DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN.
Om het koude goud.
No. 98
Honderd en veertiende Jaargang.
1912
DONDERDAG
25 APRIL.
Stedelijk Museum.
FEUILLETON.
BIJ* JVENLA1VÜ.
Marktpolitie
Gelegenheid tot bezichtiging tegen beta
ling van ÏO CENT per persoon op ZONDAG,
28 APRIL, a.s., 's middags Tan 1 tot 3 uur.
Het Is Terboden In de lokalen te rooken.
Ingang: BBEED8TUAAT.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
van heden af de aanvoer van vee ter markt alleen
mag plaats hebben door de Honttilstraat
van «le zijde Tan Koningsstraat, Pieterstraat
en Peperstraat en dat aanvoer vóór des morgens
6 uur ten strengste is verboden.
Alkmaar, 22 April 1912.
Burgemeester en Wethouders van Alkmaar,
G. RIPPING. Voorzitter.
L. VAN DER VEGT, lo. Secretaris.
DRANKWET.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van ALK
MAAR brengen ter algemeene kennis, dat bij hun
college is ingekomen een verzoekschrift van J. VAN
DER HIMST, te Castricum, om verlof tot den ver
koop van alcoholhoudenden anderen dan sterken drank
in het perceel Omval, F 5.
Binnen twee weken na deze bekendmaking kunnen
tegen het verleenen van het verlof schriftelijk bezwaren
worden ingediend.
Alkmaar, 24 April 1912.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
G. RIPPING, Voorzitter.
L. VAN DER VEGT, lo. Secretaris.
ALKMAAR, 24 April.
Herinnert men zich Victor Flachon, uitgever van
de Parijsehc Lanterno en berucht geworden wegens
het begaan van afschuwelijke feiten?
De man kreeg voor zijn weerzinwekkende misdrij
ven een jaar gevangenisstraf. En dezer dagen werd
hij voorwaardelijk in vrijheid gesteld.
„Zijn gezondheid was zoo slecht," heette het in het
regeer i ngska mp.
„Hij is een invloedrijk man, een toonaangever der
radicaal-socialisten en heeft „machtige beschermers"
zeiden de anderen.
„Het is een schandaal," meenden de camelots du
Roi, de koningsventers, „zoo 'n vuilpoets wordt losge
laten en onze mannen, die slechts politieke misdrijven
begaan, moeten hun straf tot het einde toe uitzitten."
En Dinsdag' j.l. werd de camolot du Roi Baleino,
veroordeeld wegens beleediging van een rechter, op
vrije voeten gesteld, terwijl andere dergelijke maatre
gelen werden aangekondigd.
De protesten in de uiterste rechtsehe en linksche
pers schenen dus te hebben geholpen, de regeering had
blijkbaar eieren voor haar geld gekozen en na do voor
waardelijke invrijheidsstelling van den onzedelijken
man, de zelfde gunst aan politieke gevangenen deel
achtig doen worden.
Evenwel het schijnt, flat er iets anders achter zit,
dat de regeering niet uit eigen beweging tot de in
vrijheidstelling van den lieer Baleine is overgegaan.
De Action frnncaise, het orgaan der jonge royalisten,
discht namelijk een verhaal op, te mooi om niet waar
te zijn. Volgens deze voorstelling is de regeering er
in geloopen en wel op de volgende wijze:
Twee camelots hadden in een café het ministerie
van justitie telefonisch opgescheld. De een gaf zich
uit voor den secretaris van den minister-president, en
vroeg naar den directeur van het. kabinet van den mi
nister van justitie. Toen de geroepene, de heer Tis-
sier, voor het toestel verscheen, telefoneerde de ande-
Roman uit het Duitsch
van
GEORG HARTWIG.
20) -o-
Onder al degenen, die hier om de tafel zaten was
zij uiterlijk de mooiste en toch voelde zij zich de aller
armste.
Zij verlangde naar vrijheid, weg uit deze benauwen
de atmosfeer, waar niets dan kleinzieligheid en opper
vlakkigheid regeerden. Kon zij zich toch van dit alles
losmaken, zich vrij bewegen, in de wereld staan opdat
haar kracht zou groeien, haar vrede grooter, haat
liefde rijker zou worden!
