DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
*Van Houten s
De beste voorden prijs
LIEFDESOFFER
Honderd en veertiende Jatrgang.
1912.
29 FEBRUARI.
FEUILLETON.
BINNENLAND
No. 51.
DON DERDAG
Ieder die een proef
neemt met
zal tevreden zijn en
moeten erkennen datl
deze cacao is
L. H CHRISPIJN
1 Kg. 1.50
-0.80
yq.Kg.fOA2£
MOm -0.18
COURANT
Rona
Cacao
i-r--
door BERNARD CANTER,
(Slot.)*
.Dat was eon prachtige tijd in mijn leven die
periode te Rotterdam na 1876. Ik heb van nabij ge
zien hoe Le Gras met ijzeren geduld de jonge Mina
Reersmans vormde, die uit België kwam en geen
drie woorden zuiver Nederlandseh kon spreken."
„Later heb ik haar bewonderd, veel later, in Me
dea."
„Beersmans was breed van aanleg, zij had het ge
beeldhouwde gebaar, zij had temperament en fantasie.
Tot 1882 vormden wij daar te Rotterdam een prachtig
geheel. Ik speelde den Ruy Bias van Hugo, de jeune
premier in het salon-repertoire van Sardou en Dumas
en Augier, den Cassia in Othello, den Figaro in de
Barbier van Sevilla, den Jozef in Deborah, met Beers
mans als Deborah, de La Fagette in Jacometti's Ma
rie Antoinette.
Wij telden aan ons gezelschap krachten als Willem
van Zuylen, Alex Faassen, Le Gras, Haspels, mevr.
Beersmans, Sophie de Vries.
De twee laatsten, beiden zeer begaafde vrouwen en
dus beide rivalen moet je gezien hebben op het too-
ueel als Maria Stuart en Elisabeth tegenover elkaar
staande. De eene gaf geen kamp tegenover de andere
en het spel kreeg karakter, vuur, werd volmaakt.
In 1882 kwam de Kon. Ver. Het Nederlandseh Too-
neel ook te Rotterdam. Le Gras en Haspels konden
het niet houden, gingen bij de K. V. over. Van Zuy
len vormde een eigen gezelschap, waar ik bij bleef.
Na U/2 jaar moest Van Zuylen 't ook opgeven. Maar
het Ned. Tooneel kon het te Rotterdam niet bolwer
ken. Le Gras en Haspels richtten opnieuw een ge
zelschap op met Van Zuylen als gast. De Nieuwe Rot-
terdamsche Schouwburg-Maatschappij werd opgericht.
Het was een societaires-zaalk en men benoemde mij
eenparig als regisseur. Ik had gelegenheid gehad de
regie practisch en theoretisch te bestudeieren en heb
een viertal jaren te Rotterdam kunnen toonen, wat
Men zie het nummer van gisteren.
door
RUDOLF STRATZ.
«0, _0_
Den volgenden middag, toen een drukkende onweer-
atmosfeer over de aarde lag en de oude von Vogt, die
va,j,® morgons vroeg op.het veld geweest was, zijn
middagslaapje deed, kwam Vera met dien brief uit
haar kamer en gaf hem in de gang aan den ouden
dienaar: „Friedrieh dien moet je aan mijnheer
geven, zoo-dra hij wakker is!" Toen ging zij naar den
stal en beval den koetsier: „Karei, inspannen!....
en mijn koffer naar beneden halen!Ik moet naar
den trein van twee uur, den Berliner D-trein! Wat?
heb je geen paarden door den hooioogst? Ik zal de
vossen niet doodrijden, hoor!, Vooruit of moet
ik zelf inspannen?"
