je hebt geen enkel woordje daarvan ter harte genomen?" „Goeden nacht, papa De oude man gaf geen antwoord. Hij stond daar stokstijf, zonder zich te verroeren of haar aan te zien. Vera wist het wel nu viel weer dat groote stilzwij gen tusschen hen weken, misschien maandenlang. Hij was koppig in zulke dingen. Zij deed zacht de deur achter zich dicht en ging de gang door. De huis deur stond open, om de koelte van den zomeravond binnen te laten. Bulteu was het volle maan. Zij had geen zin nog, naar haar warme kamer te gaan; daar- dat de twee goede vrouwen daar voor het raam zouden zitten met uitzicht op de brug. Naar die brug stapte ik met een stapel bijbels en bleef op de brug stilstaan, poseerde de bijbels op de leuning en begon mij, na zichtbaar met het zware pak gezwoegd te hebben, met een zakdoek in het oog loopend het zweet des aan- hijns weg te wisschen. De list gelukte. De beide vrouwen hadden mijn zwoegen opgemerkt en een paar nichtjes kwamen mij halen. Ik klaagde mijn nood bij moeder en tante en bet Bijbelgenootschap telde voortaan iemand mindeT, lie, beeld van den twijfel, den bijbel verhief en den bijbel weder verlaagde. Toen liep ik een beetje leeg, maar dat duurde maar heel kort. Vriendjes brachten mij bij een merkwaar- ig Amsterdamseh type, den tooneelspeler Verwoert. Deze man, die gebrekkige beenen, z.g. mok-beenen had, doch die in zijn jeugd, ondanks dat gebrek, een reputatie als rederijker had gehad, voerde in de Plan tage kinder-komedies op. Ilij liet jongens en meisjes van twaalf en dertien jaar tooneelstukken opvoeTen, waartoe publiek tegen betaling toegang had. Hij zelf souffleerde en men speelde o. m.De Hut in 't Gebergte; Margot of do gevolgen vau een goede opvoeding; De Bruidschat van Auvergne en dergelij ke stukken. Ik moest, daar 'k al zestien jaar was, als de oudste dadelijk „pères-nobles" speleu. Je kreeg nooit een geschreven rol in handen. Verwoert zei je de rol voor en zoo moest je haar uit 't hoofd leeren. ,Manr Verwoert had oog voor den aanleg der kinderen. Poolman, Tartaud, Willem van Zuylen, Anna Burla- ge hebben bij hem hun eerste opleiding gekregen. Hij stuurde mij in 1872 naar de „Vereeuigde Toonedis- ten", een gezelschap onder leiding van Stumpf en Veltman dat uit Tjasink's gezelschap was ontstaan en waaraan o. m. mevr. Kleine, mevr. Ellenberger, Mo- rijn, Nuggelmans en anderen verbonden waren, allen talentvolle menschen. Ik kreeg toen in 1872 mijn eer ste contract en verdiende 12 's maands. Maar ik leerde veel. Veltman voerde toen de regie. Dat was een ernstig man, wat ouderwetsch wellicht maar een uitstekend leermeester. Flij lied, iemand op de repeti ties zestig maal een lamp opbrengen. tot men het kende en voorgoed. Mijn eerste rol was de bediende in „Frou-Frou." „Leerde u veel van Veltman?" „Veltman heb ik altoos zeer hooggeschat. Maar ik vond hem reeds toen al wat van den ouden stijl. I)rie jaar ben ik bij de „Vereeuigde Tooneelisten" geble ven en in 't derde jaar verdiende ik een maaindelijk- sche gage van 30, om er wat bij te verdienen gaf ik Toei-les toen waren de trainers nog niet bekend copiëerde, schreef rollen uit, souffleerde. Tot mijn ge luk mankte ik kennis met den dichter Jolian Hilman en deze edele man deed veel voor mijn vorming. Hij stelde zijn groote bibliotheek te mijner beschikking, waarvan ik een goed gebruik maakte en voor zijn re kening kreeg ik lessen in de moderne talon. En een ander dichterlijk geleerde, mr. Vcrbrugge, te Amster dam als advocaat gevestigd, hielp mij ook mijn tot nu toe verwaarloosde litteraire vorming, te ontwikkelen." Terwijl Chrispijn over deze twee ware vrienden spreekt, is zijn toon innig en gevoelig geworden. Hij blijft een oogenblik zwijgen en ik vermoed, dat deze stilte veel gedachten vol dankbaarheid en erken telijkheid naar het verleden gaan en daar herinnerin gen streelen. „Het is wel gelukkig, in zijn jeugd enkelen te vin den, die u helpen en begrijpen." „Zonder zulke menschen zou het leven een hel zijn. Daar was bijv. de oude heer Stumpf, de mede-direc teur. Die gaf mij op kantoor een standje omdat hij mij op den Amstel had zien roeien. Of sport voor den j 'oneelspeler niet broodnoodig is. Ik was niet op 1 tw Koning Jacobus in