DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Om het koude goud. No. 98 Honderd en veertiende Jaargang. 1912 DONDERDAG 25 APRIL. Stedelijk Museum. FEUILLETON. BIJ* JVENLA1VÜ. Marktpolitie Gelegenheid tot bezichtiging tegen beta ling van ÏO CENT per persoon op ZONDAG, 28 APRIL, a.s., 's middags Tan 1 tot 3 uur. Het Is Terboden In de lokalen te rooken. Ingang: BBEED8TUAAT. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat van heden af de aanvoer van vee ter markt alleen mag plaats hebben door de Honttilstraat van «le zijde Tan Koningsstraat, Pieterstraat en Peperstraat en dat aanvoer vóór des morgens 6 uur ten strengste is verboden. Alkmaar, 22 April 1912. Burgemeester en Wethouders van Alkmaar, G. RIPPING. Voorzitter. L. VAN DER VEGT, lo. Secretaris. DRANKWET. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij hun college is ingekomen een verzoekschrift van J. VAN DER HIMST, te Castricum, om verlof tot den ver koop van alcoholhoudenden anderen dan sterken drank in het perceel Omval, F 5. Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwaren worden ingediend. Alkmaar, 24 April 1912. Burgemeester en Wethouders voornoemd, G. RIPPING, Voorzitter. L. VAN DER VEGT, lo. Secretaris. ALKMAAR, 24 April. Herinnert men zich Victor Flachon, uitgever van de Parijsehc Lanterno en berucht geworden wegens het begaan van afschuwelijke feiten? De man kreeg voor zijn weerzinwekkende misdrij ven een jaar gevangenisstraf. En dezer dagen werd hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld. „Zijn gezondheid was zoo slecht," heette het in het regeer i ngska mp. „Hij is een invloedrijk man, een toonaangever der radicaal-socialisten en heeft „machtige beschermers" zeiden de anderen. „Het is een schandaal," meenden de camelots du Roi, de koningsventers, „zoo 'n vuilpoets wordt losge laten en onze mannen, die slechts politieke misdrijven begaan, moeten hun straf tot het einde toe uitzitten." En Dinsdag' j.l. werd de camolot du Roi Baleino, veroordeeld wegens beleediging van een rechter, op vrije voeten gesteld, terwijl andere dergelijke maatre gelen werden aangekondigd. De protesten in de uiterste rechtsehe en linksche pers schenen dus te hebben geholpen, de regeering had blijkbaar eieren voor haar geld gekozen en na do voor waardelijke invrijheidsstelling van den onzedelijken man, de zelfde gunst aan politieke gevangenen deel achtig doen worden. Evenwel het schijnt, flat er iets anders achter zit, dat de regeering niet uit eigen beweging tot de in vrijheidstelling van den lieer Baleine is overgegaan. De Action frnncaise, het orgaan der jonge royalisten, discht namelijk een verhaal op, te mooi om niet waar te zijn. Volgens deze voorstelling is de regeering er in geloopen en wel op de volgende wijze: Twee camelots hadden in een café het ministerie van justitie telefonisch opgescheld. De een gaf zich uit voor den secretaris van den minister-president, en vroeg naar den directeur van het. kabinet van den mi nister van justitie. Toen de geroepene, de heer Tis- sier, voor het toestel verscheen, telefoneerde de ande- Roman uit het Duitsch van GEORG HARTWIG. 