DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Van Houten s Cacao v No. 63 Honderd en veertiende Jaargang. WOENSDAG Met zorg bereid uit gezonde en krachtige Cacaoboonen, vandaar de echtepittige Cacaosmaak- [De vergadering te Hoorn. BINNENLAND. 20 MAART. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagen, uitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. Dit nummer bestaat uit 2 bladen. MAARSCHE COURAN ROMA ii. ALKMAAR, 20 Maart. Eigenaardig werden we dezer dagen verrast dooi de toezending van een nummer der Avenhorn sche Courant. Toevallig viel ons oog bij het openslaan van dat exemplaar onmiddellijk op een mededeeling aan het hoofd, welke hegon met „onze stadgenoot." liet was natuurlijk jiiet aannemelijk, dat we in de „Avenhornsche Courant" een nieuwe „stadscourant" mochten heg-roeten. Gold het hier een mystificatie Dit te veronderstellen lag vooral voor de hand, onulat «het „Plaatselijk nieuws" van de „Avenhornsche Cou rant" hegon met een belastingpublicatie van den bur gemeester van Hoorn en het overigens in deze rubriek 1 loom voor en Hoorn na was. Gelukkig gaf het hoofd' van het blad opheldering. In de zooeven genoemde mededeeling werd den lezers van de Avenhornsche Courant door hare redactie of directie uiteengezet, dat het zoo verstandig- is zich te abonnecren op de „Nieuwe Hoornsche Courant," ter wijl verder bleek dat uitgevers en redacteur van de Avenhornsche Courant precies dezelfde waren als van de Nieuwe Hoornsche Courant. Wij ontvingen dus een (Aven)IIo(o)rnsche Cou rant. In dit exemplaar stond een groote aanhaling uit ons artikel ,,l)e vergadering te Hoorn," waaraan een paar kleinere en kleine opmerkingen door de redactie wa ren toegevoegd, welke wij gaarne willen beant woorden. De eerste betreft onze mededeeling, dat wc in ons verslag „niet onwaarschijnlijk het uitvoerigst waren van alle couranten welke een verslag van de vergade ring hebben gegeven," ten aanzien van hetgeen da heer Van der TTegge Zijnen in tweede instantie had gesproken. We hebben, aldus verklaart het blad, niet de moeite gedaan de Alkmaarsche Couranten op te zoeken, de verslagen uit te meten, regels en let ters te tellen en dan te gaan vermenigvulden. Indien onze geachte „collega zich op de lengte van een verslag doet. voorstaan, welnu die triumf, zelfs al mocht hij haar niet verdienen hetgeen ons nog niet eens zoo onwaarschijnlijk voorkomt is hem van harte gegund. Tot dusver toch is het gelukkig nog niet gebruikelijk journalistiek bij de el te meten. Maar, waarde collega-redacteur, gij zoudt moeten tellen en vermenigvulden, uw geoefend oog, zon niet op den eersten blik zien, wat elke leek. wat ieder, die nimmer copie schatte, kan waarnemen? Gij hebt blijkbaar niet de moeite genomen de ver slagen van de ter vergadering vertegenwoordigde cou-" ranten na te slaan en het komt u des ondanks niet onwaarschijnlijk voor, dat ons verslag over dit deel van het gesprokene niet het uitvoerigst is? Eilieve, waarop berust dan deze meening? Wij vinden Uw. gunning-van-harte natuurlijk heel aangenaam, maar ge zult ons ten goede houden, wanneer we gaarne za gen toegelicht, waarom zij op Uw edelmoedigheid moet berusten en door U niet wordt beschouwd als iet dat ons toekomt. Inderdaad, gelukkig is het nog niet gebruikelijk journalistiek bij de el te meten, ofschoon, als wij in de Avenhornsche courant bijna twee kolommen gevuld vinden met een verslag over een voordrachtena'von 1 van den heer Pierre Bos, dan