Zij wist wel, waarom zij zoo'n haast maakte. Het
leed geen twijfel, dat haar voornemen, om een afhan
kelijke betrekking aan te nemen, bij den ouden, hoog-
hartigen jonker, op een bondig „neen" zou zijn afge-
stooten. Zij haalde verruimd adem, toen zij eindelijk
in het rijtuig wegreed, en keerde maar even nog het
hoofd om naar haar nederig en eerwaardig ouderhuis,
dat daar bij de buiging van den weg achter witte stof
wolken verdween. Aan het station te Berlijn werd zij
opgewacht door Klara von Pfennigreuter, die telegra
fisch op de hoogte was gebracht. Deze was een groot,
slank meisje van ongeveer vijf en dertig jaar. Het
ptemde Vera altijd weemoedig, als zij die langzaam
verwelkende schoonheid zag van dit meisje, dat geen
geld bezat, ook geen man had kunnen krijgen en dus
als generaalsdochter vijftien jaar verdanst en ver
flirt had. Zij werd nu al een oude-jongejuffrouw, en
was een beetje omslachtig en zwaar op de hand. Zij
begon dadelijk te weenen, toen aij Ver» »<ig. maar
ik had geleerd. Daarna vormden De Vos en Van
Korl&ar een tooneelgezelsehap en ik verbond mij bij
hen als regisseur. Niet langer dan een jaar werkte J
ik mede. Mijn opvattingen en die van- Jan C. de Vos
liepen te veel uiteen. Ik vertrok naar Amsterdam,
verbond mij aan 't gezelschap van Van Lier, dat in J
't Grand Theatre speelde en gaf in/ 1893 gevolg aan 1
't verzoek van eenige letterkundigen om mede oprich
ter van do Nederlaudsche Tooneelvereeniging te wor
den. Wij begonnen met op 2 Sept. 1893 in 't Paleis
voor Volksvlijt „Vorstenschool" op te voeren. Ik
speelde Spiridio. Adriaan'vau der Horst, mevr. van
der Horst, Mari Ternooy-Apèl, Louis vau Westerho
ven, Alex Faassen, mevrouw Ternooy-Apèl-Faassen,
Schwab, mevr. SchwabWeiman behoorden o.m. tot
ons dapper troepje. Wij begonnen toen in Duitscli-
land het nieuwe repertoire te zoeken, speelden Ilaupt-
manu, Max Ilalbe, Fulda, later ook Ibsen, Strindberg.
Shakespeare, Brederode. In 1893 waagden wij het
met ons troepje naar Berlijn te gaan, waar wij in 't
Nederlandseh o.m. Eenzame Menschen en Jeugd
speelden en door de critiek zeer geprezen werden we
gens ons samenspel, wegens de eenheid.
Ik heb de Nederlandsehe Tooneelvereeniging verla
ten omdat het stelsel vau societaines een groot nadeel
heeft.
Als allen een stem hebben uit te brengen, ontbreekt
spoedig veel aan de leiding. Goede krachten als Wil
lem Royaards, Jan de Vos, mevr. Holtropvan Gel
der, die ik aan ons gezelschap wilde verbinden, wer
den door de andere societaires niet toegelaten. Reeds
in 1895 had de K. V. mij uitgenoodigd als regisseur
op te treden. Toen beb ik geweigerd, omdat ik mijn
Ned. Tooneelvereeniging niet goed kon verlaten
hoewel mijn honorarium niet groot was. Toen in
1896 Van Kuyk mij als regisseur kon vervangen, nam
ik in 1897 een tweede aanbod' van de K. V. Dadelijk
daarna begon voor de Tooneelvereeniging de Heyer-
mans-periode, waarbij zij veel roem en geld oogstte.
Maar ik heb te voren voorspeld, dat het verkeerd was,
zich aan één auteur te binden en het heden begint mij
gelijk te geven. Een tooneelgezelsehap moet veelzij
dig blijven eenzijdigheid bevordert middelmatig
heid.
Mijn werkzaamheid atan liet Ned. Tooneel is nog
ve.rsch in 't geheugen. In *1908 heb ik haar onderbro
ken door een kunstreis door Indië. De administra
teur Kimmel had' een vrij groot bedrag voor de Indi
sche kunstreis bijeengebracht, doch hij heeft het niet
winstgevend weten te maken. Toen heb ik met mijn
vrouw een tournée door Indië gemaakt, die met succes
bekroond is. De K. V. deed mij nieuwe voorstellen en
ik heb mij op nieuw als regisseur eu acteur aan de K.
V. verbonden. Ik mag u wel zeggen dat ik het liefst
als regisseur werk. Dat geeft mij de meeste voldoe
ning. Wie zijn taak als regisseur nauwgezet opvat,
kan onmogelijk tevens als tooneelspeler alles geven,
wat hij wensclit te geven. De regisseur, optredend in
een stuk, dat hij zelf heeft doen instudeeren, let tij
dens de vertooning te veel op de medespelenden en te
weinig op zichzelf. Het gaat dan ongeveer als of men
den dirigent van een orkest tevens zou willen belas
ten met het bespelen van een instrument."