20) -o- Onder al degenen, die hier om de tafel zaten was zij uiterlijk de mooiste en toch voelde zij zich de aller armste. Zij verlangde naar vrijheid, weg uit deze benauwen de atmosfeer, waar niets dan kleinzieligheid en opper vlakkigheid regeerden. Kon zij zich toch van dit alles losmaken, zich vrij bewegen, in de wereld staan opdat haar kracht zou groeien, haar vrede grooter, haat liefde rijker zou worden! Ute kon dat. glijden der naalden, steeds maar weer, altijd hetzelfde en dat geklets over niets dan alle daagschlieidjes niet meer verdragen. Zij stond op en ging de kamer uit. Daar waar Willi Baehmann de hand van Ella gekust, had, in den erker, stond zij en keek de straat in, terwijl zij het. voorhoofd tegen het raam drukte. Een groot verlangen was er in haav hart: zelfstaal dig te zijn, meesteres over zich zelf te zijn verlan gen naar begrepen-worden, naar medegevoel. En midden in dit pijnlijke verlangen, verscheen eer lichtpunt voor haar blik: het rijk der kunst. Daar heerschte geen dwang, daar was niet alles conventie en berekening en kleinzieligheid, daar heerschten de persoonlijke wil en het eigen kunnen daar was edele strijd, waarin het gold overwinnen of ondergaan. En al was het eind ondergaan, dan nog was het een fier en bewonderenswaard einde. Zij dacht aan den man, dien zij nog pas bezocht, had, die uit steen een prachtige groep gehouwen had Wat wat hij rijk, wat was hij gelukkig en zij daar tegenover zoo arm, zoo zwak, niet tot iets groots in staat. re camelot, daarbij de stem van den minister-presi dent nabootsende, maakte eerst een praatje over het gesuis op de lijn, waarop de heer Tiseier de opmerking volgen liet, dat hij er ook veel last van had en zelfs de stem van den minister-president niet herkende. Hierna ging de pseticlo-miniRter-prosident aldus voort „In verband met de afwezigheid van den heer Bri- nnd wojisch ik uitvoerig te worden ingelicht aangaan de het volgende: ik vernam namelijk uit betrouwbare bron, dat sommige lichamen en vooral sommige kran ten (niet alleen die van rechts, dat is natuurlijk, maar eok sommige die de regeering welgezind zijn of zich daarvoor uitgeven) van plan zijn ee-n campagne tegen de regeering te beginnen door gebruik te maken van liet gevaPFlachon. De lieer Tissier: Mijnheer de President, liet dossier heb ik juist op mijn bureau. Sommige bladen zijn reeds een campagne begonnen, onder meer de Action Franqaise. Dit blad had gistermorgen een zeer heftig artikel van Leon Daudet tegen meneer Briand per soonlijk. Meneer Briand is zeer onaangenaam getrof fen door deze voorvallen. We hebben een telegram laarover van hem ontvangen met opdracht otn maar toe te geven." De Camelot: „Ik weet er alles van. Ook die ma nifestatie van Zondag maar dat komt er allemaal niet op aan." De heer Tissier: „Pardon, mijnheer de President, maar volgens de inlichtingen die ik krijg, heeft deze manifestatie op het publiek veel indruk gemaakt. Wat Flachon betreft, kunt u genist zijn: we hebben het zoo ingepikt, dat alles in orde is. De heer Flachon is n het geheel niet bevoorrecht, maar heeft geprofi teerd van een wettelijke bepaling. Trouwen»; zou zijn zwakke gezondheid niet hebben toegelaten dat hij nog anger in de gevangenis bleef." De Camelot.: „Als die zaak don geregeld is, kom k u vragen welke maatregelen we zouden kunnen ne men ten aanzien van de politieke gevangenen, dat wil zeggen: men onderzoeke speciaal het dossier van eiken gevangene, die op hetzelfde recht zou kunnen aan- praak maken." De heer Tissier: „Mag ik mijnheer den President even opmerken, dat een telephoongesprek misschien niet heel veilig is; do di-aden hebben ooren! Als mijn heer de President me toestaat. mijn auto staat klaar. Ik kom dadelijk naar u toe." De Camelot: „Merci, ik wil niet dat men weet dat ik in dezen ben tussehenbeido gekomen, want in der gelijke zaken moet het initiatief van den heer Briand blijven. Nog eens dus: Ik wensch dat ge met welwil lendheid elk dossier onderzoekt, om zoo goed