DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
VAN HOUTEN
DE VOLKSDRANK
LI EFDESO FFER
maandag
DE BESTE VOOR DEN PRIJS
Honderd en veertiende |aargang.
1912
18 MAART.
f 1.50
- 0,18
FEUILLETON.
No. 66
gefabriceerd door
.Goedkoop Alom verkrijgbaar
- 0,80 I VIERKANTE
- 0,42/41 BUSSEN
I
Zij, die zich met I April op dit blad
abonneeren, ontvangen de tot dien da
tum verschijnende nummers franco en
gratis DE DIRECTIE.
POSTKANTOOR TE ALKMAAR.
Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie
ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van
de geadresseerden niet zijn kunnen worden uitgereikt.
Ie helft der maand Maart 1012.
Brieven.
Bruin, Alkmaar.
Brennikmeijer, Amsterdam.
Mevr. Gronerts, Amsterdam.
A. Bos, Callantsoog.
P. Hofman, Baggermolen Groniugen.
G. Kagman, Helder.
Mej. M. Baas, Hilversum.
door
RUDOLF STRATZ.
65)
Hij liad Georg en Vera gearmd zien aankomen, dus
was het heel natuurlijk, dat hij hen voor man en
vrouw hield. Zijn vrouw naderde reeds met een vrien
delijk glimlachje, om kennis te maken met Vera, die
niets antwoordde, maar alleen wat bleeker werd. Toen
zeide Georg plotseling luid tegen den kolonel: „Par
don, kolonel!.... Om een misverstand te voorko
men. Ik ben hier wel met mijn vrouw, maar met,
mijn eèrste.
De groote, breedgeschouderde man tegenover hem
zette groote oogen op. Hij herinnerde zich wel. dat
de toenmalige luitenant Gisbert gescheiden en daar
om in kolonialen dienst overgegaan was, maar meer
wist hij niet en vroeg nu: „Maar hoe is dat dan? Je
hebt mij toch zelf eenige jaren geleden een nieuwe
huwelijksaankondiging gestuurd.
„Ja
„Is er dan een ongeluk gebeurd. Een sterfge
val?.... Bent u dan niet meer getrouwd?"
„Zeker."
„Juist! Ik hoorde toch laatst van Dingsda, dat u
met vrouw en kinderen te Berlijn woonde!"
„Ja."
„Maar.maar dan.
De kolonel wierp radeloos een blik op Ver.a en toen
op hem. Die geschiedenis ging hem te hoog en stond
hom ook niet aan, want hij zag wel aan hun gezichten,
dat er iets niet in orde was. Hij werd plotseling heel
koel en wantrouwend en reikte Georg zijn vingertop
pen.
„Zoo?.... Nu.... het- is mij aangenaam geweest,
kapitein!.... Ik wenach u verder het beste!"
II. de Jong, Schrans bij Leeuwarden.
O. Meijer, Zaandam.
A. Kuilman, N. Niedorp.
J. H. Bouman, Rotterd'am.
Briefkaarten.
S. Hendriks, Amsterdam.
Mej. A. de Booij, Amsterdam.
Mej. J. Brouwer, Amsterdam.
Mej. M. Geel, Breda.
L. v. d, Berg, Groningen.
ALKMAAR, 18 Maart.
Den veertienden Maart 1844 werd de later vermoor
de koning Humbert I geboren, den veertienden Maart
1820 diens vader. Daarom begeeft de koninklijke fa
milie in Italië zich elk jaar op dezen datum naa* het
Pantheon, waar beide koningen begraven liggen, om
daar een II. Mis bij te wonen.
Donderdag heeft er bij gelegenheid van deze jaar-
Hij maakte een stijve, vormelijke buiging voor Vera
ec ging naar de zijnen terug. Zij zagen nog, hoe hij
dezen hoofdschuddend! iets mededeelde; toen vervolg
den zij beiden in een gedrukte stemming hun weg.
Zij gaven elkaar nu geen arm meer en gingen een
tijdlang zwijgend naast elkander voort, beiden ver
diept in eigen gedachten, die niet van de aangenaams
te waren. Dit stuk werkelijkheid had hen wakker ge
schud uit hun droomleven. Er had zich wel meer kee-
ren zoo'n „mene tekel" voorgedaan, maar nog nooit
zóó duidelijk, zóó meedoogenloos vooral voor Gis
bert. Kolonel Schefflenz was één der weinige supe
rieuren, dien hij werkelijk steeds geacht en bewonderd
had. Ook wist hij, dat deze hem ook graag lijden
mocht. Zijn overplaatsing naar Berlijn had hij in
hoofdzaak aan diens voorspraak te danken. En tel
kens moest hij er aan denken), hoe plotseling dat ge
zicht betrokken was door een vagen afkeer van iets,
wat niet in den haak was en waarmede hij liever niet
te maken wilde hebben. en dat hinderde Georg.