Ute kon dat. glijden der naalden, steeds maar weer,
altijd hetzelfde en dat geklets over niets dan alle
daagschlieidjes niet meer verdragen.
Zij stond op en ging de kamer uit. Daar waar Willi
Baehmann de hand van Ella gekust, had, in den erker,
stond zij en keek de straat in, terwijl zij het. voorhoofd
tegen het raam drukte.
Een groot verlangen was er in haav hart: zelfstaal
dig te zijn, meesteres over zich zelf te zijn verlan
gen naar begrepen-worden, naar medegevoel.
En midden in dit pijnlijke verlangen, verscheen eer
lichtpunt voor haar blik: het rijk der kunst. Daar
heerschte geen dwang, daar was niet alles conventie
en berekening en kleinzieligheid, daar heerschten de
persoonlijke wil en het eigen kunnen daar was
edele strijd, waarin het gold overwinnen of ondergaan.
En al was het eind ondergaan, dan nog was het een
fier en bewonderenswaard einde.
Zij dacht aan den man, dien zij nog pas bezocht,
had, die uit steen een prachtige groep gehouwen had
Wat wat hij rijk, wat was hij gelukkig en zij daar
tegenover zoo arm, zoo zwak, niet tot iets groots in
staat.
re camelot, daarbij de stem van den minister-presi
dent nabootsende, maakte eerst een praatje over het
gesuis op de lijn, waarop de heer Tiseier de opmerking
volgen liet, dat hij er ook veel last van had en zelfs
de stem van den minister-president niet herkende.
Hierna ging de pseticlo-miniRter-prosident aldus
voort
„In verband met de afwezigheid van den heer Bri-
nnd wojisch ik uitvoerig te worden ingelicht aangaan
de het volgende: ik vernam namelijk uit betrouwbare
bron, dat sommige lichamen en vooral sommige kran
ten (niet alleen die van rechts, dat is natuurlijk, maar
eok sommige die de regeering welgezind zijn of zich
daarvoor uitgeven) van plan zijn ee-n campagne tegen
de regeering te beginnen door gebruik te maken van
liet gevaPFlachon.
De lieer Tissier: Mijnheer de President, liet dossier
heb ik juist op mijn bureau. Sommige bladen zijn
reeds een campagne begonnen, onder meer de Action
Franqaise. Dit blad had gistermorgen een zeer heftig
artikel van Leon Daudet tegen meneer Briand per
soonlijk. Meneer Briand is zeer onaangenaam getrof
fen door deze voorvallen. We hebben een telegram
laarover van hem ontvangen met opdracht otn maar
toe te geven."
De Camelot: „Ik weet er alles van. Ook die ma
nifestatie van Zondag maar dat komt er allemaal
niet op aan."
De heer Tissier: „Pardon, mijnheer de President,
maar volgens de inlichtingen die ik krijg, heeft deze
manifestatie op het publiek veel indruk gemaakt. Wat
Flachon betreft, kunt u genist zijn: we hebben het
zoo ingepikt, dat alles in orde is. De heer Flachon is
n het geheel niet bevoorrecht, maar heeft geprofi
teerd van een wettelijke bepaling. Trouwen»; zou zijn
zwakke gezondheid niet hebben toegelaten dat hij nog
anger in de gevangenis bleef."
De Camelot.: „Als die zaak don geregeld is, kom
k u vragen welke maatregelen we zouden kunnen ne
men ten aanzien van de politieke gevangenen, dat wil
zeggen: men onderzoeke speciaal het dossier van eiken
gevangene, die op hetzelfde recht zou kunnen aan-
praak maken."
De heer Tissier: „Mag ik mijnheer den President
even opmerken, dat een telephoongesprek misschien
niet heel veilig is; do di-aden hebben ooren! Als mijn
heer de President me toestaat. mijn auto staat
klaar. Ik kom dadelijk naar u toe."
De Camelot: „Merci, ik wil niet dat men weet dat
ik in dezen ben tussehenbeido gekomen, want in der
gelijke zaken moet het initiatief van den heer Briand
blijven. Nog eens dus: Ik wensch dat ge met welwil
lendheid elk dossier onderzoekt, om zoo goed mogelijk
een beslissing te nemen. A propos juist daarvan, ik
heb een paar notities voor me liggen en ik zie daarop
dnt een zekere Baleine al 13 van de 15 maanden heeft
uitgezeten. Hij zou dus ook zijn voorloopige invrij-
leidstelling kunnen eischen. Wees zoo goed eerst dat
geval te onderzoeken."
