DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Verjaring m scfnildwderiip.
No. 94.
Honderd en veertiende Jaargang.
ZATE RDAO
20 APRIL.
Mil 2
Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en
Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden
voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl,
Afzondei lijke nummers 3 Cents.
Telefoonnummer 3.
Prijs der gewone advertentiën
Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote
letters naar plaatsruimte.
Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij
v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9.
SPKOKKEMNUm
HET TERUGROEPEN VAN TOONEEL-
SPELERS.
Hos 'k m'n ssrsts geld en leste geld in 't
boerenbedraif verdiende.
T"J. B.
AARSCH
GODRANT.
r
BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis dat in het Ge
meenteblad van Alkmaar, No. 369, is opgenomen heP
besluit van den Raad der gemeente van 10 April j.l.,
waarbij is vastgesteld1 eene
VERORDENING OP DEN GENEES-, HEEL-
EN VERLOSKUNDIGEN DIENST VOOR BE-
HOEFTIGEN IN DE GEMEENTE ALKMAAR.
Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende
drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is ne-
dergelegd en aldaar, tegen betaling van 0.20, in af
druk is verkrijgbaar gesteld.
Alkmaar, 18 April 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR herinneren belanghebbenden er aan, dat de
schuldvorderingen ten laste der gemeente over het
jaar 1911, ingevolge de bepalingen der wet van 8
November 1915 (Staatsblad No. 51) vOór of op <1 vu
Inmaten Juni moeten worden ingediend, bij
gebreke waarvan zij verjaard en nietig zijn.
Voorzoover nog vorderingen moeten inkomen, wordt
eene spoedige inzending daarvan aanbevolen.
Alkmaar, 15 April 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
DONATH, Secretaris.
CHINEESCHE GENEESKUNDE.
In de Chineesche steden zijn de apotheken de mooi
ste winkels en men herkent ze dadelijk aan den groo-
ten zoo bont mogelijL geschilderden vijzel, die als uit
hangbord dienst doet. Het Chineesche volk heeft van
oudsher de theorie, en de praktijk der geneeskunde met
bijzondere liefde bestudeerd en het bezit dan ook een
uitgebreide geneeskundige litteratuur. Op het oogen-
blik echter is de Chineesche geneeskunde niet veel
verder dan de Europeesche uit de 16e, 17e en 18e
eeuw. In de oude tijden golden de Chineezen voor de
beste doktoren der wereld. Van hen leerde Europa
het wonden-naaien en het vaccineeren. De,Chineezen
hadden reeds verscheidene eeuwen voor Pasteur bij de
behandeling van d'iphteritis en andere gevreesde ziek
ten verrassende resultaten bereikt. Reeds in het be
gin der Christelijke tijdrekening behandelden de Chi
neesche artsen met schitterend gevolg de pokken en
reeds langer dan duizend jaar kennen zij de vaccina
tie. Zij begonnen met het vaccineeren van kinderen
al in het jaar 796 en in hetzelfde jaar waren zij reeds
bekend met het operatief ingrijpen door branden; als
anti-septische middelen gebruikten zij vooral sappen
van sommige zwamsoorten en van helmkruid'wortelen.
In den overouden tijd stond' ook de chirurgie in hoogo
eere, deze geraakte echter in miscrediet.
mannenkleeren had aangetrokken. Zij werd gevaugen
genomen, maar daar haar zoon ondertusschen als over
winnaar uit den strijd was getreden, lieten de mannen
van Elis genade voor recht gelden. De moeder van
een kransdragcr uit de Olijmpische spelen kon men
onmogelijk ter dood brengen!
HET TATOUEEREN.