mogelijk een beslissing te nemen. A propos juist daarvan, ik heb een paar notities voor me liggen en ik zie daarop dnt een zekere Baleine al 13 van de 15 maanden heeft uitgezeten. Hij zou dus ook zijn voorloopige invrij- leidstelling kunnen eischen. Wees zoo goed eerst dat geval te onderzoeken." Do heer Tissier: „Voor dien gevangene is de Ac tion Frangaisc juist, haar campagne begonnen. Hij had al eenigen tijd geleden oni zijn invrijheidstelling gevraagd, maar we achtten het toen niet geschikt aan zijn verzqek te voldoen." De Camelot: „Er is nu een precedent, wil dus on derzoeken of niets zich ertegen verzet dat. ook Baleine profiteert van den maatregel ten aanzien van den heer Flachon genomen. Zoo ja, dan moet het onmiddellijk gebeuren, omdat hij al 13 van de 15 mnanden gezeten heeft. Doe dat dus en zend het dossier aan mijn Ka binetschef." De heer Tissier: „Zeer goed, mijnheer de President. Ik zal er over spreken met mijnheer Dislère." De Camelot: „Prachtig, maar denk er om dat dit gesprek geheel tusschen ons blijft, tusschen ons al léén." Do heer Tissier: „Heel goed, mijnheer de Presi dent." De Camelot: „Nu, tot ziens, mijn waarde direc teur, en dank u zeer." 's Avonds stond er in eenige couranten, dat cr een campagne tegen de regeering op touw gezet was. Den volgenden morgen telefoneerde, de Camelot. op nieuw. Hij drong er bij den heer Tissier sterk op ann den heer Baleine in vrijheid te stellen en deze. beloofde onmiddellijk naar Clnirvaux te seinen, dat men den gevangene op vrije voeten zou stellen. 's Namiddags belt de Camelot andermaal den di recteur op, hoort dat do heer Baleine vrij is en gelast een mededeeling aan de bladen te. zenden, waarin ge zegd wordt, dat de heer Briand, de minister van justi tie, nog voor zijn pleizierreisjo naar de Middellandsche zee, het besluit tot invrijheidstelling heeft geteekend en last gegeven heeft tot het onderzoeken van al de gevallen der overige politieke gevangenen! Het bericht verscheen in de couranten de Came lots hadden pret, toen de juiste toedracht in een door hen gehouden vergadering werd medegedeeld, Parijs lachte toen zij in de pers verscheen. De regeerings- blnden verklaarden het verhaal als een verzinsel en bewoorden, dat de heer Briand inderdaad vóór hij wegging, het besluit had geteekend.... maar nie mand hecht er geloof aan. In elk geval kan men uit deze vermakelijke histo rie, zij moge waar of verzonnen zijn, loeren, dat men voorzichtig moet zijn met telefonische gesprekken niet alleen als men staatsman is en ook niet slechts als het de eerste April is. Een telefoon blijft in dit opzicht altijd een verraderlijk toestel en in geval van twijfel doet men het best na afloop van het gesprek even na te vragen, met welk nummer men aangesloten is geweest. Men riep haar. En daarmee waren de gedachten aan den jongen kunstenaar verdreven. Zij ging met grooten tegenzin naar het gezelschap terug. Bergitzky, hoewel hij in den kring der heeren druk deelnam aan het gesprek, vergat geen oogenblik meer dat hij op zijn hoede moest zijn en voortdurend het doel, dat hij zicli gekozen had, in het oog moest hou den. liet gevaar dreigde van de zijde van Willi Baeh mann. Die was niet gewcnscht in het plan van Ber gitzky en hij moest dus onschadelijk gemaakt worden. Dat kon het beste door hem den steun van zijn ouders te ontnemen. Daarom was het noodig dat hij met den generaal sprak. Toen er na tafel een door elkaar geloop ontstond, nam Bergitzky den. arm van dén generaal. „Ik moet toch eens even in de andere kamers zien." In de erkerkamer