Aan een ellemaat hebben wij eerlijk gezegd geen oogenblik gedacht. Trouwens er is eenig on derscheid tusschen lapje-goed en journalistiekwerk. Zoo is de kwaliteit van het eerste nimmer afhanke lijk van. de lengte en van de tweede wel eens, namelijk wanneer het een courantenverslag betreft. In dit laatste geval kan uitvoerigheid de volledigheid bevor deren en daardoor de betrouwbaarheid vergrooten Naar onze beseheiden meening is dit geval hier aan wezig. En dat wij hierin niet alleen staan, bewijst de verklaring van mr. Jan Vijn in ons nummer van Za terdag j.l. Een tweede opmerking luidt aldus: „ln de appreciatie van het resultaat van een mon- deling debat zijn wij het te Hoorn blijkbaar wedoi- „niet geheel eens met Alkmaar. aak krijgt op een „vergadering gelijk degene, die het handigst is, het „best zijn mond kan roeren, en over de grootste bruta liteit beschikt. „Om tot een juist resultaat te komen, slaan wij een „debat-vergadering zelfs vrij laag aan. Een rustige „pennenstrijd en daarna een onderzoek van een eom- „miesie van deskundigen ware o. i. een langzamer, „doch ook nog veiliger weg geweest." Wij schreven, dat de houding van den heer Van der Hegge Zijnen sympathieker zou zij 11 geweest, indien hij het nobeler had gevonden „met zijn tegenstander mondeling of s c h r i f t e 1 ij k in debat te treden." (Aven)Ho(o)rn en Alkmaar behoeven over dit punt dus geen pennestrijd aan te gaan. Eindelijk concludeert het blad aldus: „In de uitspraak van een derde hebben we ook al weder niet zoo veel vertrouwen als onze geachte colle ga. Beide, de hoeren Van der Hegge Zijnen en Smii Kleine, vertegenwoordigen en verdedigen een -verschil lend belang. Veronderstel nu, dat de derde deskundi ge eens als oudrstudiemakker of door toeval dichter hij een der kampioenen komt te staan dan bij den an der. Dan zouden wij nog niet durven beweren, dat die ander daarom ongelijk had. Dat twee deskundigen van oordeel verschillen is helaas niets ongewoons. De eene dokter wil den pa tiënt genezen.... of laten doodgaan.... langs ho- moöpathischen, de ander langs allopathischen weg. De eene rechtsgeleerde acht den beklaagde een inkt-zwart monster van misdadigheid (het O. M.), de ander een sneeuwpop van onschuld (de verdediger), in vele ge vallen hangt iemands opinie dus af.... van zijn standpunt. Nu verlieze men niet uit het oog. dat de heer Smit Kleine zelf hoopt te leveren en over de eigen centrale van den heer Van der Hegge Zijnen optrad als een O. Em. Is de heer Van der Hegge Zijnen dan geen belang hebbende? O. in zekeren zin wel. Toch gelooven we. dat hij niet de affairre zou aanvangen indien hij er niets in zag. Bovendien hechten we aan zijn oordeel betreffende de West-Friesche meer waarde dan aai dat van den heer Smit Kleine, omdat hij over zoo veel meer en betere gegevens beschikt. Wil men de beide partijen reeds thans als gelijk be rechtigde beschouwen, dan zou daarmede het vertrou wen in den heer Van der Iïegge Zijnen reeds zijn ge schokt. Men heeft o.i. na al het gewisseld papier en al de gewisselde woorden zich kunnen herinneren de uit spraak van onzen grooten De Ruyter: Waar de heeren hun vlag wagen, waag ik mijn le ien. Welnu, waar de heer Van der Hegge Zijnen zijn carrière waagt, daar wage men gerust el ijk. eenig geld. En dan. frisch begonnen! Terwijl de leden van den raad beraadslaagden, ging zekere klassieke stad verloren. Welnu, over de West-Friesche Centrale kwam reeds lang bij ons op de uitspraak: Der