DAGBLAD VOOR ALKMAAR EN OMSTREKEN. Om het koude goud. Honderd en veertiende Jaargang. 1912 cUzH&&Z<f V R IJ D A G 3 M EI. FEUILLETON. BINNENLAND. No. 105 Telefoonnummer 3. Deze Courant wordt eiken avond, behalve op Zon- en feestdagenuitgegeven. Abonnementsprijs per 3 maanden voor Alkmaar f0,80; franco door het geheele Rijk f 1,— Afzondei lijke nummers 3 Cents. Prijs der gewone advertentiën Per regel f0,10. Bij groote contracten rabat. Groote letters naar plaatsruimte. Brieven franco aan de N. V. Boek- en Handelsdrukkerij v/h. HERMs. CÖSTER ZOON, Voordam C9. AARSCHE RANT. Den Italianen moet het slechter gaan. Ik hoor dat hun reservetroepon aan het muiten zijn en naar huis terug willen. U moest me eens bezoeken. -Ik kan instaan voor uwe veiligheid. Do machinerie der burgerlijke regee ring werkt uitnemend en de sjeiks erkennen het gezag der ambtennren, hetgeen vroeger nooit voorkwam. De regeering dat ben ik is sterk genoeg om, zonder morren te hooren, doodstraffen ten uitvoer te kunnen leggen, maar zij tracht met mildheid en rechtvaardig heid te besturen, en daarmee aanhankelijkheid en on derdanigheid te verwerven. De Arabieren verheugen zich over den oorlog, omdat deze hun eenheid onder het gezag van den khalif bracht. Uwe couranten spreken over onze dapperheid. Maar dat is een woord, dat wij niet kennen, wijl de mannen en vrouwen, die rondom kampeeren, den dood zingend tegemoet gaan. Ik schaam me, dat ik door jullie als een uitzondering beschouwd en een held genoemd wordt. Overigens is een eerlijk, harstochtelijk gevecht gemakkelijker te doorstaan dan de zorg om duizenderlei kleine dingen, waarmee ik me bezighouden moet. Dezer dagen kreeg ik een brief van den sjeik der Senoessie, welke mij groot genoegen deed en nieuwe blijdschap in het kamp verwekte. Ik beantwoordde het schrijven met geschenken en zond twee kameel- lasten zijde, vier kameellasten batist, 40 kilo thee, 200 kilo suiker, 20 lasten rijst, 20 lasten koren, een muil dier, wapens en munitie. Ge ziet, hoe rijk ik gewor den ben! Vandaag had er een voorpostenschermutse- ling plaats en eindelijk zond ik eenlge stammen uit om tot den aanval over te gaan. Ik. ben trotsch op deze inenscken. Zij schieten voortreffelijk op 300 meter treffen er vier van de vijf schoten maar ze zijn soms net kinderen, bezoeken me in mijn tent en stellen mijn geduld met allerlei vragen zwaar op de proef. Water hebben wij genoeg en wij hebben niet alleen aan voedsel wat noodig is, maar dikwijls zelfs Ilollandsche kaas en auanast. 5 sanitaire afdeelingen zorgen voor onze gezondheid. Ilior alleen heb ik 750 ziekbedden, maar de Arabieren maken er slechts ma tig gebruik van. In drie dagen rust na het gevecht kunnen ze hun wonden heelen. Aan geldmiddelen zal ik weldra 75 miLli®en pond hebben en aan provisies genoeg voor twee jaar. Dus behoeven we naar den vrede niet te verlangen. De Italianen ontkennen, dat zij nederlagen of ver liezen lijden. Waarom laten ze dan steeds weer door het Duitsche gezantschap bij mij vragen of die graaf of die officier levend dan wel dood in mijn handen gevallen is? Ik weet dat zij mijn, hoofd zeer hoog schatten en dat zij het willen hebben maar goed koop zullen ze het niet krijgen. De heeren overschat ten me echter, want nu de raderen der machine aan het rollen gebracht «ijn en de verdediging georgani seerd is, loopt alles uitstekend. Ik kan gemist wor den, omdat er onder mij bekwame jonge officieren zijn. Overigens heb ik mijn garde, die tusschen mij en den dood staan. Vóór alles vertrouw ik op God. Erich Karlsson staan vreemd: in zijn zwarten rok en toch ook zoo bekend. Hij hield de oogen op haar gevestigd. Wat moest Karlsson hier? dacht Ute met verba zing. Wat zocht hij hier? Hoe kwam hij er toe den hoogen entreeprijs te betalen, dien