Do heer Tissier: „Voor dien gevangene is de Ac
tion Frangaisc juist, haar campagne begonnen. Hij
had al eenigen tijd geleden oni zijn invrijheidstelling
gevraagd, maar we achtten het toen niet geschikt aan
zijn verzqek te voldoen."
De Camelot: „Er is nu een precedent, wil dus on
derzoeken of niets zich ertegen verzet dat. ook Baleine
profiteert van den maatregel ten aanzien van den heer
Flachon genomen. Zoo ja, dan moet het onmiddellijk
gebeuren, omdat hij al 13 van de 15 mnanden gezeten
heeft. Doe dat dus en zend het dossier aan mijn Ka
binetschef."
De heer Tissier: „Zeer goed, mijnheer de President.
Ik zal er over spreken met mijnheer Dislère."
De Camelot: „Prachtig, maar denk er om dat dit
gesprek geheel tusschen ons blijft, tusschen ons al
léén."
Do heer Tissier: „Heel goed, mijnheer de Presi
dent."
De Camelot: „Nu, tot ziens, mijn waarde direc
teur, en dank u zeer."
's Avonds stond er in eenige couranten, dat cr een
campagne tegen de regeering op touw gezet was.
Den volgenden morgen telefoneerde, de Camelot. op
nieuw. Hij drong er bij den heer Tissier sterk op ann
den heer Baleine in vrijheid te stellen en deze. beloofde
onmiddellijk naar Clnirvaux te seinen, dat men den
gevangene op vrije voeten zou stellen.
's Namiddags belt de Camelot andermaal den di
recteur op, hoort dat do heer Baleine vrij is en gelast
een mededeeling aan de bladen te. zenden, waarin ge
zegd wordt, dat de heer Briand, de minister van justi
tie, nog voor zijn pleizierreisjo naar de Middellandsche
zee, het besluit tot invrijheidstelling heeft geteekend
en last gegeven heeft tot het onderzoeken van al de
gevallen der overige politieke gevangenen!
Het bericht verscheen in de couranten de Came
lots hadden pret, toen de juiste toedracht in een door
hen gehouden vergadering werd medegedeeld, Parijs
lachte toen zij in de pers verscheen. De regeerings-
blnden verklaarden het verhaal als een verzinsel en
bewoorden, dat de heer Briand inderdaad vóór hij
wegging, het besluit had geteekend.... maar nie
mand hecht er geloof aan.
In elk geval kan men uit deze vermakelijke histo
rie, zij moge waar of verzonnen zijn, loeren, dat men
voorzichtig moet zijn met telefonische gesprekken
niet alleen als men staatsman is en ook niet slechts
als het de eerste April is. Een telefoon blijft in dit
opzicht altijd een verraderlijk toestel en in geval van
twijfel doet men het best na afloop van het gesprek
even na te vragen, met welk nummer men aangesloten
is geweest.
Men riep haar. En daarmee waren de gedachten
aan den jongen kunstenaar verdreven.
Zij ging met grooten tegenzin naar het gezelschap
terug.
Bergitzky, hoewel hij in den kring der heeren druk
deelnam aan het gesprek, vergat geen oogenblik meer
dat hij op zijn hoede moest zijn en voortdurend het
doel, dat hij zicli gekozen had, in het oog moest hou
den. liet gevaar dreigde van de zijde van Willi Baeh
mann. Die was niet gewcnscht in het plan van Ber
gitzky en hij moest dus onschadelijk gemaakt worden.
Dat kon het beste door hem den steun van zijn ouders
te ontnemen. Daarom was het noodig dat hij met den
generaal sprak.
Toen er na tafel een door elkaar geloop ontstond,
nam Bergitzky den. arm van dén generaal.
„Ik moet toch eens even in de andere kamers zien."
In de erkerkamer bleef hij plotseling staan of hij
een ingeving kreeg.
„Hooggeachte generaal", zei hij, zijn witte foulard
uit den zak van zijn jas halend, „u moet mij mijn
openhartigheid niet kwalijk nemen, maar ik kan niet
nalaten met u over een quaestie te spreken, die mij
persoonlijk zeer bezighoudt."