Worte sind genug gewechselt Lasst uns nun endlieh Thate sehn! Indien de West-Friesche flink wordt aangepakt en - dat geldt wel als de hoofdzaak en er wordt flink voor gewerkt, dan zal en dan moet ze slagen." De Avenhornsche Courant beschouwt beide partij en als Openhaar ministerie en verdediger. Ons is dit wèl maar wie doet tusschen deze twee uitspraak? I)e rechter, een derde, onpartijdige persoon dus! Eu als er een jury is, zooals bijv. in Engeland, dan gaal na hel requisitoir Van den advocaat der politie en van dien van den beklaagde, de onpartijdige sherif, alvo rens de jury zich afzondert, de mérites 'der zaak nog eens na. Vu kan het dat de derde deskundige in het geval, dat ons thans bezig houdt, een oud-studiemak ker is of door toeval dichter bij een der twee staat. Maar onulat dit mogelijk is, is'het nog nieft noodzakelijk. Dan zou men altijd en overal een des kundig arbiter moeten uitschakelen. Trouwenssprak de Avenhornsche in haar tweede opmerking zelf niet over een commissie van deskundigen Zeker, meerdere deskundigen ware beter dan één, maar wij hadden het over goedkoop te rade gaan en dit zou zeer zeker kunnen, indien beide deskundigen het eens waren ten aanzien van de keuze van een der de. Wat nu de West-Friesche betreft, natuurlijk zal niemand veronderstellen, dat de heer Van der Hegge Zijnen er niets inzag de affaire aan te vangen, zonder dat hij er iets inzag! ln hoeverre de carrière van den heer Van der Heg ge Zijnen op het spel staaf, kunnen wij niet beoordee- Vn, maar wel komt het ons voor, dat de Avenhornsche in den trant van het bekende woord op een platte- lnndsch dilettanten-tooneel „Hier is een millioen, dan kunt ge IT voorloopig redden," schrijft over de milli- i enen welke er in de onderneming moeten worden ge stoken, de tonnen gouds welke de gemeenten moeten storten, wanneer zij van deze als van „eenig geld" spreekt. Bij de Avenhornsche Courant kwam echter reeds lang een uitspraak op, dat zij nun endlieh do courant verkeert nog steeds in haar eerste levens jaar daden wilde zien. Evenwel het geldt hier niet precies het spreken over een „Stimmung" zooals op het oogenblik waarop de theaterdirecteur de aangehaalde woorden bezigde. Ook is niet juist de verklaring: „der Worte sind genug gewechselt." Er zijn wel reotis veel woorden gesproken, maar van eet) woorden-w i s s e 1 i n g is tot dusverre weinig sprake geweest. Daartoe is de gelegenheid eerst thans geopend nu de plannen door een critisch zij het dan ook partijdig oog zijn bezieu. De Avenhornsche is overtuigd, dat de „West-I rie- sche" zal en moet slagen. Waar het ons echter èn aan technische wetenschap, èn aan ervaring, die er het zegel op drukte, èn aan inzicht intbreekt, om de belangrijke technische, fi- nancieele en andere factoren te beoordeelen, welke de kans van slagen dezer onderneming bepalen, ma tigen wij ons natuurlijk geen oordeel aan. Die uitspraak vau onzen grooten de Ruyter: Waar de heeren hun vlag wagon, wang ik mijn leven.is als aansporing in dezen niet bijster gelukkig gekozen. De Ruyter, die eens tegen Witte de W ith zeidp' „Nooit zouden wij het kunnen verantwoorden, het va derland door het wagen van een onzekeren slag in ge vaar te brengen" zéide de woorden „Daar de Heeren hun vlag betrouwen, zal ik mijn leven wagen, nadat hij even te voren had opgemerkt „Ik heb mijn leven veil voor den Staat. Maar ik ben verwonderd en t is mij leed, dat de Heeren de vlag van den Staat zoo veil hebben en wagen. De