hij zoo vaak een verkwisting genoemd had? Zij dacht een oogenblik, dat hij haar zocht. Zij hoopte het voor zichzelf, zij vreesde het voor hem, want hij zou het. in deze krin gen als onbekend, arm beeldhouwer niet gemakkelijk hebben. Dat wist Ute maar al te goed. En terwijl zij dit dacht, knikte zij hem even toe. Was het oen aanmoediging? Was het een waarschu wing Zijn blik, die de hare ontmoette, werd somberder. Hij boog even en verd'ween. Zij haalde verlicht adem. Hij had gelijk hij pas te hier niet met zijn fijn gevoel. Weldra zou er cham pagne gedronken en zouden onbenullige toasten gesla gen worden. Xietswaardige oppervlakkigheden overal in de zaal dat was niets voor den hoogstaanden Karlsson. Maar toch Ute's wangen werden onwillekeurig rood! het kon zijn, dat hij straks, midden onder den dans plotseling naast haar zou staan. Hij had dan hetzelfde recht om haar ten dans te vragen als ieder ander. Dan zou zij eenige seconden, ja misschien zelfs minuten in zijn armen.... De heer von Konniges stond voor haar. „Wij hebben het zeer betreurd", zei hij op het too- f neel wijzend, „dat wij u daar vahavond ook niet heb ben mogen bewonderen en toejuichen." „Kom, meneer von Ronniges", zei zij met dat koele in haar houding, dat zoovelen afschrikte om haar te naderen, „dat zal waarlijk niet zoo erg zijn. Ik ben er teu volle van overtuigd, dat het geheel er in het minnst niet door geleden heeft, nu ik niet mee deed." Hij boog even. „Dat zijn moeilijke vraagstukken", zei hij beleefd. „Wij willen ze echter maar hij die rekenen, np welke geen antwoord noodig is." Zij lachte even. POSTKANTOOR TE ALKMAAR. Lijst van de aan dit kantoor ter post bezorgde brie ven en briefkaarten, welke wegens onbekendheid van de geadresseerden niat zijn kunnen worden uitgereikt. 2e helft der maand April 1912. Brieven. Polak, Amsterdam. Ds. J. C. J. C. Smit, Helder. J. Zevenhuizen, Schoorldam. Briefkaarten. Kulkhorn, Amsterdam. M. Kerssens, Amersfoort. Buitenland. Emma Loos, Davos. Kathe Knmpmarin. Koln. Urnfrid Gabriel, New-York. ALKMAAR, 3 Mei. Onder de valsche berichten over den oorlog, was ook een mededeeling, volgens welke Enver-Beij, de Turksche aanvoerder in Tripolis, overleden zou zijn. De man is niet dood en hij schrijft brieven. Hij ver heugt zich in het. leven, gelijk blijkt uit hetgeen hij schrijft. Vanavond, zoo vertelt hij in een zijner laatste brie ven, is er vroolijkheid) in het kamp. Mijne Arabieren zingen hun eentonig liedi en klappen daarbij in de handen. Zij hebben hun dichters, die nieuwe liederen zingen van de dapperheid der Bedouïnen en de lafheid der Italianen, die nimmer dezen grond zullen bezitten. Eens vochten de stammen onder elkaar, nu kampeeren ze gezamenlijk, vormen één volk, één leger. Ik zelf kijk mijn rekeningen na en verheug me over mijn spaarzaamheid. In drie maanden heb ik voor mijn leger van meer dan 20.000 strijders en de admi nistratie-ambtenaren slechts 15.000 Turksche ponden (1 pond is 11) uitgegeven. De Italianen betalen wekelijks alleen 20.000 pond voor de kolen, welke hun vloot verbruikt. Wie zal het 't langst kunnen uithou den? Mijn positie is sinds de laatste gevechten guns tiger geworden. Nieuwe mannen met nieuwe gewe ren kwamen er. Ik heb bovendien kanonnen en ma chinegeweren in goeden staat op den vijand veroverd. Roman uit het Duitsch van GEORG HARTWJG. 