bleef hij plotseling staan of hij een ingeving kreeg. „Hooggeachte generaal", zei hij, zijn witte foulard uit den zak van zijn jas halend, „u moet mij mijn openhartigheid niet kwalijk nemen, maar ik kan niet nalaten met u over een quaestie te spreken, die mij persoonlijk zeer bezighoudt." De heer Baehmann keek wat verwonderd op. maar hij boog toch beleefd en welwillend. „Neem als 't u blieft even plaats ik beu geheel tot uw dienst." „Al kan ik ook verder niets aanvoeren", begon Ber gitzky, „één ding moet toch toegegeven worden. Ik ben een voorzichtig man." I)e generaal knikte toestemmend. „Dat ben ik óók." „En u zult ook wèl begrijpen, dat niemand zoo in nig bedroefd is om onze treurige familieomstandighe den dan ik. Daarom ben ik dubbel voorzichtig." De generaal knikte deelnemend. „Natuurlijk, zeer begrijpelijk." „Waarde heer Baehmann", zei Bergitzky nu op meer beslisten toon, alsof hij alle bedenkingen na deze inleiding ter zijdo schoof, „ik heb een ontdekking ge daan, die voor u en mij persoonlijk zeer belangrijk is. EERSTE KAMER. In de vergadering van gisteren werden twee koloni ale wetsontwerepn aangenomen, alsook de wettelijke regeling van de erfgooierskwestie. De discussie over het. Bouwwetje, welke hierop volg de, werd geopend door den heer Van der Feltz (L-), die klaagde over de gevolgen der tweeledigheid in de volksschool. Spr. had geen bezwaar tegen subsidiee- ring, maar wèl tegen de wijze waarop subsidies wor den verstrekt. Spr. achtte den snellen vooruitgang van het bijzonder onderwijs sedert 1905 abnormaal; de onderwijskrachten zijn daar minderwaardig. Spr. was ook togen die druppelsgewijze subsidie, die gelijkma king beoogt. De regeering moest eens wat aani het openbaar en voorbereidend onderwijs gaan doen en aan de onderwijzers. I)e bevoordeeling van het bijzonder onderwijs was daarom ontijdig. Do kleine schooltjes worden nu be vorderd*. Verkeerd is het ook de bestaande scholen te subsidieeren. Spr. noemde de wijze, waarop het ontwerp in de Tweede Kamer tot stand is gekomen, zeer lichtvaar dig, een uiting van partij-politiek. De heer Van den Biesen (R. K.) verdedig de het ontwerp, llij o-ntkende, dat de bijzondere ou derwijzers minderwaardig zijn. Er zijn veel meer kleine openbare scholen clan kleine bijzondere scholen. Overal heeft het bijzonder onderwijs tekorten. Dus is het «ubsidic zeer noodig. Duizenden hebben bovendien geen vrede met het openbaar onderwijs, dnt. scharlaken rood wordt. De heer Woltjer (A. It.) sprak in denzelfden geest. De heer llovy (A. It.) herinnerde eraan, dat de heer Alberda van Eykenstein indertijd heeft gepleit voor wegneming van alle beletselen voor het bijzonder onderwijs. Dat is het doel van het aanhangig ont werp. De heer Ferf achtte zich verplicht om een enkel woord te spreken, waar hier het bijzonder onderwijs is verheven en het openbaar onderwijs is neergehaald. Dat geschiedt dan om eenigszins te excuseeren dat het geld voor het bijzonder onderwijs uit de schatkist wordt gehaald. De heer Lamsweerdo was 'tniet eens met den heer Ferf, dnt dit ontwerp in strijd zou zijn met de Grondwet. De minister van Binnenlnndsche Zaken, de heer Heemskerk, stelde tegenover het systematisch re- quisitoir van den heer Van der Feltz een verdediging. Spr. wees daarvoor op de nog bestaande en onbevredig de behoefte aan bijzonder onderwijs*. Tengevolge van dit ontwerp zullen er een aantal bijzondere scholen verrijzen, waarvan de behoefte smartelijk gevoeld is. Hot wetsontwerp schept geen rechtsgelijkheid, maai schept meer steun bij de voldoening aan