De heer Baehmann keek wat verwonderd op. maar
hij boog toch beleefd en welwillend.
„Neem als 't u blieft even plaats ik beu geheel
tot uw dienst."
„Al kan ik ook verder niets aanvoeren", begon Ber
gitzky, „één ding moet toch toegegeven worden. Ik
ben een voorzichtig man."
I)e generaal knikte toestemmend.
„Dat ben ik óók."
„En u zult ook wèl begrijpen, dat niemand zoo in
nig bedroefd is om onze treurige familieomstandighe
den dan ik. Daarom ben ik dubbel voorzichtig."
De generaal knikte deelnemend.
„Natuurlijk, zeer begrijpelijk."
„Waarde heer Baehmann", zei Bergitzky nu op
meer beslisten toon, alsof hij alle bedenkingen na deze
inleiding ter zijdo schoof, „ik heb een ontdekking ge
daan, die voor u en mij persoonlijk zeer belangrijk is.
EERSTE KAMER.
In de vergadering van gisteren werden twee koloni
ale wetsontwerepn aangenomen, alsook de wettelijke
regeling van de erfgooierskwestie.
De discussie over het. Bouwwetje, welke hierop volg
de, werd geopend door den heer Van der Feltz (L-),
die klaagde over de gevolgen der tweeledigheid in de
volksschool. Spr. had geen bezwaar tegen subsidiee-
ring, maar wèl tegen de wijze waarop subsidies wor
den verstrekt. Spr. achtte den snellen vooruitgang
van het bijzonder onderwijs sedert 1905 abnormaal; de
onderwijskrachten zijn daar minderwaardig. Spr. was
ook togen die druppelsgewijze subsidie, die gelijkma
king beoogt. De regeering moest eens wat aani het
openbaar en voorbereidend onderwijs gaan doen en
aan de onderwijzers.
I)e bevoordeeling van het bijzonder onderwijs was
daarom ontijdig. Do kleine schooltjes worden nu be
vorderd*. Verkeerd is het ook de bestaande scholen te
subsidieeren.
Spr. noemde de wijze, waarop het ontwerp in de
Tweede Kamer tot stand is gekomen, zeer lichtvaar
dig, een uiting van partij-politiek.
De heer Van den Biesen (R. K.) verdedig
de het ontwerp, llij o-ntkende, dat de bijzondere ou
derwijzers minderwaardig zijn. Er zijn veel meer
kleine openbare scholen clan kleine bijzondere scholen.
Overal heeft het bijzonder onderwijs tekorten. Dus is
het «ubsidic zeer noodig. Duizenden hebben bovendien
geen vrede met het openbaar onderwijs, dnt. scharlaken
rood wordt.
De heer Woltjer (A. It.) sprak in denzelfden
geest.
De heer llovy (A. It.) herinnerde eraan, dat de
heer Alberda van Eykenstein indertijd heeft gepleit
voor wegneming van alle beletselen voor het bijzonder
onderwijs. Dat is het doel van het aanhangig ont
werp.
De heer Ferf achtte zich verplicht om een enkel
woord te spreken, waar hier het bijzonder onderwijs is
verheven en het openbaar onderwijs is neergehaald.
Dat geschiedt dan om eenigszins te excuseeren dat het
geld voor het bijzonder onderwijs uit de schatkist
wordt gehaald.
De heer Lamsweerdo was 'tniet eens met
den heer Ferf, dnt dit ontwerp in strijd zou zijn met
de Grondwet.
De minister van Binnenlnndsche Zaken, de
heer Heemskerk, stelde tegenover het systematisch re-
quisitoir van den heer Van der Feltz een verdediging.
Spr. wees daarvoor op de nog bestaande en onbevredig
de behoefte aan bijzonder onderwijs*. Tengevolge van
dit ontwerp zullen er een aantal bijzondere scholen
verrijzen, waarvan de behoefte smartelijk gevoeld is.
Hot wetsontwerp schept geen rechtsgelijkheid, maai
schept meer steun bij de voldoening aan de behoefte
van bijzonder onderwijs. Voor gebrek aan onderwijzers
behoeft op dit oogenblik geen vrees te bestaan.