271 -o— Mevrouw Bickenbach keek met ergernis naar het toilet van de doktersvrouw. Marie zag er jong uit en mevrouw Bickenbach voelde zich met haar veertig jaar oud naast haar. Fidelia, de bedroefde vrouw, zat naast haar vader, in wien men veeleer een grandseig neur als een dood armen bedrieger zou zien, die zijn schoonzoon trachtte uit te buiten. Tusschen haar ouders zat Ute de schoone, zij was ongetwijfeld de mooiste vrouw in de zaal, hoewel heel wat elegante dames hier tegenwoordig waren. Zij had een prachtigen ketting van paarlen om, niet om te pronken, maar omdat haar moeder er op had aan gedrongen. Het was een erfstuk van groote waarde van haar grootmoeder. Het gordijn ging op en neer en het gezelschap, dat hier, wijl het een liefdadigheidsvoorstelling gold, op zeer dure plaatsen zat, vermaakte zich schijnbaar zeer. Tot eindelijk het scherm opging en het heide roosje, weggevlucht achter groote rozenstruiken, op het tooneel stond. Het was een smaakvol, een sprook jesachtig tooneel. Groote bijval in de zaal. Dit was immers de be lichaamde poëzie! Vier maal moest het scherm op gaan en dalen voor men tevreden was. En toen ver schenen allen nogmaals, niet meer in de pose, maar vrij, voor het voetlicht, Ella naast Krochel. Terwijl zij boog om voor de hulde te danken, gleed haar krans uit het haar. Krochel nam hem op en behield hem. Ute, die diep medelijden met Ella gevoelde, hoewel zij deze gevoelens ouder vroolijkheid verborg, voelde plotseling een heftigen schrik. Bij het nu weer hel neerstroomende lieht zag zij bij den ingang duidelijk In het gevecht van heden hebben de Italianen twee kapiteins en verscheiden officieren verloren. Twee der heeren hadden veel geld bij zich, maar ik heb de bedragen ditmaal niet aan het Italiaansche mi nisterie van oorlog, maar dadelijk aan de families der gevallenen (die brieven bij zich hadden) gezonden, omdat ik van het ministerie tot dusverre niet vernam, dat het zulke gelden inderdaad aan de nagelaten be trekkingen doet toekomen. De wapenstilstand van vijftien dagen, dien de Ita lianen vragen, kan ik voor mijn persoon niet toestaan, reeds daarom niet, daar zij voortgaan, elders Turksche kuststeden lastig te vallen. De telegraaf verbindt mij thans met. Egypte en Tunis. Do groote mogendheden behoeven zich om den vre de niet te bekommeren'. Hier wordt toch doorgevoch ten, en alleen de erkenning, dat ze niet in staat zijn iets te bereiken, doet den Italianen onze kusten bom bardeeren. Onze natie zal dat weten te verdragen. Hare kinderen zullen, zonder te blozen, den naam Tri polis kunnen uitspreken-." De vertaler van dezen brief vóór een Duitsch blad, waaraan wij het bovenstaande ontleenden, voegt er aan toe, dat het onware bericht over den dood van Enver Beij op de volgende wijze moet worden ver klaard. Iemand wilde de premie, op diens hoofd ge steld, verdienen en bracht den valschen kop. Maar wanneer de krijgsgod zich een uitverkore ne koos, gaf hij hem veel geluk en dikwijls een lang leven. TWEEDE KAMER. in de vergadering van gisteren besprak de heer D e ■long h (U. L.) de drie bezwaren der regeering tegen grootere pantserschepen dan het voorgesitelde. Ze kunnen hier niet grooter gebouwd worden, zegt de Re geering-, doch er kunnen te Rotterdam heel wat groo tere op stapel gezet worden dan op de Rijkswerf. Voorts zou er geen dokgelegenheid hier of in Indië zijn, maar daarvoor is spr. niet bang bij de toenemende ontwikkeling der scheepvaart. Ook voor het bezwaar van te geringe diepgang in de haven van Soerabaja voelt spr. om dezelfde reden niets. De heer De Savornin Lohman (C.-H.) diende een motie in tot instelling van een staatscom missie, die een onderzoek moet instellen naar de beste wijze van verdediging van Indië onder de bestaande omstandigheid' en in verband met de Nederl. en kolo niale financiën. Deze Staatscommissie zou dan bin nen een door de Reg. te bepalen termijn rapport heb ben uit te brengen. Eenige discussie had dan plaats over de vraag, wanneer de motie zal worden toegelicht. Daarna sprak de heer Van Karnebeek (V. L.), die een dergelijke motie in den zin had. Hij achtte het voorgestelde schip ten eenenmale onvoldoende en 's ministers verdediging geenszins