DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Verjaring m scfnildwderiip. No. 94. Honderd en veertiende Jaargang. ZATE RDAO 20 APRIL. Mil 2 Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en Feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk fl, Afzondei lijke nummers 3 Cents. Telefoonnummer 3. Prijs der gewone advertentiën Per regel f 0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. COSTER ZOON, Voordam C 9. SPKOKKEMNUm HET TERUGROEPEN VAN TOONEEL- SPELERS. Hos 'k m'n ssrsts geld en leste geld in 't boerenbedraif verdiende. T"J. B. AARSCH GODRANT. r BURGEMEESTEE en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis dat in het Ge meenteblad van Alkmaar, No. 369, is opgenomen heP besluit van den Raad der gemeente van 10 April j.l., waarbij is vastgesteld1 eene VERORDENING OP DEN GENEES-, HEEL- EN VERLOSKUNDIGEN DIENST VOOR BE- HOEFTIGEN IN DE GEMEENTE ALKMAAR. Welke verordening, heden afgekondigd, gedurende drie maanden ter gemeente-secretarie ter lezing is ne- dergelegd en aldaar, tegen betaling van 0.20, in af druk is verkrijgbaar gesteld. Alkmaar, 18 April 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR herinneren belanghebbenden er aan, dat de schuldvorderingen ten laste der gemeente over het jaar 1911, ingevolge de bepalingen der wet van 8 November 1915 (Staatsblad No. 51) vOór of op <1 vu Inmaten Juni moeten worden ingediend, bij gebreke waarvan zij verjaard en nietig zijn. Voorzoover nog vorderingen moeten inkomen, wordt eene spoedige inzending daarvan aanbevolen. Alkmaar, 15 April 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. DONATH, Secretaris. CHINEESCHE GENEESKUNDE. In de Chineesche steden zijn de apotheken de mooi ste winkels en men herkent ze dadelijk aan den groo- ten zoo bont mogelijL geschilderden vijzel, die als uit hangbord dienst doet. Het Chineesche volk heeft van oudsher de theorie, en de praktijk der geneeskunde met bijzondere liefde bestudeerd en het bezit dan ook een uitgebreide geneeskundige litteratuur. Op het oogen- blik echter is de Chineesche geneeskunde niet veel verder dan de Europeesche uit de 16e, 17e en 18e eeuw. In de oude tijden golden de Chineezen voor de beste doktoren der wereld. Van hen leerde Europa het wonden-naaien en het vaccineeren. De,Chineezen hadden reeds verscheidene eeuwen voor Pasteur bij de behandeling van d'iphteritis en andere gevreesde ziek ten verrassende resultaten bereikt. Reeds in het be gin der Christelijke tijdrekening behandelden de Chi neesche artsen met schitterend gevolg de pokken en reeds langer dan duizend jaar kennen zij de vaccina tie. Zij begonnen met het vaccineeren van kinderen al in het jaar 796 en in hetzelfde jaar waren zij reeds bekend met het operatief ingrijpen door branden; als anti-septische middelen gebruikten zij vooral sappen van sommige zwamsoorten en van helmkruid'wortelen. In den overouden tijd stond' ook de chirurgie in hoogo eere, deze geraakte echter in miscrediet. mannenkleeren had aangetrokken. Zij werd gevaugen genomen, maar daar haar zoon ondertusschen als over winnaar uit den strijd was getreden, lieten de mannen van Elis genade voor recht gelden. De moeder van een kransdragcr uit de Olijmpische spelen kon men onmogelijk ter dood brengen! HET TATOUEEREN. Het tatoueeren, dat thans nog onder zeelieden, sol daten enz. in gebruik is, ontstond waarschijnlijk als een bijzondere vorm van lichaamsbeschildering, waar door de barbaren in den oertijd zich meenden mooier te maken, evenals de vrouwen uit dien tijd invloed trachtten uit te oefenen op den vijand, door zich mooi te maken, daar zij van meening waren dat het ook het eerst overwonnen moest worden. Het tatoueeren be