„Dat merk ik vaak" zegt de bevallige mevr. Chris-
pijn van Meeteren.
„Bent u de leerlinge van uw man?"
„Voor een groot deel zeker. Ik stam uit een Ne
derlaudsche predikanten-familie. Oorspronkelijk wil
de ik zangeres worden, heb een tijd onder leiding van
mej. Cato Esser gestudeerd. Daarna ben ik bij de K.
V. gekomen als volontaire. Ik kreeg in mijn te-
genwoordigen man een harden, strengen leermeester."
In den blik van haar oogen en in den toon van haar
stem ligt erkentelijkheid. De leermeester heeft een
dankbare leerlinge gehad.
„En nu gaat u jubileeren, mijnheer Chrispijn?"
,.Ja in Maart zal ik mijn veertigjarige tooneel-
loopbaan herdenken. Ik zal optreden in „le Mariage
de Figaro," in mijn eigen bewerking, een stuk dat in
geen 35 jaar vertoond is. Ik speel den Figaro.
Ik heb een rijk, afwisselend leven achter den rug,
maar ik ben voor de toekomst nog vol idealen.
Ons leven is een leven van arbeiden en zorgen, maar
deze zeide kalm, terwijl zij een kruier haar koffer gaf:
„Klara, woon je nog altijd zoo dicht bij het water?..
Als die waterlanders om mij zijn, houdt er dan alsje
blieft mee op!"
Beiden, de gescheiden vrouw eu het nog oudere
meisje, redeu samen de stad door. Met opzet liet Ve
ra door den koetsier de Leipzigerstrasse nemen. Zij
wilde tenminste voor eenige minuten na het stille
Neetzow, nog eens genieten van Berlijn bij avond, dat
rijden af en aan, dat loopen en draven, dat opflikke
ren van reclameletters tegen de donkere lucht, de
glans der winkelkasten..,. Leven Leven overal!
En ook bij haar kwam de levenslust weer boven
een trotsche overmoed, om nog eens den strijd met
het noodlot te wagen! Zij kreeg plotseling een zon
derling gevoel van kracht, van overwinning. Zij hoor
de niet, hoe Klara over de dure vleeschprijzen zat te
klagen en hoe weinig het pension voor haar en haar
moeder, beide onpractische vrouwen, had opgeleverd.
Zij keek naar rechts en links en vond het heerlijk in
deze woelende menschen zee en dacht: Mijn hemel
ik ben toch ook nog jong even dertig en heb
reeds zooveel doorgemaakt, vergeleken bij dit goede
Schepseltje naast mij, en ik heb toch nog veer
kracht voor tien!.... Dat moet toch eenmaal be
loond worden!. Dat moet.... op welke wijze
ook
Hun trein was zoo goed als leeg. Om dezen tijd
gingen de menschen wel naar Berlijn toe, maar er
niet vandaan. Langzaam rolden de wagens voort.
De gloed der wereldstad verdween en maakte plaats
voor nachtelijk donker. Deze duisternis bracht Vera
in een troostelooz^ stemming. Eentonig zongen de
wielenAlleenalleenalleen. Opeens werd
het haar duidelijk: een kort oogenblik was zij in de
stad in Georg Gisbert's nabijheid geweest. Zijn wo
ning lag in Charlottenburg, drie kwartier ongeveer
van het Potsdammer station. Maar nu voerde de
trein haar weer van hem weg steeds verder, verder.
1 n dien s4ikdonkeren nacht had men ook kunnen den
ken, op weg naar Peking of Lissabon te zijn het
zou precies hetzefde geweest »ijn.
het is toch een mooi leven. Veel van wat de regisseur
doet, wordt niet door het publiek gezien en vaak
oogst de tooneelspeler de lof voor het werk, dat de
regisseur heeft gedaan. Maar de voldoening van den
regisseur bestaat in het bewustzijn, dat hij, ongezien
werkend, een geheel samenstelde, een compositie
maakte, een tooneelstuk van den dooden letter tot een
levend werk schiep. Régie is voor een deel scheppen
de kunst. Ik beschouw mijn taak nog lang niet als
geëindigd. Nooit heb ik een oogenblik berouw gehad j
mijn loopbaan te hebben gekozen. Want ondanks veel
tegenheden, plankenland blijft het land van de illusie
en den droom, van den arbeid en van de vrijheid/
En een leven dat die vier kent, illusie, droom, ar
beid en vrijheid, dat is een gelukkig leven
Dc jongste Chrispijn, een flinke, intelligente kleu
ter komt binnen en „enfant terrible" als hij is, noo-
digt hij vader en moeder tot den disch.
