DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN Van Houten s LIEFDESOFFER 1912 15 MAART. ^Stel iets goeds niet uit. FEUILLETON. BIN No. 64 Honderd en veertiende Jaargang. V R IJ D A O Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummor 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. t r Koop dus nog heden I bij Uw winkelier een bus *4 Kg. f 0.42£ 1 Kg. /1.50 Cacao ALKMAAR, 15 Maart. De telegraaf bracht ons gisteren het bericht, flat er eeu aanslag was gepleegd op den koning van Italië. Sindsdien kwamen er nadere bijzonderheden, zoodat er een gekegeld verhaal van het gebeurde kan wórden samengesteld. De koning en zijn gemalin waren op weg naar het Pantheon om een mis ter nagedachtenis van koning Humbert bij te woneu. Zij reden in een gesloten wagen, die omringd! was door kurassiers, on der bevel van majoor Lang, die ter rechterzijde van het rijtuig reed. Plotseling knalden er eenige scho ten. De Koning, die niet. getroffen was, bleef kalm. Hij stelde de Koningin gerust, die verbleekte en zich aan hem vast klemde. De aanvaller schoot nog één maal cn trof daarbij majoor Lang. De kogel stuitte op diens helm af; hij drong vervolgens in zijn hals, doch zonder de beenderen te raken. l>e majoor viel van zijn paard, kreeg een hersenschudding en liep nog eenige kwetsuren op. Kurassiers en politieagenten op fietsen gingen on middellijk op tien dader af, maar het volk had hém reed's te pakken en had hem bijna gelyncht. De koning en koningin vervolgden hun weg naar het Pantheon en toen zij daar aankwamen, wist nog niemand iets van den aanslag af. Eerst ouder de door RUDOLF STRATZ. 63) o— ,,Lk ben er ook eens ovef begonnen!" zei Albert, die zooveel op Georg geleek. „Nu en?" ..Hij zeide dadelijk: „Zwijg maar, jongetje! Ga naar de gehoorzaal en luister en leer daar, maar be moei je hier niet met dingen, waar je geen verstand van hebt.' Toen heb ik mijn muts genomen en ben heengegaan." Zijn zuster zuchtte. Nog klonken haar Otti's laat ste woorden bij liet afscheidnemen in de ooren: „Alles is mij als een droom! Ik denk nog steeds, dat ik op een morgen zal wakker worden en dan mijn Georg weer terugheb Zij keek verdrietig voor zich uit en Albert zeide zacht: „Ik heb ze laatst uog samen gezien!" „Waar?" „In Grunewald! Ik was er met een kameraad heen gefietst tegen den avond. Bij Paulsborn moesten wij naast onze fietsen loopen, omdat er dik zand' lag, en daar liepen zij ons tusschen de pijnboomen tegemoet heel rustig en gemoedelijk naast elkaar, net een echtpaar dat uit wandelen ging. Zij is wel heel mooi, dat moet ieder toegeven. Zij herkende mij ook dade lijk dat merkte ik wel en keek mij uit de verte heel kalm aan. „Moest jullie elkaar dan niet voorbij?" ..Neen. Ik ben vlug een hoek omgeslagen, 't Was mij te kras, ik schaamde mij werkelijk voor mijn vriend. Er wordt toch ai zooveel over gepraat. Nu is de bom gebarsten! Het zal met Georg's mooie be trekking hier ook wel gauw gedaan zijn. En wat die twee krankzinnige menschen dan moeten beginnen, godsdienstplechtigheid werd het feit bekend. In een oogenblik tijds waren er van uit honderden huizen vlaggen uitgestoken. Na den aanslag kwam de minister-president dei. koning gelukwenschen en een indrukwekkende stoet trok naar het Quirinaal, om het koninklijk paar tee te juichen. Men zag onder de geestdriftige menigte vele pries ters, monniken en vreemdelingen. Voortdurend meer menschen stroomden toe en ten slotte was er voof het paleis eeu onafzienbare