Een algemeene herziening heeft spr. niet willen be
loven: wat werd er hem voor geboden? Niets. Noch
dat de strijd dan uit zou zijn, noch dat men met- dit
ontwerp zou medegaan.
Natuurlijk zou 't spr. aangenaam zijn, met een
grondige herziening van ons onderwijsstelsel te ko
men, doch 't is beter daarmede te wachten totdat de
Grondwet zul zijn behandeld.
Het gevaar van kleine schooltjes op het platteland
ducht spr. niet; dit wetsontwerp zal voornamelijk de
groote steden ten goede komen. Do wet kuyper van
1905 had geen toeneming van het aantal kleine school
tjes ten gevolge. Verwacht mag worden dat er in de
steden wat meer groote bijzondere scholen komt^j.
Voor de verhooging van de kosten van het ontwerp
beroept spr. zieh op voorkomende gevallen van verhoo
ging van begrootingsposten. Spr. releveert het geval
met hot Schip van minister Cohen Stuart, daarbij op
merkend, dat men nu niet moet denken, dat hij hier
zegt wat er met een schip kan gebeuren. (Gelach).
Op het advies van de Commissie van Rapporteurs
over het amendement Van der Molen, had spr. niet te
wachten, dat komt altijd achteraan, 'tls voorts een
parlementair gebruik dat de Minister een amendement
dat bestreden is, niet overneemt; maar de heer Kete
laar zoido toen, dat hij 't wel kon doen en toen had
spr. er geen bezwaar meer tegen.
De vergadering werd verdaagd tot hedenochtend 11
uur, toen de replieken begonnen.
TARTEFWET.
De minister van Financiën, die gisteren met de
commissie van voorbereiding voor de Tnriefwet. de be
spreking hoeft voortgezet, wordt bij die conferentie
terzijde gestaan door mr. A. Slotemaker, voormalig
inspecteur der directe belastingen.
Gemengd nlenws.
KRANKZINNIG.
De oud-ontvanger Rehm, die onlangs op den Rijs-
w'ijkschen Weg nabij 's-Gravenliage in overspannen
j toestand op een inspecteur van politie schoot en toen
zelf werd verwond, is naar het krankzinnigengesticht
te Loosduinen overgebracht.
Ik ben tot de overtuiging gekomen, dat uw zoon Willi
het plan heeft de hand te vragen van mijn kleindoch
ter Ella. Ja hij is al vrij ver gegaan met zijn pogin
gen om haar voor zieh te winnen."
De generaal sprong verrast op, maar ging toen weer
zitten.
„Wat u zegt! Werkelijk? Kan het geen vergissing
zijn?"
„Neen. Er valt niet aan te twijfelen", ging Ber-
girzky met passende waardigheid en op overtuigenden
toon voort. „Nu zou ik het op zich zelf voor mijn
dochter zeeT vereerend vinden als zij door een huwe
lijk van Ella met uw zoon inniger met uw familie
werd verbonden. Maar er zijn twee hindernissen,
twee ernstige bezwaren, waar ik niet zoo maar over
heen kan stappen. Dat verbiedt mij mijn verant
woordelijkheidsgevoel en mijn waarheidsliefde.'
...Ju, hoor eens", zei Baehmann, die dit nieuws niet
onaangenaam klonk, „op zich zelf zou ik.
„Ja zeker, op zieh zelf viel Bergitzky in. „Het
valt mij wat moeilijk uit te spreken wat ik zeggen
moet. Begrijp mij goed. Ik wil voorkomen dnt mij
of mijn dochter later verwijten worden gemaakt. ij
hebben droefheid genoeg beleefd en ondervinden dat
nég door mijn schoonzoon."
„Zoo, zoo!" riep de generaal als geëlectriseerd.
„Maar zou dan dit.