Ons vraaggesprek was afgeloopen
Een uur later trad Chrispijn en zijn talentvolle
echtgenoote op in zijn bewerking van Dickens „Samu
el Pickwick."
TWEEDE KAMER.
In de vergadering van gisteren werd voortgegaan
met de artikelsgewijze behandeling van de Armenwet.
Bij art. 16 verdedigde de heer Rink een amendement,
strekkende tot een billijke verdeeling van gelden voor
de noodlijdenden van alle gezindten bestemd, over alle
instellingen van weldadigheid. Spr. meende, dat het
regeeriligsartikel onverdraagzaam is, het testeeren en
legateeren aan de algemeene armen bemoeilijkt en den
erflater noodzaakt tot bijzondere aanduidingen in
zijn laatsteu wil, indien hij het burgerlijk armbestuur
op het oog heeft.
De heer Poll erna (A.-R.) vroeg naar de toepas
selijkheid van dit artikel ten aanzien van de armen-
fondsen der provincie Friesland.
De minister van binnenlandsche zaken
(de heer Heemskerk) zei, dat de wet die fondsen niet
raakt. De bezwaren van den heer Rink tegen dit ar
tikel telde de minister niet, doch de heer Rink hand
haafde daarna zijn standpunt onverzwakt.
De heer Drucker (V. D.) ontraadde namens de
Comm. v. Voorbereiding het amendement, dat nog
maals door den minister werd bestreden en vervolgens
verworpen met 52 tegen 12 stemmen. Art. 16 werd
aangenomen.
Een ander amendement verdedigde de heer Rink op
art. 20 (reglementen voor de verschillende instellin
gen). Dit wijzigingsvoorstel, dat nieuwe burgerlijke
en gemengde instellingen van liefdadigheid alleen
krachtens besluit van den gemeenteraad wil opgericht
zien, werd' door den minister overgenomen, waarna hel
gewijzigd artikel den hamer passeerde.
De minister betoogde bij art. 21 (onderzoek
voor de bedeeling) dat het amendement-Rink, op ar
tikel 28 ingediend, (voorloopige ondersteuning, in
dien het onderzoek door het uitstel levensgevaar zou
brengen) eigenlijk bij het eerstgenoemd1 artikel thuis
hoort.
Nadat de heer Rink in deze verplaatsing toege
stemd had, werd het gewijzigd art. 21 aangenomen.
De heer Vliegen (S. D. A. P.) had een tweele
dig amendement op art. 28 (ondersteuning alleen voor
noodzakelijk levensonderhoud door het burgerl. arm
bestuur na afwijzing door kerkelijke instellingen).
Het amendement wilde een recht op onderstand schep
pen en de verplichting schrappen van eerst bij de ker
kelijke of bijzondere liefdadigheid aan te kloppen.
De minister antwoordde, dat het amende
ment het subsidiair karakter der burgerlijke armen
zorg zou doen verdwijnen en dus lijnrecht tegen het
ontwerp ingaat. De minister bestreed ook het recht
op ondersteuning.
De heer Vliegen repliceerde en de heer
Drucker deelde mede, dat de Comm. v. Voorberei
ding het amendement eenstemmig ontraadde.
Nadat de lieer Vliegen zijn amendement nog
maals had verdedigd, werd dit met 59 tegen 9 stem
men verworpen en het artikel z. h. s. aangenomen.
Klara von Pfennigreuter klaagde over de nukken
van den huisbaas. Vera viel haar bruusk in de rede,
en zeide, haar eigen gedachten volgend: „In de eer
ste plaats moet ik in „Daheim" adverteeren, Klaar-
jeHet liefst ging ik naar het buitenland! Mis
schien met een oude dame mee naar het Zuiden.
of zoo.Hoe verder van hier, hoe beter.