menigte. De Koning en de Koningin kwamen op het balkon en werden daar sterk toegejuicht. Beiden lachten tot de menigte en bogen; zij bleven 5 minuten op liet baleon. Maar de menigte kwam niet tot rust. Telkens en telkens moesten de Koning en de Koningin terugkeeren. Het volk was dol van vreugde. Vervolgens ging de koning naar het ziekenhuis, om majoor Lang to bezoeken. De dokters raadden het hem echter af, doch verzekerden overigens, dat er geen gevaar bij zijn toestand was. In Kamer en Senaat heerschte een niet minder geestdriftige stemming en beide colleges besloten in optocht met de ministers naar het koninklijk paleis te gaan. Bij de ontvangst zeide de soc.-dem. afgevaar digde Cabritio tot den koningIT. M. heeft eeu schoon voorbeeld van moed gegeven," waarop de ko ning- glimlachend antwoordde: „Er was geen sprake van moed toonen, omdat- het rijtuig gesloten was." Uit tal van landen kwamen er verder onmiddellijk telegrammen van de staatshoofden e.n volksvertegen woordigingen, terwijl ook het Vatikaan uiet naliet zijn groote blijdschap te betuigen over den gelukki gen afloop van den aanslag. Inderdaad, de gevoelens van verontwaardiging over den aans-la'g en van vreugde over de mislukking, welke thans het Italiaansche volk bezielen, vinden dus alom weerklank. Koning Victor Emanuel toch heeft steeds strict grondwettig geregeerd', heeft zelfs de socialistische leiders ontvangen, wanneer er een ministerieel© crisis was, heeft de sympathie van zijn volk gewonnen door zijn optreden bij rampen, zooals bij de verwoestingen op Sicilië en in Oalabrië. Koning Humbert, die zelf door een moordenaars hand' werd getroffen, zeide eens dat een aanslag een der „risico's van kót beroep van Koning" was. Zijn zoon heeft het thans ondervonden. De bedrijver van den aanslag een ruim twintigjarige metselaar stelde den koning verantwoordelijk voor den Itali- aausch-Turkschen oorlog en wilde de slachtoffers wreken, llij zeide, dat er geen complot bestond, maar dat hij alleen het denkbeeld! had' gekregen en het ook zonder hulp vau anderen had uitgevoerd. Men mag dus geen enkele partij verantwoordelijk stellen voor deze krankzinnige daad. Waar in vele andere landen een dergelijke daad aanleiding zou zijn tot strenge reactie-maatregelen als hij van Berlijn weg moet, dat weet ik niet. Zij kan toch niet met hem meegaan naar zijn nieuwe gar nizoen. „Nu ja, voorloopig zijn zij nog bij elkaark" zei Ri chard. „Ja en voortdurend, hoor!.... Ieder uur, dat hij vrij van dienst is, zit hij bij haar op Zehlendorf! Hij heeft door ziju eeuwig loopen in burgerkleeding ook al onaangenaamheden gehad' hij is eenige keeren gezien door zijn superieurenhet is, of alles op de wereld die lui onverschillig is, als zij maar met elkaar kunnen wandelen. „Daar is de kruier met antwoord, Idal" Mevrouw Weigand1 scheurde de enveloppe open. Georg schreef kort: „Lieve Idal Als ik je raad noodig heb, zal ik het je onmiddellijk laten weten. Voorloopig is dat nog niet het geval. Groet je man en je kinderen van mij. Je broer Georg." Ida las het briefje tweemaal over en stak het toen in haar tascbje, zeggende: „Dat zal een leer voor mij zijn!. Een vo-lgenden keer zal ik mijn vingers niet meer branden 1" Zij kreeg opeens verlangen naar Maagdenburg, naar haar groote gevangenis, zooals zij het soms noemde zij wilde naar haar kinderen bijna naar haar man. Zij was verdrietig en had spijt van het vele reisgeld. Zij had tegenover haar broers het land, dat zij zoo