afdoende. Spr. was voor schepen van 15.000 ton, waaraan Indië me- debetaalt en medebetalen kan. De eerste groote sche pen wilde spr. echter in. het buitenland laten bouwen. Spr. gaf een kostenberekening per jaar voor den bouw van zulke schepen, als Indië de helft bekostigt. Ook de kosten van reparatie en onderhoud zullen ons mari nebudget niet te zwaar belasten, zoodat we met spr.'s stelsel binnen enkele jaren een eskader van 4 schepen van 15.000 ton krijgen tegen de 4 waardelooze schepen van den minister in 14 jaar. Spr. behandelde de beteekenis der ingediende motie en meent, dat de Staatscommissie in één jaar met haar onderzoek klaar kan zijn. De heer Jansen (U. L., Den Haag) bracht hulde aan de Staatscommissie van 1906 voor den spoed, dien zij heeft betracht. Spr. betreurde echter, dat, ofschoon haar adviezen reeds vier jaren geleden zijn uitgeko men, nog de adviezen er niet zijn van do ministers van koloniën en marine. Alleen de adviezen van den com mandant der Indische zeemacht en van den gouver neur-generaal zijn door den minister van koloniën overgelegd. De raad van defensie heeft slechts advies gegeven over het schip, niet over eenig stelsel. De jongere zeeofficieren zijn voor de torpedovloot, de ouderen voor de artillerievloot. Spr. was voor een ar- tilleriwloot. De hoer Duymaer van Twist (A.-R.) wees er op, dat opvolgende ministers een airtillerievloot hebben gewenscht. Het sterkst het kabinet-De Mees ter met een vlootplan voor 25 jaar. kostende 90 milli- oen. Minister Cohen Stuart wilde 4 groote pantser- schepen, die in de haven van Soerabaja konden bin- nenloopcm. Ook in toonaangevende marinekringen wil men een artillerievloot. Ook andere landen en niet alleen de groote mogendheden beschikken over pantserschepen. Spr. wilde voor Indië een zelfstandi ge marine met torpedomnterieel en een eskader van groote pantserschepen, die steeds voldaan hebben, ook in den Russ is ch- Ja pan sch e n oorlog. Hoe groot de tonnenmaat moet zijn, liet spr. aan de deskundigen over. Wij moeten echter niet meer uitgeven dan 1.200,000 gld. per jaar, terwijl Indië in grooter mate moet bijdragen. Voordat echter tot den bouw van grootere schepen kan worden overgegaan, zijn vele be zwaren te overwinnen, is vóór-onderzoek noodig, o. a. betreffende de diepgang van de haven van Soerabaja. Zulk een onderzoek wenscht ook de minister. De aan bouw van groot materieel moet echter in tusschen niet stilstaan. Voor dc Nederlandsche kust'blij ft bet noo dig. De Kortenaers zijn daarvoor niet voldoende. Daarom is spreker voor het pantserschip, dat de mi nister voorstelt. En wie voor de Zeven Provinciën stemde, kan ook voor dit schip stemmen. Do heer Thomson (U. L.) was voor de motie, als zij bedoelt een staatscommissie met overwegend Indisch element, die de verdediging van Indië onder zoekt in haar geheel. Van een onderzoek zoo opgevat verwachtte spr. geen voorstellen tot uitvoering van grootsche plannen. Het debat over het voorgestelde schip is uitgeput. Over dit schip is geen ernstigen strijd meer te voeren. De heer De Savornin Lo-hman betoogde dat Indië een zelfstandige positie moet verkrijgen. Ook in dien zin, dat. het zich naar buiten verdedigen kan. Een schandelijke verwaarloozimg zou het zijn Indië bloot te stellen aan de verovering van eiken ver overaar. Een artillerievloot uit schepen als het voor gestelde schip bestaande, is ten eenenmale onvoldoen de. De Minister oordeelt een torpedovloot onvoldoen de. Daarom moet onderzocht worden wat dan wel voldoende is. De Commissie moet werken met een niet. Neder- landschen spoed en dat kan, wanneer men personen kiest, die over behoorlijk vrijen tijd beschikken om de ze dringende zaken ten einde te brengen. Binnen een jaar bijvoorbeeld kan men dan een advies hebben, waar