staat uit het aanbrengen van teekeningen op de huid door het brengen van kleuren, kruit, enz. in de open- geritste wondjes. De uit het steenen tijdperk beschil derde schedels zijn waarschijnlijk van mannen, die hun hoofdhuid lieten tatoueeren. De huid verging, maar de kleur bleef en dVong in de schedels door. Bij enkele wilde volksstammen is1 het ta toueeren nog in zwang. Voor beschaafde men- schen geldt het echter voor leelijk en menigeen heeft later last van de tatoueering. Zoo wordt gemeld, dat Karei XIV, Johann (Benvadotte) van Zweden zich in zijn jeugd, dwepende met de vrijheid', naar de toenma lige gewoonte den arm liet tatoueeren. Toen hij latc'r koning van Zweden geworden was, moet hij het ader laten van den rechterarm angstvallig vermeden heb ben, omdat daarop de onuitwisehbare spreuk stond: rijheid' of dood Die spreuk scheen hem toen niet meer naar den zin te zijn, weshalve hij den arm niet wilde ontblooten. DE OLYMPISCHE SPELEN. Dat dames de gymnastiek beoefenen wordt tegen woordig heel gewoon gevonden. Anders was dat in den ouden tijd. Terwijl in Griekenland zelfs de slaven toestemming hadden gekregen de Olympische spelen bij te wonen, was dit aan de vrouwen zeer streng ver boden. Strenger nog dan de burgers van Athene dachten die van Elis er over. De vrouwen, die het waagden het verbod te overtreden, werden zeer streng gestraft. Men achtte daar het uitschrijven van een streng ver- bodi noodig, omdat de verleiding zoo groot was, daar het feestterrein in de onmiddellijke nabijheid lag. In Elis gold' het als wet, dat iedere vrouw, die tijdens de spelen slechts de grenzen van het feestgebied over schreed', onmiddellijk ter dood gebracht zou worden. Het moet echter eenmaal gebeurd zijn, dat een vrouw ongemerkt de feesten wist bij te wonen. Kallipataira, een geestdriftige spoTtliefhebster, kon het niet laten het eerste optreden van haar zoon bij de Olympische speien gade te slaan. Voordat zij het terrein weer verlaten had, herkende men haar, niettegenstaande zij De meeste Nederlandsche tooneeldirecties hebben den acteurs en actrices verboden, zich door het pu bliek te laten terugroepen. Ongetwijfeld is de aan leiding van dit verbod te zoeken in de omstandigheid, dat een dergelijk herhaald terugkomen storend moet werken op de verbeelding der toeschouwers. Een van de eerste acteurs, die op dergelijke wijze gehuldigd werd, moet een zekere Bergopzoomer ge weest zijn, die in het laatst der achttiende eeuw in het nationale theater te Weenen optrad. Hij was een der meest beroemde „tooneteltyrannen" van Oostenrijk. Blijkbaar hield hij van realiteit op de planken. Al thans hij bediende zich van zeer eigenaardige midde len om succes te behalen. Zoo deed hij, als Richard III, een zijner beroemdste rollen, erwten in zijn eene laars, om zoo natuurlijk mogelijk te hinken, of wel nam hij, wanneer hij bloeddorstig en woedend moest zijn, zeep in den mond, om beter te kunnen schuimbekken Met dergelijke hulpmiddelen joeg hij den toeschou wers angst en vrees aan. Eerst na de nederlaag van Richard III herstelde het publiek zich en juichte den speler hartelijk toe. In 1774 moet hij het eerst teruggeroepen zijn. I II I lllll— MEXIKAANSCH ALLERLEI. In Mexiko, het land, waar 52 heerschers in 59 jaar tijds regeerden, woedt weer eens een burger oorlog. Ditmaal schijnt de toestand nog al ernstig geworden te zijn en werd er van een Amerikaansche tusschen- komst gesproken. In 18461848 bevonden de Ameri kanen zich in Mexiko. Maar de oorlog van tóen zou, zooals General Grant in zijn „Herinneringen" ver klaart, thans een mogelijkheid zijn. Het Mexikaansche leger van destijds is nauwelijks als een organisatie te beschouwen. De gewone soldaat, werd, als men hem noodig had, uit de onderste lagen der bevolking ge haald. Hij was slecht ontwikkeld, werd nog slechter gevoed en kreeg slechts1 zelden soldij. Om zijn toe stemming werd overigens niet gevraagd. Had men hem niet langer noodig, dan weTd hij weer wegge jaagd. Met de officieren stond het al niet veel beter. 