Het tatoueeren, dat thans nog onder zeelieden, sol
daten enz. in gebruik is, ontstond waarschijnlijk als
een bijzondere vorm van lichaamsbeschildering, waar
door de barbaren in den oertijd zich meenden mooier
te maken, evenals de vrouwen uit dien tijd invloed
trachtten uit te oefenen op den vijand, door zich mooi
te maken, daar zij van meening waren dat het ook het
eerst overwonnen moest worden. Het tatoueeren be
staat uit het aanbrengen van teekeningen op de huid
door het brengen van kleuren, kruit, enz. in de open-
geritste wondjes. De uit het steenen tijdperk beschil
derde schedels zijn waarschijnlijk van mannen, die hun
hoofdhuid lieten tatoueeren. De huid verging,
maar de kleur bleef en dVong in de schedels
door. Bij enkele wilde volksstammen is1 het ta
toueeren nog in zwang. Voor beschaafde men-
schen geldt het echter voor leelijk en menigeen heeft
later last van de tatoueering. Zoo wordt gemeld, dat
Karei XIV, Johann (Benvadotte) van Zweden zich in
zijn jeugd, dwepende met de vrijheid', naar de toenma
lige gewoonte den arm liet tatoueeren. Toen hij latc'r
koning van Zweden geworden was, moet hij het ader
laten van den rechterarm angstvallig vermeden heb
ben, omdat daarop de onuitwisehbare spreuk stond:
rijheid' of dood Die spreuk scheen hem toen niet
meer naar den zin te zijn, weshalve hij den arm niet
wilde ontblooten.
DE OLYMPISCHE SPELEN.
Dat dames de gymnastiek beoefenen wordt tegen
woordig heel gewoon gevonden. Anders was dat in
den ouden tijd. Terwijl in Griekenland zelfs de slaven
toestemming hadden gekregen de Olympische spelen
bij te wonen, was dit aan de vrouwen zeer streng ver
boden.
Strenger nog dan de burgers van Athene dachten
die van Elis er over. De vrouwen, die het waagden
het verbod te overtreden, werden zeer streng gestraft.
Men achtte daar het uitschrijven van een streng ver-
bodi noodig, omdat de verleiding zoo groot was, daar
het feestterrein in de onmiddellijke nabijheid lag. In
Elis gold' het als wet, dat iedere vrouw, die tijdens de
spelen slechts de grenzen van het feestgebied over
schreed', onmiddellijk ter dood gebracht zou worden.
Het moet echter eenmaal gebeurd zijn, dat een vrouw
ongemerkt de feesten wist bij te wonen. Kallipataira,
een geestdriftige spoTtliefhebster, kon het niet laten
het eerste optreden van haar zoon bij de Olympische
speien gade te slaan. Voordat zij het terrein weer
verlaten had, herkende men haar, niettegenstaande zij
De meeste Nederlandsche tooneeldirecties hebben
den acteurs en actrices verboden, zich door het pu
bliek te laten terugroepen. Ongetwijfeld is de aan
leiding van dit verbod te zoeken in de omstandigheid,
dat een dergelijk herhaald terugkomen storend moet
werken op de verbeelding der toeschouwers.
Een van de eerste acteurs, die op dergelijke wijze
gehuldigd werd, moet een zekere Bergopzoomer ge
weest zijn, die in het laatst der achttiende eeuw in het
nationale theater te Weenen optrad. Hij was een der
meest beroemde „tooneteltyrannen" van Oostenrijk.
Blijkbaar hield hij van realiteit op de planken. Al
thans hij bediende zich van zeer eigenaardige midde
len om succes te behalen. Zoo deed hij, als Richard
III, een zijner beroemdste rollen, erwten in zijn eene
laars, om zoo natuurlijk mogelijk te hinken, of wel
nam hij, wanneer hij bloeddorstig en woedend moest
zijn, zeep in den mond, om beter te kunnen
schuimbekken
Met dergelijke hulpmiddelen joeg hij den toeschou
wers angst en vrees aan. Eerst na de nederlaag van
Richard III herstelde het publiek zich en juichte den
speler hartelijk toe.
In 1774 moet hij het eerst teruggeroepen zijn.
I II I lllll—
MEXIKAANSCH ALLERLEI.
In Mexiko, het land, waar 52 heerschers in 59 jaar
tijds regeerden, woedt weer eens een burger oorlog.
Ditmaal schijnt de toestand nog al ernstig geworden
te zijn en werd er van een Amerikaansche tusschen-
komst gesproken. In 18461848 bevonden de Ameri
kanen zich in Mexiko. Maar de oorlog van tóen zou,
zooals General Grant in zijn „Herinneringen" ver
klaart, thans een mogelijkheid zijn. Het Mexikaansche
leger van destijds is nauwelijks als een organisatie te
beschouwen. De gewone soldaat, werd, als men hem
noodig had, uit de onderste lagen der bevolking ge
haald. Hij was slecht ontwikkeld, werd nog slechter
gevoed en kreeg slechts1 zelden soldij. Om zijn toe
stemming werd overigens niet gevraagd. Had men
hem niet langer noodig, dan weTd hij weer wegge
jaagd. Met de officieren stond het al niet veel beter.