Eindelijk verbrak hij het zwijgen en zeide meer tot
zichzelf dan tot Vera: „....en van zijn standpunt
kun je hem niet eens ongelijk geven...."
Zij antwoordde alleen: „Dat kan ons nog vaker
gebeuren
Het klonk kalm, haast verachtelijk, maar geen van
beiden voelden zich op bun gemak. Zij waren uit
hun hemel gerukt en onzacht neergekomen op de aar
de, met heel haar dwang, haar bindende plichten.
Eenmaal moesten hun toch de oogen opengaan, was
liet niet vandaag, dan morgen. Georg zag het wel in,
maar het hinderde hem geweldig, dat juist deze man,
met wien hij tegen den vijand zoo dapper en vastbe
raden gestreden had, hem nu zoo wankelmoedig aan
trof als een schip zonder roer tusschen twee vrou
wen hulpeloos als een drijvend wrak.
„Die vertelt het natuurlijk overal rond1!" zei hij na
t en poos. Zij haalde haar schouders op.
„Er zijn er al genoegd die het weten! Daar moeten
wij ons maar in schikken!"
Jawel' zijn hoofd in het zand steken dat hielp
niets meer. Mot neergeslagen blik vervolgden zij bun
Ujksche plechtigd'heid een gebeurtenis plaats gehad,
welke nog «1 goed is afgeloopem, maar ernstige ge
volgen had kunnen hebben: er werd een aanslag ge
pleegd op den koning. De majoor dei" kurassiers werd
gewond, doch het koninklijk paar bleef ongedeerd. Dc
dader, die onmiddellijk gevat werd en die slechts met
moeite uit de handen van een woedende menigte in
veiligheid gebracht kon worden, bleek een 21-jarige
metselaar te zijn. Antonio d'Alba of Dalba ge-
hoeten. Er werden natuurlijk allerlei veronderstellin
gen over het motief der daad geopperd zelfs werden
de Jong-Turken er bij te pas gebracht maar het
meest aannemelijk schijnt de verklaring, dlat de jon
geman, binnenkort moetende dienen, bang voor den
oorlog, zich heeft willen wreken op den koning, dien
hij voor dien oorlog verantwoordelijk meende te mo
gen stellen.
Op indrukwekkende wijze heeft het Italiaansehe
volk, dit woord in den meest uitgebreiden zin geno
men, vreugdebetoogingen gehouden, daardoor gevoe
lens van blijdschap er os-er uitsprekende, dat de zoo
populaire koning aan het gevaar mocht ontsnappen.
Het was. een geestdrift en gejubel zonder weerga. Bei
de Kamers van afgevaardigden zonden dadelijk depu
taties naar den koning, waarbij zich twee republikei
nen en drie soeinal-democraten aansloten.
De socialist Bissolnti zeide: „Sire, de grootsche
vi eugdebetooging van Rome openbaart U de ware ge
voelens van liet volk. Sire, het. volk verheugt zich
zeer over den mannenmoed', dien U aan den dbg legde,
toen U zonder geleide naar het ziekenhuis reed. „La
ten wij daar niet over spreken," antwoordde de koning,
„ik heb zoo'n medelijden met- dien armen majoor
Lang, maar hij redt het weL"
De radicale afgevaardigde Romoessi begroette den
koning aldus: „Ik wensch den waarlijk democrati-
sehen koning geluk." „En ik" luidde het antwoord,
„ik groet den voorkomenden vriend en verheug mij er
over, dat hij zich hier eindelijk laat zien." Tot den
republikein Dell' Aequa zeide do Ironing: „Ik dank
U, dat II ook is gekomen. Ik vind liet mooi van U."
Toen er een groep metselaars de pleger van den
aanslag was metselaar voor bet paleis verscheen,
liet de koning een deputatie binnenkomen, sprak lang
met deze personen en gaf elk hunner bij het weggaan
de hand.
Uit het bovenstaande blijkt, hoezeer den koning tal
van bewijzen van sympathie uit het volk zijn geschon
ken.