Elizabeth, koningin van Enge land on in- Den Haag had' ik de jonge rol in „Papa gaf permissie" te spelen. In Den Ilaag was Doric Has pels, toen bij 't gezelschap van Valois, waar men geen jeune premier had en deze bewoog Valois mij als zoo danig te engageeren. Ik kreeg een gage van 1700 voor negen maauden voor die dagen zeer hoog. Tot dien tijd had' ik onder de schuilnaam Henri Ot- ten gespeeld, om mijn familie pleizier te doen. Thans wenschte ik onder mijn eigen naam te spelen, maar ten einde het publiek, dat al aan Henri Otten hecht te, niet in den waan te brengen, dat Chrispijn eon an der was, nam ik voorloopig den naam ChrispijnOt ten aan. Het gezelschap Valois werd door Koning Willem III gesubsiëerd. Do K. V. „Het Nederlandsch Tooneel" verdrong ons gezelschap uit Den Haag. Ik ging op aanraden vau Rosier Faassen naar Rotterdam bij het gezelschap van Le Gras en Haspels. Daar heb ik veel geleerd. Le Gras was een eminent regisseur. Zelfs thans teert Rotterdam nog op den geest, die hij op het moderne tooneel bracht. Voor hem was elk stuk een eenheid en hij bracht geen personen of glansrollen naar voren, maar het geheele stuk. Hij bracht de visie van den dichter in beeld. In zijn richting heb ik getracht voort te werken. Straks zei ik u, hoe ik „Freuleke" in symphonic toon had opgevat. Niet altoos echter kreeg ik voldoende medewerking. Zoo ben ik het met Royaards niet eens geweest, toen hij den dronkaard in Gorki's „Nacht-asyl" den dronkaard gaf met een rooden neus, oen groc-stem en starende blikken. M in opvatting vain die rol was anders. Ik zag in dien too neelspeler een symbolische figuur, het geniale, dat ten onder is gegaan, do man, die de kracht niet meer heeft zichzelf op te richten. Ik had hem als een blauw-bleeke dronkaard willen geven niet met een groc-stem, maar met een gebroken geluid. De opvat ting van Rooyaards was anders. Ik vond, dat ze uit de lijst van het stuk viel maar over opvattingen valt te twisten. Dat zijn dingen van persoonlijk voe len en begrijpen.' (Slot morgein.) TWEEDE KAMER. Gisteren moest de ochtendzitting van de Kamer een middagvergadering worden wegens het slechts opkomen der loden. Toen werden de algemeene be schouwingen gehouden over de Armenwet. De heer T y d e m a n (V.-L.) roemde het ontwerp als een compromis. Gebroken is met het beginsel, dat het openbaar armbestuur bij uitzondering zou mogen steunen en de particuliere armenzorg regel zou zijn. De taak van burgerlijk armbestuur gaat nu wel op de wet steunen, maar zijn subsidiair karakter is behouden. Spr. betreurde het, dat men het voorstelt alsof burgerlijke armenzorg minder waarborgen zou geven dan kerkelijke en particuliere. En dan rust de last van armenzorg te veel op de gemeenten, zonder dat de regeering te hulp wil komen. Ook niet in de verplegingskosten van armlastige krankzinnigen. Dat de Minister een onderzoek naar dezen rais in stand wil instellen, juichte spreker toe, als een nieu- tooneelspele mijn mond gevallen en vroeg of hij het soms beter vond, wanneer ik in de kroeg ging zitten borrelen en spelen. Diezelfde Stumpf heeft Bouwmeester in zijn jeugd ook heel wat kwaad! gedaan. Op een middag in het voorjaar van 1875 viel Tour- niaire Sr. van een omnibus van Langeveld en verzwik- j te zijn voet. Mevrouw Kleine zorgde er toen voor, dat ik zijn rollen kon overnemen, Ik kende ze bijna allen van buiten. Binnen drie uur stampte ik zeventig pa- gina's jamben in mijn hoofd om de page in Georges j de Lalane te kunnen spelen. Ook kreeg ik de rol van we regeling daarvan het gevolg wordt. Spreker wees op de onvoldoende geneeskundige ver zorging en armenzorg tem plnttelande. Dit is uit een vroeger particulier onderzoek gebleken. De armen zorg in kleine gemeenten moet ruimer worden dan bij de huidige schrielheid der gemeenteraden het geval is, maar dan mag het Rijk met zijn steun niet achter blijven. De heer Kuyper (A.