1 hans bezit Mexiko een staand' leger, dat grooter
is dan dat der Vereenigde Staten, en zijn militaire
school levert flinke officieren. Het leger is een goede
organisatie, alleen de z.g.n. onvrije soldaten moesten
er niet meer zijn. Woont men een openbare militaire
muziekuitvoering bij, dan ontwaart men verschillende
af deelingen soldaten, die onder een superieur staan,
en noch schoenen noch sabels' dragen. Het zijn de
„onvrije soldaten", veroordeelde misdadigers, die lie
ver bij het leger dan in de gevangenis gaan.
Ts een Mexikaansch overtreder der wet schuldig be
vonden. dan wordt hem gevraagd1: soldaat of gevange
nis? Natuurlijk kiest hij het eerste, ofschoon hij fei
telijk een gevangene blijft, want hij mag niet vrij uit
gaan en wordt in een bijzondere compagnie ingedeeld.
Vandaar, dat de regeering zich in tijden van revolu
tie weinig op deze „onvrije soldaten" kan verlaten.
Aan het bandieten-wezen heeft, de vorige president
Diaz met ijzeren vuist een einde gemaakt de tal
rijke steenboopen, waaronder doodgeschoten roovers
begraven liggen, zijn er een sprekend' bewijs van. Het
was dan ook wel te voorzien, dat na zijn aftreden het
met deze ordelijke toestanden in het rijk gedaan zou
zijn.
Wanneer de arme Mexikaan met zijn familie op
feestdagen naar de kerk gaat, neemt hij gewoonlijk
zjjn geheele huishouding, de huisdieren er bij inbe
grepen, mee, omdat deze hem an citers onder kerktijd
zouden kunnen worden ontstolen. Het is niets
vreemds, dat men zioh in een Mexikaansche kerk een
weg moet banen door braadpannen en kookpotten.
Drie nationale dranken en de tallooze „fiesta's",
feestdagen, zijn de grootste rampen voor de Mexi
kaansche bevolking. Feestdagen en dronkenschap zijn
oor den onontwikkelden Mexikaan onafscheidelijke
begrippen en er zijn Mexikanen die in iederen dag
een feestdag zien
ons, die mosterd an hokke had staan, dat klaar was
om darst te woTre en deer ie een paar jonge» te kort
kwam, kwam ie m'en moeder vrage, of die oik een
paar jonges wist, om hem te hellepe. Of liever om
z'en volk te hellepe, want hai zelf was liever lui den
loof. Deerbai lustte 'ie heel graag een borrel en ik
liep later hoord, dat, toen ie sturven is, dat het bai
hem wasde koe doid en het hooi op.
Men moeder wist gien jonge» voor hem, maar deer
zag ie ons en toen zai ie: Nouw hier eu guilder, leite
die twee jonges van jou me helpe, dat kenne ze best
en ze loope aars toch maar om de kant. As ze wille
is 't main goed, zaide moeder en toe tikte ie mit de
knokkel van z'en vinger op 't raam. We kwame dade
lijk binnen en hoorde, wat ie wilde en ie vroeg, of
wai er zinnighaid in hadde. Nou dat hadde we wel,
meer voor deugde en atiekum ging ik in 't mositer-
stróo legge en ik liet de boel draaie en trok me niks
van t zaakie m(>er an. Ze miste me zeker oik niet,
want gienien zocht er nei me. Ze konne me blaikbaar
misse. as Piet Zachter ok maar bai me komme leg
ge, want die stuurde de heele boel in 't. honderd. Dat
zal je hoorei
Toen 't 12 uur was, hielde ze op en al 't volk ging
nei de plaas en. de peerde wiere uitspannen. 'tVolk
ging koffiedrinke en stikke ete. Ik ging niet mee en
bleef in 't stroo legge, maar eerst kwam dte baasknecht
bai me en keek of ik lusifers bai me had. Nou die
had ik niet en toe mocht ik blaive, weer ik was. Nou
was ik al een beetje opknapt en ik en Piet, -want die
bleef bai me, begonne an die buul mit stikke.
Len uurtje later kwam 't volk weer, alles begon.