1 hans bezit Mexiko een staand' leger, dat grooter is dan dat der Vereenigde Staten, en zijn militaire school levert flinke officieren. Het leger is een goede organisatie, alleen de z.g.n. onvrije soldaten moesten er niet meer zijn. Woont men een openbare militaire muziekuitvoering bij, dan ontwaart men verschillende af deelingen soldaten, die onder een superieur staan, en noch schoenen noch sabels' dragen. Het zijn de „onvrije soldaten", veroordeelde misdadigers, die lie ver bij het leger dan in de gevangenis gaan. Ts een Mexikaansch overtreder der wet schuldig be vonden. dan wordt hem gevraagd1: soldaat of gevange nis? Natuurlijk kiest hij het eerste, ofschoon hij fei telijk een gevangene blijft, want hij mag niet vrij uit gaan en wordt in een bijzondere compagnie ingedeeld. Vandaar, dat de regeering zich in tijden van revolu tie weinig op deze „onvrije soldaten" kan verlaten. Aan het bandieten-wezen heeft, de vorige president Diaz met ijzeren vuist een einde gemaakt de tal rijke steenboopen, waaronder doodgeschoten roovers begraven liggen, zijn er een sprekend' bewijs van. Het was dan ook wel te voorzien, dat na zijn aftreden het met deze ordelijke toestanden in het rijk gedaan zou zijn. Wanneer de arme Mexikaan met zijn familie op feestdagen naar de kerk gaat, neemt hij gewoonlijk zjjn geheele huishouding, de huisdieren er bij inbe grepen, mee, omdat deze hem an citers onder kerktijd zouden kunnen worden ontstolen. Het is niets vreemds, dat men zioh in een Mexikaansche kerk een weg moet banen door braadpannen en kookpotten. Drie nationale dranken en de tallooze „fiesta's", feestdagen, zijn de grootste rampen voor de Mexi kaansche bevolking. Feestdagen en dronkenschap zijn oor den onontwikkelden Mexikaan onafscheidelijke begrippen en er zijn Mexikanen die in iederen dag een feestdag zien ons, die mosterd an hokke had staan, dat klaar was om darst te woTre en deer ie een paar jonge» te kort kwam, kwam ie m'en moeder vrage, of die oik een paar jonges wist, om hem te hellepe. Of liever om z'en volk te hellepe, want hai zelf was liever lui den loof. Deerbai lustte 'ie heel graag een borrel en ik liep later hoord, dat, toen ie sturven is, dat het bai hem wasde koe doid en het hooi op. Men moeder wist gien jonge» voor hem, maar deer zag ie ons en toen zai ie: Nouw hier eu guilder, leite die twee jonges van jou me helpe, dat kenne ze best en ze loope aars toch maar om de kant. As ze wille is 't main goed, zaide moeder en toe tikte ie mit de knokkel van z'en vinger op 't raam. We kwame dade lijk binnen en hoorde, wat ie wilde en ie vroeg, of wai er zinnighaid in hadde. Nou dat hadde we wel, meer voor deugde en atiekum ging ik in 't mositer- stróo legge en ik liet de boel draaie en trok me niks van t zaakie m(>er an. Ze miste me zeker oik niet, want gienien zocht er nei me. Ze konne me blaikbaar misse. as Piet Zachter ok maar bai me komme leg ge, want die stuurde de heele boel in 't. honderd. Dat zal je hoorei Toen 't 12 uur was, hielde ze op en al 't volk ging nei de plaas en. de peerde wiere uitspannen. 'tVolk ging koffiedrinke en stikke ete. Ik ging niet mee en bleef in 't stroo legge, maar eerst kwam dte baasknecht bai me en keek of ik lusifers bai me had. Nou die had ik niet en toe mocht ik blaive, weer ik was. Nou was ik al een beetje opknapt en ik en Piet, -want die bleef bai me, begonne an die buul mit stikke. Len uurtje later kwam 't volk weer, alles begon. 