-R.) gaf een schets van de oe verschillende stroomingen, die sinds eeuwen te bespeuren waren in de armverzorging, n.l. de strijd j tusschen kerk en overheid over den voorrang. Spr. zette uiteen, dat het motief van kerk en overheid bij t de armenzorg geheel verschillend is, doch dat de me- thode van bedeeling voor beide gelijk moet zijn. j Tot die overeenstemming is men thans gekomen, niet echter dank zij het humanisme, doch dank zij de Christelijke kerk. Dit ontwerp geeft de burgerlijks armenzorg een voorsprong door de schuld der kerk, die het diaconaat heeft verlaagd tot een bureaucrati sche bezigheid. De kerk moet daarom boete doeu en kracht zoeken in Christus, om het diaconaat te verheffen. om stak zij den tuin door tot aan de weide. Haar hart klopte nog steeds met luide slagen en in haar ooren dreunde het steeds: „Je houdt nog van je eer sten man!" En alles in haar riep: „Ja., ja. i Zij keek angstig om zich heen. De nacht was stil, ölleen de kikkers kwaakten bij de Elbe. Een koele wind woei haar tegen en plotseling, ondanks haar ontroering, dacht zij„Morgen krijgt papa eindelijk zijn hooi binnen!" Hierdoor een beetje tot die werke lijkheid' gebracht, werd zij wat kalmer en ging verder. Dezen weg, waarop zij nu liep, omvatte eigenlijk haar geheele leven. Daar bij den parkmuur had zij op dien zonnigen herfstdag luitenant Gisbert en die andere of ficieren van de inkwartiering de hand geschud ver trouwelijk en kameraadschappelijk, zooals zij als jong meisje tegenover heeren altijd) was. Daar aan de El be hadden zij samen in da schemering gewandeld, en hier in het vlier-priëel had zij zich een week later op een kouden helderen avond als nu, met hem verloofd en hem voor het eerst gekust.... Bij het naar huis gaau keerde zij zich nog één» om een witte nacht nevel steeg op en scheen alles in zich op te lossen niets bleef er van over als een vreemde schreed zij door den eenzamen nacht. Zij dacht: Ik heb hier geen tehuis meer, ik kan hier niet blijven. Deze korte rust was slechts welwil lendheid van het lot. Nu pakt het mij weer beet en schudt mij uit alle macht heen eu weer. Ik heb hier wel mijn herinneringen, maar daardoor niet het recht, hier te blijven. Het jaagt mij weer voort van hier. II ij jaagt mij voort, overal. En toen zij in haar kamer was, dacht zij: Mijn geheele leven is eigenlijk een vlucht voor hem ge weestEn moest het zijn! Anders zou vader gelijk hebben met Mozes en zijn profeten! Zij ging zitten, en in de diepe stilte van het huis, waar met den hooi oogst iedereen met de kippen op stok ging, schreef zij met vlugge hand: „Beste papa 1 Ik zal ons beiden een nieuwe scène besparen. Die vttfl hedenavond heeft dit vóór gehad, dat mij nu de oogen geopend zijn. Ik zie nu heel dui- delijk in, dat ik hier weg moet. Ik wil u niet langer tot last zijn, waar u buitendien al zulke groote uitga ven voor mij gehad hebt. Ik verlang ook verder geen ondersteuning van u. Voorloopig heb ik nog het geld van mijn sieraden, wat u niet wilde hebben; intus- schen zal ik dien tijd benutten en naar een mij pas sende betrekking omzien. Daar ik niet veel geleerd heb en niets bijzonders ken, zal het wel op een baantje van gezelschapsdame uitloopen. Dat zal ik wel niet zoo gemakkelijk kunnen krijgen als gescheiden vrouw maar aan den anderen kant heb ik mijn naam en afkomst en genoeg aanbevelingen, die u mij, hoop ik, niet onthouden zult, nu ik op eigen beenen ga staan en iets nuttigs doen wil. Wanneer ik, vol gens n, boete moet doen, dan vind ik, dat als ik daar bij ook iets presteer, dit beter is dan thuis mijn onge luk te hooren uitbazuinen en mij met bijbelspreuken te laten voeden. Maar ik verlang in hot geheel geen boete, alleen wil ik werkzaam zijn. Ik dacht, zoolang ik nog geen berekking heb, naai de Pfennigreuters te gaan. U weet wel, de dochter was een schoolvriendin van mie. Haar moeder is we duwe, de generaal is een jaar geleden gestorven. Zij hebben in Zehlendorf een villa gehuurd en willen daar een pension oprichten. Dat heeft Klara mij ge schreven. Zehlendorf is een kwartier sporens van Berlijn af. Daardoor is een toevallige ontmoeting van mij eersten man uitgesloten. En zeker een opzettelijke Idat zweer ik u! Wij zullen elkaar niet weer zien hij en ik! Ik wensch u het beste. Ik weet niet, waai- het lot mij voeren zal. Ik had mij mijn leven ook anders voorgesteld. Maar het schijnt zoo te moeten zijn. Vaarwel en houdt ondanks al wat i» voorgevallen toch nog een beetje van Uwe dochter Vera." (Word-I varvolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1