men iets aan heeft, 't Is niet een tegen de Regeering „En die ook geen antwoord waard zijn", zei ze. „Want wat gegeven werd, was zoo mooi. Hij liet haar niet uitspreken, doch viel haar in de rede „Dat men zijn jeugd zou terugwerischen om ten minste één rondedans mee te kunnen doen. Maar de bloeiende tijd van het leven spoedt ras voorbij." Dokter Boden kwam op hen toe. Hij hield van het mooie, krachtige meisje; als zij zijn dochter geweest was, zou hij trotsch op haar geweest zijn. „Wel, beste Ute dus daar zien wij elkaar dan ook nog eens weer! Ga aanstonds eens naar Ella toe zij is wel een beetje moederlijke zorg waard." Fidelia, die de doktersvrouw nauwelijks groetend voorbij geruiseht was, kwam nog juist bijtijds in de kleedkamer om te voorkomeu dat Ella in tranen uit barstte. „Als je je zelf niet schaamt over dat geval met Willi, houdt je dan tenminste goed voor grootpapa en mij. Wees den heer von Krochel dankbaar, dat hij heeft meegewerkt om je voor het geklets der men- schen te redden." „Ja", zei Ella zacht, een armband. Kerstgeschenk van haar vader, om haar,arm glijden latend. „Maar ik moet toch niet veel van hem hebben. Ilij is zoo - ik weet niet. „En niemand weet iets tegen hem aan te voeren, dat geldig is", zei Fidelia. Daar kwam Ute en met open armen snelde Ella haar tegemoet en drukte haar blond kopje tegen l'te- schouder. „Waarom heb je niej meegedaan? Ik had daar alle hoop op." „Je weet het immers," zei Ute, haar tegen-zich-aan drukkend. „Ik wilde niet." „O! dat ik toch ook kon zeggen: ik wil niet," fluis terde Ella met een schuwen blik op haar moeder. „Lieve, goede Ute," ging zij toen snel voort, „zeg mij gauw, heb je iets van Willi gehoord?" „Niets. De Baehmanps spreken niet over hem." „Vertel mij toch eens doe maar net of je. een haarspeld in mijn haar steekt. I te waarom hij zoo snel vertrokken is? Ik durf er in huis niet naar te vragen. Heb je hem iets kwaads aangedaan, dat ik hem nu vergeten moet?" Ute voelde diep medelijden met Ella, die haar met haar kinderoogen angstig vragend aanstaarde. Zij legde haar arm om Ella's schouders. „Als het beter is, moet je hem inderdaad trachten te vergeten. Maar jij hebt hem niets aangedaan. Mis schien meent zijn vader dat hij nog te jong is om een huishouding op te zetten." „Maar als wi,j dan toch wachten," fluisterde Ella gejaagd. „Hopen en wachten heeft velen ongelukkig gemaakt" zei Ute snel en hard. Maar dadelijk daarop kuste zij Ella's voorhoofd. „Denk er nu niet aan. Wees vroolijk zoolang als je kunt." „Nog even wat," hield Ella vol. „Ik voél mij, nadat papa weg is, vaak zoo angstig. Grootpapa staat mij tegen. Papa hield heelemaal niet van hem. Ik ben bang voor hem om de waarheid te zeggen en ik begrijp niet waarom hij nu zoo lang blijft, waar hij vroeger bijna nooit kwam. Hij dwingt mij „Nu zullen de spelden wel vast zitten?" klonk Fide lia's stem scherp. „Komaan wij zijn de laats ten. die klaar zijn." Zij gingen de kleedkamer uit. Aan het eind van de zanl hoe kon het anders liep Ute langs de plaats waar Erieh Karlsson gestaan had. Haar oogen zochten overal, misschien dat hij nog uit het druk va-et-vien te voorschijn kwam. Hij zou het dan niet langer gevoelen, dat hij hier alleen was, hij zou ondervinden, dat zij zich niet schaamde met een armen kunstenaar te dansen in dit gezel schap. Zij zag hem echter niet meer. De jonge officier, die nu met zijn sporen rinkelend als tafelbuurman aan haar zijde trad en hals over kop verliefd werd op haar schoonheid en haar ïijkdom. had geen honger ideaal dan genot en een schitterende carrière op deze aarde te maken. Een zeer alledaagseh, oppervlakkig man,, zooals er zooveel zijn. (Wordt vervolgd)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Alkmaarsche Courant | 1912 | | pagina 1