HOOFDSTUK XIII.
Otti Gisbert was zóó van haar stuk, toen zij het ho
tel „Unter den Linden" binnenging, dat zij aan den
portier vroeg: „Is mijn vader al aangekomen?" en
eerst tot bezinning kwam, toen de portier vroeg: „Jn,
wis is dat dan, mevrouw?"
Zij antwoordde: „O ja de groothandelaar in
wijnen Dürsam uit Worms."
Jean Baptiste Dörsam was een uur geleden aange
komen en had in een van de mooiste kamers van het
hotel zijn intrek genomen. Op reis liet hij zich steeds
vorstelijk bedienen. Toen zijn dochter de kamer bin
nenkwam, verschoen hij op den drempel van de aan
grenzende badkamer. Hoewel een weinig te corpu
lent, was hij een opvallend knap man. Hij had zich
in een langen, wijden badmantel gehuld, waardoor hij
veel geleek op een verwenden, verwijfden Romein uit
de tijden van Caesar. Het eenige wat ontbrak was
een krans in zijn krullende lokken en een gouden be
ker in zijn hand. Hij trad op zijn dochter toe, kuste
haar en zeide: „Je neemt mij t°ch niet kwalijk, Otti,
dat ik net als Venus, zoo juist uit het zeepsop kom?
Maar ik wist heelemaal niet, wanneer je zoudt ko
men, omdat je niet aan het station was.
Otti's mond vertrok zich zenuwachtig; haar lief
gezichtje was zeer bleek en haar donkere oogen, die
zooveel op die van haar vader geleken, vulden zich
met tranen. Zij ging zitten en zeide, terwijl zij moei
te deed, zich goed te houden: „Ach, papa.ik zou
zoo graag gekomen zijn! Maar jk vertrouwde mijzelf
niet!"
„Kom waarom niet!" MijnheeT Dörsam zette
zich voor don ipiogfcd Sfi begofl aorgvuldijl zijn awart
Bij art. 32 kwam weer een amendement-Vliegen ter
sprake. Het artikel opende de mogelijkheid van on
dersteuning na een beroep op de Kroon, als de steun
aan armen geweigerd is op gronden, niet overeenko
mende met de bestemming van de burgerlijke armen
verzorging. De heer Vliegen wil hier lezen„op
gronden niet ontleend aan hun economischen toe
stand. Het werd verworpen met 56 tegen 6 stemmen.
Art. 32 werd aangenomen.
De heer De Kanter (U. L.) verdedigde een
amendement op artikel 38, waarbij hij rijkssteun vroeg
voor gemeenten, die de ondersteuning niet geheel
kunnen bekostigen, na eenig debat werd het tenslotte
ingetrokken.
Op art. 39 (regelende de voorziening in de kosten
voor de verpleging van armlastige krankzinnigen)
verdedigde de heer Van Lijnden van San-
denburg, (A.-R.) twee amendementen strekkende:
lo. tot regeling van de procedure bij verschil over de
woonplaats van de arme krankzinnige; 2o. om als
woonplaats aan te wijzen de gemeente waar de krank
zinnige woont ten tijde van de rechterlijke beslissing
tot plaatsing in een gesticht.
De heer De Kanter verdedigde een amende
ment, om de kosten van verpleging van armlastige
krankzinnigen voor 2/a te brengen ten laste van het
Rijk en voor Va ten laste van de gemeente.
De heer De Geer (C. LI.) verdedigde dit amen
dement, doch vroeg wijziging in dien zin, dat rijk-,
provincie en gemeente elk der kosten dragen eul-
len. Ook de heeren Vliegen en Pollems
(A. R.) ondersteunden het denkbeeld van den heer
De Kanter.
De minister verklaarde geen der beide amen
dementen te kunnen aanvaarden.
Het amendement-De Kanter zal, zooals het ia inge
diend, 2 it 3 millioen kosten. Het denkbeeld van den
heer De Geer, i/3 der kosten ten laste van het Rijk,
zou nog ruim een millioen vergen. Neemt de Kamer
het amendement-de Kanter aan, dan geeft zij te ken
nen, dat de Kamer dit wetsontwerp niet wenscht.
(Beweging).