weinig had bereikt, en vroeg om eeu spoor boekje. I oen zij zag, dat er dadelijk een trein ging. nom zij vlug afscheid, stapte in een rijtuig en reed naar het station. De twee officieren bleven nog een oogenblik zitten. De kapitein lachte nog na en zei: „Die twee zijn door het dolle heen! Tegen hen heeft Ida goed' praten, het schaap. zij luisteren toch niet naar haar ..Xaar ons evenmin 1" „Neen! De. artillerist betaalde eu greep naar zijn handschoenen om heen te gaan: „Die kerel, die Georg. is gewoon stapelgek!.... niets mee te begin nen. Hij is de eenige rijke Piet van ons vieren, kan zal zij in Italië geen wijziging kunnen brengen in hot door de regeering gevolgde stelsel, noch in de harte lijke verhouding, welke er tusschen koninklijk huis en volk bestaat. TWEEDE KAMER. In de vergadering van gisteren werd voortgegaan met de behandeling van het ontwerp tot wijziging van de Tnd. Comptabiliteitswet en wel met de arti- kelsgewijze behandeling. Op art. 1 (verleening van rechtspersoonlijkheid) verdedigde de beer Bogaardt (R.-K.) een amen dement om duidelijker vast to stellen, dat er scheiding- zal zijn tusschen de. geldmiddelen van liet moederland oil van de koloniën. De heer De Meester (U. L.) wilde niet van geldmiddelen gesproken zien, maar van activa en pas siva. De heer Van Kar neb eek (V. L.) noemde nogmaals de uitdrukkelijke toekenning van rechtsper soonlijkheid onnoodig en schadelijk. Het amende- ment-Bogaardt bewijst het verkeerde van art. 1 van het ontwerp. Eigen geldmiddelen cn rechtspersoon lijkheid zijn begrippen, die elkander niet dekken. Al ken het eerste moet hier geregeld worden. De heer Bos (V. D.) wilde de uitdrukkelijke ver- Jeening van rechtspersoonlijkheid niet schrappen. Spr. diende een amendement in, waardoor Indië wordt in staat gesteld zijn leeningen te garnndeeren. De lieer De Beaufort (V. L.) verklaarde zich ook tegen het schrappen van de toekenning van rechtspersoonlijkheid. De heer Bos deelde mede, dat zijn amendement er een is van de Comm. van Rapp. De heer Bogaardt wijzigde zijn amendement. De minister van Koloniën (de hoer Do Waal Malefijt) ontraadde de Kamer de rechtspersoonlijkheid uit art. 1 te schrappen. Na repliek van de heeren Van Ko rnebecli en De Meester volgde een opmerking van den minister, dat liet initiatief voor Ind. leeningen aan de Ind. regeering komt en nam deze liet amende ment der Comm. van Rapp. over. Do heer De Savornin L oh man (C.-H.) wilde do toekenning van de rechtspersoonlijkheid af stemmen. Spr. deelde mede, dat de Comm. van Rapp. het amendement-Bogaardt eenstemmig gewenscht acht, indien men daarbij spreekt van eigendommen enz., die geseheiden zijn en blijven van die van het moederland. De minister nam ook het amendement-Bo gaardt over. Ten slotte kwam het eerste lid van het artikel in stemming (toekenning van rechtspersoonlijkheid) en werd aangenomen met 51 tegen 10 stemmen. Aan de orde was daarna de eindstemming over het wetsontwerp tot oplossing van de Erfgooiorskwestie. Deze wet werd zonder hoofdelijke stemming aangeno men. Evenzoo de Armenwet. In behandeling kwam de Vngelwet, waarbij de heer E 1 e s k e n s de algeineene beschouwingen opende met een betuiging van dankbaarheid zonder voldaan heid. De heer Van Nispen tot Sevenaer R.