77 i uurtje later Kwam t volk weer, alles begon want hai zou ons goed betale, en op de cente waren 1 weer te draaie en ik ging mit de korrie mee om de we, boor! Nou, den komme jullie Zaterdagoggend om slukke op te zoeke. Niet lang ware we an dte gang, 6 uur bai main plaas, hoor. Zoo was ofsproken en op de bepaalde taidi ging ik on m'en broer Piet nei z'en boereplaas. Nouw, we hadde mondkost genog bai ons: moeder had espres een stikkebuul voor ons: na,aid) van een oudl bont over hemd en der zate een boel stikke in. Piet droeg de buul. Ieder, die we teugen kwame, vroeg ons, weer we nei toe ginge en wat we doen moste. We kwame bai de plaas en stapte de poort in en het erf op, maar ik begon me toe dadelik te skame, want deer zaten de twei maidjes van die boer voor de rame en de vrouw kwam ok glure en ze keke maar staif nei ons. Ik skaamde me toe, omdat ik ging werke bai een boer. Dat arbeid adelt, deer wist ik toe nag niks van. 'r, Was maar gelukkig, dat Piet de buul mit stikke ol de korrie broebt te veul hoope, maar dat was niet omdat io zoo vortmaakte die korrieraaier. Nei, de in steker kon de boel niet gouw genog voortwerke, want t ronsel draaide bai ka ns niet, hoe de draier de peerde oik striemde. 'tWas de skuld van Piet Zachter, want die had de touwe sleejit. afkloend em dte insteker was zoi heit bakerddie stópte maar in en nf en toe was er een brok touw meegaan. Dat touw liep om 't ron- sc 1 en om de as van t ronsel en die annexeerde kon- ne op t lest de rosmolen niet meer in 't rond kraaige. Toe wier er, stop! roepen. De boel wier uit mekaar nomen en ze ginge mit skarpe messe an 'tsnaaie, maar dat skoot niet veul op. Ze martelde wel een paar uur, maar 't touw was met weg te kraige en tot overmaat van ramp begon weg ie araige en tot overmaat van ramp begon 't droeg, want hai was van zuk raar goed- maakt en hai te spattelen, toe te regene en op "tlest was 't of het was zoo verduveld' groit. Of wai erroet hewwe. of dat wntpr mit KaLT™ i was zoo verduveld groit. Of wai groet hewwe, of dat we zo maar deur loupen benne, dat weet ik niet meer. loe we de rame passeerd ware en achter het huis wa re, ginge we teugen 't peerdehok staan. Deer stond de rosmolen mit de darsmesien, alles onder zaaile en deer most mee werkt worre. Wat moote jullie, zaide de baasknecht. Wai benne voor vandaag' huurd om te darsken, zaide we. Nouw, din binne jullie goed op taid, want 't are volk is er nag niet iens. Nog niet lang stonde we deer, of deer kwam 't jongste maidje nei ons toe en vroeg: wat komme jul lie hier uitvoere? We komme helpe darse. Weerom doen jullie dat, vroeg ze weer? Voor ons plezier, zaide we. Een mooi pleziertje, zaide ze terug. Jullie zelle vandaag niet van de graat valle, zai ze, toe ze metien nei die lilleke groot buul keek, die Piet om z'n nek had hange. Deer kwam 't werkvolk en nam de kleide van de me- sienes. t V, U water mit bakke uit de lucht gooid wier. De mesienes wiere gouw onder de kleide stopt en i ve ginge nei huis. s Maandags derop, moste'we weer nei skool en veertien doge later was 't zeid pas in de zakke, want af en too had 't regend. Ze had'de 't best zonder main en Piet kinne stelle en Piet Zachter had ook mot bol pen. Later kwam de boer bai ons en toe kreeg Piet. een golden en ik vaiftien stuivers. Wat ware we blaid mit dat geld! j Piet hep later nog iens wat mit boerewerk wille ver dienen Hij zou helpe karwaai te wiede, maar toen ie onder het werk de zeun van de boer mit een dikke dooie douwwurm in z'n gezicht gooide, wier io uit de rai gooid en wogstuurd en de volgende dag bracht de maid van de boer hem een kwartje en dat was nag regaal betaald, want 'twas nog heel vroeg, toen wegstuurd wier. Mjt 't boorebedraif hep ik nooit meer een cent ver- diend. I oor een paar jaar. bai gelegenhaid' van een feist. ie I v oor iioeveul el lieerkoeke hewwe jullie deer in die buul, I' toe ik weer is m'n o-ohn^wioTT. i"ü Vb "R' zaide zo'n groote jonge, teugen ons. 