de behoefte van bijzonder onderwijs. Voor gebrek aan onderwijzers behoeft op dit oogenblik geen vrees te bestaan. Een algemeene herziening heeft spr. niet willen be loven: wat werd er hem voor geboden? Niets. Noch dat de strijd dan uit zou zijn, noch dat men met- dit ontwerp zou medegaan. Natuurlijk zou 't spr. aangenaam zijn, met een grondige herziening van ons onderwijsstelsel te ko men, doch 't is beter daarmede te wachten totdat de Grondwet zul zijn behandeld. Het gevaar van kleine schooltjes op het platteland ducht spr. niet; dit wetsontwerp zal voornamelijk de groote steden ten goede komen. Do wet kuyper van 1905 had geen toeneming van het aantal kleine school tjes ten gevolge. Verwacht mag worden dat er in de steden wat meer groote bijzondere scholen komt^j. Voor de verhooging van de kosten van het ontwerp beroept spr. zieh op voorkomende gevallen van verhoo ging van begrootingsposten. Spr. releveert het geval met hot Schip van minister Cohen Stuart, daarbij op merkend, dat men nu niet moet denken, dat hij hier zegt wat er met een schip kan gebeuren. (Gelach). Op het advies van de Commissie van Rapporteurs over het amendement Van der Molen, had spr. niet te wachten, dat komt altijd achteraan, 'tls voorts een parlementair gebruik dat de Minister een amendement dat bestreden is, niet overneemt; maar de heer Kete laar zoido toen, dat hij 't wel kon doen en toen had spr. er geen bezwaar meer tegen. De vergadering werd verdaagd tot hedenochtend 11 uur, toen de replieken begonnen. TARTEFWET. De minister van Financiën, die gisteren met de commissie van voorbereiding voor de Tnriefwet. de be spreking hoeft voortgezet, wordt bij die conferentie terzijde gestaan door mr. A. Slotemaker, voormalig inspecteur der directe belastingen. Gemengd nlenws. KRANKZINNIG. De oud-ontvanger Rehm, die onlangs op den Rijs- w'ijkschen Weg nabij 's-Gravenliage in overspannen j toestand op een inspecteur van politie schoot en toen zelf werd verwond, is naar het krankzinnigengesticht te Loosduinen overgebracht. Ik ben tot de overtuiging gekomen, dat uw zoon Willi het plan heeft de hand te vragen van mijn kleindoch ter Ella. Ja hij is al vrij ver gegaan met zijn pogin gen om haar voor zieh te winnen." De generaal sprong verrast op, maar ging toen weer zitten. „Wat u zegt! Werkelijk? Kan het geen vergissing zijn?" „Neen. Er valt niet aan te twijfelen", ging Ber- girzky met passende waardigheid en op overtuigenden toon voort. „Nu zou ik het op zich zelf voor mijn dochter zeeT vereerend vinden als zij door een huwe lijk van Ella met uw zoon inniger met uw familie werd verbonden. Maar er zijn twee hindernissen, twee ernstige bezwaren, waar ik niet zoo maar over heen kan stappen. Dat verbiedt mij mijn verant woordelijkheidsgevoel en mijn waarheidsliefde.' ...Ju, hoor eens", zei Baehmann, die dit nieuws niet onaangenaam klonk, „op zich zelf zou ik. „Ja zeker, op zieh zelf viel Bergitzky in. „Het valt mij wat moeilijk uit te spreken wat ik zeggen moet. Begrijp mij goed. Ik wil voorkomen dnt mij of mijn dochter later verwijten worden gemaakt. ij hebben droefheid genoeg beleefd en ondervinden dat nég door mijn schoonzoon." „Zoo, zoo!" riep de generaal als geëlectriseerd. „Maar zou dan dit. „Het staat niet in mijn mac-ht daarop te antwoor den het is zeer moeilijk u dit te zeggen", zei Ber gitzky, zich voorover buigend en op het tapijt starend, alsof hij zijn droefheid voor den generaal wilde ver- l bergen, „Biekenbach was sinds lang een zieke man i reeds bij Ella's geboorte." j ,,lk dank u, meneer Bergitzky", riep