Heeren hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden." De woorden van de Ruyter vormen dus allesbehalve een verklaring van deze strekking: „Alloh, de Loeren wagen dit, düs waag ik dat." Neen de Ruyter verbaasde zieh over de hem ver strekte opdracht en betreurde haar tevens, maar de ijzeren noodzakelijkheid, voortspruitende uit dienst verband en plichtsbesef, noopte hem, zijns ondanks, zijn leven te wagen. Had de beslissing aan hem ge legen, zijn voorzichtigheid en zijn verantwoordelijk heidsgevoel zouden hem juist hebben doen besluiten onder de gegeven omstandigheden niet in zee te gaan. En wat deden wij anders, dan den betrokken raads leden aan te raden, in de gegeven omstandigheden niet in zee te gaan, met de West-Friesche Centrale noch met de Kennemer Electrieiteits Maatschappij, maar eerst nog eens, voorzichtiglijk en daardoor ver minderend hun verantwoordelijkheid, deskundig ad vies in te winnen? Inderdaad het is gemakkelijk met een luchtig ge baar over bedragen van L84O.0OO of 3.075.000 gulden te spreken als over „eenig geld" met vrijmoedigheid zieh te wagen aan een gunstige voorspelling. Ons komt het intusschen verstandiger voor, geen oordeel uit te spreken, geen partij te kiezen, en ook i iet luchthartig over de zaak heen te glijden. Waar de Alkmaarsche Courant haar lezers vindt iti de gemeenten, wier belangen bij beide ondernemingen betrokken zijd, daar meenden we goed te doen slechts een tot voorzichtigheid aanmanende stom te late. hooren. En de Avenhornsche Crt. heeft ons in geenendeeb aangetoond, dat dit standpunt verkeerd is, nèch da: het hare de voorkeur verdient, evenmin op de hoofd kwestie als ten.aanzien van bijzaken. de aalscholvers op de lijst der schadelijke vogels hou den wegens de door hen aangerichte schade in Over ijssel. De minister van landbouw, nijverheid en han del (de heer Talma) ging n.iet op hot betoog van de zen spr. in, omdat de lijst niet hekend is. De minister verdedigde zijn standpunt, dat onderscheid mede brengt tusschen de schadelijke en niet schadelijke vo gels, waarbij hij de openbare meening \'nn gewicht acht. De wetenschap acht volstrekt niet alle vogels onschadelijk. De minister ontraadde het nmendement- Tydeman. Na repliek van den heer Tydeman en nadat (ie heeren Teenstra (V. I).), Van De dein (C.-II.) en Bolle m n (A.-R.) alsook de minister tegen het amendement hadden gesproken, werd het .iinendement-Tydeman met 53 tegen 8 stemmen ver worpen en het artikel met. 57 tegen 6 stemmen aange nomen. Door den heer Rink (U.-L.( werden vervolgens 2 amendementen op «rt. 2 (verbod van vangen, dooden en ten verkoop voor handen hebben van beschermde vogels) verdedigd. Het eerste amendement schrapt de woorden „ten verkoop," het tweede verbiedt het voorhanden hebben van huiden of vleugels van be schermende vogels. De heer Kooien (R. K.) was tegen het eerste amendement, evenzoo de heer Hugenhojtz (8. D. A. P.), die bovendien het tweede amendement be streed. De heer 1' o 11 e m a was f»ok tegen het eerste amendement gekant en wilde hij het tweede alleen do leveranciers van vleugels of vogelhuiden treffen, niet de draagsters van vleugels of gedeelten van vogels. De heer Tee-nstra was voor het tweede nmen- ciement, waarvan de heer Lieftinck (II. L.) groote moeilijkheden vreesde. Ook de heer V a n Idsiuga (C.