't Benne gien j verrachtig Piet Zachter teugen 'tlaT Haf 'vertelde 1 emesd'age zouwe stokvis' ete en toe zai me vrouw, as jij niet zoi grois was, den zou ik je vrage, of je voor een cent mosterd hei Saimen wou hale, want Laisie komt teugenwoordig zoi laat thuis uit skoil. Nou we hewwe de taid' wel, want ik loup niet mit een koppie mosterd over streit, zai ik. Net kwam zus thuis' en ze wier dadelik om mosterd' nei Saimen stuurt en wat was ze gouw terug, want ze had honger en wat we ete moe te, smoelde d'er erg en dat is goed', want stokvis zet zoide an de daik. o gonge dadelik anvalle en terwail ik een skeppie mosterd nam, kwam me opiens te binne, hoe ik nag- geres holpen heb, om mositerd te darse. Dat zal ik je noueres gaan vertelle, t V as verl^ansie en wai, jonges, liepe langs de weg en voerde nou dut en den dat uit, maar zelden wat goes. Nou attain, dat gebeurt nog wel mit de jonges. Wai, men broers en ik, wiere deurgaans deur moeder de weg opjaagd, want we ware mit zoo'n boel jonges en ze kon onsi dus veulal misse as kiespain. Op ien van die vekansiedage kwam er een boer bai heerkoeke, hoor! snaauwde ik terug. Een taidje later kwam er nog een wagen vol werk volk uit de polder en toe ging 't het land in. Op een stik wailand wiere de mesiens opstekt en vlak er bai lag het veld met mosterd, weer de gele mosterd an houpe stond. Eerst wier 't mesien prebeerd en dat was in orde: t ging dadelijk goed, toe de peerde een paar keer voor de rosmolen rond'loupen hadde. Ik most eerst den dut en den dat doen voor 't aigeleke werk begon, en eer 't goed en wel begon, deer kwam dte baas, die aigelik gien baas was, want ie had er ien op z'n aigen spul en ien op de plaas een end veerder. Nou zon ik hem meneer noemd hewwe, maar toe zaidte we baas, of noemde hem bai z'en achternaam. Lang was ie me, dat ie boerewerrekman was, dat ie trouwd was, ien jonge en drie- maidjes had en ie vroeg, of ik mé nag herinnerde, dat we nog iens samen mosterd' darst hadde en dat we toe dronken wéeat ware. Nou, Piet zukke dingen vergeet je zoo gauw niet, zaidte ik. TOOK DAWFD. Kijkjes in «ie modewereld. Wat is de kleur, die van den zomer dte mod'e baheer- schen zal Dit is een vraag, die vel© dames op 't oogenblik bezig houdt, daar het mooie voorjaarsweer uitnoodigt de zomer-garderobe in orde te brengen. Ln als men nauwkeurig bekijkt, wat de modehuizen WÜO IC J w«i ilIUU till Uil ZCL bepaald nog- niet uit bed1 en ie had wat bai em en dat 4 voor «et komende seizoen vervaardigd hebben, be 1 TT O Cl A/vn 4 1 V., 1- - i* 1 1 *1 ru A W Ir I w, 1 1 1 1 was een fles mit jenever of brandewain, dat weet ik niet iens, ofskoon ik er van proefdi heb. Teugenwoor dig ken ik het onderskaid geeneens proeve, denk ik. „Eer we beginne, manne, zelle-we een borrel neme", zai die. Hai had maar jullie moete zegge, want de heele «lag hep ie gien hand uitsloegen. 