„Het staat niet in mijn mac-ht daarop te antwoor
den het is zeer moeilijk u dit te zeggen", zei Ber
gitzky, zich voorover buigend en op het tapijt starend,
alsof hij zijn droefheid voor den generaal wilde ver-
l bergen, „Biekenbach was sinds lang een zieke man
i reeds bij Ella's geboorte."
j ,,lk dank u, meneer Bergitzky", riep de generaal,
verlicht ademhalend'. „Ik dank u zeer voor deze
waarschuwing. Dat zou een mooie geschiedenis ge
worden zijn. Pardon! Uw zeer lief kleindochtertje
neen, wij hadden daar niet aan gedacht. Men is
zoo weinig gewoon aan zoo iets,"
„Dank den hemel er voor", zei Bergitzky, het hoofd
weer oprichtend. „Maar ik heb nog een andere zware,
zorg. die met deze aangelegenheid in het geheel niet
HEVIGE BRAND.
De bekende uitspanniiigsplaat.» „Halfweg het Kalf
je" en de daarachter gelegen boerderij „Schoonzicht"
ann den Amstel, even over de grens van Amsterdam,
zijn gistermiddag geheel in de asch gelegd. Omstreeks
hnlftwnal'f bemerkten voorbijgangers, dat het rieten
dak van de boerderij „Schoonzicht" vuur vatte en
weinig tellen daarna stond het geheele rieten dak in
lichterlaaie. Het vuur greep zoo snel om zich heen,
dot aan blusschen niet te denken viel.
Oogonblikkelijk werden de bewoners gewaarschuwd.
Een vrouw met een kindje van zes dagen, benevens
vier kleine kinderen, werden in veiligheid gebracht.
I >e bewoner was niet. thuis.
Het vnnr, dat door den zeer sterkeu N.O. wind
werd aangewakkerd, deelde zieh ook mede aan de non
de straatzijde gelegen uitspanningsplaats „Halfweg
het Kalfje." Hier wist men voorwerpen van waarde,
antiquiteiten, zilver en meubelen nog in veiligheid to
brengen.
De brandweer van Nieuwer-Amstel werd gewaar
schuwd, doch toen deze ter plaatse kwam met een en
kele handspuit, viel cr niets meer te behouden. Beide
woningen, benevens een groote hooiberg en een schuur
brandden tot den grond af. De brand schijnt ontstaan
te zijn, doordat een loodgieter met een vuurketel
in verband staat. De familiën van mijn schoonzoon
zijn wanhopig verward."
De generaal luisterde weer oplettend. Wat kon dat
worden
„Biekenbach was oorspronkelijk een arm meisch, hij
bezat hoegenaamd niets en het is dus begrijpelijk dat
zijn studiejaren en de daarop volgende zeer moeilijk
voor hem waren. Later heeft hij veel geld verdiend
en dat ook tot een aardig vermogen opgezameld.
Maar nadat hij ziek is geworden, is daarin een hedl-
looze verwarring gekomen. Op het oogenblik weten
wij, Fidelia en ik, in het geheel niet waar zij eigen
lijk aan toe is. Ik ben daarom zeer bezorgd voor de
toekomst van mijn dochter en kleindochter."
„Luat ons het beste hopen", zei de generaal op
staande en Bergitzky's hand nemend. „Ik dank u
hartelijk voor uw openhartige mededeelingen en ik
moet u daartegenover bekennen dat de vermogens-
quaestie 'n belangrijke rol speelt bij 'n mogelijk hu
welijk van mijn zoon ten zeer groote, ja beslissende
rol. ZooaP het met onze financiën staat, moet hij
een vrouw van vermogen trouwen, anders kan er vuu
een huwelijk niets komen. En op dien grond moet hij
dus zijn plannen ten opzichte van Ella opgeven. Ik
hoop maar niet dat het tusschen hen beiden al zoover
gekomen is dat het tot. moeilijkheden zal leiden, maar
jonge lieden nu...."
Bergitzky lachte.
,.Ik geloof ook niet, dat er irt onzen tijd nog iemand
aan een gebroken hart sterft. Mijn kleine fee zeker
niet. Bij haar heet het natuurlijk: uit de oogen uit
het hart."
„Dan veel dank voor uw vertrouwen", zei de gene
raal op hartelijken toon. „De vader of de ouders laat
ons zeggen, spreken toch ook een woordje mee.'
„Ongetwijfeld!"
Bergitzky beantwoordde den handdruk met groote
warmte. Toen trok hij zijn gezicht in ernstige plooi
en. „Beste generaal, wat wij hier gemeenschappelijk
besproken hebben, blijft natuurlijk onder ons. Tk zou.
niet graag willen...." v
{Wordt vervalgd.),