De heer de Kanter wijzigde zijn amendement
iu den zin als door den heer de Geer aangegeven,
maar trok het later in, evenals de heer Van L ij n-
den van Sa uilenburg.
net artikel 39 werd z. h. st. aangenomen, alsook
art. 40.
Do vergadering werd hierna verdaagd tot hedenoch
tend 11 uur.
NIEUWE POSTZEGELS VOOR INDIë.
Er zullen nieuwe Indische postzegels worden ge
maakt met meer wit en in oplosbare kleuren, om het
verwijderen van stempels op gebruikte zegels te ver
hinderen. Reeds lang wordt er n.l. geklaagd over het
verregaande misbruik door Chimeezen in Ned.-Indië
gemaakt van gebruikte Indische postzegels, waarvan
zij de poststempels verwijderen, om ze als nieuw te
gebruiken. In vele warongs worden dergelijke „ge-
wasschen" postzegels publiek verkocht. Men berekent
de schade die daaruit voortvloeit op 30.000 ft
40.000 'sjaars. Daarom is besloten de bestaande
Indische postzegels te vervangen door postzegels waar
veel wit in zit, en met losse, gevoelige kleuren.
VOGELWET.
Het bestuur der Nederlandsehe Vereeniging tot Be
scherming van Vogels heeft een adres tot de Tweede
Kamer gericht met het verzoek vooral de vogels, be-
hoorende tot het geslacht der lijster» niet te onttrek
ken aan de beschermende bepalingen van het ontwerp-
Vogelwet, waarop uit Gaasterland is aangedrongen.
Mgr. G. W. KONINGS.
Mgr. G. W. Konings, de bekende oud-geestelijk ad
viseur van den Ned. R.-K. Volksbond, is gisteravond
van de II.II. Sacramenten der Stervenden voorzien.
Zijn toestand is van dien aard, dat bezoek ongo-
wenscht is.
KRUPP.
Naar wij in de Temps lezen, deelt de Deutsche Ta-
geszeitung mede, dat de firma Krupp haar marinege-
schut alleen nog maar aan Nederland verkoopt. Het
puntbaardje uit te kammen.
„Omdat ik toch niet kon gaan huilen, waar al die
menschen bij zijn!" riep zij plotseling in vertwijfeling
uit, terwijl zij zich over de sofa wierp, waarop zij zat
en in snikken losbarstte. Zij was niet tot bedaren te
brengen en drukte haar hoofd in het kussen, zonder
eT aan te denken, dat haar hoed en kapsel geheel in
wanorde geraakten. Dörsam schoof een stoel naderbij
en ging in zijn badmantel naast haar zitten, het eene
heen met de bonte, Chineesche stroo-pantoffel, over 't
andere geslagen.
Het was nu nog niet het geschikte oogenblik, om
te praten of te vragen en ook nog niet voor een ver
standige raadgeving. Nu had Otti alleen behoefte
aan liefde. Hij streek haar zacht over het haar
zoo zacht, als men van die groote blanke handen niet
verwacht zou hebben streek de plooien van haar
blouse-mouw glad en zei met een zachte stem: „Huil
maar uit, mijn poppetje!huil maar goed uit!.
Dat is goed voor je. niemand! hoort het als je ei
gen papa en voor hem behoef je je niet te schamen!
Hij zal het niet verder vertellen!"
Terwijl hij haar zoo toesprak, verminderde reeds
haar tranenvloed en eindelijk hief zij haar behuild ge
zichtje uaar hem op, keek hem een oogenblik ontroerd
en verward aan, maar wierp zich toen plotseling, als
een angstig, schuw vogeltje aan zijn borst.
„Goddank, dat u. er bent!" snikte zij. Nog steeds
rolden dikke tranen langs haar wangen.
„Je hebt mij geschreven, dat ik komen moest! Toen
ben ik dadelijk op den trein gestapt! Ik ben geen
ontaard vader! Maar vertel mij nog maar iets, lieve
Otti! Je bent nog veel te opgewonden!"
Zooals hij wel verwacht had, begon zij dadelijk:
„Zoo houd ik het niet langer uit!.... Dat is al te
erg! Dan neem ik mijn kinderen maar mee en ga
heen! Zeg, papa. u ontvangt mij toch, als ik met
mijn kinderen bij u kom?''
„Het huis is groot genoeg zeker, nu Elfried*
ook weg is.
(Wordt vervolgd).