-II.) was er tegen. Zelfs het artikel ging hem te ver. De minister bestreed de amendementen- De heer Rink trok zijn eerste amendement iu. Bij art. 19 zal hij er mede terug komen. Het tweede amendement beperkte hij tot het verbod van het voor handen hebben van vogelhuiden. De heeren II u g e n h o 11 z en L i e f t i n c k be st reden ook het gewijzigd amendement. De heer Kooien diende een sub-amendement in. dat de woorden „ten verkoop" inlaschte. De minister ontraadde het gewijzigd amende ment en het sub-amendement, dat door den heer Rink werd overgenomen. De heer V an D e d e m ontraadde namens do Comm. v. Rapp. het amendement, dat met 33 tegen 2'! stemmen werd aangenomen. Het artikel werd aangenomen. Bij art. 4 (het geoorloofde van het rapen enz, van kievitseieren) verdedigde de heer Van F o roest V. L.) een amendement, om het rapen toe te staan tut 30 April en het voorhanden hebben tot 4 Mei. De heer II u g e n h o 1 t z verdedigde een amende ment, dat het zoeken van kievitseieren beperkt tot 2.s April, het voorhanden hebben tot 30 April. De heeren Tydeman, Pollrma en 11 o o 1- 1. uyzen (LL L.) verdedigden het amendement van den heer Van Foreest. l)e minister verdedigde de data van het ont werp* Evenzoo de heer Van Doorn (U. L.) De heer Van Foreest wijzigde zijn amende ment in dien zin dat er staat: „tot en met 3 Mei," zoodat de vervoertijd één dag korter wordt. De heer Hugenholtz wijzigde zijn amende ment aldus dat de vervoertijd tot 2 Mei loopt indien 1 Mei op Zondag valt. De heer T h o m s o n heeft, deze zaak onderzocht, aangezien het eerste kievitsei gewoonlijk in zijn dis triet gevonden wordt (gelach). Hij achtte de datum- verandering door den Minister aangebracht niet ge motiveerd met diens argumenten; het zou dat nllee-'i zijn, wanneer de kieviten verminderden of de kievits eieren, en daar blijkt niets van. Daarom is het on- juist in de bestaande praktijk verandering te brengen. 8pr. zal dus voor het amendement-Van Foreest stem men. De lieer Teenstr a had ook bezwaar tegen jjet artikel. I)e minister, de heer Talrna, zeide natuurlijk i.iet te kunnen aantoonen of de kieviten al dan niet verminderen. Er is echter aangetoond, dat dan do cultuurgronden voor de kieviten ongeschikt worden. Spr. verklaarde het amendemont-Hugenholtz over te nemen, dat nu aldus moet worden gelezen: „tot en met 2,s April wat den sluitingstijd betreft; tot en met j 30 April wat betreft de sluiting van tien vervoertijd (.f tot li nu I 1 Mei indien 30 April op een Zondag Milt." De lieer Van Foreest trok zijn amendement in. Art. 4 gewijzigd door overneming van het anaenih- nunt-llugenholtz werd daarna aangenomen. Dc vergadering werd vervolgens verdaagd tot he denochtend. TWEEDE KAMER. In de zitting van gisteren wijdde de president al lereerst een afscheidswoord, aan den heer Ferf, en na het uitspreken van de verwachting omtrent het tijd stip van behandeling van de Bakkerswet, kwam art. 1 van de Vogelwet- aan de orde. De heer Tydeman (V. L.) verdedigde zijn amen dement, strekkende tot herstel van de oude redactie van dit artikel. De heer Duymaer van Twist (A. R.) wil- VRIJSTELL1NG TEGEN BORGTOCHT IN' INDIë. Naar aan „Het Vad." wordt medegedeeld is in In- dië iu bewerking een ontwerp voor een wettelijke be paling. krachtens welke het mogelijk zou zijn preven tief gevangenen vrij te laten tegen een te starten borgtocht. j Gemengd nieuw* TENTOONSTELLING GENT 1913. Op initiatief van de besturen der Vcreeniging voor i Tontcon^tellingsbelangen en der Nedcrlandsche Ver- ecniging van Exposanten te Amsterdam is een hijpen

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1