De reuzenstnking der Engelsche mijnwerkers, welke
de nationale welvaart op ongekende wijze ondermijnt,
is nog steeds niet geëindigd. Tevergeefs heeft de
regeering alles in het werk gesteld, om een overeen
stemming tusschen de mijn-eigenaren en de mijnwer-
kers tot stand tc brengen. Vier dagen heeft de „vre
desconferentie" onder leiding van den minister-presi-
den Asquith geduurd, toen werd zij afgebroken. Drie
weken is de regeering nu aan het werk geweest, maar
al haar bemiddelingskunst heeft gefaald. Zij heeft
thnns.de indiening van een wet aangekondigd, waar
door de patroons gedwongen worden den werklieden
een. minimumloon te verzekeren, waartegenover voor
de werklieden verplichtingen zullen staan door welke
waarborgen worden verleend tegen misbruik van dat.
minimum. Die wet zal zoo sixiedig mogelijk iir beide
Huizen van het parlement worden behandeld, zoodat
de staking gauw ten einde kan komen.
Op verzoek van den minister-president hebben de
weg naar Zehlendorf, die zich eentonig uitstrekte tus
schen zandglooiingen en pijnbossehen. Het begon
rc-eds donker te worden en hij vond„Wij hadden be-
ter gedaan den weg andersom te nemen!"
Zij zuchtte en zeide: „Wij hadden Waarsehijnlijl. j
zooveel dingen in het leven andersom moeten doen!"
Hij ergerde zich plotseling over haar moedeloosheid
en vroeg: „Geef mij in de eerste plaats weer een arm.
Zóó!.... Of je je daar nu nog warm over maakt,
geeft nu eenmaal toch niets meer!"
Toen liij haar weer zoo dicht bij zich voelde en zij
weer veerkrachtig gelijken tied met hem hield, ging
hij voort: „Wij moeten in ieder geval moed houden,
Vera
Zij lachte: „Dien heb ik voor drie!"
„En dan moeten wij begrijpen, dat het zóó niet lan
ger gaat!"
„Neen. Zoo gaat het ook niet langer!"
Zij warea blijven staan en knikten elkander toe. Zij
gingen weer verder en hij zei opgewonden: „Zie je.
het is verrukkelijk, om zoo maar voort te droomen en
te. dwepen, zooals wij doen.... ik wou, dat ik geheel
mijn verder leven zóó met je wezen kon, met jou al
leen ergens op een woest eiland, waar niemand ons
stoort.maar voorloopig moeten wij ons leven ver
dedigen 1 Ik moet je wat zeggen Veramaar
schrik niet!...."
„Ik schrik nergens meer van 1"
„Ik zal eerstdaags wel overplaatsing krijgen. God
weet waarheen!"
„Dat dacht ik wel!"
„En op mijn schrijftafel zal wel een brief van mijn
schoonvader liggen! Hij kondigt mij aan, dat hij den
tersten van de volgende maand zijn toelage zal inhou
den en zijn dochter en zijn kleinkinderen naar huis zal
halen, als de toestand vóór dien tijd' niet verandert.
Dat staat ons dus allemaal te wachten."
Beiden zwegen. Zij vermeden steeds zorgvuldig,
om over Otti of de kinderen tc spreken. Daar had
den zij blijkbaar angst voor.
Vera zei ten slotte: „Nu zal ik je ook wat vertel
len! Gisteren heeft mevrouw Von PfennigTcuter mij
mijneigenaars en mijnwerkers hun vertegenwoordigers
aangewezen om met de regeering over de voorberei
ding van het wetsontwerp te beraadslagen.
Intuaschen is het nog zeer de waag of inderdaad
een wetsontwerp aan de steking een einde zal kun
nen maken. En al ware dit werkelijk het geval, dan
nog zouden er, zelfs indien alle stakers onmiddellijk
weer aan den arbeid gingen, 2 tot 3 weken moeten
vcrloopen, alvorens de opbrengst van kolen weeT zou
aanvangen, want do gedurende 2 weken verwaarloosde
mijnen zouden eerst in goeden staat gebracht moeten
worden.
Had de Engelsche staking een kalm verloop, bij de
Duitsehe is het in het Roerbekken t-ot. bloedige botsin
gen gekomen en er zijn nienselienoffers te beklagen.
In het eind der week echter werd bet wat rustiger,
maar tevens schijnt in dit gebied de staking aan het
verloopen. In Saksen dreigden de mijnwerkers heden
liet werk te zullen neerleggen, in de Lotharingsche
mijnen is de staking vrijwel algemeen en daar moet
geen uitzicht op spoedige bijlegging bestaan.