't Allereerst sloeg hij zelf er ien in z'en kraag en veerder ging 't zoo'n beetje op dte rai af, altaid' uit hetzelfde glasie en aindelik kwami ie bai ons, jonges. Deer ware^ nag twei jonges behalve ons. De klainste was 1 iet Zachter, die wat blaid was, dat ik hem zei skip zou houwe die dag. Aindelik kwam de boer bai ons; aindelik zaide ik, want nou we bai al die groote kerels ware, sting 't wat flink om oik een borrel nei binnen te slaan. Zie zoo. jonges. nou is 't jullie» beurt. We zaide n. t., as- sieblieft! We kTege er elk ien mit een kop er op en 't was een groit glas oik, weer een peerdi z'en bek wel in had kunne spoele, zoi as ze welders zegge. Wat kwam dat later slecht of! Eerst had de rolverdeeling plaas. Zoo most ik 't zeid onder de skudders vandaan hale, onze Piet 't zeid van 't kleid op een hoop werke en die klaine Piet Zachter, die most de toptouwe losmake en opkloene. Alles klaar! wier er roepe en de peerde wiere anzet en deer begon alles te draaie. Nou ware er al een stik of 10 houpe op 't kleid reden, maar die Piet Zachter begon toe eerst aan 't touwkloene en deerbai deid ie 't heel Ienigan er bai, veuls te langzaam voor de insteker, want die most af en toe wachte. Voor main ging 't nag hard genog, want of en toe sloege de skudders teugen 't zeid. Nouw was dat gien werk voor zoon klaine jonge, as ik was. En er kwam nag bai, dat die brandewain in men laif begon te werke. De zetboer van de plaas uit de polder zag, dat die skudders of en toe teugen het zeid' sloege en toe wier ik wegstuurd en deid hai het zelf en ik most mit de korrie mee om de slukke op te zoeke, die ware blaive l^gge bai het op de1 korrie plaaase van de zeidihokke of die er ofvalle ware. Dat was nou wel een aardig werkie voor main weest, as die boer me die borrel niet geven had. Ik wier op 'tlest zoo beroerd; dat ik deer al niet zij merkt men al heel gauw dat geel zeer bevoorrecht won It. geel vanaf de teere primula vera-kleur tot het krachtige oker en oranje. Slechts in misschien twee verschillende nuances of in vereeniging met veel zwart zal deze echte zomerkleur met haar zonnige tin ten spoedig een vroolijke, blijde toon in de tijdens de wintermaandten zoo somber gehouden kleeding der da mes brengen. De Parisiennes vooral hebben zich met beslistheid voor deze modekleur verklaard, daar steeds zoeken naar een kleeding, die niet zoo gemak kehjk in een goedkoopere soort is na te maken. Ge woonlijk ziet men de chique costumes in Parijs in een zeer korten tijd' in mindere qualiteit nagemaakt en zoo goed, dat men ze bijna niet van de duurdere kan onderscheiden. En om daaraan t© ontkomen, willen de Parisiennes, wieT beurs het, toelaat haar toiletten in een der mode-paleizen van Worth, Paquin of Poiret te koopen, liever eens van de door haar zoo bijzonder bevoorrechte „straatkleur", zwart, afzien en zich in gele gewaden van verschillende tinten hullen. Deze opvallende en toch zoo teere kleur laat zich niet ge makkelijk in fijne tinten in goedkoope stoffen aan- brengen. Uen tamelijk donker, bruinachtig geel evenals een zacht oranje wordt in smaakvolle vereeniging met zwart door blondines gekozen, terwijl bruin- of zwart- golokte dames alle tinten van geel en oranje kunnen dragen. Tn taft- en liberty-zijde, ook in zachte, glan zende lakensoorten, in kantweefsels en bovenal in de nieuwe, eigenaardig geteekende foulards komt de gele k eui volkomen tot haar recht. Wanneer zij versierd wordt met goudborduursel of goudgalon is de kleur nog mooier. Wie er in geen geval toe kan besluiten geel te gaan dragen, kan zich toch met iets nieuws tooien en wel met een costuum van zwarte liberty-zijde, waarvan de rok glad 4s, zonder eenige garneering, voetvrij en ta melijk nauw. teTwijl de taille spant en lange, den on derarm nauw omspannende mouwen heeft, die tot op de vingers vallen. De eenige versiering van een der gelijk toilet, bestaat uit een schouderkraag die op een fichu-achtige wijze de halsuitsnijding omgeeft en be staat uit gele surah-zij, afgemaakt met een sierlijke volant of plissée van geel chiffon. Met wit chiffon of

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 5