de generaal, verlicht ademhalend'. „Ik dank u zeer voor deze waarschuwing. Dat zou een mooie geschiedenis ge worden zijn. Pardon! Uw zeer lief kleindochtertje neen, wij hadden daar niet aan gedacht. Men is zoo weinig gewoon aan zoo iets," „Dank den hemel er voor", zei Bergitzky, het hoofd weer oprichtend. „Maar ik heb nog een andere zware, zorg. die met deze aangelegenheid in het geheel niet HEVIGE BRAND. De bekende uitspanniiigsplaat.» „Halfweg het Kalf je" en de daarachter gelegen boerderij „Schoonzicht" ann den Amstel, even over de grens van Amsterdam, zijn gistermiddag geheel in de asch gelegd. Omstreeks hnlftwnal'f bemerkten voorbijgangers, dat het rieten dak van de boerderij „Schoonzicht" vuur vatte en weinig tellen daarna stond het geheele rieten dak in lichterlaaie. Het vuur greep zoo snel om zich heen, dot aan blusschen niet te denken viel. Oogonblikkelijk werden de bewoners gewaarschuwd. Een vrouw met een kindje van zes dagen, benevens vier kleine kinderen, werden in veiligheid gebracht. I >e bewoner was niet. thuis. Het vnnr, dat door den zeer sterkeu N.O. wind werd aangewakkerd, deelde zieh ook mede aan de non de straatzijde gelegen uitspanningsplaats „Halfweg het Kalfje." Hier wist men voorwerpen van waarde, antiquiteiten, zilver en meubelen nog in veiligheid to brengen. De brandweer van Nieuwer-Amstel werd gewaar schuwd, doch toen deze ter plaatse kwam met een en kele handspuit, viel cr niets meer te behouden. Beide woningen, benevens een groote hooiberg en een schuur brandden tot den grond af. De brand schijnt ontstaan te zijn, doordat een loodgieter met een vuurketel in verband staat. De familiën van mijn schoonzoon zijn wanhopig verward." De generaal luisterde weer oplettend. Wat kon dat worden „Biekenbach was oorspronkelijk een arm meisch, hij bezat hoegenaamd niets en het is dus begrijpelijk dat zijn studiejaren en de daarop volgende zeer moeilijk voor hem waren. Later heeft hij veel geld verdiend en dat ook tot een aardig vermogen opgezameld. Maar nadat hij ziek is geworden, is daarin een hedl- looze verwarring gekomen. Op het oogenblik weten wij, Fidelia en ik, in het geheel niet waar zij eigen lijk aan toe is. Ik ben daarom zeer bezorgd voor de toekomst van mijn dochter en kleindochter." „Luat ons het beste hopen", zei de generaal op staande en Bergitzky's hand nemend. „Ik dank u hartelijk voor uw openhartige mededeelingen en ik moet u daartegenover bekennen dat de vermogens- quaestie 'n belangrijke rol speelt bij 'n mogelijk hu welijk van mijn zoon ten zeer groote, ja beslissende rol. ZooaP het met onze financiën staat, moet hij een vrouw van vermogen trouwen, anders kan er vuu een huwelijk niets komen. En op dien grond moet hij dus zijn plannen ten opzichte van Ella opgeven. Ik hoop maar niet dat het tusschen hen beiden al zoover gekomen is dat het tot. moeilijkheden zal leiden, maar jonge lieden nu...." Bergitzky lachte. ,.Ik geloof ook niet, dat er irt onzen tijd nog iemand aan een gebroken hart sterft. Mijn kleine fee zeker niet. Bij haar heet het natuurlijk: uit de oogen uit het hart." „Dan veel dank voor uw vertrouwen", zei de gene raal op hartelijken toon. „De vader of de ouders laat ons zeggen, spreken toch ook een woordje mee.' „Ongetwijfeld!" Bergitzky beantwoordde den handdruk met groote warmte. Toen trok hij zijn gezicht in ernstige plooi en. „Beste generaal, wat wij hier gemeenschappelijk besproken hebben, blijft natuurlijk onder ons. Tk zou. niet graag willen...." v {Wordt vervalgd.),

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1