De staking vormde natuurlijk het middelpunt der
parlementaire besprekingen. In den rijksdag en in de
beide Huizen van den landdag deed de rógeering uit
komen dat zij de staking ongerechtvaardigd achtte en
dat zij met alle middelen, desnoodig met militaire
hulp, de werkwilligen zou beschermen. Merkwaar
digerwijze toonde de stedelijke overheid der gemeente
Dortmund zich van deze regeeringshulp niet gediend
dc burgemeester seinde, dat hij met zijn politie
zeer goed in staat was, de orde te bewaren, en dat
meer militairen kwaad zouden doen in plaats van
goed 1
Van het regeeringssehip, kapitein v. Betkman
Ilollweg is weer een man over boord geslagen. Wer-
muth heette hij en hij was minister van financiën.
Eigenaardig is heb men denke maar aam dc minis
ters van koloniën Domburg en Lrndequist dat de.
heer v. Bethmann Ilollweg juist de knapste mannen
van zicli afstoot, welk stelsel niet slechts bedenkelijk
wordt geacht voor de pensioenkas van het rijk, maar
voor alle oprechte personen uit zijn omgeving. Zij
moeten gaan, omdat zij zich niet willen schikken naai
de plannen van den rijkskanselier. De heer Wemvuth
had tot systeem: geen uitgaven, die niet behoorlijk ge
dekt zijn, dit strookte niet met de voornemens van
den rijkskanselier en daarom heeft de minister plaats
moeten maken.
In Frankrijk geraakt men nog maar steeds niet
uitgepraat over het Marokkóvcrdrag. De Kamer heeft
er weer geweldig over gediscussieerd. Ongeveer tien
tegenwoordige en vroegere ministers wilden het woord
voeren, om dc „schuldigen," „de verraders," „de om
koopbaren" te ontdekken, die verantwoordelijk zijn
voor het Marokkoverdrag. De heer Jaurès richtte in
het bijzonder zijn pijlen op den eerzuehtigen vorigen
minister-president CailLaux. Maar de tegenwoordige
premier moest niets van die herrie hebben en zei, dat
men nu maar niet Tan gei* in het verleden moest kijken
doch in de toekomst moest zien. Hij vroeg de betrok
ken oud-bewindvoerders niet te antwoorden op gestel
de of te stellen vragen. Vandaar dat er gesproken
wordt van een „conspiration du silence," een complot
om te zwijgen.
Niets lijkt echter moeielijker in Frankrijk gedaan
te krijgen de zaak is dan ook nog niet uit, het debat
onderhanden genomen. Zij zeide, dat ik bij haar in
huis gekomen was en dat zij mij de eerste vier weken
na den dood van mijn kind niet onder vreemde men
sehen wilde sturen maar nu moest zij het toch zeg
gen: Het pension werd door mij in opspraak gebracht.
In de buurt werd er al over gesproken! Dat zou haar
benadeelen! Kort en goed: Of ik maar niet naar iets
anders wilde uitzien?'
„Dat kun je toch doen!"
„Na een week zal het daar weer net zoo zijn! Wie
weet, wat dan het eind is! Neen, om zoo van den een
naar den ander te zwerven, daar heb ik geen zin in!"
,.En dan het geld!" ging zij voort, „Dat geld! Ik
heb nog wel die paar duizend mark van mijn siera
den. maar ik begrij phet niet.het smelt' weg
als sneeuw voor de zon. Ik ben nu toch zoo zuinig!
Maar het geld en ik zijn nooit goede vrienden ge
weest
„Kortom, ondergang.... van alle kanten!" zeide hij
en liet zijn blik dwalen over de wijde velden, die zij,
uit het bosch gekomen, nu betraden. Vóór hen, in
de verte, glansden de lichten van Zehlendorf. „Dan
blijft er nag maar één ding over, Vera: ons beiden vrij
maken van alles!"
„Ik bèn vrij!"
Ja. Hij begreep haar wel. Zij had haar verloving
verbroken, zij had haar vader verlaten, zij had haar
kind begraven nu was het zijn beurt, zijn banden
te verbreken. Zij voegde er bij: „Doe, wat je wilt!
Ik ben tot alles bereid!"
En terwijl de nachtwind1 hun in het gelaat blies en
hun vlugge, gel ke voetstappen weerklonken in de
stilte, neuriede z
„Ich will dir folgen dureh Liinder und Meer,
Eisen und Kerker und feindHches Heer!"
Over land en zee! Hij hief zijn hoofd op en zeide:
„Zie je, Vera, een geluk is, dat ik niet enkel een bu
reau-meubel ben! Als je sommige collega's Van mij
de wijde wereld in zou sturen, dan zwemmen zij als
jonge honden en verdrinken meestalMaar ik
ben ook buiten het land geweest en ken drie wereld
talen. Jk weet wel, hoe een flinke kereld zich door
het leven kan slaan!"
Wordt vervolgd;),