77 i uurtje later Kwam t volk weer, alles begon
want hai zou ons goed betale, en op de cente waren 1 weer te draaie en ik ging mit de korrie mee om de
we, boor! Nou, den komme jullie Zaterdagoggend om slukke op te zoeke. Niet lang ware we an dte gang,
6 uur bai main plaas, hoor.
Zoo was ofsproken en op de bepaalde taidi ging ik
on m'en broer Piet nei z'en boereplaas. Nouw, we
hadde mondkost genog bai ons: moeder had espres
een stikkebuul voor ons: na,aid) van een oudl bont over
hemd en der zate een boel stikke in. Piet droeg de
buul. Ieder, die we teugen kwame, vroeg ons, weer
we nei toe ginge en wat we doen moste. We kwame
bai de plaas en stapte de poort in en het erf op, maar
ik begon me toe dadelik te skame, want deer zaten de
twei maidjes van die boer voor de rame en de vrouw
kwam ok glure en ze keke maar staif nei ons. Ik
skaamde me toe, omdat ik ging werke bai een boer.
Dat arbeid adelt, deer wist ik toe nag niks van. 'r,
Was maar gelukkig, dat Piet de buul mit stikke
ol de korrie broebt te veul hoope, maar dat was niet
omdat io zoo vortmaakte die korrieraaier. Nei, de in
steker kon de boel niet gouw genog voortwerke, want
t ronsel draaide bai ka ns niet, hoe de draier de peerde
oik striemde. 'tWas de skuld van Piet Zachter, want
die had de touwe sleejit. afkloend em dte insteker was
zoi heit bakerddie stópte maar in en nf en toe was
er een brok touw meegaan. Dat touw liep om 't ron-
sc 1 en om de as van t ronsel en die annexeerde kon-
ne op t lest de rosmolen niet meer in 't rond kraaige.
Toe wier er, stop! roepen. De boel wier uit mekaar
nomen en ze ginge mit skarpe messe an 'tsnaaie,
maar dat skoot niet veul op.
Ze martelde wel een paar uur, maar 't touw was
met weg te kraige en tot overmaat van ramp begon
weg ie araige en tot overmaat van ramp begon 't
droeg, want hai was van zuk raar goed- maakt en hai te spattelen, toe te regene en op "tlest was 't of het
was zoo verduveld' groit. Of wai erroet hewwe. of dat wntpr mit KaLT™ i
was zoo verduveld groit. Of wai groet hewwe, of dat
we zo maar deur loupen benne, dat weet ik niet meer.
loe we de rame passeerd ware en achter het huis wa
re, ginge we teugen 't peerdehok staan. Deer stond
de rosmolen mit de darsmesien, alles onder zaaile en
deer most mee werkt worre.
Wat moote jullie, zaide de baasknecht. Wai benne
voor vandaag' huurd om te darsken, zaide we. Nouw,
din binne jullie goed op taid, want 't are volk is er
nag niet iens.
Nog niet lang stonde we deer, of deer kwam 't
jongste maidje nei ons toe en vroeg: wat komme jul
lie hier uitvoere? We komme helpe darse. Weerom
doen jullie dat, vroeg ze weer? Voor ons plezier,
zaide we. Een mooi pleziertje, zaide ze terug. Jullie
zelle vandaag niet van de graat valle, zai ze, toe ze
metien nei die lilleke groot buul keek, die Piet om z'n
nek had hange.
Deer kwam 't werkvolk en nam de kleide van de me-
sienes.
t V, U
water mit bakke uit de lucht gooid wier.
De mesienes wiere gouw onder de kleide stopt en
i ve ginge nei huis. s Maandags derop, moste'we weer
nei skool en veertien doge later was 't zeid pas in de
zakke, want af en too had 't regend. Ze had'de 't best
zonder main en Piet kinne stelle en Piet Zachter had
ook mot bol pen. Later kwam de boer bai ons en toe
kreeg Piet. een golden en ik vaiftien stuivers. Wat
ware we blaid mit dat geld!
j Piet hep later nog iens wat mit boerewerk wille ver
dienen Hij zou helpe karwaai te wiede, maar toen ie
onder het werk de zeun van de boer mit een dikke
dooie douwwurm in z'n gezicht gooide, wier io uit de
rai gooid en wogstuurd en de volgende dag bracht de
maid van de boer hem een kwartje en dat was nag
regaal betaald, want 'twas nog heel vroeg, toen
wegstuurd wier.
Mjt 't boorebedraif hep ik nooit meer een cent ver-
diend.