-K.) vroeg een spaarzaam gebruik te maken van de l>ij de wet voorbehouden bevoegdheid, om enkele cate gorieën van in het wild levende vogels van de be leven als een vrij man e.n nu gaat hij dwaasheden uithalen! En altijd die vrouwen! Neem er een voor beeld aan, Albert! Je-hebt ook van die dwepende oogen in je hoofd! Vergooi je niet! Het zou be lachelijk zijn met dien Georg, als het niet zoo treurig was! Nu wel thuis!" Zij namen afscheid en gingen ieder huns weeg-, door de gloeiend lieete straten van Berlijn. De hitte was ondragelijk in deze dagen en geen enkel onweder bracht eenige verlichting. Ie-doren morgen rees de zon weer aan denzelfden straleken, diepblauwen hemel en zond' tot laat in den namiddag haar stralen fel naar beneden. Op één dezer dagen, tegen het eind der week, zochten Georg Gisbert en Vera achter het station Wannsee libt. beschermend loover van 't Drei- lindenbosch, waar een stil schemerduister heerschte en alleen werd bezocht door de enkele menschen die men in dezen zomertijd in den omtrek van Berlijn steeds vinden kon. Het was hun ook onverschillig cd' zij iemand zelfs bekenden konden ontmoeten of niet. Het loof weefde zich boven hun hoofden, terwijl gouden stralen er hier en daar doorheen wisten te dringen; hun voet zonk weg in mollig mos. Zoo schreden zij langzaam en onhoorbaar naast elkander voort eu zeiden niets. Dat gebeurde dikwijls bij hen; ze waren al gelukkig, als zij bij elkander waren. Na een lang stilzwijgen zeide hij: „Geef mij je hand!" Zij deed het en zoo liepen zij hand in hand, dicht naast elkaar verder. Niemand zag hen. het woud zweeg. Aan hun linkerhand dook het oude jachtslot van Dreilindeu op, grijs eu verweerd, als omgeven door de herinneringen aan Prin-, Friedrich Karl en zijn tafelronde. Vera keek er naar en Georg nam haar van terzij eens op en zei: „Wa,t heb je toch mooie oogen!" En na een poos: „Het blauw wisselt steeds van kleur!.... dan als staal.... dan als de zee.... ik geloof, dat al je gedachten daarin weerspiegelen 1" „Dan weerspiegelen zij alleen jouw beeld!" zeide zij. „Andera niets!" Haar gelaat hadl deze laatste weken een zachte uit drukking gekregen en als zij tegen hem sprak werd 't -eherming uit te sluiten. Spr. wilde verder o.a. dat onze minister van buiten- landschc zaken zal aandringen op verbetering van do bepalingen der Conventie en betere naleving van hare voorschriften. De heer Van den B e r g h van II e e m- stede (R.-K.) vond de wet te theoretisch en eenzij dig. De heer T y d e ni a tl (V. L.) bestreed de methode van het ontwerp. De regeering had zich moeten be palen tot het uitroeien van misstanden, tot het tegen gaan van massamoord van vogels. De heer T eenstra (V.-D.) vreesde van deze wet evengroote anarchie op het gebied der vogelbe scherming en acht haar practisch onuitvoerbaar. De vergadering d-uurt voort. Spreker diende namens do commissie van rappor teurs een amendement in tot het vergemakkelijken voor den landbouw, om schadelijke vogels te mogen dooden. De heer II u g e n h o 1 t z (S. D.) oordeelde, dat bij liet ontwerp geen rekening gehouden is met de klei nere behingen, als bijv. van de vogelvangers en eier-' zoekers. Spreker raadde den minister nau, niet in te gaan op de wenk van den heer van Nispen, om de lijst der z.g. kooivogels zoo kort mogelijk te maken. De heer de Beaufort motiveerde zijn stem tegen het ontwerp. De heer L i e f ti n c k bestreed het betoog van den heer Tydenian en verklaarde zich voor het ont werp, zich verheugende over de wijziging, welke de minister er in gebracht heeft. De heer Heemskerk (a.