I oor een paar jaar. bai gelegenhaid' van een feist.
ie
I v oor
iioeveul el lieerkoeke hewwe jullie deer in die buul, I' toe ik weer is m'n o-ohn^wioTT. i"ü Vb "R'
zaide zo'n groote jonge, teugen ons. 't Benne gien j verrachtig Piet Zachter teugen 'tlaT Haf 'vertelde
1 emesd'age zouwe stokvis' ete en toe zai me vrouw,
as jij niet zoi grois was, den zou ik je vrage, of je voor
een cent mosterd hei Saimen wou hale, want Laisie
komt teugenwoordig zoi laat thuis uit skoil. Nou we
hewwe de taid' wel, want ik loup niet mit een koppie
mosterd over streit, zai ik. Net kwam zus thuis' en ze
wier dadelik om mosterd' nei Saimen stuurt en wat
was ze gouw terug, want ze had honger en wat we ete
moe te, smoelde d'er erg en dat is goed', want stokvis
zet zoide an de daik.
o gonge dadelik anvalle en terwail ik een skeppie
mosterd nam, kwam me opiens te binne, hoe ik nag-
geres holpen heb, om mositerd te darse. Dat zal ik je
noueres gaan vertelle,
t V as verl^ansie en wai, jonges, liepe langs de weg
en voerde nou dut en den dat uit, maar zelden wat
goes.
Nou attain, dat gebeurt nog wel mit de jonges.
Wai, men broers en ik, wiere deurgaans deur moeder
de weg opjaagd, want we ware mit zoo'n boel jonges
en ze kon onsi dus veulal misse as kiespain.
Op ien van die vekansiedage kwam er een boer bai
heerkoeke, hoor! snaauwde ik terug.
Een taidje later kwam er nog een wagen vol werk
volk uit de polder en toe ging 't het land in. Op een
stik wailand wiere de mesiens opstekt en vlak er bai
lag het veld met mosterd, weer de gele mosterd an
houpe stond.
Eerst wier 't mesien prebeerd en dat was in orde:
t ging dadelijk goed, toe de peerde een paar keer
voor de rosmolen rond'loupen hadde. Ik most eerst
den dut en den dat doen voor 't aigeleke werk begon,
en eer 't goed en wel begon, deer kwam dte baas, die
aigelik gien baas was, want ie had er ien op z'n aigen
spul en ien op de plaas een end veerder. Nou zon ik
hem meneer noemd hewwe, maar toe zaidte we baas,
of noemde hem bai z'en achternaam. Lang was ie
me, dat ie boerewerrekman was, dat ie trouwd was,
ien jonge en drie- maidjes had en ie vroeg, of ik mé
nag herinnerde, dat we nog iens samen mosterd' darst
hadde en dat we toe dronken wéeat ware. Nou, Piet
zukke dingen vergeet je zoo gauw niet, zaidte ik.
TOOK DAWFD.
Kijkjes in «ie modewereld.
Wat is de kleur, die van den zomer dte mod'e baheer-
schen zal Dit is een vraag, die vel© dames op 't
oogenblik bezig houdt, daar het mooie voorjaarsweer
uitnoodigt de zomer-garderobe in orde te brengen.
Ln als men nauwkeurig bekijkt, wat de modehuizen
WÜO IC J w«i ilIUU till Uil ZCL
bepaald nog- niet uit bed1 en ie had wat bai em en dat 4 voor «et komende seizoen vervaardigd hebben, be
1 TT O Cl A/vn 4 1 V., 1- - i* 1 1 *1 ru A W Ir I w, 1 1 1 1
was een fles mit jenever of brandewain, dat weet ik
niet iens, ofskoon ik er van proefdi heb. Teugenwoor
dig ken ik het onderskaid geeneens proeve, denk ik.
„Eer we beginne, manne, zelle-we een borrel neme",
zai die. Hai had maar jullie moete zegge, want de
heele «lag hep ie gien hand uitsloegen.
't Allereerst sloeg hij zelf er ien in z'en kraag en
veerder ging 't zoo'n beetje op dte rai af, altaid' uit
hetzelfde glasie en aindelik kwami ie bai ons, jonges.
Deer ware^ nag twei jonges behalve ons. De klainste
was 1 iet Zachter, die wat blaid was, dat ik hem zei
skip zou houwe die dag.
Aindelik kwam de boer bai ons; aindelik zaide ik,
want nou we bai al die groote kerels ware, sting 't
wat flink om oik een borrel nei binnen te slaan. Zie
zoo. jonges. nou is 't jullie» beurt. We zaide n. t., as-
sieblieft! We kTege er elk ien mit een kop er op en
't was een groit glas oik, weer een peerdi z'en bek wel
in had kunne spoele, zoi as ze welders zegge.
Wat kwam dat later slecht of!
Eerst had de rolverdeeling plaas. Zoo most ik 't
zeid onder de skudders vandaan hale, onze Piet 't zeid
van 't kleid op een hoop werke en die klaine Piet
Zachter, die most de toptouwe losmake en opkloene.
Alles klaar! wier er roepe en de peerde wiere anzet
en deer begon alles te draaie. Nou ware er al een
stik of 10 houpe op 't kleid reden, maar die Piet
Zachter begon toe eerst aan 't touwkloene en deerbai
deid ie 't heel Ienigan er bai, veuls te langzaam voor
de insteker, want die most af en toe wachte. Voor
main ging 't nag hard genog, want of en toe sloege
de skudders teugen 't zeid. Nouw was dat gien werk
voor zoon klaine jonge, as ik was. En er kwam nag
bai, dat die brandewain in men laif begon te werke.
De zetboer van de plaas uit de polder zag, dat die
skudders of en toe teugen het zeid' sloege en toe wier
ik wegstuurd en deid hai het zelf en ik most mit de
korrie mee om de slukke op te zoeke, die ware blaive
l^gge bai het op de1 korrie plaaase van de zeidihokke of
die er ofvalle ware.
Dat was nou wel een aardig werkie voor main
weest, as die boer me die borrel niet geven had.
Ik wier op 'tlest zoo beroerd; dat ik deer al niet
zij
merkt men al heel gauw dat geel zeer bevoorrecht
won It. geel vanaf de teere primula vera-kleur tot het
krachtige oker en oranje. Slechts in misschien twee
verschillende nuances of in vereeniging met veel
zwart zal deze echte zomerkleur met haar zonnige tin
ten spoedig een vroolijke, blijde toon in de tijdens de
wintermaandten zoo somber gehouden kleeding der da
mes brengen. De Parisiennes vooral hebben zich met
beslistheid voor deze modekleur verklaard, daar
steeds zoeken naar een kleeding, die niet zoo gemak
kehjk in een goedkoopere soort is na te maken. Ge
woonlijk ziet men de chique costumes in Parijs in een
zeer korten tijd' in mindere qualiteit nagemaakt en
zoo goed, dat men ze bijna niet van de duurdere kan
onderscheiden. En om daaraan t© ontkomen, willen
de Parisiennes, wieT beurs het, toelaat haar toiletten
in een der mode-paleizen van Worth, Paquin of Poiret
te koopen, liever eens van de door haar zoo bijzonder
bevoorrechte „straatkleur", zwart, afzien en zich in
gele gewaden van verschillende tinten hullen. Deze
opvallende en toch zoo teere kleur laat zich niet ge
makkelijk in fijne tinten in goedkoope stoffen aan-
brengen.
Uen tamelijk donker, bruinachtig geel evenals een
zacht oranje wordt in smaakvolle vereeniging met
zwart door blondines gekozen, terwijl bruin- of zwart-
golokte dames alle tinten van geel en oranje kunnen
dragen. Tn taft- en liberty-zijde, ook in zachte, glan
zende lakensoorten, in kantweefsels en bovenal in de
nieuwe, eigenaardig geteekende foulards komt de gele
k eui volkomen tot haar recht. Wanneer zij versierd
wordt met goudborduursel of goudgalon is de kleur
nog mooier.
Wie er in geen geval toe kan besluiten geel te gaan
dragen, kan zich toch met iets nieuws tooien en wel
met een costuum van zwarte liberty-zijde, waarvan de
rok glad 4s, zonder eenige garneering, voetvrij en ta
melijk nauw. teTwijl de taille spant en lange, den on
derarm nauw omspannende mouwen heeft, die tot op
de vingers vallen. De eenige versiering van een der
gelijk toilet, bestaat uit een schouderkraag die op een
fichu-achtige wijze de halsuitsnijding omgeeft en be
staat uit gele surah-zij, afgemaakt met een sierlijke
volant of plissée van geel chiffon. Met wit chiffon of