-r.) was tegen een te strenge vogelbescherming, waardoor veler belangen worden geseliaad. EEN KONINKLIJKE GIFT. Vanwege II. M. de Koningin is aan de firnut Juc- den Duik en Zn. te Scheveningen ua Haar bezoek met Z. K. II. den Prins nnn de inrichtingen van deze reederij-onderneming een bedrag ter hand gesteld om dit naar de inzichten van de firma aan te wenden in het belang van haar personeel. DE RIJKSMIDDELEN. De afgeloopen maand Februari maakt wat de op brengst van 's Rijks middelen aangaat, een beter fi guur dan haar naamgenoot van 1911, zegt de N. Ct. Moest toen worden geconstateerd, dat het totaal ten gevolge van een zeer geringe opbrengst van dén ac cijns op het gedistilleerd, lager was dan dat van het vorig jaar, ditmaal is liet aanzienlijk hooger. Iu Februari 1911 bedroeg het totaal-generaal J 10.485.143.62V2 U 78.239.34 minder dau in 1910), terwijl dit jaar werd ontvangeu 11.490.757.17V2. De stijging bedraagt dus 1.005.613.55. Dit goede resultaat werd' veroorzaakt door een ac cres bij de meeste bronnen van inkomst; slechte enke le bleven met geringe bedragen beneden de cijfers van 1911, waarbij nog kan worden opgemerkt, dat de op brengsten die verband houden met den toestand der volkswelvaart hier te lande weder een verblijdenden vooruitgang aantoonen. De directe belastingen brachten dit jaar, uitgeno men het personeel, meer op dan in 1911. De grondbe lasting steeg u.l. met J 91.000, de bedrijfsbelasting met J 163.000 en de vermogensbelasting met 39.000 terwijl de personeele belasting ongeveer 8000 min der opleverde. Uit de rechten op den invoer vloeiden 134.000 meer in de schatkist. Van de accijnzen waren het die op de suiker, welko door een glimlach verhelderd. Beiden hadden iets peinzend over zich.als in een droom.buiten hun tweeën bestond er niets of niemand meer. Twee wielrijdsters kwamen den hoek om en wierpen onder het voorbijrijden een vluehtigen blik op die groote slanke dame, die in haar donkere rouwkleeding e: zwarten -luier zoo vreemd afstak tegen het jonge groen. Hij keek hen na en zeid'e: „Ik begrijp de mensehen niet!" „Hoezoo „I)at zij niet op den weg blijven staan als jij voor bijgaat en je bewonderend nakijken. Je bent toch zoo mooi 1 Niets is zoo mooi als jij. Zij lachte- en er blonk iets van geluk in haar oogen, toen zij haar hoofd afwendde en over de heide naar de bloedrood dalende zon keek. Ook Georg keek die richting uit, maar zag slechts haar blonde haren, die in het matte zonlicht glansden als draden van ge sponnen goud. Alles aan haar was voor hem een open baring, een wonder! Hij zou den eenigen heer dien zij tegenkwamen, wel hebben willen toeroepen: „Zie jc wel 1.dat is z ij 1" Maar de onbekende, een kleine man met een baard en een bril op, bet type van een leeraar, stapte hen achteloos voorbij. Nu waren zij weer alleen en zetten zich neder onder de booinen, terwijl hij ziju verruk king uitte: „Wat ben je mooi.... wat ben je mooi!" Zij boog haar blond hoofd naar hem toe en zij kus ten elkaar innig en lang. lang. De avond viel. Plotseling lieten zij elkaar verschrikt los. Kwam daar iemand aan? Neen! Maar toch klopten hun harten onrustig. Niets bewoog zich al.s een kleine, witte berk, die door den avondwind! zacht heen en weer wie gelde. Het was bijna angstwekkend. Hij keek nog eens onderzoekend rond, terwijl het geschreeuw van een eenzamen vogel klagend door de boomen klonk; hij zei„En al had iemand ons gezien waarom mogen wij elkaar niet kussen? Wij zijn toch man en vrouw 1" „En toch ook niet!" (Wordt vervolgd.!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1